Eh vergeef ons onze scbulden! Donderdag, 29 November 1883. JACHL BRIEVEN. Gemeente Schagen Bekendmakingen. 74.) XXXIII. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: SCHAOEN, Laan, B, 5. Langzamerhand is de gewoonte, om brieven te bewaren, teruggedrongen naar het kleine, stijve kamertje, waar de „oude jongejuffrouw" troont, en wordt er, indien een paar verliefde jongelui hunne epistels nog eens netjes opeen- hoopen in een sigarenkistje, hoogstens even gelachen om het nog niet genoeg afgekoelde enthousiasme, dat in elke kleinigheid eene reliquie ziet. Ik stom het toede gewoonte, om al dat verliefde ge krabbel te bewaren, is minstens even laf als dwaas, en de zorgvuldigheid, waarmede de oude vrijster elk snippertje papier, dat aan haar adres gericht is, oppakt en verzorgt, is een bewijs te meer voor de kleingeestigheid, waarvan men de van de wereld afgestorven peettante beticht, Intusschen er is een middenweg tusschen de ver- scheurwoede, die den tegenwoordigen zakenman verteert, en de bewaarmanie, waaraan oude juffrouwen en verliefde jongelui mank gaan. Er is een middenweg, die weet te ziftendie verwerpt wat van volstrekt-tijdelijke waarde is, maar die in eere houdt wat, zelfs als herinnering, den geest nog kan opbeuren en veredelen en zulk.een middenweg waardeeren we als een van de goede dingen, die altijd uitzondering blijven. Brieven zijn niet, wat de meeste menschen beweren, slechts de dragers van schriftelijke mededeelingen. Er zijn er zoo veelze worden zelfs dagelijks bij hon derden, bij duizenden rondgezondenmaar ze laten ons hart koudzij oefenen op onzen persoon geen invloed uit. Het zijn dwarrelende mededeelingen, die ons noodig zijn, om het pijnlijk vraagstuk van het dagelijksch brood op te lossen, maar die ons buiten dat vraagstuk onverschillig blijven. Het zijn bastaardshet zijn brieven, zonder dat we hen als zoodanig willen erkenen, zonder dat we hen in al de rechten dier papieren kinderen willen laten treden. Zij heb- hen geen invloed op ons karakter. Brieven toch in den hoogsten zin des woords, brieven als tolken der vriendschap zijn te heilig, dan dat we hen door zooveel proza zouden willen ontwijden. „Brieven", zei ik dus, „zijn niet slechts de dragers van schriftelijke mededeelingen," zij hebben eene hoogere waarde als uitingen van liefde en vriendschap, 't zij ze van vreugde of van leed, van troost of teleurstelling spreken. Het zijn de spiegels van een karakter, dat ons dierbaar is, zij weerkaatsen getrouw de luimige scherts of den ee- nigszin3 zwaarmoedigen ernst, die zijn stempel heeft ge drukt op den geheelen persoon des schrijvers, en zij beu ren ons daardoor op of temperen onze al te dartele vroo- lijkheid. Zij hebben een grooten indruk op ons gemoedsleven omdat ze ons in aanraking brengen met de helder ingezette Wordt Vervolgd. s Alllltll Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB- TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STEKKEN èén dag vroeger. Burgemeester en Wethouders van Schagengelet op art. 265 der Gemeentewet. Brengen ter kennis van belanghebbenden, dat het door Heeren Gedeputeerde Staten op den 21en November j.1. goedgekeurde Suppletoir-kohier van den hoofdelijken omslag dezer gemeente en dat voor de belasting op de honden, dienst 1888 gedurende vijf maanden ter Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing is nedergelegd. Bezwaren tegen den aanslag kunnen binnen 3 maanden na den dag der uitreiking van het aanslagbiljet, bij den Raad, op onge zegeld papier, worden ingebracht. Schagen, den 27sten November 1888. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. LANGENBERG. de Secretaris, DENIJS. De Burgemeester der gemeente Schagen, brengt ter kennis van belanghebbenden, het navolgende De Commissaris des Konings in Noordholland; Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten van 21 November 1888 no. 14 Gelet op art. 11 der wet tot regeling der jacht en visscherij van 13 Juni 1857 (Staatsblad no. 87); Brengt ter kennis van belanghebbenden: dat voor Noordholland de sluiting der jacht op klein wild, met uitzondering van die op fazanten en houtsnippen, is bepaald op Zaterdag 15 December 1888, met zonsondergang, en de slui- ting der jacht op fazanten en houtsnippen op Maandag Roman van GR O R GR HöCKRR. En nu was zij vertwijfeld met haar kind zijn jongen, gelijk zij eens zoo gelukzalig hem toevoegde zoo over peinsde Wolf verstooten in de wereld de onbarm hartige wereld En misschien hadden de golven van het Comomeer, barmhartiger dan de ruwe, zelfzuchtige man, aan wien zij alles had opgeofferd, haar slanke gestalte liefkozend omspoeld, en haar getrokken naar de koele, donkere diepte, tot waar de menschelijke valschheid en arglistigheid nog niet waren doorgedrongen. En toen Wolf zoo ver was gekomen met zijne overdenkingen, liet hij de handen van het gelaat wegvallen. Hij stond van zijn stoel op en ging met slependen tred naar het venster. De herfst zon bescheen het landschap. Wolf hief het hoofd op en staarde naar den hemel. Maar dadelijk liet hij, door het zonlicht ver blind, den blik weder dalen en trad hij van het venster terug. Misschien was Antje reeds daar boven met haar zoou Waarom deze gedachte, die hem met zulk een verpletterende zwaarte drukte? Wanneer er daarboven een goede en rechtvaar dige rechter was, voor wien hij vroeger of later ook eenmaal moest verschijnen en wanneer deze hem dan vroeg naar het lot van de lieve, jonge vrouw wat dan? Wat zou hij dan ant woorden, wanneer er van hem rekenschap geeischt werd voor dit onschuldige, veelbewogen leven, dat zich vol vertrouwen aan hem had overgegeven en door hem was vernietigd geworden? Wolf, die tot nu zulk een levenslustig en door het geluk verwend mensch was geweest, was nu in zijn eigen oogen eensklaps oud en levenszat geworden. Het was hem te moede, alsof hij, in zijne ervaring tenminste, een grijsaard geworden was. Al datgene, wat hem tot nu begeerenswaard had toegesche nen, kwam hem nu zoo nuchter en mager voor! at was de luister van zijn naam, die uiterlijke eer, die hij tot heden had nagejaagd, in vergelijking met dat heilige, onschuldige vrou wenhart, hetwelk hij verstooten had En nog altijd schreed hij verder voort op de baan, die tot den afgrond moest voeren, Nog was het laatste bedrog niet voltooid, dat het werk van leugen en arglist moest btkronen. „Keer terug!" klonk het in zijn binnenste. „Keer terug, voor het te laat is, en gij geheel verloren zijt!" Maar bestond er dan jnogelijkheid, dat hij met al den goeden wil, die in dit oogenblik in zijn hart de bovenhand verkregen had, kon halt houden op het glibberig pad, op hetwelk hij nu reeds zoo ver naar beneden 31 December 1888, mede met zonsondergang; en dat alzoo op grond van het bepaalde bij het eerste lid van art. 27 der aangehaalde wet, het verkoopen, te koop uitstallen en vervoeren van hazen, korhoenders, patrijzen en kwartels, uiterlijk tot en met den 29sten December 1888 en van fazanten en houtsnippen tot en met den 14den Januari 1889, zal mogen plaats hebben. En zal dit besluit in het Provinciaal Blad worden geplaatst en voorts in iedere gemeente van Noordholland worden aangeplakt. Haarlem, 24 November 1888. De Commissaris des Konings voornoemd. (Get.) SCHORER. Schagen, 27 November 1888. De Burgemeester voornoemd. G. LANGENBERG. was gegleden? Speelde hij dan ook niet om zijn vaders lot, en niet alleen om zijn eigen? Moest hij niet, vrij van den invloed vaa alle zwakheid, verder gaan, naar het einddoel, waarnaar hij zoo vurig gestreefd had? Huiverde hij niet bij de gedachte aau de mogelijkheid dat hij gelijk een gewoon burgermensch voor zijn brood zou moeten werken? Was het dan mogelijk, dat bij al den hem omringenden'luister, al de voorrechten eener aan zienlijke geboorte kon opofferen voor iets denkbeeldigs? Want wat had de kalme vrede van een goed geweten veel meer te beteekenen voor de lichtzinnige wereld, met welke hij tot nu had omgegaan? En toch sprak eeu stem in zijn gemoed steeds luider en dringender tot hem. Hij zag nog altijd die blauwe, lieve oogen, die met zulk een vertrouwelijke innigheid hem hadden aange staard Hij zag nog altijd dien laatsten blik van Antje en die blik sneed hem nog door het hart. Ja, het moest anders worden. Neen, hij wilde niet zoo diep zinken, als er voor hem misschien nog geen ander mensch was gevallen. De toekomst mocht hem brengen, wat zij wilde, hij wilde ten minste weder goed maken, zoo veel er nog viel goed te maken. Toen Wolf dit besluit had genomen, gevoelde hij zich won derbaarlijk verlicht, en omdat hij zich zeiven en ziju zwak karakter niet ten volle vertrouwde, besloot hij dadelijk, handelend op te treden. Voor alle dingen moest de vreese'.ijke heerschappij, die de schurkachtige kamerdienaar zoowel over hem, als over zijn vader uitoefende, verbroken worden. Maar daartoe was het noodig, dat Wolf zich dienaangaande met zijn vader wist te verstaan. De laatste scheidsmuur tnsschen hen moest vallen. Wolf beloofde zich plechtig, zijn vader alles te bekennen, maar daar voor moest deze vertrouwen met vertrouwen beantwoorden. Hij zou zich niet openbaren aan den iechtenden zoon, maar aan den zondigen mensch, die evenals hij, in zijn hart grootelijks had gedwaald, en in rouw en boete wilden zij dan beiden met elkander trachten, het onrecht goed te maken, voor zoover dit nog goed te maken was, en vooral de kruipende slang van zich afschudden, die nu almachtig over huDne hesluiten was en hen steeds meer naar den afgrond der hel voerde. Weinige minuten later stond Wolf voor zijn vader. XXXIV. Een scherpe noordenwind joeg over wond en veld, met ruw, onbarmhartig geweld het laatste loof van de hoornen afschuddende en de kruin der dennen- en pijnboomen onzacht heen en weder slingerende. De hemel was bedekt met grauwe wolken, er was geen sterretje te zien. Het was een huiveringwekkend weder en het had al den schijn, alsof moeder natuur het met zich zelve oneenig was en nu toornig woedde tegen hare eigene kinderen. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.00. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIÉN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.15 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. In de goed verwarmde woonkamer zaten de molenaar Tobias Sturm en zijn vrouw zwijgend bij elkander aan de ruwe, eiken houten tafel. De olielamp verspreidde eeu behaaglijk licht door het ouderwetsch ingerichte vertrek, waar in den haard een heerlijk vuur brandde. Maar ook Tobias Sturm, de molenaar was zeer veranderd. Wel droeg hij het hoofd nog hoog en lag er oin zijn mond een trek van hardvochtigheid en verbolgenheid. Maar het was hem toch ook aan te zien, dat zijn levensdoel hem was ont vallen. Voor wien zou hij nog werken, sedert zijn eenig kind bij nacht en ontijde het ouderlijke huis was ontvlucht? Zijne bloedverwanten waren bovendien genoeg met aardsche goederen gezegend, en om zich af te sloven voor de in hun vuistje lachende erfgenamen, daartoe was Tobias Sturm niet de rechte man. Zoo was het er dan toe gekomen, dat zijn molen, die vroeger de meest winstgevende uit den omtrek was geweest, nu nog maar zeer weinig te doen had. Reeds lang hield Sturm geen molenaarsknecht meerhet weinige werk, dat hem nog gebracht werd, bezorgde hij zelf, maar met zulk een onvrien delijk en norsch gelaat, dat de een na den ander zijner klanten, die uit ouder gewoonte nog bij hem gebleven waren, voort bleef en het maalloon aan een ander te verdienen gaf, die een vriendelijker gezicht wist te zetten. Beiden, de molenaar zoowel als zijne vrouw zagen er vergramd en verouderd uit. Vooral was dit het geval bij zijn vrouw; zij zag er vervallen uit en haar gelaat was vermagerd. De oogen stonden flets van het vele weenen en hare ledematen beefden. Tobias Sturm had daar vrede mede. Hij wilde van de wereld niets meer weten, sedert zijn eenig kind hem het grievendste harteleed had berokkend. Wel is waar zeide hij het tegen nie mand, hoe zwaar hij nu nog, na jaar en dag, leed onder Antje's heimelijke vlucht. Maar (onwillekeurig sprak de in hem wroetende smart uit al zijn doen en laten; de vroeger zoo vroolijke en tevredene man was nu een onuitstaanbaar luimig mensch geworden, die zijne vrouw, die toch ook haar eigen leed had te dragen, het leven zuur genoeg maakte. Niets was hem meer goed te maken, op ieder en alles had hij wat aan te merken en te bedillen. Het meest ontevreden evenwel was hij op zich zei ven, maar telkens moest zijn zwaar beproefde vrouw de afleidster zijn voor zijn slechte luimen. Zijne vrouw droeg dat als eene beschikking des hemels. Zij was zelfs vroom geworden en las tot haar troost veel in haar gebedenboek. Het deed haar wel leed, dat haar man na zooveel jareu van een gelukkig huwelijksleven, eensklaps zoo geheelen al veranderd was, maar zij kon hem zijne barschheid toch ook wel vergeven; zij wist toch maar al te goed, onder welk ver driet hij gebukt ging.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1888 | | pagina 1