Alpieei Ni Zondag, 3 Februari 1889. 33ste Jaargang- Ho. 2269. M JLIliü? KIEZERSLIJSTEN. GRONDBELASTING. De GROOTE en de KLEINE PERS. Uitgever: J. WINKEL. Hurean: SCHAOKST. .Laan, li, 5. Gemeente Schagen Bekendmakingen. SCHAGER COURANT. hé- Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVik- TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STEKKEN èén dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f 0.16 Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. De Voorzitter van den Gemeenteraad te Schagen, noodigt bij deze, naar aanleiding van art. 7 der wet van 4 Juli 1850, (Staatsblad no. 37, gewijzigd bij art. VII der wet van 6 Novem ber 1887, (Staatsblad no. 193,) de manlijke inwoners der gemeente uit, om, zoo zij in eene andere gemeente in de personeele belas ting, dienst 1887/88, ter zake van hunne woning naar eene hoogore huurwaarde dan die, welke volgens art: 1, letter a. en b. van de wet van 24 April 1843 (Staatsblad no. 15), of in de grond belasting dienst 1888 in eene andere gemeente ot m meer ge meenten te zamen tot een bedrag van tenminste f 10.— zijn aangeslagen, daarvan door overlegging der voor voldaan geteekende aanslagbiljetten vóór den 15den Februari a. s. te doen blijken. Evenzoo worden uitgenoodigd de mannelijke inwoners der gemeente, hoofden van gezinnen of alleen wonende personen zijnde, die van don inwonenden eigenaar of eersten huurder van een woonhuis of afgezonderd gedeelte van het woonhuis, waarvan de huur waarde voor de personeele belasting ten minste op het dubbele gesteld is van bet laagste in deze gemeente voor den vollen aan slag vereisebto bedrag, zijnde f 24.—, gedurende 9 maanden, voorafgaande aan den löden Februari a.s., een gedeelte in buur hebben gehad en bewoond, waarvoor geen afzonderlijke aanslag in de personeele belasting geschiedt, maar waarvan de jaarlijksche huurwaarde, ongestoffeerd, in verhouding tot de belastbare huur waarde van het woonhuis of afgezonderd gedeelte van het woon huis geschat, het voormelde bedrag van f 24.bereikt, daarvan onder overlegging van de gevorderde bescheiden, vóór den löen Februari a.s. aangifte te doen. Ten slotte wordt herinnerd, dat de man geacht wordt te betalen den aanslag zijner vrouw in de grondbelasting, de vader dien zijner minderjarige kinderen, wegens de goederen, waarvan hij het vruchtgenot beett, en dat aanslagen in do grondbelasting wegens onverdeelde onroerende goederen, óók gelden voor den mede-eigenaar, wiens naam niet bij den aanslag in het kohier is vermeld, mits zijn aandeel in dien aanslag teu minste f 10,— bedraagt. De modellen voor de aangiften, bedoeld bij art. 1 letter C en het 4e lid van art. 7 in verband met art. 1. letter b. der wet zijn kosteloos ter secretarie dezer gemeente verkrijgbaar. Schagen, den 26 Januari 1889. De Voorzitter voornoemd, G. LANGENBERG. Roman van IDA BOY-Ed. 5.) II. Op dezen namiddag droeg mijnheer von Bentheim een zeer korte, licht grijze jas, een broek van donkere kleur, die zoo kort was, dat men van tijd tot tijd zijne rood gestreepte kou sen te voorschijn zag komen. Ook was hij versierd met een dikken bamboezen stok met gouden knop, terwijl zijne handen bedekt waren door geel glace-handschoenen. De zwart zijden hoed was natuurlijk bij dit costuum niet vergeten. Mary kon het niet nalaten, toen zij bij den chineeschen toren den wagen verlieten en in de bre'ede lanen wandelden, herhaaldelijk om te zien. De referendaris Heimburg, een bleek, blond, steeds gelukkig lachend jongmensch was naar Abigail toegekomen en vroeg in wel gekozen woorden, hoe de dames het feest bekomen was. „Verwacht mejuffrouw iemand?" vroeg hij hoffelijk, als was J ln dat geval bereid, dien iemand te halen, zooals hij ge woon was op de bals voor de dames waaiers, stoelen, ijs en dansers op te zoeken en te halen. 0 neen," stamelde Mary verlegen. Abigail zag haar opmerkzaam en eigenaardig aan. 8 t re*erenda"s gaf zich moeite, om met mevrouw Abigail Eb u 8aD te knooPen over het nieuwste op het gebied dS Sou grielJ en had het druk over een tooneelstuk, dat heden avond zou worden opgevoerd en een tijdperk uit dé rendan'<)enfeSVe"eniSibellandelde' over welk onderwerp de refe rendaris nu al zijn school-wijsheid uitkraamde. "if glJ-heden ,n°g den Iwan zien? Ik ben nieuwsgierig, op welke wijze de dichter deze stof verwerkt g „Goeden dag, zeide Abigail tegen iemand, die nu achter den refendans verscheen. Deze wendde zich om. bnro li J011 Bentheim goeden dag/' zeide ook Heim- vëel te Z °70g ZW1Jgend en 8eliJk hij zelve ook voelde, te ZlJ was 200 g°ed opgevoed en wist in elke minuut De Burgemeester van Schagen, brengt naar aanleiding van art- 15, 2e lid dor Wet van 26 Mei 1870 (Staatsblad No. 82) ter ken nis van belanghebbenden, dat heden te Secretarie dezer gemeente, gedurende 30 dagen, ter inzage is nedergelegd, eene opgave van uitkomsten van meting en schatting, bedoeld in de art. 15, 23 en 43 der gemelde wet. Schagen, 1 Februari 1889. De Burgemeester voornoemd, G. LANGENBERG. In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 1 Febr. lezen wij onder dagteekening van 31 Januari, het volgende: Botterdam, 31 Januari. Men schrijft ons: De vraag hoe men de kiezers het best kan voorlichten, en vooral hoe men de staatkundig-onmondigen tot zelfstandige menschen maken kan, wien niet alles wijs te maken is en die daarom ook niet langer de prooi kunnen worden van den eersten den besten volksmenner, houdt velen bezig, en meer dan eens zijn wij daarover geraadpleegd, in zoover het gold, daartoe gebruik te maken van den invloed der pers. Het komt ons niet ongepast voor, over deze aangelegenheid enkele opmer kingen in het openbaar te maken. De tegenpartij oefent grooten invloed door hare kleine pers, en dit is eene der eerste dwalingen, waarop wij onze geestverwanten moeten opmerkzaam maken. De meening is alom verbreid, niet het minst door onze tegenstanders, die ons daarmede in zoete rust gepraat en hunne eigen vrienden wakker geschud hebben, dat de kleine pers grootendeels in handen der liberalen is. Verre van dien. De meeste blaadjes, die geen roomsche of anti-revolutionaire partij blaadjes zijn, zijn industrieele ondernemingen, in handen van uitgevers, die er een voordeeltje mee beoogen. Wij bedoelen daarmee niets ten nadeele dier blaadjes te zeggen. Integendeel. Zij werden opgericht met dat doel. Maar om dat doel moeten zij begunstigers van zeer uiteenloopende richting te vriend houden, en zijn daarom, al waren zij er op ingericht om staatkundige beschouwingen te leveren, niet vrij in de uiting hunner meening. Dit is zoo waar, dat de veranderde strooming der staatkundige partijen in sommige dier bladen in die mate merkbaar is, dat enkele er van, waarin men vroeger nog wel eens een hartig woordje geplaatst kon krijgen, nu vriendelijk verzoeken, hen daarmee niet meer lastig te vallen. Dit is dus een zeer gewichtig punt, en wel de overweging waard van allen, die op verspreiding van gezonde denkbeelden prijs stellen. Wij komen door die eerste opmerking vanzelf tot eene tweede, van niet minder belang. Bij gesprekken, over deze zaak gevoerd, hadden wij steeds ééne vaste dwa ling te bestrijden, die nl. dat men een blad, bestemd om progaganda te maken voor zekere beginselen, tevens kan maken tot eene industrieele onderneming, die, zoo al geen winst opleverende, dan toch zonder verlies zou te drijven zijn. Niets is minder waar. Wij zeiden reeds hierboven, dat ondernemers van blaadjes, die geldelijk voordeel bedoelen, afkeerig zijn van artikelen, waarin hoe zij zich had te gedragen, maar zij bezat nog niet de zekerheid, om van deze wetenschap steeds met bewustzijn gebruik te maken. En juist in het gebruik, niet in het weten, bestonden de goede vormen, placht mama tot haar te zeggen. De kleine fout, die zij reeds bemerkte, terwijl zij ze maakte, bracht Mary in verlegenheid. Zoo ook nu; zij dacht dat Bent heim zich over hare verschrikkelijke buiging zou vroolijk maken en zij wist niet, naar welken kant zij haar blik zou wenden. Bentheim schaarde zich zondermeer aan de zijde van Abigail, het sprak van zelve dat de referendaris naast Mary liep. Hare ooren suisden en tuitten. Zij hoorde ternauwernood de vraag: „Zult gij, mejuffrouw, heden Iwan gaan zien Ik ben nieuws gierig, op welke wijze de dichter En verder, verder, tot de referendaris alles gezegd had, wat hij voor het onderwerp geschikt hield. Ingenomen met zijne welbespraaktheid, ging hij geheel in het oogenblik op en vond, dat mejuffrouw Mary toch bekoorlijk was. Behalve zulke voor bereide schitterende onderwerpen hield de referendaris er ook nog een zoogenaamde onderhoudsstof op na, die dan aan de beurt kwam. Na eene pauze, die hem noodwendig toescheen, om den indruk van hetgeen hij te zeggen had, bij Mary van meer gewicht te doen schijnen, vroeg hij „Vindt gij niet, mejuffrouw, dat mijnheer von Bentheim er uitziet als Guy, Gontrou of Gaston, kortom, als een van de drie fameuze pschutteux in het Journal Amusant? Alleen zijne oogen zijn niet zoo onschuldig." Mary kende het Journal Amusant niet eens bij name en wist niet, of deze opmerking stretlend of beleedigend voor Bentheim was. „Ik weet het niet. Mama zegt, men mag niet over men schen spreken, in wier gezelschap men Mary voleindde den zin niet, want zij gevoelde natuurlijk reeds bij het eerste woord, dat deze les zeer ongepast was. „Toch nog volslagen en bakvisch," dacht de blonde referen daris medelijdend. Hij ging nu zwijgend naast haar en martelde zijn brein af, om een geestige opmerking te vinden, waardoor hij een einde zou kunnen maken aan het tweegesprek van Abigail met Bentheim. Mary was wonderlijk te moede. Bijna tot weenens. Ach, eene bepaald staatkundige meening wordt voorgestaan. Maar wij hebben bier te doen met twee polen, die elkander afstooten. De voornaamste bron van in komsten, vooral voor kleine blaadjes, die in betrekkelijk kleinen kring ver spreiding vinden, zijn de advertenties. Maar evenzeer als de uitgevers der advertentieblaadjes de politieke artikelen schuwen, mijden gewoonlijke de ad- verteerende winkeliers de politiseerende blaadjes. Men behoeft slechts de roerende smeekbeden te lezen van de anti-revol. en roomsche blaadjes om ben met advertentiën, bet brood huns levens, te begunstigen. Bij die partijen zelfs, waar het het moet tot hare eer erkend worden aan opofferingsge zindheid niet ontbreekt, en bij wie men veel gedaan kan krijgen in het party belang, kunnen de adverteerenden bet zich niet verhelen, dat zulke bladen niet bet middel zijn om bet koopend publiek te bereiken. Daaruit volgt, dat er geld noodig is, veel geld, om op dit gebied met eenige vrucht te werken. Maar er is niet alleen geld noodig. Eene hoofdvraag iswelken weg moet men in deze bewandelen, en al wederom hadden wij in dit opzicht veelal eene meening te bestrijden, die naar onze opvatting een dwaalbegrip moet beeten. Veelal toch stond bij hen, die op dit gebied werkzaam wilden zijn, de meening op den voorgrond, dat het te stichten orgaan eens „flink" moest optreden, en eens „ongezouten" de waarheid moest zeggen. Nu, men kan moeielijk zijn gevoelen ingang doen vinden, moeielijk begin selen propageeren, zonder er onbewimpeld vooruit te komen. Wij weten wel, dat sommige volksmenners, christelijke en onchristelijke, de menigte door drogredenen brengen, waar zij ze hebben willen, maar bet is eene gelukkige eigenschap van de vrijzinnige beginselen, dat die met drogredenen niet te propageeren zijn. Om die ingang te doen vinden, moet men zich wenden tot het gezond verstandmaar juist daarom kan men ook ben overtuigen, die door drogredenen op een dwaalspoor zijn geleid. Het is wel moeielijk, hen, die in hun denken op eenen doolweg zijn gebracht, in het rechte spoor terug te leiden, maar omdat er tot het verstaan en bevatten van wat de liberalen verstaan en bedoelen, geen metaphysica, noch kunstmiddelen van uitlegkunde en redeneering noodig zijn, is er, ondanks al het kwaad dat reeds gesticht is, nog alle kans, om de dwalenden terecht te brengen, mits men niet doe, wat met de boven aange haalde uitdrukkingen bedoeld wordt. Want daarmede heeft men op het oog de tegenpartij eens geducht onder banden te nemen, haar met harde woorden en scherpe terechtwijzingen te lijf te gaan. Daarmee komt men niets verder. Zoo wederlegging der aanvallen van de partij pers noodig, is, daar zijn onze grootere organen voor. In dien strijd behoeven wij den kleinen man niet te betrekken, die voor het verstaan van zoodanige polemiek niet de noodige ontwikkeling heeft. Waar daarentegen behoefte aan bestaat, is het verspreiden van gezonde denkbeelden omtrent de inrichting van ons staatsbestuur, van onze provinciale besturen en de gemeente besturen, omtrent de beginselen waarop de bevoegdbeden der verschillende organen van bestuur rusten, omtrent de rechten die wij als burgers onder onze staatsregeling mogen uitoefenen, en omtrent de plichten, die op ons rusten. De onkunde, die op dit gebied bestaat, is grooter dan men gelooven zou. Behalve geld heeit men derhalve menschen noodig, die op eenvoudige, alge meen verstaanbare en aantrekkelijke wijze weten te schrijven over de dingen van staat. Geld en menschen zijn wel te vinden, maar de grootste moeielijkheid bestaat in de verspreiding- De menschen, die zich misschien abonneeren, zul len zijn: les convertis. Voor hen is het, zoo niet overbodig, dan toch niet im die mate noodig, dat men er groote offers voor zou brengen. En zij, wier oogen kleurenblind gemaakt zijn, worden voor al wat van liberale zijde uitgaat, gewaarschuwd als voor dingen die uit den booze zijn. Zooveel mogelijk worden de goede lieden buiten alle aanraking gehouden met wat liberaal is of beet, van welken aard ook. het was ook te vreeselijk, dat zij zich steeds belachelijk maakte, wanneer hare mama niet als hare beschutsengel bij haar was. Haar geheele rij toertje was voor haar bedorven, maar zij ge voelde, dat behalve hare kleine onhandigheden, nog iets an ders, iets onverklaarbaars daaraan schuld had. Verlaten, vreemd en angstig zoo scheen het haar toe, wandelde zij door het bonte gezelschap, dat trots de heerlijke militaire muziek, druk babbelde. Voor den, uit zwarte balken opgerichten, zoogenaamden chineeschen toren, bleef de menigte staan; aandachtige muziek liefhebbers stonden daar en luisterden, andere menschen namen de muziek tot voorwendsel, om de voorbijgangers stilstaande te kunnen gadeslaan Onder de dikke, eenvoudig gekleede, kleine burgers, kindermeisjes met de aan haar toevertrouwde spruiten, en de vroolijk rondkijkende soldaten, bewogen zich dames, even weelderig en rijk gekleed als Abigail, officieren en heeren, die met zekere verwaandheid in hunne houding, zich van hun chic voorkomen bewust toonden. Ginds in het een voudige koffiehuis zaten, aan groen geschilderde tafels, de bezoekers gezellig bij hun potje bier. Alles scheen opgeruimd en wel te vreden. Mary spande zich in, om tenminste als toehoorster aan het gesprek deel te nemen, hetwelk Bentheim met haar tante voerde. Het paar ging nu eens voor haar, dan weer achter haar, en telkens wanneer zij elkander voorbijgingen, wendde Bentheim zijn op Abigail gerichten blik niet af. Somwijlen ving Mary een woord op. Eenmaal hoorde zij hare tante den naam ,Joroslaw' noemen. Zij spraken waarschijn lijk over namen, hoe had zij er anders toe kunnen komen, von Bentheim's voornaam uit te spreken. En eens nog zeide Abigail, „dat het vroeg genoeg was wanneer men bij het begin van het tweede bedrijf kwam." Van hetgeen Bentheim zeide, was geen woord te verstaan, zijn oostenrijksch dialect belette dit. Nu speelde de muziek een Nanonwals. Gisterenavond had Mary bij haar rhythmen met Bentheim gedanst. Het was onbe schrijfelijk schoon geweesr. Toen hadden een piano, en viool en een bas de wegslepende melodie gespeeld. Maar hoe geheel anders, hoe duizendmaal schooner nog klonk het hier. De bekoring, die daarin lag, groeide aan tot een bruischend ge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1889 | | pagina 1