A11116 li 1 lis-,
AiierteÉ- IiéiI
fei Donderdag, 21 Februari 1889.
33ste Jaargang. No. 2274.
ten
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHACIEN, Laan, D, 5.
Plaatsgebrek noopt ons liet feuil-
leton ditmaal achterwege te laten.
In het nummer van Zondag a. s., denken wij
te geven een uitvoerig verslag, van het plei
dooi door den YVelEd.Gestr. Heer Mr. A. P.
de Lange, gehouden j.1. Vrijdag, in zake de
ongeregeldheden van Sept. 1888.
De Red.
Binnenlandsch Nieuws.
SCHAKER
COURANT.
Dit blad verscliijiit tweemaal per week: W oensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STEKKEN èén dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post f3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVEBTENTIÉN van 1 tot 5 regels f 0.75; iedere regel meer fO.lS
G-roote letters worden naar plaatsruimte berekend.
p
i# 1
Schagen, 20 Februari 1889.
1,1 Verslag der Lezing, door den heer ÏVI x*. "W"~v. cl.
K aay lid van de Tweede Kamer, gehouden in
Ji de vergadering van de Bond voor liberale Kies-
I vereenigingen in het hoofd-kie&district Alk
maar, te Schagen, op Zondag, 17
,1 Februari 1889.
Spr. begon met de rondborstige en openlijke verklaring, dat
het hem hoogst aangenaam was eene uitnoodiging te hebben
ontvangen om alhier op te treden. En dit //aangenaam" was
geen ijdele beleefdheidsvorm. Zij die zich herinnerden, wat vóór
ruim 20 jaren in deze streken op politiek gebied is voorge
vallen, zullen dat begrijpen.
Schagen is geweest het middelpunt van het voormalige dubbele
district Alkmaar, dus de aangewezen plaats, waar de kiezers
van dezelfde richting bijeenkwamen om te beraadslagen over
de te volgen gemeenschappelijke gedragslijn. Te Schagen werd
de voormalige Centrale Kiesvereeniging opgericht, die bij het
in werking treden der nieuwe districtsregeling, moest vervallen.
Hij heeft de aangenaamste herinneringen aan zoo menige belang
rijke vergadering en gezellige bijeenkomst hier te Schagen, en
toen hem een plaats werd aangewezen onder de Provinciale
Staten van Noord-Holland, was het Schagen, dat hem afvaardigde.
Dat zal hij nooit vergeten. Daarom was hem deze uitnoodiging
bijzonder aangenaam.
Waarover hij nn zou spreken? Het onderwerp was reeds bekend:
Verduisterde uitzichtendoch niettemin blijvend vertrouwen"
Natuurlijk over de uitzichten voor de liberale partij en het
vertrouwen in hare beginselen en daarom ook in de toekomst.
Over verduisterde uitzichten te spreken is geen aangename
taak; het onderwerp is niet opwekkend; vooral niet, wanneer
men geen bevredigend antwoord kan geven op de vraag: wanneer
zal de gezichteinder weder opklaren en daarom menigeen aan
de mogelijkheid zal moeten denken dat hij zelf dien blijden
dag wel eens niet zou kunnen zien aanbreken.
Gelukkig als hij tevens kan zeggen, dat zijn vertrouwen op
de toekomst is gebleven.
Die gedachte kan hem voor ongeduld bewaren, als de ge-
wenschte ommekeer langer uitblijft dan hij meende, te mogen
verwachten. Zij kan hem troosten, ook indien hij de hoop zou
moeten opgeven van nog eens zeiven den dag des nieuwen levens
te mogen begroeten.
Maar wat hebben wij te doen met persoonlijke wensehen en
verwachtingen? Spr. zou spreken over de vooruitzichten der
liberale partij en over het vertrouwen, dat zij in de toekomst
mag stellen, over de vraag of het Vaderland aan haar beginselen
weder de voorkeur geven en ze weder in toepassing brengen zal.
Personen gaan voorbij, doch beginselen blijven en een partij
die van de liberale beginselen heil verwacht, zal in Nederland
met ondergaan.
De vraag is zal die partij weldra weder het vertrouwen der
meerderheid winnen, en daardoor in staat worden gesteld, om
are beginselen in toepassing te brengen in wetgeving en
regeenng
Thans is in veler oogen de liberale partij de algemeene
zondebok, die, met alle ongerechtigheden des volks helaan, in
de woestijn moet worden gejaagd.
Indien dat vonnis recht is, dan hebben we niets te doen,
aan schuld te belijden; doch vooraf wil Spr. het recht van
dat vonnis van naderbij beschouwen.
Sommigen maken het zich met hun veroordeelend vonnis al
ee gemakkelijk. Zij wijzen op den minderen voorspoed der
laatste jaren in den landbouw, de kwijning der nijverheid, van
handel en scheepvaart, de werkeloosheid, de algemeene malaise,
en zeggen ziedaar de vruchten van het liberaal bestuur van
e aats e jaren, dat verschillende bronnen onzer nationale
welvaart verwaarloosd heeft.
Oppervlakkiger en onbillijker vonnis kan men zich nauwelijks
deuken. Spr. acht het overbodig, te gaan betoogen, dat die
tegenspoed niet te wijten is aan de liberale iegeering.
Hier hebben wij met geheel andere oorzaken te doen
prijsvermindering der producten, waarde-vermindering van het
land. Dat is toch niet de schuld geweest de liberale regeering!
Geheel andere oorzaken hebben daartoe hijgedragen bijv. de
Stoom maakte dat de landbouw—producten overal heen gebracht
konden worden; daardoor stijging van prijzen. Langzamerhand
kwam men aan het keerpunt, want de stoom bracht nu graan
uit Noord—Amerika en Indië naar Europa en het gevolg was
dat door den overvloed de prijzen daalden.
Op het gebied van zuivelbereiding o. a., waren de andere
volken bij ons ten achter. De nood was voor hen evenwel de
beste leermeester en zij hebben geleerd en zich ontwikkeld, en
zijn ons zelfs voorbijgestreefd.
Dan ook, de strooming, de noodlottige toevloed naar de
groote steden, waardoor algemeene bouwwoede. Er is toen te
veel gebouwd en nu is er gebrek aan werk en overvloed van
werkvolk. Eindelijk de overproductie der nijverheid.
Dat alles is niet te wijten aan de Regeering. Neen, de Re
geering, de Wetgevende Macht kan geen armoede keeren, en
ook niet zorgen dat er welvaart in het land komt.
Zij kan niet veel meer doen dan niet belemmeren hin
derpalen wegnemen, voor goede wegen en kanalen zorgen
voorkomen dat de belastingen ongelijkmatig en hier of daar te
sterk drukken.
Had zij meer moeten doen Wat dan
De ongegrondheid der bewering, dat de mindere welvaart
aan de liberale regeering moet worden geweten, kan niet beter
worden aangetoond dan door de vraag aan de tegenpartij//Wat
hadt ge dan gewenscht, dat de regeering deed, om dien achter
uitgang te voorkomen?
Tot nog toe is er van de tegenwoordige meerderheid of van
de tegenwoordige regeering op die vraag geen antwoord gekomen.
Tweemaal heeft de regeering gelegenheid gehad, zich daarover
nader te verklaren.
Bij de openingsrede op 18 Sept. 1888 zeide de regeering:
z/De min gunstige weersgesteldheid deed haren nadeeligen
invloed op den oogst gevoelende toestand van den veestapel
is zeer voldoende; hetzelfde kan nog niet gezegd worden van
handel, scheepvaart en nijverheid, al mag, wat den handel betreft,
op eenigen vooruitgang gewezen worden/'
Dus alleen de weersgesteldheidmaar die heeft toch zeker de
liberale partij niet in haar macht?
Op 1 Mei 1888 zeide de regeering:
»De nog steeds gedrukte toestand van den landbouw noopt
tot een voortgezet onderzoek naar de middelen om die groote
bron van onze volkswelvaart te ontwikkelen en te bevorderen;
ook de belangen van handel en nationale nijverheid zullen niet
uit het oog worden verloren,"
Daaruit volgt dus
I. Met betrekking tot den landbouw voortgezet onderzoek.
Dus de liberale regeering was reeds begonnen.
Door diezelfde liberale regeering was reeds de Rijks-Land-
bouwcommissie benoemd en hare verslagen hadden reeds gevolgen
gehad. Er was reeds besloten tot de oprichting van landbouw
proefstations, gelden waren reeds uitgetrokken om de oprichting
van landbouw—vakscholen, van een school voor boschbouw en een
paar scholen voor de zuivelbereiding te bevorderen.
Door de tegenwoordige regeering is een wetsontwerp inge
diend tot wering van de knoeierijen in den boterhandel. Maar
de vorige regeering had ook reeds tot dat doel een wetsontwerp
voorgesteld.
Wanneer dus eene regeering niets anders heeft te vertellen
dan voortzetting van den arbeid harer voorgangster, dan heeft
zij ook niet het recht die voorgangster plichtverzuim te ver
wijlen.
Nu kan men wel zeggen Ja, maar die maatregelen hadden
eerder genomen moeten worden. Doch zouden ze dan ook
ingang gevonden hebben W erd de behoefte er aan eerder
gevoeld
Stel eens, dat die maatregelen in den bloeitijd van den land
bouw waren voorgesteld door de regeering. Dan zou men immers
gezegd hebben //dat is niet noodig, alles gaat best 1"
Er moet eerst behoefte gevoeld worden, eerst moet de nood
aan den man komen. Dan eerst kan de regeering met goede
hoop op een gunstigen uitslag middelen tot verbetering aan de
hand doen. De regeering die het vroeger doet, verricht ontijdig
werk.
En heeft ooit de rechterzijde op dergelijke maatregelen aan
gedrongen en heeft de liberale partij er zich misschien tegen
verzet? Neen! maar dan dient de rechterzijde ook te zwijgen.
II. Ten opzichte van Handel en nationale nijverheid heeft
de tegenwoordige regeering niets gezegd, of neen toch iets, maar
dat is gelijk aan niets: Zij zal die belaDgen niet uit het oog
verliezen 1
h Maar zal de regeering misschien met beschermende rechten
aankomen?" is er hier en daar gevraagd.
Op 1 Mei zeide de regeering//Met ernst zal worden over
wogen, in hoeverre van de invoerrechten als bron van inkomsten
voor de schatkist meer partij getrokken kan worden."
Had de regeering beschermende rechten willen invoeren, dan
zou zij zich anders hebben uitgedrukt. Door te zeggen dat zij
van de invoerrechten meer partij wil trekken voor de schatkist,
geeft zij duidelijk te kennen, dat zij geen protectie bedoelt.
Men verwijt de liberale partij, dat zij geen hart heeft voor
de belangen van den minderen man, dat zij alleen oog heeft
gehad voor de belangen der gegoeden, //der Bourgeoisie" gelijk
de anti-revolutionaire Standaard het gelieft uit te drukken.
Spr. zal niet betoogen, dat de liberale partij genoeg heeft
gedaan, doch wijst er toch op, dat al wat er nog gedaan is
voor den armen man, juist door de liberale partij is geschied.
Zooals afschaffing der rijksaccijnsen op varkens— en schapen-
vleesch, op het gemaal, op turf en steenkolen, afschaffing van
alle plaatselijke accijnsen; de wet op den kinderarbeid; de
drankwetde rijkspostspaarbankde wet op de coöperatieve
vereenigingen. Dat is toch altijd iets
En wat zal nu de tegenwoordige meerderheid doen
De regeering zeide op 1 Mei//Ook in ons vaderland eischen
de maatschappelijke vraagstukken de volle aandacht. De door
de vorige 2de Kamer begonnen enquête geeft reeds nu de ge
legenheid maatregelen te beramen om de verbetering van ver
schillende toestanden te beproeven."
Dus alweer niets anders dan voortzetting van den arbeid
der vorige regeering en der vorige 2de Kamer.
Is het voorstel tot het houden der enquête misschien uit
sluitend het werk der rechter zijde Gij weet beter.
Door de tegenwoordige regeering is ingediend een wetsontwerp
tot het tegengaan van overmatigen arbeid van jeugdige personen
en vrouwen.
Uitmuntendmaar vroeger zijn reeds dienaangaande 3 ont
werpen ingediend1 door miuister Modderman en 2 door
minister du Tour.
Dus het tegenwoordige ontwerp is het vierde en dan nog
wel zeer bescheiden. De beide voorgaande gingen verder.
Het tegenwoordige ontwerp wil bijv. niet de aanstelling van
fabrieks-inspecteursen die zijn toch dringend noodig, niet
alleen om toe te zien op de toepassing der wet, maar vooral
ook om noodige en doeltreffende maatregelen aan te bevelen
en ons van verkeerde terug te houden.
In andere landen heeft de ondervinding dit aangetoond en in
Engeland zijn de fabrieksarbeiders de raadslieden van le patroons
en van de arbeiders tevenszij zijn met de eischen der nijverheid
en met den toestand der arbeiders gelijkelijk bekend.
Ook laat het tegenwoordig ontwerp den veldarbeid geheel
vrij, terwijl de vroegere voorstellen dien althans eenigszins
wilden beperken.
Spr. wijst daarentegen op een adres van Directeuren der
Ned. Maatschappij tot bevordering van Nijverheid, en op een
van het hoofdbestuur der Holl. Maatschappij van Landbouw,
waarin op beperking vati den veldarbeid voorkinderen beneden
de 12 jaren wordt aangedrongen.
Als hare regeering een dergelijk wetsontwerp indient, dan
heeft de tegenwoordige meerderheid althans het recht niet, aan
de liberale partij te verwijten, dat zij niet genoeg heeft gedaan.
En hoe was tot nog toe de houding der rechterzijde in de
Kamer ten aanzien van dit onderwerp Legio waren altijd haar
bezwaren. Zij beweerde altijd, dat door die wetsontwerpen inbreuk
gemaakt zou worden op de vaderlijke macht, die zij een heilig
recht noemde, en betwistte aan den Staat het recht om op
dat heilig recht inbreuk te maken.
Toch kan niet ontkend worden, zal misschien iemand beweren,
dat de liberale partij in de laatste jaren weinig heeft tot stand
gebracht.
Spr. wil niet opnoemen, wat er door de liberale partij is
tot stand gebracht, doch doet opmerken dat de liberale partij
niet altijd onafgebroken aan het bewind is geweest sedert 1848.
Van 1849 '53 had men het ministerie Thorbecke. Daarop
kwam de Aprilbeweging en met haar de conservatieve partij
aan het bewind, van 1853 '62.
Van 186266 tweede ministerie Thorbecke. Toen kregen
we den tijd der Kamer-ontbindingen, van 186668, onder het
ministerie Heemskerk. IS'a '68 was de liberale partij minder geluk
kig. Toch heeft zij ook in dien tijd wel iets tot stand gebracht, ook
met betrekking tot de sociale vraagsl ukken, ook in het belang van
den minderen man kinderarbeid, drankwet, rijkspostspaarbank,
coöperatieve vereenigingen, spoorwegen, pakketpost, kanalen,
hooger en lager onderwijs.
Spr. ontkent niet, dat de arbeid vruchtbaarder had kunnen
zijn, maar zou wel eens van de tegenpartij willen weien, wat