dan eigenlijk tot stand gebracht had moeten worden, en wat
zoo schandelijk verzuimd is.
Bedoelt men de sociale kwestie, meer maatregelen in het
belang van de arbeiders, als tot voorkoming van gevaren voor
leven en gezondheid in de fabriekeD, waarborgen tegen gebrek
bij ziekten, ongelukken en den ouden dag, toezicht op den arbeid
van onvolwasseuen
Ja, wij hadden er wel eerder mee kunnen beginnen, maar
lo. was er ten onzent nog geen gevestigde meening, geen
overtuiginger bestond aarzeling en weifeling niet alleen bij
de liberale partij, maar in het geheele land2o. had de liberale
partij in de laatste jaren niet altijd de meerderheid, althans
was zij te zwak om krachtig op te treden bij gemis aan mede
werking van de tegenpartij; 3o. heeft de grondwetsherziening
veel doen uitstellen.
De grondwetherziening was een noodzakelijke maatregel, maar
die intusschen vele andere tegenhield.
In de 4de plaats de schoolwet-agitatie. Die is wel de sterkste
remtoestel geweest. De aanval op de openbare school was zoo
sterk, dat men bijna voor niets anders aandacht en belangstelling
had, en de liberale partij er ongelukkig toe gebracht werd bijna
uitsluitend defensief te ageeren.
De tegenpartij, die juist dien grooten remtoestel aanbracht,
heeft alle recht op verwijt aan de liberale partij verbeurd.
Dr. Kuyper heeft wel reeds in 1873 of ;74 gesproken over
een wetboek van den arbeidja, eenige jaren later heeft hij
zelfs de opschriften van een dertigtal titels van dat groote wet
boek opgegeven, maar wat de inhoud van die titels moesten
zijn, is ons nog onbekend.
Aan één onderwerp dat wil spr. gaarne erkenen had
men meer zorg moeten besteden, d. i. aan ons belastingstelsel.
Hier is verzuim gepleegd. Dat de liberale partij, toen zij nog
de meerderheid had, er niet in geslaagd is het eens te worden
omtrent een betere regeling, is zeer te betreuren. Met de ver
werping van de inkomstenbelasting van Blussé in 1872, is de
ellende begonnen.
De liberale partij erkent dat, doch gelooft niet, dat men een
partij, die eigen tekortkomingen durft erkennen, den rug zal
toekeeren, vooral indien de tegenpartij geen recht heeft om in
dit opzicht haar iets te verwijten. Getuige wat de regeering
nu wilzoo goed als niets. De regeering spr. heeft het
reeds te Wieringerwaard ontvouwd wil slechts vermindering
van zout-accijns, met dekking van het verlies door herziening
der tarieven van invoerrechten en der wijze van heffing. De
regeering heeft verklaard „te zijner tijd" eenige voorstellen te
zullen doen tot verbetering van de belasting op het personeel
en wijziging van den suiker—accijns. Zoo ook nadere regeling
der verhoudingen tusschen rijks- en gemeentebelasting.
Maar de regeering verklaart uitdrukkelijk dat, van haar niet
te wachten is een inkomstenbelasting of eeDige belasting op
het inkomen uit roerend vermogen.
De kroon wordt op het werk gezet door de verklaring der
regeering, dat door liberale regeering goed is beheerd, immers
18 Sept. zeide de regeering: „de toestand van 's lands geld
middelen is niet onbevredigend en bij een spaarzaam beheer
bestaat tot het doen van voorstellen tot versterking van 's rijks
inkomsten geen aanleiding."
Spr. meent dus het recht te hebben om te zeggen dat de
beschuldigingen tegen de liberale partij deels geheel ongegrond,
deels schromelijk overdreven en onbillijk zijn en in elk geval
in den mond onzer tegenpartij ongerechtvaardigd.
Maar waaraan is het dan te wijten, dat de liberale partij
in de minderheid is gekomen
De conservatieve partij is langzamerhand verdwenen. Sedert
den Syllabus en Kncylcliek moest de overgroote meerderheid
der katholieken zich van de liberale partij afkeeren. Naast haar
schaarde zich de antirevolutionaire partij, en aan het veldwinnen
dier partij, is de nederlaag der liberalen inzonderheid te wijten.
Dat die partij door de middelen die zij daartoe aanwendt, veld
heeft gewonnen, vindt Spr. zeer verklaarbaar. Zij heeft in haar
program verklaard, dat zij ook op staatkundig gebied de
eeuwige beginselen van Gods woord belijdt. Dat moest weer
klank en ingang vinden bij het Nederlandsche volk. Door die
leuze is een aanzienlijk deel van de natie bekoordwant het
spreekt wel van zelf, al wordt het niet uitdrukkelijk gezegd,
dat zij, die deze leuze niet aannemen, in veler oogen tegen
standers en verachters moeten schijnen van Gods woord.
En toch is die leus een bedriegelijke leus. Zij schijnt een
vaste rots tot grondslag der politiek aan te wijzen, maar inder
daad is die schijnbare rots een zeer losse zandhoop. Die leus
schijnt veel, schijnt alles te zijn, en zij zegt inderdaad niets.
Waarom kan Gods woord ons niet dienen tot grondslag voor
de Staatkunde Om dezelfde reden waarom het ons b. v. niet
kan dienen tot grondslag voor de bouwkunde of geneeskunde.
Omdat het zicb bezig houdt met zaken van een hoogere
orde, met godsdienst en zedelijkheiden omdat de Staat vraagt
naar recht en algemeen belang. Omtrent onze politieke geschil
len zegt Gods woord ons niets. De Bijbel geeft geen antwoord
indien gekozen moet worden tusschen een republiek of een mo
narchie, tusschen onbeperkte alleenheersching of constitutioneel
stelsel, tusschen liberaal en conservatief, tusschen vrijhandel
en bescherming, tusschen directe- en indirecte belastingen.
Wat recht is, leert ons Gods woord ook niet, wel dat wij
het recht niet mogen buigen of onrecht plegen, maar niet wat
recht is. Ook de heer Savornin Lohman erkent, dat dit moet
worden overgelaten aan de beslissing der meerderheid.
Een voorbeeld aan het strafrecht ontleend, diene ter verdui
delijking.
De wet straft doodslag en diefstal, maar op welken grond
Lohman zegt, dat de liberale partij dit doet op lossen grond,
doch zij op den vasten grond van Gods verbod in de Tien
Geboden.
Doch spr. beweert, dat dit onjuist is. Het is niet de vraag
of het geoorloofd of ongeoorloofd is, maar of de Staat moet
straffen.
Want waarom straft de staat dan ook niet de afgoderij, het
ijdel gebruik van Gods naam, het werken op Sabbath, het be-
geeren van eens anders goed, het niet eeren van vader of
moeder, dat even sterk in de Tien Geboden wordt verboden.
Daarbij komt nog de ongunstige omstandigheid, dat de anti
revolutionaire partij bestaat uit protestanten, die ter verklaring
van Gods woord geen gezag erkennen, noch van een kerk of
een kerkelijke vergadering, noch van een Concilie of een Synode
of een Paus. Zij zijn volgens hun Program alleen in hunne
consciëntie aan de ordinantiën Gods gebonden. Vandaar ook
onder hen schromelijk verschil van gevoelen en uitsluiting der
Katholieken, die in dit opzicht een hoogste gezag erkennen in
het Hoofd hunner kerk.
Op politiek gebied is Gods woord niet alleen een onbruik
bare wegwijzer, maar tevens een zeer gevaarlijke. De gansche
geschiedenis kan er van getuigen, hoevele misdaden, hoevele
gruwelen er met een beroep op Gods woord of Gods wil zijn
bedreven.
De heer Lohman wil aan den communist, den socialist,
sociaal—democraat of nihilist doodslag of diefstal verbieden met
een beroep op de X geboden als Gods woordmaar hoevele
plaatsen uit den Bijbel staan hun ten dienste, uit het O. 1.,
dat rijke arsenaal voor bijbelteksten van deze soort, om elke
daad tegenover den verdrukker des volks te rechtvaardigen
Inderdaad blijven dan ook de sociaal—democraten het antwoord
met aanhalingen uit den Bijbel niet schuldig.
Een treurig voorbeeld van het gebruik van den Bijbel tot
verdediging van politieke handelingen is geleverd door de
Standaardbij de laatste verkiezingen. Bit antirevolutionaire
blad verdedigde het verbond met de Katholieken, met te ver
wijzen naar het verbond, dat Abraham had .gesloten met de
heidensche vorsten, en toch werd hij gezegend Wat kan op
dusdanige wijze al niet worden verdedigd? Toen spr. dat las
in de Standaard, sloeg hem de schrik om het hart, want op
dezelfde wijze zou ook b. v. het zeggen der halve waarheid,
die gevaarlijkste aller onwaarheden, verdedigd kunnen worden.
Bijv. Abraham geeft Sara voor zijn zuster uit en verzwijgt dat
zij zijne vrouw is.
En bedrog? Jacob bedriegt zijn vader om den voor Ezau
bestemden zegen te verkrijgen, daarbij nog wel door zijn moeder
geholpen.
Als het dien weg op moet en de Bijbel moet verlaagd wor
den tot een politiek wapen, dan wordt hij een vloek in plaats
van een zegen; er worden gezonde begrippen van godsdienst en
zedelijkheid aan de politiek opgeofferd.
En toch heeft de antirevolutionaire partij door dit op den
voorgrond stellen van Gods woord als den grondslag harer poli
tiek, een aanzienlijk deel van het Nederlandsche Volk tot zich
gelokt. Zij heeft zich opgeworpen als verdedigster van God en
godsdienst, tegen de liberalen, die God en Christus uit den
Staat en de maatschappij willen verbannen, en zij hebben zoo
den heiligen oorlog gepredikt tegen ongeloof en revolutie.
Zij is daarin maar al te wel geslaagd. Inzonderheid wat
haren strijd tegen de openbare school betrett.
Zoo zijn de anti-revolutionairen er in geslaagd in een aantal
districten door hunne schoone leuze de kiezers te winnen. In
plaats van zich aan het misbruik van Gods woord te ergeren,
hebben tal van Protestanten aan hunne roepstem gehoor gegeven.
Dit is een groote ramp, die onzen politieken-toestand althans
voor eenige jaren heeft bedorven. De godsdienst is in de politiek
gebracht en daardoor is de grootste verwarring gesticht. Daar
door wordt een partijvorming op gezonde basis op politieke
grondslagen belet belet, dat gehjk-gezindeu op politiek
gebied zich aaneensluiten.
De zoogenaamde katholieke partij en de anti-revolutionaire
partij, zijn geen politieke partijen en daarom op politiek gebied
tot onmacht gedoemd.
Een katholieke partij bestaat volgens Lohman niet.
Onder de roomschen, zegt hij, zijn er, die van de liberalen
weinig verschillen. Anderen weer zijn de beginselen der anti
revolutionairen toegedaan. Velen zijn zuiver conservatief en weer
anderen zijn zelfs radicaal. Een politieke roomsche partij be
staat er dus niet.
Maar met de Antirevolutionaire-partij is het precies hetzelfde.
Behoudende en vooruitstrevende elementen een rechter- en een
linkerzijde, of zooals de Standaard het gewoonlijk in het Eransch
zegteen Gauche en een Broite.
De meerderheid bestaat dus uit een verbond van twee partijen,
die elk voor zich zelve geen politieke partij zijn.
En dat is juist de grootste ramp voor het Vaderland.
Niet, dat de liberale partij niet aan het roer is, maar dat
door partijvorming op onbruikbare grondslagen een gezonde
partijvorming, de aaneensluiting van gelijkgezinden op politiek
terrein belet wordt.
De toestand in ons land is dan ook iets eenigs in geheel
Europa. De Standaard heeft het onlangs met zelfvoldoening zijn
lezers bekend gemaakt: „In Duitschland, Zwitserland, Enge
land en Amerika bevinden en ontwikkelen zich wel anti—revo
lutionaire—elementen, maar toch tot partijvorming in den waren
zin des woords kwam het nergens dan hier. Zelfs weet men in
den vreemde blijkbaar soms geen raad, hoe deze Nederlandsche
antirevolutionaire partij aan te duiden of te omschrijven."
Doch de straf volgt ook hier op de misdaad.
Reeds nu bewijst de ondervinding hier te lande, dat Room
schen en Anti-revolutionairen wel bijeen kunnen gaan zitten
en candidaten stellen voor de verkiezingen, maar geen politieke
partij kunnen vormen, als zij niet door politieke beginselen
bijeen worden gehouden.
Het tegenwoordig ministerie, gesteund door de tegenwoordige
meerderheid, zal eene splitsing lot stand brengen van enkele
groote gemeenten, in enkele kiesdistricten en de schoolwet
wijzigen. Zij heeft ook iets op het oog met de kiesdistricten
voor de Provinciale Staten, maar daarvan is nog te weinig
bekend om er over te spreken.
Overigens zal het eenige wetten (ot stand brengen, die iedere
andere regeering even goed had kunnen indienen.
Verder zal het zeer weinig kunnen doen. De uitzichten op
flinke doortastende maatregelen na de grondwetsherziening, zijn
dus zeer verduisterd. De liberale partij hoopte eindelijk daartoe
te kunneD overgaan, eu het land heeft er behoefte aan gevoeld.
Ook menig anti-revolutionair had er op gehoopt. De uitzichten
van de meerderheid der natie zijn alzoo verduisterd. Daarom
juist mag de liberale partij blijven vertrouwen, dat de meerder
heid des volks na eenigen tijd op nieuw hare banier zal gaan
volgen en hare beginselen zal aannemen.
De grond van dit vertrouwen is geen ander dan het gezond
verstand en de eerlijkheid van ons volk. De natie moet. in»;»..
dat men, om een politieke partij te vormen, het een
zijn in politieke beginselen en in politieke richting
godsdienstig geloof, en dat de Bijbel ons niet tot richt.'
wegwijzer kan dienen in de politiek.
De natie moet inzien, dat men den Bijbel verlaagt
een politiek wapen van te maken.
Het gebrek aan eenheid in politieken zin bij de te»en»
meerderheid in de 2de kamer, moet zich telkens opeg)^
zal de oogen openen.
Reeds zien wij van dat gebrek aan eenheid een
kend voorbeeld in den strijd van de Katholieken tegen
soonl ijken dienstplicht.
Daarbij zal het niet blijven en wij twijfelen er niet
de natie zal daardoor ontwaren, dat zij op een verkeerd
is. Dan zal zij zich opnieuw wenden tot de liberale patt
dit land wil maken tot een begeerlijke woonplaats Voq,
Nederlanders, zonder verschil van godsdienst, waarin nk,
vrijheid en gelijkheid moet zijn voor Roomsch en Ont0)
voor Jood en Christen, voor Orthodoxen en Moder^
ook samenwerking van die allen, als Nederlandsche L
op maatschappelijk en staatkundig gebied, en waarin if.
ja, wat den godsdienst betreft zich zal splitsen in kerk
schappen, maar waarin, wat het maatschappelijk en staaft
leven betreft, geestverwanten in maatschappelijken en poft)
zin tot elkander zullen komen en met elkaar zullen a
werken zonder naar verschil van geloof te vragen, zond»
politieke vraagstukken te willen oplossen door Bijbeltekst
Wanneer of dat zal zijn?
Geen sterveling kan dat zeggen.
Vermoedelijk niet zoo dadelijk. De anti-revolutionaire
heeft pas de overwinning behaald, en een zegenpralende
heeft altijd iets voor. De regeering is haar gunstig gezin,
benoemt tal van ambtenaren of draagt ze ter benoeming
den Koning voor; zij regeert.
Het kan geen kwaad, tot haar geestverwanten of bondger
te worden gerekend. Aan haar schijnt voorloopig de toe,
te behooren.
Voor eerzuchtigen en ambtbejagers is de verleiding grot
zich onder hare banieren te scharen.
Ook de kiezers, die eenmaal op hare candidaten ge
hebben, stemmen niet zoo dadelijk weder op een ander.Nie
erkent gaarne gedwaald te hebben.
Er moet eenige tijd verloopen. Men moet ondervinden
de nieuwe regeering brengt, wat zij vermag en wat zij
vermag.
Men moet leeren inzien, dat men politieke
vormen op politieke grondslagen en niet op
geloofsbelijdenissen of bijbelteksten, niet op Gods
handelt over zaken van een hoogere orde, dan de politiek
daarvoor is tijd noodig.
't Is waar, onverwachte gebeurtenissen kunnen spoedig
geheele ommekeer te weeg brengen, maar op
te voorziene gebeurtenissen, kan men niet rekenen.
Ons past daarom geduld te oefenen. Geen overl
geen vijandige houding tegenover het Ministerie, waar»
optreding door de laatste verkiezingen is gewettigd.
Het Ministerie moet de gelegenheid hebben te toonen,
het met deze meerderheid vermag; het heeft recht om beooii
te worden Daar zijn daden.
Maar laat ons niet verzwakken in de verkondiging i
beginselen, laat ons niet ophouden, die uit een te zettene
te lichten voor het volk. Laat het daaruit blijken, dat os
trouwen in de toekomst niet geschokt is en dat, al zijn1
onze uitzichten verduisterd, juist dat blijvend vertrouw
met geduld het morgenrood van een nieuwen dag doet
beiden.
De schipper, die weet dat zijn vaartuig in orde is, b
en roer en loods vertrouwbaar zijn, laat zich niet afschr
door storm of tegenwind.
De reiziger, wien door den nevel het uitzicht op het sc'
landschap wordt benomen, weet, dat de zon eenmaal zal
breken en de nevelen zal doen verdwijnen.
Zoo zij hot ook met ons! Ook hier geldt het woord: Zi;
gelooven, haasten niet
Aan het nu volgende debat werd deelgenomen door de t
Th. Roep en Westerman Holstijn.
De heer Roep vroeg den heer van der Kaay of de
volutionaire kiezers evenzeer in 2 partijen waren verdeek
hunne afgevaardigden en of iedere partij des uiettegensts
toch desgevorderd haar stem uitbracht op een afgeval
van de tegenover haar staande richting.
De heer Holstijn meent, dat de lib. partij met de
grondwetsherziening er in is geloopeu. Daardoor toch is
ongedaan gebleven. Doch dreigt er nu niet een nieu'
aan den politieken hemel in de aangekondigde herzie, j
Provinciale Kiesdistricten? Hij had 'gaarne dienaang»
naders van den heer van der Kaay vernomen. Hoe zal 1 j
Zuilen de bib. leden der le en 2e Kamer wederom 1
vinden en er véér stemmen, of zullen zij het vertui
meent dat dit laatste het gewensebte is. Als er een 8'i
het lichaam is, dan moet de dokter den tijd weten, t
die Gr 111 ti Cfp.l^npflrvn maoI ntAüJAn f/nof nnlf dö
uci nuuaam is, aan moet de dokter den tijd w
die er uit gesneden moet worden. Zoo moet ook de ""'jj
voorzichtig zijn met wetsontwerpen, die op zich zelve"
kunnen worden, doch wier invoering nog niet raadz»3
de bedoelde herziening nu ook tot stand komen met®
king der lib. afgevaardigden P Hij hoopt het niet.
Hij meent dat ook de kiezers vertrouwen moeteijj.
stellen in hunne afgevaardigden. Is er ten dien opz'c
voor de hoop van blijvend vertrouwen?
De heer van der Kaay antwoordt den heer 1fA,
antirevolutionaire kiezers juist zullen doen, wat hij J
is juist de fout en het grootste bezwaar. Zij maken oe
scheid, zij zijn volkomen gelijk aan de Katholieke"-
zijn het onderling niet eens en vereenigen zich toe1
Den heer Holstijn antwoordt spr. dat hij van »et v
regeer,ng ten opzichte der herziening van de prov'"c
dsitneten niets meer af weet, dan er in de couranten
staan. De regeering zorgt er wel voor, dat geen
eden van te^ voren iets van hare plannen te we e