"gemeld": Vrijdag middag omstreeks 4 uur woedde hier eeu allerhevigst onweder. Het hagelde niet, maar het regende ijs. De bliksem was niet van de lucht. Elk oogenblik kon men bliksemstralen in den grond zien slaan. Verschillende personen namen horizontale stralen waar, die als 's ware over de heide slingerden. Terwijl dit onweder op het hevigst was begaf zich een sergeant met twee wagens, elk met 4 paarden bespannen, huiswaarts, toen plotseling de vier paarden van den voorsten wagen neer storten. De voorrijder vloog uit den zadel en kwam voor zijn span op den grondhij was evanals de 4 paarden door den bliksem gedood. Een ander kanonnier, de kanouier 2e kl. de V,, van het 2e reg. vesting-artillarie, die bij den wagen stond werd ter aarde geslingerd. Hoewel zijne beenen bun dienst weigeren, zal dit waarschijnlijk wel van voorbijgaanden aard zijn. De achterrijder is, terwijl de paarden onder hem gedood werden en hij met zijn paard ter aarde viel, als door een wonder ge heel ongedeerd gebleven. De officier van gezondheid, in allerijl geroepen, kon alleen den dood van den milicien H., van het 2e reg. veld-artillerie, constateeren. 't Was een zeer oppassend militair. Officieren en minderen zijn geheel onder den indruk van het feit. Een der oudste ingezetenen uit Heerenveen deelt aan het N. A. mede„Even als dit jaar heeft ook het jaar 1858 ons begin Mei reeds de lieve lente gebracht en is de zomer spoedig gekomen en lang gebleven, doch een meer bijzonder jaar in dit opzicht is dat van 1842 geweest. Den Zaterdag voor Paschen begon de natuur zich reeds te ontwikkelen en alles buiten dra te groeien en te bloeien, zoodat we in de laatste helft van Juni de winterprovisie al hadden ingelegd, 't Heeft dat jaar doorgezomerd tot 1 November. Toen viel de vorst in en 't ijs werd terstond zoo sterk, dat men ging schaatsenrijden. Slechts acht dagen hield de vorst aan en we hebben den ge- heelen winter geen ijs meer gehad." Te Goor vielen hagelsteenen ter grootte van knikkers, die eene groote verwoesting in de te velde staande rogge, aard appelen en tuinvruchten brachten en ook veel glasruiten vernielden. Onder de eigenaardige gebruiken, die te Limburg vroeger bestonden, behoort het luiden der klok, zoodra een landman bemerkt dat zijne rogge in bloei staat. Dit gebruik is nog in zwang te Wanssem en omstreken, waar in de vorige week voor het eerst van dit jaar, wegens die gebeurtenis, de klok werd geluid en waar dit tot St. Jan (24 Junij telkens wordt her haald, wanneer een landman zijn korenakker in bloei ziet. Aan dit gebruik is eene godsdienstige handeling verbonden. Zoodra nl. de landman het klokkengelui hoort, houdt hij op met zijn arbeid, om een gebed te doen. Op den Amstel had Zaterdag ochtend een jammerlijk voorval plaats. Drie knapen in een roeibootje kregen twist en begonnen te worstelen, met het gevolg, dat de jongste, de eeni- ge zoon van eene weduwe, overboord sloeg en verdronk. De oudste knaap is in hechtenis genomen; die welke zijn makker den noodlottigen stoot gaf, heelt zich uit de voeten gemaakt en houdt zich schuil. Te Rilland is door den voorganger van eene der kerke lijke gemeenten in de kerk bekend gemaakt, dat allen, die tot zijne gemeente behooren, voor hun lidmaatschap van de aldaar bestaande zangvereeniging hebben te bedanken, zullende zij bij gebreke van dien als lid der kerkelijke gemeente geschrapt worden. De te Kerkrade wonende mijnwerkers lioudeu zich kalm het waren de kolenkappers, die in de vorige week eischend tegen de directie der mijn optraden en weigerden in de schachten af te dalen. De aldaar gedetacheerde maréchaussee heeft tot dusver weinig te doen gehadzij trekt van tijd tot tijd eens te paard op patrouille door de gemeente en bewaakt gedurende den nacht den spoorweg der domaniale mijn Kerkrade-Simpelveld, welke de naburige Duitsche mijnwerkers gedreigd hebben open te breken of door dynamiet te vernielen, ten einde den afvoer van kolen te beletten. Verder had een complot bedreigingen geuit, de koorden van de naast de domaniale mijn gelegen groeve Neuprick door te hakken en den machinist om te brengen, indien men bleef doorwerken. De directie der Neuprick heeft aan den eisch der arbeiders voldaan en loousverhooging toegestaan. De inspecteur der domaniale mijn, baron Van Pelzer, van eene reis terugkeerende, werd door de maréchaussée aan het station Simpelveld afgehaald, welke voorzorg onnoodig was, aangezien hem geene onvrien delijke bejegeningen van den kant der arbeiders is ten deel gevallen. De handel in steenkolen neemt zeer toede mijnen kunnen niet genoeg leveren. De eerste qualiteit steenkool kost thans 42, de tweede 38 cent per 50 KG. Men schrijft uit de Betuwe De vooruitzichten omtrent den fruitoogst in de Betuwe, die aanvankelijk zoo gunstig waren, zijn thans alles behalve gunstig meer. In alle vruchtboomen vindt men massa's rupsen, zooveel dat ze op veel plaatsen niet te verdelgen zijn. Doen deze reeds veel kwaad aan de boomen, doordien er bijna geen blaadje aan blijft, in de laatste dagen heeft zich nog een ander insect ver toond, de zoogenaamde trekmaai of trekworm, die nog veel meer schade heeft aangericht, doordat dit insect aan de vrucht zelve knaagt en er gaatjes in vreet, waardoor de vrucht afvalt. Kan men de rupsen waar ze zich niet in groote massa's voordoen, met een of ander middel verdrijven (in boomen door uitbranden, schieten, besproeien met zeepwater enz., in struiken door bestrooien met tabakstof, begieten met carbolzuur in water opgelost en nog andere middelen), voor het vernietigen van de trekmaaien schijnt men geen middel te kennen. Zooals het nu staat, krijgen wij hier slechts een half gewas kersen en kruis bessen. Zwarte bessen hoogstens 1/3 gewas. Koode bessen ruim 1/ gewas. Pruimen alleen beloven een vol gewas. Appelen en peren zullen aldaar weinig zijn. Zekere J. S., te Stolwijk, een braaf en oppassend man, kreeg Maandag met zijnen broeder twist over eene kleinigheid. Hij maakte zich z66 boos, dat hij ineenzakte en, waarschijnlijk door een beroerte getroll'en, binnen enkele oogenblikken overleed. Hij laat eeneweduwe" iset zes kleine kinderen in behoeftige omstandigheden achter. Dat het ongeluk, volgens het oude spreekwoord, in een klein hoekje zit, ondervond dezer dagen zekere timmerman te Bussem. De man, met zijn werkzaamheden bezig, had het ongeluk van eene geringe hoogte te vallen, bij welken val hem een paar ribben werden gebroken. Aan de gevolgen is hij eer gisteren overleden. U'T HE PERS. JEen goed vooruitzienden blik Onder dit hoofd schrijft Q. N. in de Aanwijzer van Zondag j.1.: Nog den eersten dezer maand heeft Dr. Abr. Kuyper in z u Standaard vier provinciën FrieslandOverijselZuidholland en Zeeland) opgeschreven als kunnende komen in haar provin ciale vertegenwoordiging, aan de zijde van hem en z'n boud- genooten. Overijsel en Zuidholland, 't was eene uitgemaakte zaak volgens hem, den veldheer Standaard van 8 dezer). Even wel de feiten logenstraften zijn blik. Dat zullen sommigen zijner volgelingen nog niet vergeten zijn, dunkt ons. Daarom is het voor hem vrij gewaagd om bij hen, zijn mannen, te komen met eene beschouwing die we hier laten volgen „Ook al kwam er geen betere tabel, dan zijn de kansen voor een volgend succes volstrekt niet hersenschimming. „Toch mag niet verheeld, dat deze stille doorwerking van het proces minstens evengoed de mogelijkheid laat, dat Zeeland en Zuidholland zelfs in 1892 provinciaal nog in den liberalen grondtoon blijven. Eu ware dit zoo, en gingen in 1892 alleen Friesland en Overijsel om, dan zou het in de Eerste Kamer zelfs in 1892 nog blijven24 anti-liberalen tegen 26 libe ralen zoodat dan nog de liberalen de meerderheid in dit college zouden behouden. „De dan volgende periodieke verkiezing in 1895 biedt voor de omzetting van Zuidholland geen kansen, overmits dan in de vaste districten meest onze leden aftreden. Bieden ook de tusschentijdsche verkiezingen geen onverwachte winst, dan is er, bij regelmatige doorwerking van het proces, een kleine moge lijkheid om er in 1892 te komenmaar anders eerst in 1898. „Gevolg hiervan zal zijn, dat de positie van ons kabinet be lemmerd en moeilijk blijft, en dat er, zoo er in 1892, gelijk waarschijnlijk is, geen machtiger keer komt, nog voor jarenlang geen kabinet zal kunnen optreden, dat in beide Kamers op een krachtige meerderheid steunend, flink en degelijk de her vormingen van 's lands zaken kan ter hand nemen". Dat Dr. Kuyper met blinden werkt, of meent te werken, niets kan het duidelijker aanwijzen dan het bovenstaande tusschen gesteld, letterlijk overgenomen uit zijn Standaard. Wat hij, Dr. Kuyper, met de geciteerde regelen op het oog heeft, willen we buiten beschouwing laten. We merken alleen op, de juistheid of onjuistheid zijner beweringen op dit oogen blik buiten spel latende, dat hij zijn lezers een belangrijk moment doet voorbijzien De eerstvolgende verkiezing voor de Tweede Kamer. Brengen de kiezers daarbij een pereat uit op het bondge nootschap van Ultramontanen en hun wegbereiders (de Kuy- perianen) wat meer waarschijnlijk dan onwaarschijnlijk is dan is „hun" Ministerie in '92, of eerder, tenge volge van Kamer-ontbinding, van de baan. 't Getuigt van overgroot zelfvertrouwen, zullen we maar zeggen, te rekenen met toekomstige verkiezingen tot in '98, dus over 9 jaar, wanneer gebleken is, dat men nog niet 6 dagen te voren de uitspraak der kiezers juist kon aangeven. belastingvoorstellen. Met betrekking tot de door de vijf liberale Kamerleden ingediende voorstellen van belastinghervorming verklaart het Dagblad van Z. II. en s'Gr. zich nog altijd sterk tegen eene inkomstenbelasting en beweert herhaaldelijk aangetoond te hebben „dat bij eene in komstenbelasting de eerlijke lieden volstrekt niet gelijkmatig met de oneerlijke belastingschuldigen betalen. Op dien grond voornamelijk, zegt het blad, komt men in alle landen van de ingenomenheid met den incometax terug. Waar hij nog niet bestaat, wil de meerderheid des volks niets van hem °weten. Alleen in Nederland bleef hij populair bij de liberalen." „De vijf konden" merkt het Dagblad nog op; „hunne wijs heid betreflende de inkomstenbelasting putten uit meer dan één voorstel, hetwelk bij de Kamer was aanhangig gemaakt. Daar enboven bekommerden zij zich ook niet over de détails; het voorstel werd dit wisten de Vijf ook wel niet levens vatbaar geboren." De Werkmansbode schrijft aan het slot van een artikel over de belastingvoorstellen „Zulllen ds voorstellen der vijf heeren wet worden Wij hopen het van harte, indien de Regeering ten minste niet ge negen is wat anders te geven dat evengoed is en dieper ingrijpt. Met dat evengoed bedoelen wij eene progressieve inkomsten belasting en met het dieper ingrijpen afschaffing van nog andere accijnzen. Of de kansen daarvoor echter groot zijn, betwijfelen wij zeer. Waarschijnlijk zal „de daad" dezer vijf Kamerleden de Regeering tot handelen prikkelen en zal zij de haar genegen partij de verleiding onthouden, tegen de voorstellen hunner collega's te moeten spreken en stemmenmaar dat hetgeen zij brengen zal ons eveugoed passen en dieper ingrijpen zal is vooralsnog aan den grootsten twijfel onderhevig. Hoe dit 'zijn moge, wij meenen voort te moeten gaan om de Redering te herinneren aan hare taak, haar als het ware door de kiezers het vorige jaar opgelegd, en op de vervulling daarvan aan te dringen. Daarvoor is het al de tijd, te eerder nog nadat zij bij monde van den minister van Financiën, door allerlei uitvluch ten en ontwijkingen, de quaestie vau belastinghervorming steeds zorgvuldig vau zich afweert." Patentbelasting-: In Hieuw Leven no 21 vinden wij over patentbelasting de volgende aanteekening ovei hare geschiedenis, over de manier, waarop zij is tot 'stand gekomen. „In den vorm, waarin wij haar nu bezitten, i3 eeuw oudmaar het denkbeeld, dat men y00r van een beroep eeu zekere schatting moest betaler Vi;' door alle eeuwen doen gelden. Men vond, dat h'. ongestoord in eene werkplaats bezig te zijn, iets en voor de bescherming van dat recht moest een klein offer getroosten aan hen, die door de kracht zwaard of door den invloed van hun gezag iederen V' den ambachtsman konden afweren en iedere onrechti tegen hem bedreven, strafl'en. In de middeleeuwen, toen het vorstelijk geza verslappen en de lieden, die eeu ambacht uitoefen^ durig blootgesteld allerlei aanvallen, h'5 m door zich te vereenigen en gezamelijk op te treden te bieden aan hen, die de vrijheid van hun bedrijf Wat den handwerkslieden aan persoonlijke kracht werd aangevuld door het gezag, dat van de vereenigin Zoo ontstonden de gilden. Ieder, die een bepaald atnbal ende, sloot zich aan bij zijne beroepsgenooten en verl'' dien band eene bescherming, die hij buiten zijne vereeniai^ tevergeefs zoude gezocht hebben. Natuurlijk waien aan het beheer der vereenigum verbonden, die gezamelijk moesten worden gedragen flj nu te dekken, werd door het bestuur of >de Oïei'jj den gilde", van alle leden eene bijdrage gevorderd. gild toetrad, moest, voordat hij als broeder werd oi niet alleen het bekende proefstuk leveren, maar aardig sommetje iu de gildekas storten. Betaalde men zijne bijdrage, dan mocht men gerust zijn bedrijf ojt deed men het niet, dan werd men van de lijst der »i|J ders geschrapt en gedwongen op andere wijze zijn 0°ti; te vinden. Een echte bedrijfsbelasting was dus die k bijdrage voor de gildekashet eeuige verschil met om'f woordig „patent" bestond hierin, dat zij niet ten bate algemeen, maar uitsluitend ten bate van de beroei werd geheven. Langzamerhand won echter het denkbeeld veld, staatskas daarvan kon genieten, en zoo vinden wij reek begin van de 18de eeuw de „Ambtgelden" en de „Nerii als bronnen van inkomst voor den staat vermeld, werd in hoofdzaak geheven van allen, zonder ondersck een ambt bekleedden de hoogste staatsambtenaren en de rigste stadhuisklerken moesten zich die heffing laten en men kon dit doen door óf jaarlijks zijn penninksketesi door in ééns, wanneer men een betrekking aanvaardde, eene», offer brengen op het altaar des vaderlands. Het neringgeli worden opgebracht door ieder, die een bedrijf uitoefendezei caten en landbouwers, die nu vrij van patent zijn, werden i| getroffen. Men ziet dus, dat het terrein wel voorbereid was ra: tegenwoordige „patentbelasting". In haar tegenwoordig! is zij zooals trouwens met de meeste van onze belast geval is, van Franschen oorsprong en bijna ongewijzigd' zij beheerscht door eene wet van 1819; zij is dus oud. Geen wonder, dat men klaagt, dat zij niet alleen gaat onder den last van vele jaren, maar ook van ken, die met den ouden dag zijn meegekomen. Helpt gij uw eigen graf delven deze vraag Vaderlander" aan alle protestanten in het algemeen, leden der Ned. Herv. Kerk in het bijzonder, die de ka willen stemmen der vereenigde roomschen en auti-revolnt» De takfiek van het monsterverbond is den roomschen ff' groot mogelijk aandeel in den te verdeelen buit af te S De anti-revolutionairen kunnen niets zonder de roe en de dienst van deze laatsten moet duur betaald Vit het anti-revolutionaire kader worden bij voorkeur dok- of thans nog niet doleerenden maar volbloed Kuyperia». bevolen. Kennelijk is het streven, om binnen korten meerderheid onzer regeeringscollegies te doen bests roomschen en doleerenden, d. w. z. uit vijanden van tantisme, en uit vijanden van de Ned. Herv. kerk. Te An na m men zes doleerende kandidaten, te Amersfoort wet. 7 gesteld, waarvan 4 roomsch, terwijl van de drie slee- lid is van de Herv. Kerk en dit ééne lid is secretaris' Centraal-Comité en leeft met de doleerenden op voet. Te IJselstein beval men aan den advocaat der do tegenover den verdienstelijken de Beaufort en te E ijverigsten doleerder tegenover voorstanders der kerk. V van Kuyper en Scheep man is doorzichtig genoeg, Het is allereerst gemunt op de Ned. Herv. Kerk/" leent Rome gaarne de hand. Jezuiten en doleerendf- stormloopen door kiezers die lijnrecht tegenover ben staan. „Kiezers", zoo luidt de waarschuwing, „last®® misleiden, kunt gij geen liberaal stemmen, stemt in een kandidaat van dat verschrikkelijk verbond, dat de do® sloten met de roomschen." En dat het schrijven der orthodoxe heeren van 11' dit heeft mede de laatste stemming bewezen. Tal van hebben bedankt om langer met Kuyper samen te op kerkelijk-, noch op school-, nbch op politik. &re I willen geen roomsche en veel minder een Ki).vper,ftflI' I T)fM Aan de Zutphensche Ct. (no. 125) wordt I o. a. het volgeude geschreven „Toevallig ontmoette ik gisteren een lid der rechterzijde, tot weg de vraag richtte: Welke is uw indruk van het Aideeü»?8 I de schoowet? ..wM Mijn indruk is zoo kreeg ik ten antwoord d®' een loopje met ons zouden nemen. S.0? bedoelt gij dat? was mijne wedervraag. n„nCBji 'I Wel, gij hebt toch zeker ook wel gehoord van de verz. de Liberale Unie en van de suikerzoete artikels iu de liberale door zou men in den waan komon, dat de liberalen hun ver!?Lj. I maar in de Afdeelingen werd een geheel anderen toon aan ges y j Maakte men dan van liberale zijde principieel bezwaar van subsidie voor kerkelijke scholen? Jat Neen, dat niet. Zij stelden zelfs allen op den voorgron®. t)KI possumus-politiek van hen niet te verwachten was, maar HM' f I een stroom van bezwaren tegen het voorgedragen ontwerp. En waren die bezwaren dan alle ongegrond? „«itie "at zal ik niet beweren. Op één punt is zelfs de opP bl wij zelf erkennen bijzonder sterk. Met de gemeente-" plaatsen droevig gesteld, en in plaats dat nu de Regeering F daarin verbetering te brengen, zal zij daarin door hare scn bres schieten. Dat is een bezwaar, en een van onze "art*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1889 | | pagina 2