AlEElECl
is- LiiliilM.
fliiflerfltaclitiEiliizenö Mark.
Donderdag, 8 Augustus IS 89.
33ste Jaargang- No. 2322.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCH AGENT, Laan, I), 5.
Gemeente Schagen
Bekendmakingen.
PATENTEN.
Binnenlandsch Nieuws
Roman van IIERMANN HEIBERG.
En i^roote stad en begon zij weder te werken, of
SCHAGE»
COURANT
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater-
Ji ga vond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB-
{ENTTEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.16
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
POLITIE.
Vermist op de markt alhier van 1 Augustus j. 1.
twee lammeren
beiden gemerkt met een teerstip op den kop en een roode streep
over het kruis.
Inlichtingen hieromtrent worden verzocht ter secretarie dezer
gemeente.
Ter secretarie dezer gemeente zijn inlichtingen te bekomen,
omtrent een alhier gevonden
boezelaar.
De Burgemeester van Schagen brengt ter algemeeno kennis,
dat de patenten, aangevraagd in de maand Mei j. 1. tot uit
oefening der beroepen van tapper, slijter in wijnen, sterke dranken,
bieren, en koffiehuishouder, voor het dienstjaar 1889/90, onder
overlegging van het aanslagbillet, waaruit voldoening der helft
van den aanslag blijkt, ter gemeentesecretarie door belangheb
benden kunnen worden afgehaald op alle werkdagen des voormiddags
van 9—12 ure.
Schage, den 2 Augustus 1889.
De burgemeester voornoemd, a./i.
C. DE PATER, Weth.
Schagen, 7 Augustus 1889.
i.
l)3ij de gisteren alhier gehouden verkiezing van een lid
van öe'n gemeenteraad, vacature Langenberg, werden van de
320 kiezers slechts 170 stembriefjes ingeleverd.
Bij opening hedenmorgen bleek, dat waren uitgebracht, op
keeren0. Asjes 60, P. Boekei Cz. 31, P. Buis Jz. 30,
i 200
VIJFDE HOOFDSTUK.
Frida dacht er ook aan, om maar plaats te nemen in een
paardentram. Zij vermoedde, dat haar begeleider geen cent in
öjn zak had. Doch zij vond dezen uitweg niet de geschiktste.
Bij zou haar misschien naloopen en haar ten slotte toch weder
inhalen
Om voor goed van hem af te raken, nam zij zich voor, in
het vervolg naar een ander gedeelte der stad te trekken, ja,
zij dacht er weder aan haar intrek te nemen in het „hemel
gewelf." Zij zag er nu ook niet meer zoo tegen op, met vrouw
anock weder in gezelschap te komen. In al den tijd dat zij
ij deze geleefd had, had zij nooit gebrek geleden en steeds
een ze^eren steun gehad. Nu beschouwde zij zich zelve als
gejaagd wild en meermalen overviel haar nu zulk een
verlangen om fatsoenlijk te worden en alles, wat vroeger
1 U ac^er te laten, dat zij elke gelegenheid daartoe zou
7- en aangegrepen. Ook werd zij overvallen door levenszatheid.
Ij best in het kanaal hebben kunnen springen, dan had
i e '®ed een einde. In het waterIn het waterDat klonk
j. herhaaldelijk in de ooren.
i dan kwamen ook weder de gedachten aan den schat,
zïj bezatWanneer het toch eens mogelijk zou zijn de
^pieren te verzilveren, wanneer zij eens veel geld in handen
ej6e£ en z'j zich van de wereld onafhankelijk maken, een
bez \Won*11ë bezitten, dagelijks uitgaan en het danslokaal
,ervul(U k°n' ^an ^an waren bare wenschen
A schitterend vooruitzicht weerhield haar dan, de laatste
denH,6 ij6 ^oen' en bewerkte, dat zij weder zich een helder
■\Y schiep van haar toestand,
de j, a'lneer zïj de oude Zanock en Ede kon vinden, dan was
pakket ze^er we^ te bewegen, haar den inhoud van het
detl te koopen. Wanneer zij maar een paar duizend gul-
mochtn VIf^' ahdrie, vier, vijf duizend bijv. 1 dan
»ild(;Q7 e anderen harentwege met het pakket doen wat zij
&r)defgSC'^en verBet zij wel Berlijn en begaf zij zich naar een
V°0re a" namen hare voorstellingen weder denzelfden weg.
besloot zij, zich er van te verzekeren, dat het pakket
W. Kerkineer 21, J. M. Koelman 13, en verder verspreide
stemmen, w. o. nog één blanco.
Er zal dus eene herstemming plaats moeteu hebben
tusschen de heeren: O. Asjes en JE*. Uoekel Cz.
Het kleine en vooral op rustdag zoo stille Tolke, werd
j. 1. Zondagmorgen omstreeks zes uur half zeven in zijn
rustige rust gestoord, door de in alle haast voortijlende dienst
maagd van den Heer D. Wit, met de noodkreet „de vlam slaat
uit 't hooi" Spoedig begaf elk gebuur zich derwaarts en
stond er al ras een paard gezadeld, om de noodige blusch mid
delen te Schagen aan te vragen. Maar de bewoners van Tolke
gaven bewijs, niet opgeleid te zijn voor Advocaat of Vioolspeler,
maar de hooigraaf en vork flink te kunnen hanteeren. Het
goede hooi, werd zooveel mogelijk op den zolder geborgen en
het zwarte en reeds verkoolde vond plaats op den dorsch
onwillekeurig deed het u denken aan een Marionettenspel,
waar elk beeld werktuigelijk in beweging wordt gebracht. Zonder
voorafspraak en zonder leiding wist elk zijne positie in te nemen,
zoodat dan ook na betrekkelijk kort verloop geoordeeld werd,
de dorschdeuren te kunnen openen, hetwelk dan ook voor al
deze heete hoofden eene aangename verkoeling opleverde; toen dan
ook het daglicht doordrong, boorde men telkens de onwillekeu
rige uitroep ,/wat ben je zwart." Het op den dorsch geborgen
hooi werd toen op wagens geladen en buiten gebracht en moest
men telkens met water ter hulp snellen, om de toen uitbrekende
vlam tegen te gaan. Omstreeks elf uur was men vrijwel ver
zekerd, het kwaad te hebben overwonnen. Na eene kleine ver
sterking voor den inwendigen mensch en eene in welgekozene
woorden dankbetuiging van den eigenaar, die wel, doch laag
was verzekerd en reeds s' avonds te voren tot circa twaalf uur
met eigen volk had gespit, werden er onschuldiger bergplaatsen
in brand gestoken en ging elk al rookende huiswaarts.
Aan het postkantoor Schagen en de daaronder resor-
teerende hulpkantoren, werd gedurende de maand Juli Ingelegd
nog in de Hedwigskerk was. Wanneer dat het geval was,
en het dus bewezen was, dat zij een goede schuilplaats had
gekozen, wilde zij in het hemelruim," naar de oude
vrouw Zanock onderzoeken. De schoenmaker zou bepaald wel
weten, waar zij gebleven is. Zulke menschen weten alles.
En zonder meer op Mendel te letten richtte Erida hare
schreden door de Bülow- en Göbenstraten, om zich door de
Hagelsbergerstraat naar de Hazenheide en Rixdorf te begeven.
Bij het omslaan van den hoek wendde zij den blik naar
haren vervolger, bepaald verwachtende, dat hij haar nog op
de hielen zat. Maar hij was verdwenen; zij zag hem nergens
meer. Zij haalde nu ruimer adem, als ware zij van een zwaren
last bevrijd.
Toen Erida het „hemelruim" bereikt had, werd zij in hare
verwachtingen niet bedrogen. De schoenmaker, die haar naar
den aard van zulke lieden zonder verbazing, maar ook tot hare
aangename geruststelling ook zonder wantrouwen ontving, deelde
haar mede, dat de oude, die overigens reeds na veertien dagen
teruggekomen was, nu in de Palisadenstraat, achter op den
hof in een kelder woonde. Zij had haar intrek genomen bij
een nicht, eene lompen-verzamelaarster. Van Ede hadden zij
gehoord, dat hij met de „geheimen" in aanraking was gekomen
en zich uit Berlijn verwijderd had. Doch het was mogelijk,
dat hij nu weder vrij was.
De schoenmaker vertelde dat alles, als iemand, die wel is
waar met zulke lieden en dingen niets gemeen heeft, maar
zich om het doen en laten van zekere verdachte personen niet
veel bekommert.
„Gij ziet er niet goed uitzeide hij ten slotte, terwijl zijn
vrouw binnentrad en zwijgend in de deur bleef staan. „Waar
waart gij dan al dien tijd Hebt gij weder een dienst gehad
Frida knikte met het hoofdzij liet zich niet in met lange
verklaringen. „Kan ik iets warms te eten krijgen en dan een
weinigje slapen?" vroeg zij. „Moppen heb ik."
De schoenmakersvrouw nam Frida nog eens goed van het hootd
tot de voeten op, voor zij antwoord gaf, en daar de nieuws
gierigheid haar prikkelde en hier sprake was van geld verdienen,
werd zij een weinig toeschietelijker en wenkte het meisje toe,
haar in de keuken te volgen.
En terwijl zij Erida uithoorde, doch deze juist zooveel ant
woordde als zij kwijt wilde wezen, was de schoenmaker weder
ijverig aan zijn arbeid gegaan en hamerde er lustig op los.
In den namiddag nam Frida, nadat zij gegeten en geslapen
had, van de menschen afscheid, nam plaats in den paardentram
en 'begaf zich naar de Palisadenstraat. Daar aangekomen, ging
zij een hoog, vervallen huis van vijf verdiepingen binnen.
"Voor den ingang stond een handwagen, waarvoor twee
magere, hongerige honden lagen.
f 8097.68; Terugbetaald f 7153.06.
Het laatste, door dat kantoor uitgegeven boekje, draagt het
nummer 1476.
Aan het postkantoor Winkel en de daaronder resor-
teerende hulpkantoren, werd gedurende de maand Juli Ingelegd
f 406.30 Terugbetaald f 95.
Het laatste door dat kantoor uitgegeven boekje, draagt het
nummer 158.
Door het bestuur van de Vereeniging tot ontwikkeling
van den landbouw in Hollands Noorderkwartier is, ingevolge
besluit van de algemeene vergadering, den 13den November
'88 gehouden, een adres gericht naar den Minister v. Financiën
met het beleefd, doch dringend verzoek om afschaffing van de
belasting op het zout.
De algemeene vergadering der vereeniging tot bevordering
van het ouderwijs in Handenarbeid, op Zaterdag j.1. te Dord
recht gehouden, werd bijgewoond door 16 leden en een 17 tal
belangstellenden uit Dordrecht en den naasten omtrek.
Na de behandeling der gewone werkzaamheden hield de Heer
Graafland, Inspecteur van het onderwijs aan Inlanders in Neder-
landsch Oost-Indie eene boeiende belangwekkende rede over
Inlandsche scholen en het ouderwijs in Handenarbeid aan die
scholen. De redevoering van den Heer Graafland zal weldra
opgenomen worden in het maandblad dat aan leden van ge
noemde vereeniging steeds gratis wordt toegezonden.
In het volgende jaar zal de vergadering worden gehouden te
Schiedam.
Maandagavond ongeveer 5 uur woedde te Moerdijk een
geweldig onweder. De slagen waren z66 hevig, dat de huizen
dreunden als bij eene aardbeving. De bliksem sloeg in een
boom aan den straatweg. Een goederenwagen werd door den
sterken wind, die de bui vergezelde, ongeveer een kwartier uur
gaans den spoorweg opgedreven in de richting Lage Zwaluwe.
Frida zocht bg het binnentreden op het links aan den wand
hangende lijstje van de bewoners, naar den naam van de
oude Zanock, doch vond dien niet, maar herinnerde zich dat
de schoenmaker haar gezegd had, dat zij woonde in een kelder
op den hof.
Terwijl zij nog stond te overleggen, zag zij een in lompen ge
kheden arbeider met een vuilen, grauwen zak op den schouder
over den hof gaan en naar haar toekomen. Zij naderde hem
en vroeg naar de oude.
„Weduwe Zanock zeide hij hoofdschuddend „Het zal de
oude zijn op den derden hof, beneden links, bij de lompen-
Bertha."
Frida bezon zich een oogenblik; zij dacht aan de laatste
tijden, hoe blijde zij was geweest, eindelijk van de oude vrouw
bevrijd te zijn geraakt, en hoe gewaagd het was, zich nu weder
vrijwillig in hare nabijheid te begeven. Maar ten slotte, wie
kon haar iets maken? Wanneer hetgeen zij aantrof, haar niet
beviel, was zij toch nog altijd hare eigene meesteres. Met snellen
tred ging zij nu naar haar doel en weinige miuuten later stond
zij bij den ingang van een sous-terrain, aan welks buitenmuur
een klein, vierkant schild was bevestigd, waarop met krijt
geschreven stond: „papier, beenen, lompen, afval, koopt altijd
B. Hegestock".
Frida opende de deur en trad binnen. Een bedwelmende,
vreeselijke reuk sloeg haar tegen; ook was het er zoo donker,
dat zij in de eerste oogenblikken niets kon zien.
In de groote, diepe ruimte bevonden zich beenen, papieren
en lompen, en naast hooge hoopen stonden talrijke toegebonden
zakken, die door hun uiterlijk den inhoud verrieden.
Een hond had reeds aangeslagen, toen Erida was binnen
getreden, en nu werd ook ter rechter zijde de deur open ge»
stooten en een oude, terugstootend er uitziende vrouw met een
kruk, gevolgd door een driebeenigen, geel gevlekten hond, die
woedend op Erida losstormde, verscheen in de opening.
„Gij wenscht?" vroeg de vrouw, en Erida gaf antwoord.
„Kom binnenantwoordde de oude vrouw en, den hond
weg jagende, strompelde zij vooruit.
Een onverwacht schouwspel vertoonde zich nu aan het oog
van het meisje. In het lage vertrek zaten aan een bij het
venster geschoven bank een aantal personen die jenever dronken.
De reuk van dit vocht vervulde het tweevensterige, duffe
vertrek, in hetwelk Erida nu ook de oude Zanock opmerkte,
die, in een ouderwetschen stoel zittende, een kort pijpje rookte.
„FridaFridaHe, wat zie ik Kom, ga zittenNu,
vanwaar komt gij dan, mijn duifje Was het toch te koud
buiten en joeg de sneeuw u te veel om het hoofd
Zij lachte, trok Frida naar zich toe en noodigde haar uit
plaats te nemen naast een klein, bleek, zwartkoppig mensch