UIT DE PERS.
Wordt Vervolgd.
Door het Nutsdeparfement te Veendam zd, om aan be-
hoeftigen een handwerk te leeren, dat hen in de gelegenheid
«telt in hun vrijen tijd iets te verdienen, kosteloos gelegenheid
worden gegeven tot het aanleereti van het mandenmaken.
Zaterdag is, nabij de halte Usseloo, op de Hollandsche lijn
EnschedéZutphen, een trein, die van eerstgenoemde plaats
kwam, ontspoord. Alles is onderstboven geslagen een persoon
heeft een arm gebroken, anderen bekwamen lichte kneuzingen.
Dinsdag 14 Sept. zijn uit Purmerend 19 waggons vee,
van de markt aldaar, over Yelsen naar Londen vervoerd.
De Provinciale Staten van Gelderland hebben Maandag
gekozen tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal den
heer jhr. P. X. I. van Nispen tot Pannerden, te Zutfen
clericaalmet 32 van de 64 stemmen. Op den heer mr.
Tydeman te Tiel (liberaal) waren 26 stemmen uitgebracht.
Verleden week werd op de botermarkt te Tilburg in
beslag genomen een kluit boter, die verdacht voorkwam. Bij
onderzoek aan het proefstation te Wngeningen bleek, dat de
boter vermengd was met 20.8 percent water. Hoe de fabrikante
het water daarin kreeg, is een geheim van het vak. Het is
echter voor velen zeer verrassend te vernemen, dat als zij voor
een gulden boter koopen er voor 20 cent water bij is.
De industriëele is op de markt algemeen bekend onder den
naam van het „walerboerinneke". (T. O.)
Zondagavond is op noodlottige wijze de heer H. S. te
Roermond om het leven gekomen. Met zijnen zoon in éen
vertrek zittende, moeten beiden tengevolge van kolendamp be
wusteloos geworden zijn toen de familie later de kamer opende,
vond zij den heer S. dood, en was het meer dan tijd, dat de
noodige hulp aangebracht werd om den zoon te redden.
Uit Schoteiland bericht men dat bij vele boeren thans
de kaas moet wijken voor de biggen en varkens. Deze dieren
zijn namelijk zoo hoog in piijs, dat de veehouders kans zien
meer uit hunne afgekamde melk te maken, als zij deze gebruiken
tot het mesten der krulstaarten, dan om daarvan kaas te maken,
waarom zij de kaaspers laten rusten en de melk in den varkens
trog brengen. In deze week werden in die gemeente nog 10
biggen van 6 weken oud verkocht voor de som van f 125.
Yolgens kenners waren deze biggen nog niet eens „voorlijk."
De slagers verzenden wegens de hooge prijzen dit vee niet
naar Londen.
De „kweek" is, gelijk men weet, een der lastigste onkrui
den op landerijen en in den moestuin. Door hare lange wortel
stokken is zij bijna niet uit te roeien, en zij vermeerdert zoowel
door zaad als door uitloopers, zoodat ploegen en eggen ongeveer
niet helpt. Nu is gebleken dat zout alle grassen vergiftigt, en
zijne werking overigens door het regenwater spoedig zooveel
wordt verzwakt, dat het dan nog alleen als meststof voor het
land dienst doet. Dus kan men bi de kweek diep onder den
grond brengen, of haar met zout of zuur water behandelen.
100 deelen water op 1 deel zwavelzuur is voldoende om de
lastige kweek te dooden en ze dan nog als meststof te doen
dienen.
Yoor den eersten cursus aan de nieuw opgerichte zuivel-
school te Bolsward hebben zich aangegeven 17 candidaten,
waarvan aanvankelijk niet meer dan 8 kunnen geplaatst worden.
Een der nummers van het feestprogramma op 3 October
te Leiden is: Wedrennen van hondenwagens, bespannen met
een varken en bestuurd door een koetsier.
Men weet van dwaasheid niet meer wat men verzinnen zal
om het volk feesten te verschaffen.
Men vermeent, dat het nu wel weer 15 October kan worden
alvorens het centraalstation te Amsterdam voor het publiek
gebruikt wordt opengesteld.
Te Hoogeloon (N.-Br.) kwam dezer dagen bij het slachten
eener koe eenig bloed in een wondje aan de hand van den
man die dien arbeid verrichtte, met dat gevolg dat de hand en
de arm sterk opzwollen, en de man binuen weinige uren onder
hevige pijnen stierf.
maar vermomd vertoonen. Daarbuiten was weinig te doen, en
in de andere groote steden, waar men niet, als in Berlijn, de
gelegenheden kende, ging het raoeielijk."
„Men weet bijna niet meer, waar men rustig kan leven,"
zoo eindigde hij en voegde zich nu weder met Mendel bij de
overigen.
„Nu, gij hebt u aardig wat laten wijs maken riep de oude
nijdig uit en keek haar broeder aan. „Gij zijt geslepen, maar
tegen dien daar nu Mendel zette een boos gezicht.
„Wanneer eerlijke menschen elkander de waarheid zeggen,
moest gij uw brandewijnspraat voor u houden I" riep hij uit
en greep naar zijn hoed. „En uwe bedreigingen, die gij hebt
geschreven, moet gij maar op het bord, buiten aan den gevel,
schilderen. Wie zelf in zoo'n glazen paleis zit, die mag niet
met steenen gooien. Kom, Frida En zich tot Ede wen
dende en hem de hand toestekende„Dus, wanneer er iets
is, steeds tot uw dienst Adieu
„Sla den bengel neder!" schreeuwde de oude haar broeder
toe. „Zoo een
Nu werd Lompen-Bertha door het rumoer wakker. Zij richtte
zich met moeite op, staarde voor zich uit, wischte zich den
mond af en stamelde
„Ede Ede oude moordenaarGeef het glas, oude
moor de
Mendel en Frida hoorden en zagen nog, hoe de bandiet
het wijf als antwoord een ribbenstoot gaf en snelden toen naar
buiten.
„Zoo, die zijn wij kwijt, voor goed ook 1 Maar voorzichtig,
Frida, voorzichtigheid is ten zeerste aanbevolen Wij moeten
deze streek verlaten. Ik weet nog niet, maar met de mooie
woning en wat er verder bijhoort, het gaat niet, zij komen
ons op den hals 1 Maar nu rijden wij naar het Theatre des
Variétés en daarna gaan wij dansen en lekker eten. Kom 1"
Hij riep een rijtuig aan en zij reden weg.
IPer-soonlijkie dienstplicht. De Stan
daard, (no. 5379) de bondgenoot van de katholieken-partij,
welke geen persoonlijke dienstplicht wil, breekt een lans
voor persoonlijken dienstplicht en is van meening, dat het
vraagstuk van de regeling onzer defensie hoe eerder hoe beter
tot een einde dient gebracht te worden en betoogt dat de leden
der Staten-Generaal in deze kwestie zich de vraag hebben te
stellen „Acht ge met een minder drukkend stelsel dan dat
van den persoonlijken dienstplicht uw vaderland veilig
De Standaard oordeelt een huurleger in den vorm van het
Engelsche voor ons land eu ons volk even onbestaanbaar als
een volksleger gelijk in Zwitserland.
„Voorshands blijven we," zoo verv lgt zij „daarom geene
andere keuze zien dan tusschen een militieleger met recht van
uitkoop en een militieleger uit alle rangen en standen des
volks, en blijft zóó de keuze staan, dan achten we, tot tijd en
wijle men ons beter inliclite, de invoering van het laatste stelsel
een noodzakelijk kwaad.
„Niet dat we met dit stelsel dwepen, of ook de betrekkelijke
voordeelen van het andere stelsel niet inzien. Maar het gaat
om de onafhankelijkheid van ons vaderland. En als we dan
zien, hoe de legers zonder remplacantenstelsel tot dusver nog
altoos de legers met remplapantenstelsel onbarmhartig en op
verpletterende wijs geslagen hebben, dan missen wij metterdaad
den moed om ons vaderland aan de proefnemiug met het
laatste te wagen.
„Zelfs machtige Staten als Oostenrijk en Frankrijk, militaire
machten van den eersten rang, zijn door het kleinere Pruisen,
straks door andere Duitsche Staton geholpen, zoo reddelojs en
hopeloos geëcraseerd, dat ze geen vinger meer verroeren konden,
en heide hadden hun leger naar het rem pi; pan ten stelsel inge
richt. Na Sadowa begrijpt Oostenrijk dan ook waarin zijne
dwaasheid school, laat opeens dit foutieve stelsel los en voert
terstond den persoonlijken dienstplicht in. En na Sedan ziet ge
Frankrijk evenzoo met het remplapantenstelsel breken, en met
eene energie die uw bewondering wekt het Pruisische stelsel
invoeren.
„Welke grond is er dan om te meenen, dat Nederland ten
dezen alleen eene uitzondering op den regel zal maken Wat
zou ons vrijheid schenken om het nogmaals met een rempla-
pantenleger te wagen? Wij zien het niet in. En tot tijd en wijle
men ons een geheel nieuw licht over deze materie deed opgaan
zouden wij voor ons aandeel de verantwoordelijkheid van zulk
eene proefneming niet durven aanvaarden.
Wel gevoelen wij wat er tegen is, en wij achten de bezwa
ren die het thans schier overal aangenomen stelsel drukken
niet gering; ja, al gevoelden wij die zeiven niet, wij zouden
uit eerbied voor anderer bedenking niets liever doen dan uit
den weg gaan. Maar wij herhalen hethet is hier geen qumstie
van liever of niet liever."
De Tijd zegt
„Wij zullen heden op eene uitvoerige bespreking van dit
artikel niet ingaan. Moet men aannemen, dat De Standaard
de meening weergeeft van de Regeering en vau de gelieele
anti-revolutionaire partij dan ziet het er met onzen politiekeu
toestand donker uit.
„Ten bewijze van de consequentie, waartoe de redeneeringen
van De Standaard rechtstreeks leiden, diene alleen nog het
volgende, aan hetzelfde artikel van het anti-revolutionaire hoofd
orgaan ontleend„Als over een paar jaar de wapening van
onzen mogelijken vijand nog versterkt werd, en hij ten leste
ook de vrouwen in het geweer riep, dan zou het ons hoege
naamd niets baten, of we al oordeelden dat vrouwen niet vechten
mogenmaar ook de Nederlandsche vrouw zou er aan moeten."
„We vragen: Yeroordeelt dergelijke overdrijving niet het ge-
heele stelsel? En ook: Waar blijft de waarborg, dat de te
verleenen vrijstellingen, bij invoering van den persoonlijken
dienstplicht zullen geëerbiedigd blijvenindien een blad als
De Standaard nu reeds verklaart, dat zoodra een machtige
nabuur voorging, men ook zelts de Nederlandsche vrouwen bij
het leger zou moeten inlijven? Nederland, schij nt De Stan
daard met zijn sterk gekozen voorbeeld te willen zeggen, is
verplicht de grootere Staten in alles, ook zelfs in de meest
overdreven uitingen van militairisme, te volgen. Onze lezers
weten dat wij daarover anders denken. Toch schijnt De Standaard
eenigszins tot ons gevoelen genaderd, waar hij de afschaffing
der plaatsvervanging „een kwaad," zij het dan ook een nood
zakelijk kwaad" noemtvroeger heette het blad die afschaffing,
als wij ons niet bedreigen, een zaak van beginsel."
Brutaal. Het Centrum vraagt„Waar zijn de
draconische wetten, de triranieke maatregelen, de werken der
„duisternis," welke door hel liberalisme in 't verschiet werden
gesteld Zou de liberale partij eindelijk genezen van haren
waan, dat alleen zij kan regeeren, dat alleen zij in staat is het
staatsschip te besturen en wetten te maken en dat de „clericale"
partijen slechts uit dweepers bestaan, die hoogstens oppositie
kunnen voeren
„Onnoozele vraag van dit blad," zoo schrijft de Middelb. Ct.
„Zoodra wij eens een zuiver clericaal kabinet zullen hebben
waarvan het tegenwoordige ministerie wellicht slechts de voor-
looper is, dan zal van zelf op die eerste vraag een antwoord
gegeven worden, zonder dat de liberalen dit behoeven te doen.
„Men heeft van die overgangsperiodes, waarin men het terrein
verkent; en in zulk een tijdperk leven wij thans.
„Het tegenwoordig ministerie is van gematigde richtin<* en niet
zuiver clericaal. Yerder durfde men in 1888 niet gaan. Dit
kabinet baant den weg voor mannen als Lohman, Kuyper en
Schaepman, die bunnen tijd weten af te wachten, midderwijl
zien hoever zij kunnen gaaD, en hun invloed trachten te ver
meerderen. Als zij en de hunnen echter eenmaal de zetels aan
de groene tafel mochten innemen, is de tijd daar, waartegen
de liberalen niet zullen ophouden te waarschuwen.
„En dat is goed ook, al tracht het blad van dr. Schaepman
zich nog zoo onnoozel voor te doen om de wakenden in slaap
te wiegen. Want juist de aanhoudende waarschuwing had ten
gevolge dat men niet te ver durft gaan en dat de kiezers
het gevaar inziende dat langzaam maar zeker nadert, als men
niet op zijn hoede is, door de Provinciale staten aan de
Eerste kamer nog kracht gaven om zoo noodig het
en niet verder" te doen hooren. - l: „hiw
„De redactie van het Centrum had weer een van
brutale oogenblikken, toen zij zoo stoutweg hovL ZlJ,le
vraag durfde doen."
Bet op deze teekenen! yet
blad 't Centrum verhaalt, dat op 17 Sept. 2000 V,
duizendpersonen uit Utrecht ter processie na^v
togen. Het blad zelf no.mt dit getal bedevaarten- 5
zienlijk". In de laatste jaren nam het trouWensöal'ers
Maar het Centrum voegt er bij, dat toch verwacht ma»
dat het in het volgend jaar zelfs verdubbeld 2ai
vier-duizend Kevelaargangers dan alleen uit Utrecht
beweging is onder de Katholieken
ook ijver en beweging
Of
Maar 't is een beweging, die ons droevig stemt, 't
te doen om het volk te ontwikkelen. Geen kennis
gebracht. Geene ruime levensblik gevormd. Geen echte
heid gekweekt. Neen! dom ter processie gaan; voor
beelden knielen; „Ave Maria's" prevelen.
Op di ze teekenen lette men ook, wanneer men
hoe nog onlangs, bij de behandeling der schoolwet
zijde er vooruitgekomen is, dat men diiarom
scholen wil, omdat men het volk goed
maken.
Nieuw TJeV(
Aijelische zaken. Onder dit
'Ol,
Dj
gekift;
Het Vaderland (no. 224) aan de hand van het koloi,lt#1
na, op welke feiten zich de gunstige opvatting van den in
Keuchenius grondt, als zouden in Atjeh voortdurend teel
voorkomen van neiging tot toenadering en onderwerpt
Het Vaderland heeft zulke feiten in dat verslag niet kü
vinden. Het heeft veeleer uit het verslag afgeleid, dat
het laatste jaar meer achter- dan vooruit zijn gegaap,
int.usschen mogelijk alzoo gaat het blad voort „dat h' v'
verslag opzettelijk hier niet al te volledig is. Het kan
dat de minister ook langs andere wegen de zekerheid verki»
heeft, dat er bij de hoofden neiging tot onderwerping I E
vertoont Zou het niet mogelijk zijn den minister 'i
bewegen de Volksvertegenwoordiging nader opening van
te geven, zij het in comité-generaal Het is immers niet
te nemen, dat de miuister, die zoo vast op bevrediging reljJ
dat hij zelfs meent spoedig voorstellen tot pacificatie te kun
indienen, niets meer deed dan wat dit koloniaal versla"vei
„Tegelijk zou de minister dan kunnen openbaren,
grond hij meent te mogen vertrouwen, dat Edi en Kotta*Pohi
geen streep door zijne rekening zijn. Omtrent Edi geeft
verslag een lang verhaal, dat eindigt met de ver'
aangaande de oorzaken der gevechten in Mei niets
en van Kotta Pohama wordt in een noot gezegd,
phische berichten juist aankwamen, toen dit deel van het rera
werd opgesteld. Weet de minister omtrent beide
iets meer
„Het is natuurlijk onverstandig, om in de perste ontsteltenis
over de affaire Kotta Pohama tot overijlde maatregelen te
sluiten. Het advies om er nu maar weer eensf ietm op ii ii
gaan hakken wordt reeds terstond verboden dci ior ie overweging,
dat ons door de beri-beri gedecimeerd legertje! I
krachtsinspanning niet in staat is. Maar wel raag
worden, hoe het mogelijk is, dat binnen den afstind vao 1000 1
M. van onze liniën welbevestigde sterkten kondecwordenopge-1m
richt zonder dat wij daarvan iets bemerkten, en of de fictie,I n
dat Atjeh een vredesgarnizoen is, niet tot een bedenkelijk uiterste I di
wordt gedreveu, als zelfs het doen van verkenningen
de liniën verboden schijnt. Het minste dat kan
is wel, dat het terrein, onmiddellijk grenzende aan onzeliinèi*
van vijandelijke beuden gezuiverd wordt.
„Inmiddels kan men natuurlijk voortgaan over den vril i
te onderhandelen, en dat de minister daarin slagen moge,hooftf
ieder, die het wel meent met zijn land. Velen zullen metok,
toen zij in de openingsrede zoo leukweg naast elkanderlaM»
vermelding der vreeselijke gevechten, waarbij onze troepen»
zwaarste verliezen leden, en der zich steeds meer openbars-
neiging tot toenadering en onderwerping, onaangenaam;?
aangedaan en den indruk hebben ontvangen van een lichtval!»?
bijna roekeloos optimisme.
„Dien indruk kan de minister wellicht uitwisschen,
spreke, zij het ook, als 's lands belang dit vordert,
comité-generaa'."
Fraaie beloften. Aan de
rant schrijft haar correspondent uit den Haag: ,.i
„De minister van Financiën is een gelukskind. De ver t
toestand van handel en nijverheid maakt dat de opbrengs
meeste belastingen van maand tot maand vooruitgaat,
hoogere opbrengst stelt hem in staat, niet alleen om
van s' rijks financiën, maar ook om met eenig schijn )S
te kunnen verklaren de aanwijzing van nieuwe fl#
te verblijden met bevredigende rapporten omtrent
_"Ll or>Vlijfl 0
UI
onnoodig, al vragen ook mijne arabtgenooten voor f
meer geld voor forten en schepen en al heeft ook
genoot vau Binnenlandsche Zaken meer geld voor
noodig. Ondertusschen is Z. Excellentie de eerste Ji
nen dat die meerdere opbrengst nog niet van die"
men millioenen meer kan uitgeven voor defensie en
scholen en tegelijkertijd in ernst kan denken n»n 8. je„ ijl
van schadelijke en drukkende belastingen zooa's...'? zjjn jI
de eerste levensmiddelen. Eerst was het werkehj r ju H
geweest althans een enkele accijns af te schaffen, ma^
andere ministers het hem zoo lastig maken door
nieuwe uitgaven een beroep te doen op 's rijks
,la<
ven ecu ueruep ic uucu vy J i a*n(rspl«lw
legt hij zich daarbij neer en legt hij zijn »fscban\J a/'
ter zijde. Natuurlijk, zegt de Minister, want het B
is, kan niet tweemaal worden gebruikt. Op zich ze jgjjelóH
volkomen juist, maar de Min. vergeet toch twee „f»0H
in de eerste plaats, dat het Ministerie geen ver,°^jnigiD?
budget van uitgaven, maar wel verlaging door hi]]ijker fl
uitzicht heeft gesteld'; in de tweede plaats, dat u"^orJei)
deeling van lasten" juist niet gevonden behoeft e bh]
afschaffing, zonder equivalent. De Minister» be5]i)i®
baar een conservatief financier en kan ei nH D en
voorstellen in te dienen ora den druk te verp'J
ontlasting van sommige kringen meer te vor