ponderdag, 28 November 1889.
llicicm Nilllll
33ste Jaargang. No. 2354.
is- LiliflM.
flonflerdtachtigflaizend Mart
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCH4GE1V, Gaan, 4.
Gemeente Scha gen
Bekendmakingen.
Binnenlandsch Nieuws.
Roman van HERMANN HEIBERG.
COURANT.
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f 0.15
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
MARKTPOLITIE.
Burgemeester en Wethouders van Sehagen
Gezien art. 116 van het politiereglement dier gemeente;
Brengen ter algemeene kennis:
dat bij gelegenheid der zoogenaamde veulenmarkt op den
28 dezer, de paarden en veulens ter markt aangebracht,
daarvan moeten zijn weggeruimd, v<5<5r des namiddags 4 ure.
Overtreding van het vorenstaande is strafbaar met eene boete
van ten hoogste drie grilden.
Sehagen, 27 November 1889.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. H. BEELS.
de Secretaris,
DENIJS.
Sehagen, 27 November 1889.
Zaterdagavond 11. ten 7 ure, hield onze gemeenteraad eene
bijzondere vergadering, welke door alle leden werd bijgewoond.
De voorz., de EdAchtb. Heer Mr. C. H. Beels, deelde na
opening der vergadering mede, dat deze vergadering hoofdzakelijk
was belegd ter behandeling van het in de laatste verg. door
52.) TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Op den avond van den afgesproken dag liep Alcxander bij
de Brandenburgerpoort heen en weder. Het was reeds ver over
het afgesproken uur en Alexander begon ongeduldig te worden,
daar Frida nog niet verscheen.
Eindelijk werd er voorzichtig een hand op zijn schouder gelegd
en de jonge vrouw, iü het zwart gekleed en zwaar gesluierd, stond
voor hem.
„Ah, mejuffrouw Frida Reeds gaf ik de hoop opMaar des
te beter! Wanneer het u goed is, gaan wij een zijstraat in."
En zonder Frida's antwoord af to wachten, verzocht bij haar
arm en wandeldon zij verder.
„Wat hebt gij tegen mejuffrouw Klara gezegd omtrent uw
uitgaan
„Dat ik in mijn belang een bezoek moest brengen en misschien
laat terug kwam
„Viel dat mejuffrouw Klara niet op
Frida schudde het hoofd. Zij liep met ter neder geslagen oogen
naast Alexander en keek hem niet eens aan.
„Wat is het toch, dat u ter neder drukt?" vroeg Alexander
na een wijle. „Gij gaat onder iets gebukt en ik zou gaarne uwe
torgen verlichten
Frida vertrok den mond. Trots, spot en smart stonden op baar
gelaat uitgedrukt.
„Ik zeide u reeds, dat niemand mij helpen kan. Daarom heeft
'et ook geen doel, met u te spreken," zeide zij afwijzend.
„Waarom toch geeft gij mij zulke antwoordeD. Die klinken
Onrechtvaardig en dat verdien ik niet. En ik weet toch, dat gij
aw gemoed wilt uitstorten! Waarom doet gij het niet? Het zou
verlichten."
„Ja, dat is waarantwoordde Frida.
„Wij moesten ergens een glas bier gaan drinken? Vindt gij
lat goed Houdt gij van dansen Gij danst zeker verrukke
lijk. Ik zou wel eens gaarne met u willen dansen."
Frida trok eensklaps baar aim uit dien van Alexander, zij
kleef staan eu keek hem verbaasd aaD. Zij zag er ontsteld uit.
„Wat deert u vroeg Alexander. Dit vrouwelijk wezen scheen
W zoo bjjzonder raadselachtig.
„Ja, dansen, dansen! Dat was juist mijn ongeluk. En daardoor
komt alles 1"
Deze woorden verwokten in de hoogste mate Alexander's belang-
illing.
„Dansen herhaalde hij.
„Kom mede!" zeide nu Frida eensklaps. „Niet hier. In een
kunnen wij bier drinken en dat maakt de tong los. Dat
toat gemakkelijker."
Hierna betraden zij een eenvoudig bierhuis, hetwelk spaarzaam
'Wlicht was. Nadat de kellner het verlangde gebracht had, zeido
'IfcXander:
«Nu, mejuffrouw Frida Wilt gij nu woord houden
Hoewel schoorvoetend eD met allerlei afwendingen, zeide zij:
«Ik kwam als jeng meisje in dienst bij een slechte vrouw.
todat ik zoo gaarne dansen wilde en zij mij daarin kon bebulp-
Zaain zijn, deed ik alles, wat ïij van mij verlangde, en wat zij
den heer Hopman gedane voorstel, om de rijen boomen op de
gedempte gracht door te trekken tot het raadhuis en tot den
hoek van het perceel van Huis, welk voorstel spoedige behan
deling vereischte, omdat het nu de tijd vau planten was.
Na eenige discussie werd dit voorstel met algemeene stemmen
aangenomen.
Hierop kwam in behandeling een voorstel van den heer
Hopman, om ook boomen te planten voor het raadhuis tot aan
het perceel de Posthoorn, welk voorstel werd aangenomen met
6 legen 5 stemmen, die van de heerenW. Roggeveen, Jb.
Stammes, J. W. Govers, W. Kooij en C. Smit.
Door het Dagel. Bestuur werd nu voorgesteld en ook diens-
volgens besloten, om de boomenrij aan den Stationsweg door te
trekken tot aan den hoek bij den ingang der veelading en
verder waaiervormig tot aan den hoek bij het hek van A. Visser.
Bij de nu volgende rondvraag gaf de heer Jb. Stammes in
overweging, ook den Lagedijkerweg met boomen te beplanten.
Uit de hieromtrent ontsproten discussie bleek, dat men van
gevoelen was, dat indien dit plan mocht worden ten uitvoer
gelegd, dan wellicht ook bet gemeentebestuur van de Zijpe
genegen zou zijn den weg van den Lagedijk naar het dorp
Schagerbrug op dezelfde wijze te beplanten.
Ofschoon dit voorstel wel in den geest der vergadering viel,
werd de beslissing daarover om geldelijke redenen aangehouden
tot later.
Do heer W. Roggeveen vestigde er de aandacht op, dat bij
gelegenheid van het eerstkomend Kerstfeest, de feestdagen vallen
op Woensdag en Donderdag, en werd dienovereenkomstig besloten
verlangde, was zeer slecht. Ten laatste trouwde ik met een man,
die ook veel kwaad heeft gedaan. Toen ik in het pakhuis achter
de Steidels opgesloten zat, heb ik gezworen, weder fatsoenlijk te
worden en iemand, dien ik bedrogen heb, zijn eigendom terug te
geven."
„Niet waar", vervolgde zij snel, nog voor Alexander kon ant
woorden, „gij verraadt mij niet, wat er ook gebeuren moge?
Geef mij uw hand daarop!"
„Hot zij zoo! Wat het ook is en wat gij mij ook mededeelt,
ik beloof u, dat daarvan nooit iets over mijne lippen zal komen!"
„Goed. Ik verirouw u. En nu, wat raadt gij mij? Tot den
man tot mijn man wil ik niet terug; dat staat vast. Maar
wanneer ik aan hem, van wieu ik sprak, het weder teruggeef,
zou mun mij op het spoor kunnen komen. Is het niet beter, dat
ik de geheele zaak maar uit de wereld breng?"
„Ik begrijp u niet," gaf Alexander afwachtend ten antwoord.
„En gij zijt gehuwd?"
„Nu jal Dat wil zeggen
„Wanneer gij een slechten man hebt, die u tot het slechte wil
verleiden, dan doet gjj zeer goed, niet tot hem terug te keeren.
Hebt gij echter iets ontvreemd, dan is bet uwe plicht, het den
eigenaar terug te geven; ja, de gevolgeD daarvan ie dragen. Het
is zeer hard, dit te zeggen, maar daar gij mij vraagt, zoo kan ik
niet anders antwoorden."
De ongelukkige vrouw overdacht de gevolgen harer misdaden.
Zij zag zich zeive reeds in het verhoor voor de rechters; zij
had haar strat ontvangeD, zij zat in het tuchthuis.
Neen, neen! Dan liever sterven! Het ging toch niet. Zij
kon toch niet weder goed worden! Want, als zij de gevolgen harer
misdaad op zich nam, wat moest zij beginnen, wanneer na
voleindigden straftijd de deuren van het tuchthuis weder voor
haar geopend werden Zij bleef eeno verstootene.
„Wanneer ik den man zijn eigendom terugbreng en hem smeek,
mij geen wrok toe te dragen, en hij mij werkelijk vergeeft, moet
ik mij zelve dan toch nog aan den rechter overleveren vroeg
zij met fluisterende stem.
„Arme vrouw! Ik beklaag u van harte! En om u nu hel bewijs
te leveren, dat ik u niet uit bloote nieuwsgierigheid tot deze
wandeling uitnoodigde, maar dat eerlijke belangstelling voor u
mij bezielde, doe ik u het volgende voorstelgeef mjj het ge
stolen goedIk zal het den man terugbrengen en, opdat gij
niet zult worden ontdekt, in uw plaats hem verzoeken, u ver
giffenis te schenken. Gelukt het, nu, dan kunt gij volgens mijne
overtuiging, het overige zonder wereldsche rechter met uw ge
weten afmaken. Niet waar, gij wilt immers weder een goed, een
eerlijk mensch worden
Tranen biggelden dor ongelukkige vrouw over de wangen. De
warme deelneming van Alexander verwarmde ook baar hart en
een eerlijke bekentenis kwam haar nu over de lippen, waarbij
zij zich zelve niet ontzag.
Ten slotte vroeg zij zyn oordeel over het feit, dat zij zonder
eenig afscheidswoord van Mcndel bad willen scheiden Haar ge
voel verzette er zich tegen, het scheen haar laf toe, ook beminde
zij hem te zeer, om onverschillig over zijn toekomst heen te stappen.
Aan de andere zijde wist zij, dat zij weder zou wankelen, wanneer
het hem slecht ging, wanneer zij hem weder ontmoette.
„Ilebt gij dan naar hem nog geen onderzoek gedaan vroeg
Alexander.
„Neen. Het geschiedde opzettelijk!"
„Opzettelijk?"
„Ja, ik was bang voor mij zelve. Is het iets ongunstigs, gaat
op den daaraan voorafgaanden Dinsdag de gewone wekelijksche
markt te doen houden.
Door den heer C. Asjes werd voorgesteld om ook op de Laan
van af perceel Kooi tot aan de plaats Wed. Ligthert, langs de
vaart boomen te planten. Dit voorstel werd aangenomen, onder
beding evenwel dat de beplanting zal geschieden voor zoover er
boomen aanwezig zijn.
Ten slotte werd door den heer v. d. Maaten nog gewezen
op de wenschelijkheid, de boomen op de Marktplaats voor zoo
ver noodig te vrijwaren voor beschadiging, door het plaatsen
van kasljes om de boomen.
Daarbij werd opgemerkt dat er tegenwoordig uitmuntende
ijzeren toestellen voor dit doel te verkrijgen zijn.
Desbetreffende werd aan B. en W. opgedragen dezen voorzorgs
maatregel aan te brengen op zoodanige wijze als door hen wordt
noodig geacht.
Hierna werd de vergadering gesloten.
Naar wij met zekerheid vernemen, zal de Rederijkerskamer
z/D. D." alhier, op den tweeden Kerstdag in het Noord-Hol-
landsch Koffiehuis eene openbare uitvoering geven.
Met betrekking tot den door Schagen's Mannenkoor
yEuterpe" voorgenomen Zang wedstrijd kunnen wij belang
stellenden mededeelen, dat het plan bestaat, dien wedstrijd te
houden op ZONDAG, 27 APRIL 1890, in het kerk
gebouw der Hervormde Gemeente alhier, en aanvangende ten
2 ure 's namiddags. Op zaterdagavond, 26 April, zal ^Euterpe"
een concert geven, waarvoor zij er in is geslaagd de medewer-
het hem slecht, dan heb ik misschien niet de kracht, hem te
weerstaan Ik wil mij niet in verzoeking brengen
Deze eerlijke bekentenis trof Alexander en deed de verlatene
vrouw in zijne oogen zoo zeer stijgen, dat hij onwillekeurig haar
de hand toestak.
„Verlies den moed niet!" zeide hij vriendelijk en zelve er
over verbaasd, dat hij niet alleen een blik in dezen afgrond had
geslagen, maar vriend en raadsman dezer schuldige was geworden.
„Het kan nog alles goed worden! En wat de papieren betreft,
ik ken den advokaat-notaris Ignis toevallig zeer goed. Misschien
zou alles nog door zijne tusschenkomst in orde zijn te brongen,
ook bij den geldman Verrekijker. Wel is waar, wanneer ik Ignis
er over spreek, viel bij zich zei ven nadenkend in de rede,
„zal hij niet zwijgen mogen. Een zeer netelige zaak. Nu,
wij zullen zien. Vooreerst zal ik morgen eens onderzoek doen
naar uwen man, naar Mendel."
En nu begaven beiden zich terug naar de stad, en het was
de jonge vrouw alsof naast haar een engel ging, die haar weder
op den rechten weg bracht, die haar datgene bracht, waarnaar
haar hart zoo dorstte, vergiffenis
Den volgenden morgen had de begrafenisplechtigheid plaats van
Marietje Steidol. Onder hen die de lijkbaar zonden volgen was
ook Alexander. De vrouwen waren reeds gereed. De rijtuigen
stonden voor de deur, en ook Bols was zooeven verschenen.
Alexander wisselde een snellen, geheimen blik met Frida, begroette
met ernstige hartelijkheid de overigen en vooral Klara. En daarna
gat Klara het teeken, en verlieten zij de woning. Toen zij op
het punt stonden, in de rijtuigen plaats to nemen, kwam er een
coupeé voor, en daaruit steeg de notaris Ignis, een sierlijken krans
in de hand houdende. Hij snelde op Klara toe, sprak op zijne
hartelijke en deelnemende wijze baar toe en nadat Klara de aan
wezigen had voorgesteld, bood hij Alexander vertrouwelijk de hand.
„Om Gods wilfluisterde Frida, wie het toescheen, dat Ignis
haar mot een bijzonder onderzoekend oog had aangezien, zocht
Alexander's blik en trad naar hem toe.
Maar Alexander gal baar een geruststellend teeken en wist
het zoo in te richten, dat hij naast haar in denzelfden wagen
plaats nam.
Frida zag er lijdend, doch buitengewoon schoon uit.
„Ik weet niet, hoe het komt ik geloot ook niet dat het de
tegenwoordigheid van den notaris is, want gij hebt gelijk, wat
kan mij overkomen zeide Frida zacht, „maar een onbeschrijfelijke
angst heelt mij overvallen, alsof er iets vreeselyks moet gebeuren.
Ik zou het lielst een voorwensel zoeken en weder terugkeeren.
Ik ben bevreesd en kan toch niet zeggen waarom."
Alexander sprak haar moed in, en toen zij voor het kerkhof
aankwamen, scheen zij ook werkelijk hare vroegere kalmte her
kregen te hebben.
Als zij evenwel het middenpad van den Godsakker betraden,
vatte Frida eensklaps Alexander's arm, drong zich dichter tegen
hem aan en bleef een oogenblik als aan den grond genageld staan.
„Het is mijn man, het is Mendel, die daar roet een ander voor
ons uitloopt," fluisterde zij Alexander bevend toe. „Zeker, zeker
ik vergis mij niet. Ik bid u, wat moet er gebeuren Hij zal mij
herkennenAh die ander is Edestamelde Frida.
„Wachten wij af, wat er gebeuren zal, Frida raadde Alexan
der haar. „Misschien slaan zij wel een ander pad in en in do
kapel zullen zij, als vreemdelingen, toch wel niet worden toe
gelaten"
Dat gaf Frida weder een weinig moed,
WORDT VERVOLGD.