1
AlieflfiÉ- LilulM
il OUDST! ZOON.
33ste Jaargang. No. 23S0.
Donderdag, 19 December 1839.
Gemeente Scha gen.
Bekendmakingen.
Roman van MOR1TZ VON REI CH EN BA CH
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHJGEI. Baan, O, 4.
Binnenlandsch Nieuws
SCHAKER
COURANT
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater-
d agavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEE-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN" STUKKEN één dag vroeger.
POLITIE.
Vermist van de markt van Donderdag 5 dezer
een wit schaap (overhouder)
met een oud teermerk op het schoft en het kruis en een hakje
heneden uit het rechter oor.
Inlichtingen omtrent dit schaap worden verzocht ter secretarie
dezer gemeente.
W EEK M A 1\K~f~ÜT S C II A G E N.
Burgemeester en Wethouders van SCHAGEN, brengen ter
algemeene kennis, dat in de Kerstweek, de gewone week
markt aldaar, zal worden gehouden op DINSDAG, in
plaats van des Donderdags.
S c h a g e n, 4 December 1889.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. II. BEELS,
de Secretaris,
DENIJS.
Hation ale Militie.
OPROEPING
tot de inschrijving voor het jaar 1890, volgens de
wet van 19 Augustus 1861, (Staatsblad No. 72.)
Burgemeester en Wethouders van Schagen, gelet hebbende
op het bepaalde bij Artikel 19 der wet op de Nationale Militie
3.) VIERDE HOOFDSTUK.
„Wie is de jonge dame eigenlijk, die met u gekomen is, me
vrouw vroeg graat Hefften, een bloedverwant van den gastheer,
die zich tijdelijk hier ophield, aan mevrouw von Roven.
Met een half onderdrukte zucht keek zij naar Karla, die als
een blauwe vlinder tusschen de dansenden rondfladderde en toe
vallig wat luid lachtte. „Karla von Hellburg is een verre bloed
verwante van mijn man
„Hellburg Een dochter van den vroegeren generaal von
Hellburg P"
„Ja, mijnheer de graaf. Hebt gij hem gekend?"
„"Vluchtig. Is zij een weeze
„Ja, helaas
„De natuur heeft haar rijkelijk bedeeld. Zij is zeer schoon en
zal eenmaal eene schoonheid' worden."
„Vindt gij
„Ik veronderstel maar, mevrouw."
Andere gasten stoorden dit onderhoud. Graaf Hefften stond
korten tijd daarna naast Frits.
„De eenvoudige, blauwe vlinder daar, is dus zoo goed als een
pleegzuster van u vroeg hij.
„Karla Hellburg? Nu, zij is de beschermeling van mijn vader."
„Gij zegt dat op een toon, die niet zeer van broederlijke gene
genheid getuigt."
„Eerlijk gezegd, gevoel ik die ook niet. Het is altijd een
misselijke zaak, zulk een vreemd element in den familiekring.
Het arme wicht is geheel onbemiddeld, mijn vader gevoelde zich
verplicht haar tot zich te nemen."
„Zoo, bm wilt gij mij in de pauze aan haar voorstellen
„Gaarne 1"
Karla was verhit en opgewonden van het ongewone genot, toen
Ints haar aan den graaf voorstelde.
«Gij zijt eene hartstochtelijke dansoros, naar het schijnt," zeide
de graaf.
.0, ik dans heden voor de eerste maal zoo recht prettig, het
'8 hemolsch."
Bil keek haar lachend aan.
«Wanneer men nog op den benijdenswaardigen leeftijd is, in
"eiken do geheele wereld iemand toelacht
„Nu, de wereld zet voor mij anders niet zulk een vriendelijk
gelaat," viel zij hem in de rede, „maar heden de muziek, de
PPgeruimde mcnschen, en dat alles ouder groene boomen dat
18 zoo schoon, zoo verrukkelijk."
Htj lachte weder.
„Dus gewoonlijk schijnt de wereld u niet zoo rooskleurig toe
a is dan zeker zoo, wanneer gij een of ander neerslachtig en
r°8 geestig boek gelezen hebt
«•'Neen, dat is zoo, wanneer zij hield eensklaps op enkeek
em wjjfelend aan. „Dat behoef ik u niet te zeggen, ik kon u
met eens."
riep hij uit, ,'t Roosje verweerde zich en stak', maar het
Prijs per jaar f3.—. Franco per post 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN" van 1 tot 6 regels fO.75; iedere regel meer f 0.11
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
van 19 Augustus 1S61 (Staatsblad No. 72), herinneren bij
deze de belanghebbende Ingezetenen, aan hunne verplichting
tot het doen van aangifte voor den dienst bij de Nationale Militie,
met verwijzing naar het bepaalde bij de artikelen 15 en 20,
alsmede 16, 17 en 18 der Wet, luidende
Art. 15. Jaarljjks worden voor de Militie ingeschreven alle
mannelijke ingezetenen, die op den eersten Januari van het jaa
hun 19de jaar waren ingetreden.
Voor ingezeten wordt gehouden
lo. Hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn
beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de Wet van
28 Juli 1850, (Staatsblad No. 44).
2o. Hij, die geene ouders of voogd hebbende, gedurende de
laatste achttien maanden voorafgaande aan den lsten Januari
van het jaar der inschrijving in Nederland verblijf hield;
3o. Hij, van wiens ouders do langstlevende ingezeten was, al
is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk ver
blijf houdt.
Voor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling behoorende
tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den verplichten
krjjgdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienstplich
tigheid het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen
Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19de jaar,
doch vóór het volbrengen van zijn 20ste ingezeten wordt, is ver
plicht zicb, zoodra dit plaats heeft, ter inschrijving aan te geven
bij Burgemeester en Wethouders der Gemeente, waar de inschrijving
volgens Art. 16, moet geschieden.
Art. 16. De inschrijving geschiedt:
lo. Vau een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of,
is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de
voogd woont
2o. Van een gehuwde en van een weduwnaar in de Gemeente
waar hij woont
3o. Van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, of door
dezen is achtergela'en, of wiens voogd buiten 's lands gevestigd
bevalt mij, dat gij mij mijn standpunt duidelijk maakt 1"
Nu keek zij bem toch verward aan en zweeg beschroomd. Zij
vreesde te vermetel te zijn geweest.
In hetzelfde oogenblik weerklonk de muziek van een wals van
Strauss.
„Mag ik u verzoeken," zeide de graaf, met een lichte buiging
voor haar tredende.
„O, gij danst ook riep zij onwillekeurig uit, haro verbazing
niet verbergende.
„Gelooft gij, dat ik daarvoor reeds te oud zou zijn vroeg
hij. „Nu, gewoonlijk dans ik niet meer, maar heden is het voor
mij een kwestie van eer, u te bewijzen, dat ik voor de jongere
heeren niet het veld behoef to ruimen."
Hij bood haar den arm en mengde zich onder de dansenden.
Hij danste licht en netjes, maar hij hield haar toch zoo vast,
dat het haar in verwarring bracht. Toen hij haar naar haar plaats
terugbracht en zich daarna verwijderde, keek zij hem onwille
keurig na.
„Op de onderscheiding, door Bolko ten dans gevraagd te wor
den, kunt gij trotsch zijn," zeide de dochter des huizes, die naast
Karla stond. „Neef Bolko is namenlijk stug aan tafel en in den
omgang met de menschen zelden is hem iets goed genoeg."
„Onuitstaanbaar geblaseerd is hij!" riep een ander jongmeisje,
„ik kan hem niet uitstaan, want als hij zich verwaardigt een
onzer toe te spreken, dhu krijgt men zoo den indruk, dat hij
inwendig ons uitlacht."
„Wat heeft hij dan gezegd?" vroegen zij Karla.
„Ik weet het niet meer zoo nauwkeurig, maar het was alles
nog al zonderling, wat hij zeide."
„Ja, en zonderling is hij altijd en in alles," begon de dochter
des huizes weder. „Papa zegt, dat hij een zeer knap officier is
geweest, een zoogenaamde leeuw'; op zekeren dag heeft hij gedu
elleerd met zijn regements-komu'andant ik mocht het niet
hooren, maar ik heb bet toch gehoord papa zeide, dat hij
geduelleerd had wegens de vrouw van dien commandant. Daarbij
is bij gewond geworden, zijn rechter arm is een weinig stijf
hebt gij het niet opgemerkt Nu, en toen heeft hij zijn ontslag
genomen en is op het land gaan wonen. Hij heeft namenlijk
groote landeoedereu en woont in een prachtig slot, wanneer hij
tenminste niet op reis is. Papa zegt, dat hij nu een vrouw zoekt,
marr dat moet natuurlijk iets bijzonders zijn, want hij stelt hooge
eischen."
„Maar knap is hij toch volstrekt niet, en jong is hij lang niet
meer," merkte Karla op.
De anderen lachten. „Maar rijk en voornaam en zeer met zich
zeiven ingenomen, dat zijn redenen genoog om hooge eischen te
stellen."
Graaf Hefften had zich intusschen naar de bowl-tafel begeven,
waarom een deel der heeren zich geschaard hadden.
„Dat moet geprezen worden, neef Bolko, riep de oude graaf
Hcchfeld hem toe, „gij danst nog als een vaandrig; kom hier,
de tweede jeugd moge leven 1"
Hjj hield hem zijn glas toe.
„Van welk tijdstip af rekent gy de tweede jeugd vroeg de
Dat hangt er van af, wanneer men de eerste als geëindigd
beschouwt. Bij mij bijvoorbeeld is de tweede begODnen met mijn
is, in de Gemeente, waar hij woont
4o. Van den buiten 's lands wonenden zoon van eon Nederlan
der, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land woont,
in de gemeente, waar zijn vader ot voogd het laatst in Nederland
gewoond heeft.
Art. 17. Yoor de Militie wordt niet ingeschreven:
lo. De in een vreemd rijk achtergebleven zoon van een inge
zeten, die geen Nederlander is
2o. De, in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon
van een vreemdeling al is zijn voogd ingezeten
Art. 18. Elk die volgens Art. 15 behoort te worden inge
schreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeestor en Wet
houders aan te geveD, tusschen den lsten en den 31sten
JANUARI;
Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn vader, of,
is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beiden overleden, zijn
voogd tot het doen van die aangifte verplicht.
Burgemeester en Wethouders voornoemd, brengen tevens ter
kennisse van de belanghebbenden dat tot de inschrijving ge
legenheid zal beslaan van 1 tot 31 Januari aanstaande, ter
Secretarie dezer Gemeente, dagelijks, uitgezonderd des Zondags,
vau des voormiddags 9 tot des namiddags 4 uur.
Schagen, den 17 December 1889.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. H. BEELS.
De Secretaris,
DENIJS.
Door de rederijkerskamer „Oud. Oei." te Sint Maarten
werd Zondagavond 1.1. in de kolfbaan van den heer C. Kieft
aldaar „Emma Berthold" gegeven, tooneelspel in 5 bedrijven
eenendertigste jaar en duurt, goddank, tot hedenriep de onde
heer lachend.
„Nu, ik," meende de graaf, „ik bevind mij nu'tusscben beiden,
op het oogenblik heb ik geen van beiden, doch zie naar een
verjongingsmiddel uit
„Het heet?"
„Ik weet nog niet, hoe of het heet."
Frits, die in de nabijheid van graaf Ilochfeld stond, schoot de
gedachte door bet hoofd: „bij ziet uit naar een jonge, frissche
vrouw, en Karla is hem bevallen," en in deze samenvoeging van
gedachten lag iets, dat hem hinderlijk was.
Hij monsterde de slanke, een weinig voorover gebogen figuur
van den graaf, diens hoofd met de fijne gesneden, weeke trekken
en hij plaatste Karla's bloeiende jeugd daarnaast. Een onbestemde
bezorgdheid over Karla overviel hem.
Hij begaf zich naar de tent, waar de dansmuziek zicb opnieuw
deed booren. Daar stond Karla in haar licht blauw kleeJ. Haro
oogen schitterden, haar mond was half geopend, en onbewust
bewoog zij het hoofd op de maat der dansmuziek.
Frits giDg naar haar toe en verzocht om een dans. Een geluk
kig lachje vloog over haar gelaat, en blozend legde zij haar arm
op zijn schouder.
Frits bad tot nu niet met haar gedanst, en dit verzuim scheen
hem nu zeer schuldig toe.
„Gij danst zeer goed," zeide hij, toen hij baar naar haar plaats
terugbracht.
„Maar bet danst met n ook zoo' heerlijk," antwoordde zij, en
boe alledaagsch ook hun onderhoud was, scheen het haar toch
toe, dat dit oogenblik voor haar het glanspunt van het feest was.
YIJFDE HOOFDSTUK.
Drie dagen later bracht graaf Hifftcn etn bezoek bij de Rovens.
Hij sprak met mijnheer Roven over den landbouw, met mevrouw
over Frits en diens leven in de residentie, met Frits over paarden
en met Karla zoo goed als niet. Toch had deze, toen hij afscheid
nam, een gevoel, als had zijn bezoek alleen haar gegolden, en
toen mijnbeer von Roven vroeg, hoe lang de graaf nog in deze
streken dacht te vertoeven, en deze antwoordde, dat hij zulks
nog niet wist, daar dit van onderscheidene dingen afhing, toen
bloosde Karla en keek zij naar Frits. Maar deze bad bet druk
met den bediende, die hetgeen de post had gebracht, overhandigde.
Karla zag, dat Frits een hrief in den zak verborg.
„Weder een dacht zij. Het gaf baar een steek in het hart.
„Hoe beminnenswaardig toch is de graaf," zeide mevrouw von
Roven, toen do gast de woning had verlaten, „en hoe voornaam
ziet hij er uitIk mag hem wel lijden."
Zij zag naar Frits om, voor wien deze woorden eigenlijk be
stemd waren, doch Frits had gelijk met den graaf de kamer ver
laten en alleen Karla stond achter baar tante, doch deze hoorde
ter nauwernood, wat zij zeide, want zij dacht er alleen aan, dat
Frits nu wel zijn brief zou lozen, en zij had 200 gaare geweten,
wat die bevatte.
„Gjj staat daar te droomen," zeide nu mevrouw von Roven,
„ga liever naar de keuken en vraag, of de kersen gekomen zijn,
die wij nog heden moeten inleggen."
Karla verliet de kamer. Kort daarna keerde mijnheer von Roven
terug. WORDT VERVOLGD-