UIT DE PERS.
V
Binnenlandsch Nieuws.
WORDT VERVOLGD-
Gemengd Nieuws
de vreedzame oplossing ontspruiten dier moeielijke sociale
vraagstukken, waarvan evenwel een afdoende oplossing een
onvermijdelijke en onverbiddelijke eisch is van de naaste toekomst.
Wellicht zal deze of gene vragen, of de tijden dan werkelijk
zoo ernstig zijn als wij ze afmalen en of er niet een lieflijker
tafereel was op te hangen?
Wij voegen hen toede juiste schildering van het naderend
gevaar maakt of kan ten minste maken behoedzame, standvastige
kampvechters. Wij herinneren hen aan prins Willem V, die,
toen hij in den slag een zijner soldaten verbleeken doch tevens
moedig voorwaarts schrijden zag, van dezen getuigde dat er
meer moed toe behoort om, het gevaar kennende, dapper voor
waarts te schrijden, dan er als een dolle man op in te gaan,
zonder bewustzijn des gevaars.
Het is dan ook onze overtuiging dat „het Volk" en dat is
zeker wel 3/4 der geheele menschheid, te weinig doordrongen
is van den waren stand der maatschappelijke verhoudingen.
Plicht is het voor allen die daartoe krachtens hun ambt of
werkkring geroepen zijn, de sluimerenden wakker te schudden.
Niet met zuchten en weeklagen en morren is het te vinden
Neen, de handen uit de mouwen, geen opruien, geen smalen,
maar „arbeiden aan het Volksheil,d. i. beoefening van het
gebod van Jezus„Heb uw naasten lief/'
Zegen en Voorspoed brenge het nieuwe jaar ons allen
en steeds meer en meer wijke het oude voor het nieuwe, dat
beteekent in dit gevalal wat verouderd en onbruikbaar is
geworden door den loop der eeuwen, make plaats voor hetgeen
past in den tegenwoordigen en voor een toekomenden tijd.
S c h a g e n, 31 December 1889.
Door het Correspondentschap Schagen der Nederlandsche
Bank werd over het afgeloopen jaar het navolgende verwisseld:
f 674070 aan bankbiljetten tegen bankbiljetten,
f 181040 aan bankbiljetten tegen specie,
f 113245 aan specie tegen bankbiljetten.
In de Schermer is eene zelfstandige afdeeling, onder den
naam „Schermer", der Hollandsche Maatschappij van landbouw
met 56 leden opgericht.
Een stier en drie koeien, te Abbekerk aangekocht en
van daar naar de Transvaal verzonden, zijn goed en wel te
Pretoria aangekomen. Zij hadden hier te lande per stuk f 300
gekost, dus f 1200, en kwamen te Pretoria met de onkosten
op bijna f 2900 te staan.
De mazelen te Enkhuizen beginnen te verminderen.
In niet minder dan 520 gezinnen komen zij voor.
Hoewel deze ziekte een goedaardig karakter scheen te
hebben, zijn toch in de laatste dagen enkele kinderen daarvan
overleden.
Ook zijn een paar gevallen van influenza geconstateerd en
wel bij twee personen, die aldaar tijdelijk verblijf hielden, komende
van Amsterdam.
De vrees voor helsche machines is onder de burgerij te
Amsterdam nog niet verdwenen, naar het schijnt. Zaterdag werd
assistentie der politie ingeroepen en verleend bij een bewoner
der Sarphatistraat, om den inhoud van een gesloten kistje te
onderzoeken, dat de bewoner had ontvangen en hem verdacht
voorkwam. Bij onderzoek bleek het kisje 12 flesselien cognac te
bevatten. {Tijd)
Te Vreeland had dezer dagen het lOjarig dochtertje van
Van Kouteren 's avonds eene boodschap te verrichten aan den
koommolen. Zeker niet bemerkende dat deze in beweging was,
kreeg zij eene der roeden tegen het lichaam, met het gevolg,
dat hare beide dijbeenen werden gebroken.
De volkstelling. Dezer dagen worden de biljetten rond
gebracht die voor de tienjarige volkstelling moeten worden
ingevuld. Dat die invulling bezwaren zal ontmoeten, kan ieder
doorkruisen het woud kortom, een reine idylle. Wilt gij?
Mijne vacantie duurt nog vier weken, deze vier weken wil ik u
schenken, mijn geliefde blondkop. Waarom ik dan eigenlijk zooveel
van u houd? Ik weet het niet, gij weet het ook niet maar li9t
is nu eenmaal een feitliever met u aan het Müggelmeer dan
zonder u in de Alpen. Wat zij in Berlijn voor een gezicht zullen
zetten, wanneer zij bemerken, dat wij elkander beminnen mijn
dikke bankier en uwe kameraden Holthof en Armet? Ah, er gaat
toch niets boven Berlijn! Schrijf spoedig, wanneer ik komen
moet
„Hoerah," riep Frits, „nu weet ik, waarom ik gisteren zooveel
gewonnen heb! Die onbeschaamde kerel met zijn villa aan het
Wannmeer en de lieve zoete kleine, hoe bescheiden is zij een
zomerwoning in Frederiksoord het is roerend!"
Zoodra hij vrij was van dienst, begaf hij zich naar Frederiks
oord, en op denzelfden avond nog verzond hij een telegram aan
Angela Peretti
„Alles in orde, kom zoo spoedig mogelijk 1"
Den volgenden morgen reed een bekend decorateur met een
wagonlading meubelen en allerlei weelde-artikelen naar Frederiks
oord, en Frits volgde hem op de hielen. Het genot, met volle
handen geld te kunnen uitstrooien, was hom nog nieuw en maakte
hem letterlijk dronken. Hij maakte zich zelven herhaaldelijk wijs,
dat hij zijn speelwinst onmogelijk beter had kunnen besteden,
dan door daarmede het nestje voor Ange zoo prachtig mogelijk
op te smukken, en hij verheugde zich gelijk een kind reeds bij
voorbaat in hare verbazing. Hij hielp zelf de meubels plaatsen,
sloeg spijkers in, hing gordijnen cp en ontwikkelde een werk
zaamheid, die den decorateur bijna tot vertwijfeling bracht, doch
hem zelven de grootste zelfvoldoening verschafte. Hefften, die
hem intusschen opzocht, vond hem natuurlijk niet tehuis. Toen
Frits des avonds terugkeerde vond hij graal Hefften's kaartje,
benevens dat van den burgemeester Hüller, de buurman van
Daloord'. Verwonderd bekeek Frits dit laatste. W at zocht de
burgemeester bij hem Al ging deze met zijn vader om, zoo
werden zijne bezoeken op Daloord' toch altijd meer als zakelijke,
dan als vriendschappelijke beschouwd. Intusschen had hij heden
tijd nog lust, zijne gedachten langer met den burgemeester te
vermoeien.
Twee dagen later was Ange Peretti in hare zomerwoning geïn
stalleerd en Frits was overgelukkig.
zich voorstellen, en de vooruitzichten worden niet gunstiger
wanneer men staaltjes verneemt als het volgende.
De directeur van een gesticht zoo meldt men uit Zwolle
heeft aan eene oude vrouw, die zich in dat gesticht bevindt
en gewoon is met Kerstmis en Nieuwjaar bij eene dochter van
haar door te brengen, ditmaal verlof geweigerd, „omdat men
de volkstelling niemand mag reizen".
Het aantal sollicitanten voor de betrekking van klerk
aan het krankzinnigengesticht te Medembük beloopt ongeveer
300. Het salaris bedraagt 1 250 per jaar boven kost en inwoning.
Onder de sollicitanten bevinden zich hoofdonderwijzers, gemeente
secretarissen en personen met het radicaal voor post- en tele
graafkantoor.
Te Maastricht lijden zooveel post-ambtenaren aan influenza,
dat er, met het oog op de aanstaande uieuwjaarsdrukte, versterking
van personeel is aangevraagd.
Te Maastricht vervoegde zich dezer dagen iemand, die,
ter zake van manslag op zijne vrouw, 15 jaren tuchthuisstraf
had ondergaan, aan het bureau van politie om nachtverblijf.
Dit werd hem in een der cellen van dat bureau verstrekt.
Toen men echter 's ochtends naar hem kwam omzien, vond
men hem stervende en kon de inmiddels ontboden geneesheer
slechts den dood constateeren.
De man, die na zijn ontslag uit de gevangenis maandeu lang
zonder onderkomen had rondgezworven, was van kommer en
ellende bezweken.
De berichten over ongelukken op zee door de stormen
en de mist van de vorige weken houden aan.
De Engelsche stoomboot Winsloe, kapitein C. H. Parkinsou,
geladen met diverse goederen en levend vee, verliet Dinsdagavond
Rotterdam met bestemming naar Londen. In zee gekomen,
ontdekten de opvarenden, dat het schip lek was gesprongen en
onmiddellijk ging men aan het pompen. Doch, hoe men werkte,
het water drong al meer en meer in, waardoor weldra de vuren
gebluscht werden. Toen restte er geen andere keus, dan onder
zeil te gaan en te trachten ten anker te komen. Dit laatste
gelukte. Harde wind en hooge zee sloegen evenwel het schip
voor zijn anker weg en wierpen het op de Ribben van den
Hinder, een zandplaat nabij het Goereesche gat. Daar werd het
den volgenden morgen le Kerstdag opgemerkt door de
kustwacht van Goeree. Vandaar werd terstond geseind aan de
agenten van de Z Holl. Reddingmaatschappij, gevestigd te
Hellevoetsluis en Brielle en niet lang duurde het, of de redding
booten, in die beide gemeenten gestationeerd, staken in zee:
de Heilevoetsche, gesleept door de sleepboot Gier, de Brielsche,
door een der stoombootjes van den Torpedodienst aldaar.
Hoeveel spoed zij ook maakten, beider tocht was vergeefsch,
want voor dat zijn de Tfinsloe hadden bereikt, had de Goeree
sche blazerschuit De zeven Gebroeders, schipper Wouter Lokker,
de in nood verkeerenden reeds vau boord gehaald. In den na-
middag werden de schipbreukelingen (19 man, benevens het
zoontje van den kapitein) te Hellevoetsluis aan wal gebracht.
Een der opvarenden, namelijk de tweede stuurman, is bij
deze schipbreuk omgekomen. Hij sloeg overboord en verdronk,
eenige uren, voordat men van de kust hulp kwam verleenen.
De Winsloe, is dien nacht door zes Stellendamsche en Oud
dorper en een Heilevoetsche blazerschuit tot op 4 vadem water
vlot gebracht. Met adsistentie van de passagiersboot f ooruitgang
die bij deze gelegenheid een trots in haar vin kreeg en
sleepboot Gier werd de gestrande stoomboot vervolgens van de
zandplaat gesleept en daarna naar de koopvaardijhaven te Hel
levoetsluis gevoerd. Daar werd de equipage aan boord genomen,
terwijl het door koude en gebrek omgekomen vee 16 scha
pen in een der blazers werd verscheept. De stoomboot, die
door de stranding haar roer had verloren en bovendien haar
machine niet kon gebruiken, is door de sleepbooten Delfshaven
en Gier naar Rotterdam opgesleept.
Zekere D. S., zaagmolenaar, wonende te Groningen buiten
het voormalig Klein poortje, had de Kerstdagen met zijn gezin
bij familie buiten de stad doorgebracht. Toen hij Vrijdag tehuis
kwam vond hij een raampje verbrijzeld en zijn geheelen inboedel
overhoop gehaald, terwijl eene kast was opengebroken. Bij nader
onderzoek bleek hem dat hij eenige voorwerpen van waarde en
eenig geld vermiste Het mocht de gemeentelijke politie gelukken
de daders spoedig op te sporen. Het bleken te zijn zekere
J. D. en T. K., twee gevaarlijke sujetten. Vele der ontvreemde
voorwerpen werden in beslag genomen.
Gisteren is bij den Hoogen Raad behandeld het casatie-
beroep van den heer Willink Ketjen, tot f 100 boete veroor
deeld door de rechtbank en het Hof te Amsterdam, wegens
beleediging van den minister van Koloniën.
In eene memorie door hem ingediend, beriep de heer Ketjen
zich op de verklaring van den minister van Koloniën, dat hij
niet beleedigd was, en op de afwezigheid van de bedoeling om
te beleedigen, daar hij slechts zijne (Ketjens) vervolging beoogde.
Het O. M. concludeerde tot verwerping. Uitspraak 20 Januari.
De taak van de overheid tegenover het kerkelijk
leven, vooral in verband met den wassenden stroom van de
sociaal-democratie, wordt door De Standaard (no. 5461) be
handeld in een artikel met het opschrift „Zelfverblinding."
De Standaard keurt het goed, dat de overheid hare politie
macht wapent en versterkt, dat de overheid als rechter optreedt
en door het strafproces strenger aan te binden het besef hand
haaft en sterkt, dat er zeker recht in het land geldt, waarvoor
elk onderdaan zich moet buigenevenzoo dat zij als Wetgeefster
op den toestand der maatschappij tracht in te werken en op
bezadigde wijs allengs velerlei gegronde oorzaak voor ontevreden
heid poogt weg te nemen. Maar zegt zij hiermee komt
de overheid er niet. Er is maar ééne macht die den altoos
wassenden stroom in zijne vaart stuiten kan, en die zedelijke
macht is de KeiTc van Christus.
Er nu meent De Standaard, dat ten onzent de overheid er
veeleer op uit is om het kerkelijk leven te verzwakken Liefst I
spreekt zij over de Kerk niet. „Aan de wegneming van allerlei
misstanden denkt menscheepvaart, handel, nijverheid, land
bouw, alles wordt te hulp genomenmaar aan den nood die
op kerkelijk terrein om hulpe schreit wordt in troonrede noch
Regeerings-pogram gedacht. Zelve is de overheid oorzaak van
al den bestaanden jammer. Zij is het, die zich, ongeroepen en
ongerechtigd, en 1816 en volgende jaren in het kerkelijk leven
gemengd heelt en in 1853 eene dwaze wet op de „kerkge
nootschappen" heeft gemaakt, die, zoo het heette, Rome zou
te keer gaan, maar feitelijk slechts de Protestantsche Kerk
drukt. Het is bijna uitsluitend tengevolge van die door niets
te rechtvaardigen overheidsbemoeiing, dat in den boezem der
Gereformeerde gezindheid zulk eene scherpe tegenstelling tus-
schen broederen en broederen is uitgebroken. De gebeurtenis- -
sen van 1834 zouden nimmer gekomen zijn, of althans nooit
tot gelijke gevolgen hebben geleid, als de overheid iu 1816
geene „hoogere besturen" over de Kerken dezer gezindheid
had ingesteld. En ook de gebeurtenissen van 1886 en volgende
jaren zouden geheel ondenkbaar zijn geweest zoo de overheid
zich niet bezondigd had door stuitende secaropapie."
„Dit nu zoo besluit het blad verzwakt het kerkelijk
leven. Het deed nu reeds veertig jaren onmetelijke kracht in
allerlei dispuut en harrewarrerij teloor gaan, die zoo kostelijk
kon worden aangewend om hooger licht onder onze bevolking
te doen schijnen. Het maakt dat duizenden zich van het ker
kelijk leven aftrekken, die, kon het zich gelijk in Amerika en
Schotland met eere toonen, er zich aanstonds toe keeren zou
den. En het is oorzaak, dat de lagere volksklasse, die, naar
de gelijkenis van den rijken man en den armen Lazarus, aan
de verhooging van dat kerkelijk leven zoo dubbele behoefte
heeft, zich, misleid door hare overheid, al meer toewendt naar
de sociaal-democratie.
„Men zou zoo zeggen, dat moest er de overheid toe nopen
oin vóór alle dingen de „kerkelijke quaestie" uit de wereld te
helpen. Dan kon de vijandschap tusschen de broeders gebluscht.
Dan zou het kerkelijk leven zich normaal en krachtig kunnen
ontwikkelen. Dan zouden de groepeeringen op geestelijk terrein
niet langer door het staatsbudget, maar door den strijd der
beginselen worden beheerscht. En ook, dan kon de overheid
voor den zedelijken grondslag van haar gezag op de consciëntie
der gekerstende natie reken. Eene overheid die hare roepirtg
inzag zou dit niet hunnen laten. Zij zou het moeten doen.
Moeten doen met spoed, uit onwrikbare overtuiging. Zij zor
er eene bron van jammerlijken twist en haat mee stoppen. Hee
ons volk zou het ten zegen zijn.
„En toch.... blijft de overheid van verre staan. Erger nog,
zij bestendigt het kwaad in stee van het weg te nemen. Schuldig
aan al den jammer die ons op kerkelijk terrein overkomen is,,
maakt zij zich telkens weer medeplichtig aan wat het kwaad
verergert. En nu, weet gij hiervoor een anderen naam dan dier.
van zelfverblinding Eene zelfverblinding, die haar te laaip
berouwen zal."
Dienstplicht. Ook de Vaderlander is van
oordeel dat de anti-re vol utionnaire partij in de kwestie van den
persoonlijken dienstplicht voor Rome gaat bukken, denkende aan
de veiligheid van de coalitie met de Roomscheu meer dan aan
de veiligheid van het vaderland. „Wij kunnen mededeelen/'
zegt het blad, „dat de preliminairen tot de overgave ook van
dit bastion, zoo goed als geteekend zijn." Als bewijs strekt de
lofrede van de Standaard op de nagelalen papieren van generaal
Reuther. Kuyper zit voor goed gevangen in de klauwen der
ultramontanen. Goed, dat dit eindelijk ook door de orthodoxen
gezien wordt. Wij twijfelen niet of dit zien zal ook in de
praktijk gemerkt worden, zoodra de stembus weer geopend is.
Is 't wonder, dat „Uil" er aan denkt om der anti—revolution-
nairen baas door de Jezuïten te laten decoreeren? Rome heeft
wel lieden geheiligd en gekroond, aan wie het minder verplichting
had dan aan dr. Kuyper. 't Was Rome in den schoolstrijd alleen
om geld te doen en Kuiper heeft gemaakt, dat Rome van de
staatsruif gaat eten. „Voortaan zullen wij, als wij onze belasting
voldoen, ons verblijden kunnen in de gedachte, dat wij den
onverzoenlijkstep vijand van onze historie en onze vrijheden,
helpen versterken", zegt de Vaderlander.
Limburg met zijn honderd kloosters wordt er vet van en de
verspreide nonnetjes van t zuiden des Lands, zij teren mee uit
de staatskas. Heerlijke toekomst; dank zij Kuypers medewerking
Maar de bespeler van 't beruchte klavier, of hij er ook van
profiteeren zal voor zijne doleerende schooltjes? Wie denkt van
niet? Geen mensch, Kuyper zelf allerminst. Friesche Ct.
Moorddadig tweegevecht. Uit Rome meldt men, dat
twee boeren te Ventimiglia hevigen twist kregen over een stuk
land, en daar zij het niet eens konden worden, kwamen zij
ten slotte overeen om er met elkander voor te vechten.
Niet bekend met de behandeling van degen, sabel of pistool,
kozen zij het geweer tot wapen. Terstond nadat de afspraak
gemaakt was nam elk zijn geweer en gingen zij, zonder getuigen
tegenover elkander staan. Eén van hen telde tot drie en& zij
schoten op hetzelfde oogenblik vielen beiden dood neer. De
één was door het hoofd, de andere in het hart getroffen.
Dertienmaal betaald.
Jan, heb je die ham wel opgeschreven, vraagde een winkelier,
eenige dagen geleden, aan zijn bediende.
Welke ham luidde het antwoord.
Die daar straks verkocht is.
Ik heb geen ham verkocht, ik weet er niets van
Neen, maar ik heb er een verkocht en ik weet niet a»n
wie. Weet gij 't Diet
Neen, ik heb er niet op gelet.
De koopman was ten einde raad. Dat was een ham verbrei?!
De bedieude oordeelde anders. Hij keek het boek na en trachtte
zich te binnen te brengen welken klanten er in den winke1
waren geweest. En toen hij een lijstje van 17 personen hai.