U l T DE P E R S.
gerekend worden" en stak hem met een ijzeren priem in den
buik. De getroffene is na eenig lijden bezweken. Het schijnt,
dat een onbeduidende twist aanleiding heeft gegeven tot het
volvoeren dezer snoode daad.
Den éden Januari vergaderden ten huize van P. Vet te
Broek op Langedijk 18 schippers van verschillende plaatsen,
teneinde een afdeeling op te richten van de vereenigingSchuttevaer,
onder den naam vau Alkmaar en Omstreken, teneinde ge
zamenlijk de belangen der schipperij in Hollands Noorder
kwartier te behartigen.
Gekozen werd een bestuur, bestaande uit de heeren: Iges
van Opmeer, D. Groot van Dirkshorn, Dirkmaat van Broek op
Langendijk, Romar van Oude Niedorp en Wagemaker van Bar-
singerhorn, die deze benoeming allen bereidwillig aannamen.
Groot en Romar zijn benoemd als afgevaardigden naar de
algemeene vergadering te Rotterdam, die den 27 Januari zal
plaats hebben.
De griep, sedert eenigen tijd op het eiland Texel heer-
schend, breidt zich meer en meer uit. Op verschillende dorpen
zijn reeds gevallen voorgekomen, tot heden zonder ernstigen
afloop.
De griep of influenza schijnt zich te Grootebroek meer
en meer uit te breiden. In de Streek zijn reeds 5 huisgezin
nen lijdende aan de ziekte, die niet zoo zachtaardig blijkt te
zijn als in den beginne werd voorgesteld.
Ook onze minister van waterstaat is door influenza
aangetast.
Evenals elders hebben de geneeskundigen in den Haag het
zeer druk dezer dagen moest een hunner, met de armenprak
tijk belast, de hulp der politie inriepen om de orde te hand
haven, in- en buiten zijne woning, onder hen die in het mor
genuur zijne hulp kwamen inroepen.
Te Amsterdam zijn de scholen, tengevolge der ziekte, bijna
ontvolkt. Onder de kindereu heeft de epidemie een goedaardiger
karakter dan onder volwassenen.
Bij een apotheker in een der nieuwe wijken aldaar, voornamelijk
ziekebussen bedienende, moest de politie de wachtenden in het
gelid houden.
In die stad zijn verschillende geneesheeren zelf door de griep
aangetast, zoodat bereidwillige ainbtgenooten hun practijk over
nemen. Een bekend dokter, die zelf lijdende is, ontving van een
ontstemde patiënte het volgende briefje: „Mijnheer! Aangezien
u in uw plaats een anderen dokter hebt gestuurd en deze zich
cok al door een ander heeft laten vervangen en ik er niet op
gesteld ben, ielkens door een anderen dokter te worden behandeld,
ben ik besloten, van dokter te veranderen."
In Rotterdam zijn de bekende tooneelspelers Willem van
Zuylen en J. Haspels door de ziekte aangetast.
De gevallen van griep of influenza doen zich bij de mili"
tairen te Utrecht in garnizoen ook eiken dag meer voor. Dagelijks
moeten een groot aantal ter verp^ging in de militaire zieken-
inrichting worden opgenomen, terwijl bovendien nog een menigte
soldaten kwartierziek hun bed in de chambrée moeten houden.
Het rijks militair hospitaal aan den Springweg is dan ook
overbevolkt, zoodat handen te kort komen voor de oppassing
van een zoo ongewoon groot aantal patiënten.
Door den commandant van het korps genietroepen is, op de
daartoe strekkende aanvrage, dan ook reeds een 15tal genie
soldaten ter beschikking gesteld van den chef van die inrichting,
om de noodige adsistentie te verkenen.
Tengevolge der heerschende ziekte zijn te Maastricht
de broederscholen gesloten. Ook op de openbare scholen is het
aantal afwezige kinderen zeer talrijk.
Nieuwste Roermondsche benaming voor de Influenza
Vrouw, waat hèt eure man F
Och, mensch, waat zal ich uch zegge, dè hèt det nuu dink,
woo de gezette zo van schrjieve, de Fleurens
65 cadetten zijn door de influenza aangetast. De zieken-
inrichting van de Militaire Academie is geheel beze.t, en men
is zelfs genoodzaakt geweest eene zaal in het gebouw voor de
lijders te ontruimen.
toen dacht ikhij is toch een goede zoon, alleen ontzettend ver
wend, en als hij eens wist dat het zijnen ouders niet gemakke
lijk valt, al dat geld op te brengen, dan zou hij zich wel beper
ken en een nog betere zoon worden. Maar mijn God, hoe
ziet gi) er toch zoo verslagen uit? Heb ik u toch in eens
te veel medegedeeld Het is slechts een overgroot bewijs
van liefde van de zijde uwer ouders, dat kan u toch niet zoo
doen ontstellen
Angstig en radeloos stond zij aan zijne zijde. Hij had zich op
een bank geworpen en zijn gelaat met de handen bedekt. In zijn
houding lag iets vreesehjks verslagens, en al gevoelde Karlazich
er ook door getroffen en aangedaan, zij begreep dat dit toch niet
de uitwerking harer woorden kon zijn.
„0 God, het is vreesehjk!" Weeklaagde Frits. Karla legde
hare hand zacht op zijn schouder.
„Frits, ik bid u
,0, gij weet niet alles, gij weet niet, hoe uwe mededeeling
mij treft 1"
„Ik denk, dat gij u nu verantwoordelijk gaat stellen voor de
ongesteldheid uwer moeder, en het doet mij leed, van ganscher
harte leed, dat ik u gesproken heb van de afgestelde badreis.
Dat bad ik maar niet moeten doen, maar het hart was mij zoo
vol, en dan, ziet gij, sedert gistoron gaat het bepaald beter, de
arts zegt, het zou wel geheel beter worden, en wanneer wij dan
nog de badreis nog maakt
„Karla, lieve Karla, gij zijt een engel met uwe woorden van
troost, gij weet niet, hoe weinig ik dezelven verdien gij weet
niet, welke schuld mijn ziel ter neder drukt
Karla dacht eensklaps aan den brief met het Weener post
stempel. Zij wist niet, waarom zij dat in verband bracht met
Frits' schuldbekentenis, maar het was haar, als moest dat daartoe
in betrekking staan.
Zij haalde even de schouders op on wendde zich onwillekeurig af.
„Ik heb altijd gemeend, dat mannen handelen en niet jammeren,"
zeide zij nu op denzelfden koelen, terugstootenden toon, die Frits
vroeger zoo geërgerd had. Maar heden had die zelfde toon een
geheel andere uitwerking.
Frits sprong van de bank op en ging vlak voor Karla staan.
WORDT VERVOLGD-
Zondag avond geraakte het burgerwoonhuis van J. D.
aan den Blokdijk, gemeente Venhuizen, in brand, liet mocht
de brandweer gelukken, de belendende huizen te sparen en de
kinderen, die reeds te bed waren half gekleed aan het gevaar
te ontrukken. Het genoemd perceel brandde tot den grond af.
Dat niet allen even goed thuis zijn op het gebied der
wetgeving, blijkt o. a. uit het volgende gesprek, dat de Zw. Ct.
meedeelt.
„Zeg eens koopmanje mort je vat boter in 't vervolg
op de kant merken met je naam. Je begrijpt wel, dat is wegens
die nieuwe wet.'''
„O, joa wel, ik begriep het best, urn die volksstellinge".
Zekere J. S., uit Assen, die zijne beide beenen bij een
spoorwegongeluk in Amerika verloren heeft en deu laatsten tijd
te Groningen op twee kunstbeeneu liep, werd, op weg zijnde
van bovengenoemde plaats naar Winsum, nabij den Paddespoel
vermoeid, ging aldaar op een stuk land zitten en ontdeed zich
van zijne kunstbeenen. Door de hevige koude bevangen, was
de man niet in staat die weder vast te gespen. Twee dagen en
twee nachten heeft hij daar gelegen ter prooi van het ruwe
weder, tot hij eindelijk Zaterdag middag werd opgemerkt door
een postbode. Hij is toen door een landbouwer per as naar
Groningen vervoerd, waar hij geheel verstijfd in het Academisch
ziekenhuis is opgenomèn.
Bij het ophalen der telkaart te Bruinisse, verklaarde een
afzonderlijk levend man, dat hij de ontvangen kaarten na be
hoorlijke lezing had -verbrand, onder bijvoeging dat hij daarvan
niets wilde weten. De teller bood hem eene nieuwe kaart ter
teekening aan, onder de belofte dat hij die voor hem zou in
vullen, mits hij het jaar zijner geboorte enz. opgaf, doch ook
dit baatte niet, en de man bleef er bij, dat hij met die volks
telling niets te maken wilde hebben. Toen de teller hem op de
strafbepalingen wees, ontstak de man zoodanig in woede, dat
hij den teller met gebalde vuist dreigend de deur wees, onder
mededeeling tevens dat hij er nooit meer in terug mocht
komen.
Op Nieuwjaarsavond zijn in 't gebouw voor christelijke
belangen te Hoornsterzwaag (Fr.), waar de bezoekers vrij tal
rijk waren, door een onbekend persoon, die de deur woest
opensmeet, twee pistoolschoten gelost, waardoor de aanwezigen
z«er verschrikten. Vijf vrouwen vielen bewusteloos op den grond,
waarvan vier weer tot bewustzijn werden gebracht, maar de
vijfde, eene zwangere vrouw, werd in zwijm naar huis vervoerd
en is op dit oogenblik nog niet zonder gevaar.
De invoering van de arbeidswet op 1 Januari schijnt niet
te zijn voorbereid gelijk behoorde. In de ft. Gr. Ct. wordt
daaromtrent een voorbeeld medegedeeld.
Een industrieel begeeft zich deze week naar de secretarie der
gemeente zijner inwoning en vraagt de voor zijn werkpersoneel
gevorderde kaarteumen stelt ze hem ter hand en te huis
komende ziet hij, dat de werktijd daarop voor jongens is be
perkt lot des avonds 7 uur. Aangezien echter zijne onderne
ming behoorde tot die onder de bekende uitzonderingen vau
't bekende koninklijk besluit opgenomen, gaat hij terug naar
het stadhuis en verzoekt verandering van het uur van werken.
„Dat kan niet, meheer," zegt men hem. „We hebben strikt
order geen kaarten af te geven voor een later uur dan 7 in
den avond." „Maar meneer," zegt de man, „ik ben dit en
dat" (hoofd van een bedrijf, in de uitzonderingen begrepen
„ik mag dus de jongens tot 10 uur te werk houdenhet
staat duidelijk in het kon. besluit van zooveel December, Staats
blad no. zooveel." Best mogelijk, meneer, maar daar weten wij
niets vanwe kennen alleen de wet, en wij volgen hier de
instructiën van den secretaris." „Ja, maar het kon besluit, dat
u in de Staatscourant van dien en dien dag vindt, zegt uit
drukkelijk'' „Meneer of u nu al praat als Brugman,
het helpt niet. Wij weten hier van geen uitzonderingenwij
hebben de wet voor ons en 't kon. besluit kennen we niet;
we lezen hier geen Staatscourant of Staatsblad." En de indus-
triel moest heengaan en elders herstel zoeken.
Gij denkt misschien, zegt de Haagsche correspondent, die
dit mededeelt, dat in 't een of ander uithoekje van Noord-
Brabant of Limburg is gebeurd Vergis u niet, het kwam voor
ten stadhuize der gemeente 's-Gravenhage
Te Zwolle is Dinsdagmiddag overleden de heer Mr. W.
baron de Vos van Steenwijk, lid der Eerste Kamer voor Drente.
Slechts een paar dagen was hij ziek. Eene heftige longontsteking
nam den algemeen geachten man weg.
l>e nieuwe Schoolwet, gelijk aan de
verbastering- der anti-revolutionaire
partij. In het Januari-nummer van uStemmen voor
Waarheid en Vrede",schrijft Dr. A. W. Bronsveld:
„Sinds wij de vorige Kroniek schreven, heeft de Eerste Kamer
der Staten-Generaal met groote meerderheid de gewijzigde
Schoolwet aangenomen. Voor den minister Mackay mag dit een
groote voldoening heeten. Over de wijze, waarop hij de wet in
de Eerste Kamer heeft verdedigd, is maar één stem. Algemeen
is hulde gebracht aan de gematigdheid en de zaakkennis,
waarmee door hem gesproken werd.
Reeds verwierf de wet de bekrachtiging van den Koning, en
met 1 Januari treedt zij in werking. Hoe zij werken zalof
zij zal leiden tot pacificatieof zij kwaad zal doen aan het
openbaar onderwijs; of zij inderdaad van gunstigen invloed zal
zijn voor de bijzondere scholenof de roomsch-katholieke er
veel, of zéér veel bij winnen zullenniemand kan het nog met
zekerheid bepalen.
Wij hebben op de baan onzer staatkundige ontwikkeling een
keerpunt bereikt, en waarheen wij thans op weg zijn is in
nevelen verborgen.
Het blijft onze overtuiging, dat wij met ons lager onderwijs
op den verkeerden weg zijn. Dat is allereerst de schuld van de
liberalen. Zij hebben zicb een beeld gevormd van een neutralen
staat; naar dat beeld gemodelleerd een neutrale school, en nu
tot ons volk gezegd dat is dw school, want wij hebben haar
voor u gemaakt. Aan die school kleefde niet alleen het kapitaal
gebrek, dat zij een voortbrengsel was van een doctrinair streven,
dat niet wortelde in de historie of in het hart van ons volk,
maar ook, dat zij al den nadruk legde op het weten, en dus
een dor, intellectualistisch karakter had. Door die zoogenaamde
neutrale school is het nationaal element in onze volksschools
niet weinig verzwakt. Uit het onderwijs in de vaderlandsche
geschiedenis bijv. was pit en merg weggesnedenwat men
hield, was een geraamte, geen lichaam. Niemand heeft f
meer partij van getrokken dan de roomsche kerk, die niets lir
heeft, dan dat van onze geschiedenis maar gezwegen wq
Men had van dien weg terug moeten keeren. Men
eerlijk moeten zeggen neutraal is niet alleen onnationaal
ook ongerijmd. Men had de school in verband moeten brt
met de ouders. En bovenal men had de taak, die aan,
school opgelegd, de eischen,- die er aan gesteld werden, wai
minder omvangrijk moeten maken. Maar echt socialistisch werd)
het zwaartepunt der opvoeding hoe langer hoe meer verplaatst
uit het gezin naar de school. De onderwijzer verdrong hoe
langer hoe meer de ouders.
Wat hebben nu de antirevolutionairen gedaan Zij hebben
gestreden voor de vrijheid van het onderwijs en dat was kos-
telijkmaar zij hebben hun scholen naast en tegenover de
openbare school gesteld, hopende, dat de Staat zich geheel aan
het geven van onderwijs onttrekken zal.
Dit is, naar ons bescheiden gevoelen, een groote dwaling -
geweest, waarvan het verkeerde ons ook niet altijd helder voor
den geest heeft gestaan, al hebben wij ons nooit geheel in de
antirevolutionaire praktijk kunnen vinden.
De voorstanders van christelijke historische beginselen hadden
nooit mogen toegeven, dat de volksschool in Nederland onge
schikt moest zijn juist voor hen, die toch eigenlijk de kern
van ons volk uitmaken, en onze traditiën het trouwst bewaren.
De wijze, waarop zij Staat en godsdienst, Staat en historie
van elkander hebben gescheiden, was revolutionair, en evenmin
christelijk als historisch. Het christelijk beginsel wil naar zijn
aard in het deeg als een zuurdeesem werkende antirevoluti
onairen die hier meer als voorstanders van een staatsrechterlijke
theorie dan als dicipelen van Christus hebben gehandeld, laten
nu het deeg varen, en vormen een zuren klomp die is prijs
gegeven aan het verderf. Het christelijk onderwijs, dat men op
die wijze heeft onttrokken aan zijn roeping om nationaal te
wezen, verkrijgt nu een ultra-dograatischen, een farizeeuwschen
bijsmaak, en zal een geslacht kweeken, dat bij formule zweert
of alle levend geloof haat.
De antirevolutionairen hebben opgehouden te luisteren naar
de H. Apostelen, en gaan te rade met juristen, die een stel
ling verdedigd hebben, een pleidooi hebben opgezet.
Eu nu hebben zij 't gewonnen. D. w. z. gezegevierd heeft
niet de Christelijk schoolmaar de theorie, dat alle scholen
voor den Staat gelijk moeten staan, en dat de Staatsschool
neutraal moet wezen. "Voortaan gaan nu antirevolutionairen,
roomschen, atheïsten enz. naar den betaalmeester, want nu is
er „rechtsgelijkheid."
En wat nog het bedroevendste is bij deze verloochening van
het Christelijk historisch beginsel is, dat men in den laatsten
tijd in een zeer nauw verbond is getreden met de roomsch-
katholieken. Hieraan vooral ziet men, dat wij hier te doen
hebben met Staatslieden, niet met Evangeliebelijdersmet
juristen, niet met mannen, wien het in de eerste plaats is te
doen om het koninkrijk Gods. Hemelsbreed is, wat geestelijk
gehalte betreft, het verschil tusschen de tegenwoordige leiders
der antirevolutionaire partij, en de mannen, die waren voort
gekomen uit het Réveil.
Men leze eens wat de Heer v. Oosterwijk Bruijn op bl.
70 vv. o. a. meedeelt van hetgeen op de „samenkomst der
christelijke vrienden" over Rome werd gezegd. „Br. v. Teij-
lingen" zoo lezen wij t. a. p. „stelde in het licht, dat het
bijgeloof, en vooral het Roomsche bijgeloof, nog verderfelijker
is dan het ongeloof." „Br. Heldring, die onlangs den
Kirchentag te Bremen had bijgewoond, verhaalde, dat ook daar
deze zaak ter sprake was gekomen. Hij had daar onder de
sprekers twee richtingen opgemerkt, de eene die van prof.
Hengstenberg en Stahl, die in de bewegingen der Jezuïeten
weinig zwarigheid zagen, aangezien deze thans dien weten-
schappelijken bodem misten, waarop zij zich vroeger met
zoo veel roem bewogen. De andere was die van Ds.
Sanders en Ds. Ledderhose, die door onderscheiden voor
beelden het hoogst-gevaarlijke der Jezuïeten woelingen aan
toonden. Spr. meende, dat de waarheid tusschen beide lag,
doch dat men vooral in Duitschland veel te vreezen had
neiging tot
van de Lutherschen, als die een onmiskenbare
Puseyisme verrieden." „Br. van de Yelde, die te
Dublin de vergadering van de Evangelische Alliantie had bij
gewoond, zeide: „Vóór alle dingen is het noodig, dat de
Protestanten meer tot de bewustheid komen, dat Rome in de
leer des duivels staat". „Hij deelde verder mee, dat eenige
leden der Alliantie een tocht hadden gedaan door Ierland. De
berichen die zij van daar medebrachten, waren allerontzettendst;
het bleek, dat de priesters de vrouwen en kinderen zelfs met
stokken sloegen, wanneer zij slechts de geringste neiging tot
het Protestantisme verrieden. Vele priesters hadden dan ook
getuigd, dat thans de laatste worstelstrijd gestreden werd, en
dat het met Rome was: nu of nooit!"
Thans komen geen „Christelijke vrienden" meer samen, maar
„deputateu". Wat zij bespreken F Dat is een „program van actie";
een politieken veldtocht. Wie daar verfoeid worden onder krachtig
voetgetrappel F Dat zijn de mannen, die spreken in den geest
der mannen van het Réveil. Wie daar ontzien worden, ja als
bondgenooten worden bejegend F De roomsch-katholieken.
Zóó zijn de tijden en de toestanden veranderd. Alles wat
van de leiders der anti-revolutionairen uitgaat, draagt dat
politiek, wereldsch karakter. En welk instituut van deze wereld
is volkomener, met meer sluwheid, met meer list in elkander
gezet dan de roomsche kerk? Welnu, de geestelijke verwant
schap tusschen onze „doleerenden", en de meerendeels tot hun
getal behoorende leiders der anti-revolutionaire partij verloochent
zich dan ook niet
Organisatie, partij-verband, werktuig zijn: dat is de leuze
dier ijverenden voor „vrijheid" van onderwijs, en „vrije" kerken"*