Alicflcci Ni
AitrtÉ- Liiwlliiplilnil
Donderdag, 16 Januari 1890.
34ste Jaargang. No. 2368.
II 0 UD S T
Gemeente Schagen
Roman van MORITZ VON REI CU EN BA CR.
10.
Itinnenlandsch Nieuws.
RAAIT
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater-
d agavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STDKKEN èén dag vroeger.
Uitgever: J. WINKEL.
9
Bureau: §€Hi€lËX, l^aan, I>, 4.
Beke ndmaki n gen.
Burgemeester en Wethouders van Schagen, noodigen bij deze
belanghebbenden, die over den jare 1889 van de gemeente
iets te vorderen hebben uit, hunne rekeningen vóór of op den
len Februari a. s. ter plaatselijke secretarie in te leveren.
Schagen, 8 Januari 1890.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. H. BEELS.
de Secretaris,
DENIJS.
ARBEIDSWET.
Do Burgemeester van Schagen, brengt ter voldoening aan de
daartoe ontvangen uitnoodiging, ter openbare kennis, dat de Heer
Minister van Justitie, bij beschikking van 18 December 1889,
No. 97, 2e Afd. A. den vorm der kennisgeving, bedoeld in het
eerste lid van art. 15 der Wet van 5 Mei 1889 (staatsblad No.
481, houdende bepalingen tot het tegengaan van overmatigen en
gevaarlijken arbeid van jeugdige personen en vrouwen heelt vast
gesteld alsvolgt:
Kennisgeving
van een ter zake van den arbeid aan een persoon overkomen
ongeluk.
(Art. 15 der wet van 5 Mei 1889 (Staatsblad No. 48.)
Aan den Burgemeester van
1. Naam en voornaam van den persoon;
2. diens ouderdom
11.)
TIENDE HOOFDSTUK.
Na het tweede ontbijt maakten Karla, de graaf en de beide
heeren von Roven een wandeling in den tuin.
Karla wandelde zwijgend naast Hefften voort. Zij had onder
de bloemen en struiken menige lieveling, die zij in het voorbij
gaan met een stillen blik begroette, zonder baren verloofde er
opmerkzaam op te maken. Zij gevoelde dat bij voor hare kleine
vrienden geen opmerkzaamheid bezatverstrooid luisterde zij
naar eenige bad- en hofanekdoten, die hij vertelde, en eindelijk
nam zij het voorwendsel, dat zij noodig naar de zieke moest gaan
zien, te baat om Hefften's tegenwoordigheid te ontvluchten.
Mevrouw von Roven sluimerde, Karla haalde do brieven van
den graat uit haar kamer, ging stil bij het bed der zieke zitten
en las de brieven nog eens door. Zonderling 1 Alles, wat haar
vroeger daarin aangenaam was geweest, scheen baar nu onge
looflijk onbeduidend loe. Alles wat zij vroeger had gehouden voor
een overeenstemming van gedachten, kwam haar nu voor een
looze beleefdheidsvorm te zijn. Zij legde de brieven naast elkan
der. Allen hadden hetzelfde formaat, denzelfden welriekenden geur,
denzelfden omvang, allen schenen naar elkander gecopieerd. Zij
liet de handen in den schoot zinken en zat langen tijd roerloos.
Na den middag liet men haar alleen met haren verlooide in
den tuin.
Eindelijkriep de graaf uit, toen mijnheer von Roven zich
verwijderd had, en hij trok Karla tot zich, haar gelaat met kus
sen bedekkende. Met een heftige beweging rukte zij zich los.
„Neen," riep zij, „zoo niet!"
„Zoo niet?" vroeg hij, lachend in haar verhit gelaat starende
„hoe dan, kleine beminde
„Ik ik moet iets vragen, juist nu wij alleen zijn."
„Juist nu wij alleen zijn; kunnen wij iets verstandigers doen,
dan vragen en antwoorden maar wat wilt gij weton
„Zeg mij, hoe gij u uw toekomstige vrouw voorstelt vroeg zij
aarzelend, maar met ernstigen blik hem aanziende.
Hij sloeg haar arm om haar leest en antwoordde lachend:
'j ziet er precies zoo uit als gij."
„Neen, zoo bedoel ik het niet; wat wilt, wat verwacht gij van
uwe vrouw
„Kind, kind, wat zijn dat voor onbeantwoordbare vragen 1"
„o ij moet toch weten, hoe gij u uw ons leven in de toe
komst voorstelt
„Nu, ik stel mij voor, dat ik in mijn groot, eenzaam buis een
lieve kleine vrouw zal hebben, die altijd aan mijne zijde zal zijn,
wanneer ik niet door zaken wordt weggeroepenik stel mij voor
dat ik voor mijn lief vrouwtje Parijsche toiletten zal bestellen,
welke zij zeer bevallig zal dragen, een kleine vrouw, om wie
mijne vrienden mij benjjden zullen en van wie ik niets verlang,
dan dat zij mjj een weinig lief beeft en die de honneurs waar
neemt, wanneer ik gasten ontvang. Ziet gij, kleine, gij komt toch
in een geheel andere positie, dan uwe taak hier. Mijn huis is
uitstekend voorzien van hnismeesteres en zoo voort; eene vrouw,
die met de sleutels loopt te rammelen, vind ik hatelijk. Gij zult
u cm niets behoeven te bekommeren, dan om uwe toiletten en
een weinigje om mij. Gij zult mjjn schoone roos zijn, dio den
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
11.
12.
13.
14.
gehuwd of ongehuwd
dieDS woonplaats
diens beroep
bedrijf of onderneming
plaats van het ongeluk
arbeid ter zake waarvan overkomen
aard van het ongeluk
waardoor overkomen
dag en uur waarop;
woonplaats van het hoofd of den bestuurder
dagteekening dezer kennisgeving
handteekening.
Belanghebbenden worden herinnerd aan het bepaalde bij het
le. lid van art. 15 der Wet hierboven genoemd, luidende als
volgt
„Het hoofd of de bestuurder van een bedrijf of eene onderne-
„ming, die in eene fabriek of werkplaats arbeid doet verrichten,
„is verplicht van elk aan een persoon ter zake van den in dat
„bedrijf of die onderneming verrichten arbeid overkomen ongo-
„Iuk binnen tweemaal vierentwintig uren schrifteljjk konnis te
„geven, aan den Burgemeester der gemeente, waar het Onge
luk heeft plaats gehad Heeft de persoon, wien het is over
komen, binnen den bedoelden termijn den arbeid hervat, dan
„vervalt de verplichting tot kennisgeving."
Schagon, den Hen Januari 1890.
De Burgemeester voornoemd,
C. H. BEELS.
\ATIOS.ILE UIILITIS!,
Burgemeester en Wethouders der Gemeente Schagen
Brengen, ter voldoening aan de derde alinea van art. 26 der
Wet op de Nationale Militie van den 19den Augustus 1861 (Staats-
tuin versiert, wanneer zij zich zelve tooit zijt gij tevreden
Met een zegevierend lachje zocht hij haar blik, dien zij even
wel op den grond gericht hield.
„Ik had u eens over mijne plannen voor de toekomst geschre
ven," begon zij weder aarzelend.
„Ja, en ik heb daarover recht hartelijk gelachen," antwoordde
hij, „Gij jonge meisjes hebt toch zonderlinge invallen. Rozen
kweekt mijn tuinman in menigte en de Tiibinger professoren
lieve hemel, dat zijn mensehen met vuile manchetten en onge-
wassehen handen. Onze gezelschapskring ligt in geheele andere
sleeren -- maar waartoe zuilen wij ons humour bederven, door
daarover te spreken Dat komt van zolf te reeht, als wij getrouwd
zijn, en gij zijt veel te schoon, om een geleerde vrouw te worden.
Ik verafschuw de blauwkousen, en elke man van smaak doet
insgelijks. Wilt gij bij gelegenheid eens een modernen roman
lezen, over welken iedereen spreekt, dat vind ik zeer billijk
maar geleorde zaken neen, dat verdriet zult gij mij niet willen
aandoen. Vrouwen, die geleerde schriften lezen, dio zij meestal
niet eens verstaan, krijgen later het gebrek, aanhoudend daarover
te willen spreken, en dan worden zij vervelend of zelfs bespotte
lijk. Dat alles is geen vrouwenwerk 1"
„Wat is dan wel vrouwenwerk
„Dat heb ik u reeds gezegd, mijn hartjeer lief uitzien,
minnenswaardig zijn en uw man lief hebben. Hebt gij
lief, kleine
Zij wendde het hoofd af, tranen verduisterden haren blik.
„Mijn schoone, kleine beminde, kom, zie mij aan 1"
Wederom trok hij baar tot zich.
be-
mij
„Laat mj),
zoo bang om het
bid ik u, laat mijhet is mi)
hart
Hij kuste haar lachend.
„Dat vind ik allerliefst maar het gaat voorbij! Gij zijt nog
een kind, maar dat vind ik echt bekoorlijk."
Maar deze laatste woorden hoorden alleen de groene takken der
boomeaKarla had zich van den graaf los gemaakt en liep snel
naar huis.
De graaf deed geen poging haar te volgen.
„Kleino dweepster," fluisterde hij. „Dat toch niets in de wereld
precies zoo uitvalt, als men het zich voorstelt. Ik wilde een jong,
schoon en arm meisje hebben, omdat ik mij zeiven voorspiegelde,
dat zulk eene geen aanspraken zou maken, ten hoogste dankbaar
en zeer gemakkelijk zijn zou en nu is zij jong, schoon en arm,
doch heeft grillen, die verre van aangenaam zijn. Nu, men moet
ten slotte do dingen nemen, zooals zij zijnde kleine zal wol
toekomen, en schoon is zij werkelijk, verduiveld schoon!"
Karla had intusschen het huis bereikt. In de deur ontmoette
zij Frits.
„Karla", riep hij, baar verwonderd in het gelaat starende, „wat
is er gebeurd er is toch niets met mama
„Neen, neen," antwoordde zij, terwjjl de tranen onafgebroken
over baar wangen rolden, „er is niets gebeurd, volstrekt niets
Zij liep hem voorbij, en hij keek haar hoofdschuddend na.
„Arme Karla," mompelde hij, „arm, lief meisje! Wanneer de
oorzaak van haar tranen datgene is, wat ik vermoed
Toen Karla in haar kamer was gekomen, sloot zij de deur,
wierp zich op een stoel on 6nikte hartstochtelijk.
„Ik kan niet, o God, ik kan niet!" kermde zij. „Ik kan mij
niet van hem laten kussen, zijne nabjjbeid is mij overdragelijk,
en ik mag uiet denken aan de toekomst, zooals hij mij die
bereiden wil; neen, ik kan niet, ik wil niet!"
Prijs per jaar f3.Franco per post 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f O.l
G-roote letters worden naar plaatsruimte berekend.
blad No. 72), ter kennisse van de belangbebben, dat het over
eenkomstig Art. 25 dier Wet afgesloten Inscbrijvings- Register
van 1889, voor do lichting 1890, met de daaruit opgemaakte
alphabetische naamlijst, op heden ter Secretarie der Gemeente
voor een ieder ter lezing is nedergelegd tot en met den 22en
dezer maand van des morgens 9 tot des namiddag 4 ure.
Schagen, den Hen Jannari 1890.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. H. BEELS.
de Secretaris,
DENIJS.
Op initiatief van het banbestuur te Sint Maarten zijn
thans al de wegen dier banne met boomen beplant.
Tot leden van het bestuur van den polder Valkkoog zijn
herkozen de heer J. Brommer als lid vau het Dagelijksch
Bestuur en de heer D. Groet als Hoofdingeland.
Het sterftecijfer in 1889 was voor Valkkoog bijzonder hoog:
het bedroeg dat jaar ongeveer 4 pCt. der bevolking.
X Op den 1 Januari 1890 bedroeg het aantal zielen te
Callantsoog 674 waarvan 350 m. en 324 vr.
In het laatst afgeloopen jaar zijn geboren 21 kinderen waar
van 14 m. en 7 vr.
Het aantal overledenen bedroeg 15 en wel 5 m. en 10 vr.
van welke laatste 1 als levenloos aangegeven.
Gesloten werden 5 Huwelijken, alle tusschen jm. en jd.
Gelijk een onweersbui was de losbarsting van haar innerlijk
gevoel over haar gekomen en bad haar tot diep in haar gemoed
geschokt. Doch de storm woei voorbij. Karla's tranen droogden
op, zij trachtte zich een helder denkbeeld te vormen, van hetgeen
zij gevoelde. Wat had de graaf gedaan, hetwelk haar zoo tegen
hem maakte? Hij had haar in zijne armen genomen en haar
gekust maar daartoe bad hij als haar verloofde het volle recht,
en zij had geen reden, daarom op hem vertoornd te zijn. En wat
had hij gezegd, hetwelk haar dan zoozeer mishaagde? Hij had
haar het toekomstig leven aan zijne zijde geschilderd in de kleuron,
welke menig andere verleidelijk en begeerlijk zouden hebben toe
geschenen. Hij wilde haar omringen met glans en weelde, haar,
het arme meisje, dat geenerlei aanspraken had te doen gelden
zij zou het leven leidon eeuer vorstin, en hij, die alle schatten
aan hare voeten nederlegdo, hij verlangde niets van haar dan
„een weinig liefde". Hoe ondankbaar was zij toch, dat zij hem
dit niet geven kon!
Eensklaps staakte zij hare zelfverwijten.
„Neen, hij begrijpt mij niet, hij wil mij, aan handen en voeten
gebonden in een gouden gevangenis opsluiten, als een speeltuig
zijner luimen."
Maar reeds weder begon zij zich zelve te verwijten.
„Hij bemint mij ongetwijfeld zeer; waarom zou hij anders mij
gekozen hebben, die hem niet bemin? En het is slecht van mij,
dat ik deze lietde niet beantwoord en hem beschuldig, dat hij
mij aan zijne luimen wil opofferen. Hij bemint mij, en ik heb
hem mijn woord gegeven, de zijne te zullen worden. Ik mag dat
woord niet breken. Ten slotte wil bij toch ook mijn geluk voor
de toekomst, en al hebben wij verschillende voorstellingen van
het geluk en al houd ik de mijne voor de betere, ik moet toch
trachten, hem daartoe te bekeeren. Hij heeft altijd in de groote
wereld geleefd, hij weet zelfs niet, welk eene tevredenheid het
geeft, werkzaam te zijD, ook voor eene vrouwja, hij kent mis
schien niet eens het ware vrouwenleven. Zijn moeder is gestor
ven, toen hij nog een kind was, een zuster bezit hij niet, en de
vrouwen, die hij anders kent, zullen groote dames zijn, dio een
leven leiden, gelijk men dat in de romans leest. Ja, zoo is het!
Werkelijke vrouwelijkheid, waarbij de vrouw de juiste plaats in
neemt, die kent hij bepaald niet. Maar ik zal hem die leeren
kennen, ja, dat zal ik. Doch, zooals tante is, zal ik wel niet zijn.
Hij houdt er niet van, dat men met do sleutels loopt te ramme
len en dan, tante sprak ook veel te veel over dingen, die met
een enkel woord afgemaakt konden worden maar eene vrouw,
zooals mijne mama was, voor dat zij ziek werd de ongeluk
kige, hij heeft zijn moeder ter nauwernood gekend, en ik ben
ontzettend zelfzuchtig, want ik denk alleen aan mij zelve en niet
aan hem. Wanneer ik maar de overtuiging verkrijg, dat hij door
mij gelukkig is, dan zal ook ik gelukkig zijn 1"
Karla wist zich zelve door dergelijke betogen tot kalmte te
brongen en ten slotte voegde zij zich, met do beste voornemens
bezield en met een zachte uitdrukking op het gelaat, bij de
anderen.
Graaf Hefften knikte haar vriendelijk toe, en zij noopte zich
zelve te erkennen, dat het zeer liof van hem was, haar wegloo-
pen van zooeven niet kwalijk te nemen. De graaf verhaalde vau
Berlijner tooneelgeschiedenissen, en hij noemde daarbij den naam
van Ange Peretii. Karla's blik dwaalde af naar Frits. Hij schoen
opmerkzaam toe te luisteren, maar bij mengde zich niet in het
gesprek.
„Hoe kan bij toch huichelen 1" dacht Karla. De graaf noemde