34ste Jaargang. No. 2369.
II ©IlSfl 2Q;üf.
Zondag, 19 Januari 1890.
Uitgever: J. WINKEL.
Bureau: SCHACilKfl", Laan, 4.
Ziekte heeft ook op onze dnik-
- kei ij het personeel gedund. Wij
moesten reeds onze toevlucht nemen tot de
hulp van ongeoefende handen en roepen bij
deze de welwillende toegevendheid in van onze
geachte Abonné's, met betrekking tot de ver
schijning der Schager Courant.
J, W in kei,
Gemeente Schagen
B e k e n d m a k i ngen.
ARBEIDSWET.
Roman van MORITZ VON REI C HEN BA CR.
Binnenlandsch Nieuws.
COURANT.
Mis- LillubM
Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEK-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post 3.80.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.1
G-roote letters -worden naar plaatsruimte berekend.
Eed.Uitgever.
De Burgemeester van Schagen, brengt ter voldoening aan de
daartoe ontvangen uitnoodiging, ter openbare kennis, dat de Heer
Minister van Justitie, bij beschikking van 18 December 1889,
No. 97, 2e Afd. A. den vorm der kennisgeving, bedoeld in het
eerste lid van art. 15 der Wet van 5 Mei 1889 (staatsblad No.
48), houdende bepalingen tot het tegengaan van overmatigen en
gevaarlijken arbeid van jeugdige personen en vrouwen lieelt vast
gesteld alsvolgt:
Kennisgeving
van een ter zake van den arbeid aan een persoon overkomen
ongeluk.
(Art. 15 der wet van 5 Mei 1889 (Staatsblad No. 48.)
Aan den Burgemeester van
12.) ELFDE HOOFDSTUK.
Frits, die slechts drie dagen verlof had, was vertrokken, zon
der nog eenmaal vertrouwelijk met Karla te spreken. Beiden
hadden het vermeden, met elkander alleen te zijn, maar toen zij-
bij bet afscheid nemen elkander de hand drukten, fluisterde Karla
„vrienden voor het leven
Tegen haren verloofde was zij zachter en toegevender dan op
den eersten dag, doch zij vermeed het ook, veel met hem alleen
te zijn, en zij wist het zoo in te richten, dat mijnbeer von Roven
er steeds bij was, wanneer zij niet naar de ziekenkamer kon
vluchten.
De graaf, die onder deze omstandigheden het bezoek op Dal
oord' niet bijzonder aangenaam vond, reisde ook na enkele dagen
af, en Karla haalde ruimer adem, toen zijn rijtuig het voorplein
afreed.
Nog dienzelfden dag dicteerde mevrouw von Roven baar een
brief aan Frits, en Karla zette daaronder het volgende naschrift
„Ik denk aan datgene, wat gij beloofd hebt, en weet, dat gij
het zult nakomen."
Na zijn terugkeer in Berlijn had Frits Ange Peretti niet meer
opgezocht; maar hij wist, dat haar dit nog niet zou opvallen,
daar zij hem nog op ,Daloord' waande, en hij stelde bet altijd
nog uit, baar de verklaring te geven van zjjn veranderd gedrag.
Karla's naschrift trof hem daarom als een verwijt.
„Ik moet immers toch van Ange scheiden, wanneer ik mij
werkelijk wil bezuinigen,zeide bij tot zich zeiven, „en tenslotte,
hoe veel ik ook van de kleine houd, een verlies, hetwelk mij het
hart zal breken, is het toch ook niet."
Met een kort besluit schreef hij nu aan Ange, en daar hij
vreesde, dat zij persoonlijk hem zou kunnen komen opzoeken om
nog een aanval op zijn hart te doen, besloot bij, voor dien avond
eene uitnoodiging aan te nemen, van welke hij eerst geen ge
bruik had willen maken. Deze uitnoodiging was afkomstig van
den burgemeester Müller, die bij zijn broeder in de Diergaarde
straat vertoefde en zijn „jongen vriend," zooals hij Frits nu
noemde, uitnoodigde, den avond met hom en jamille door te
brengen, wanneer Frits namenlijk niets beters had te doen en een
eenvoudigen burgerlijken kring niet versmaadde.
Frits begaf zich dus naar de Diergaardestraat.
De villa, welke hij binnentrad, maakte evenwel alles behalve
een eenvoudig burgerlijken indruk. Van do door twee liverei-be-
dienden bewaakte marmeren trap tot het met smyrnasche tapijten
en palmwaaiers versierde salon droeg alles het stempel van fijnen
smaak, waarbij wel is waar de burgemeester, die zijn gast in een
overdreven huiselijk costuum ontviDg, tamenlijk schril afstak.
„Zeer lief van u, dat gij gekomen zijt 1" zeide bij, Frits de
beide banden schuddende, „mijn broeder en zijDe vrouw zullen
zich zeer over uw komst verheugen."
In betzelfde oogenblik kwam ook reeds van achter de portière
met veel geruisch en gekraak een zijden gewaad te voorschijn,
welks deftige plooien de nog deftiger, viel doorvoede figuur van
mevrouw Müller, de echtgenoote van den handelsraad, ^omhulde.
De dame heette baren gast in een eenigszins opgeschroelde toe
spraak welkom en nam toen ruischend en krakend plaats op de
1. Naam en voornaam van den persoon;
2. diens ouderdom
3. gehuwd of ongehuwd
4. diens woonplaats
5. diens beroep
6. bedrijf of onderneming
7. plaats van het ongeluk
8. arbeid ter zake waarvan overkomen
9. aard van het ongeluk
10. waardoor overkomen
11. dag en uur waarop;
12. woonplaats van het hoofd of den bestuurder;
13. dagteekening dezer kennisgeving;
14. handteekening.
Belanghebbenden worden herinnerd aan het bepaalde bij het
le. lid van art. 15 der Wet hierboven genoemd, luidende als
volgt
„Het hoofd of de bestuurder van een bedrijf of eene onderne-
„ming, die in eene fabriek of werkplaats arbeid doet verrichten,
„is verplicht van elk aan een persoon ter zake van den in dat
„bedrijf of die onderneming verrichten arbeid overkomen onge-
„luk binnen tweemaal vierentwintig uren schriftelijk kennis te
„geven, aan den Burgemeester der gemeente, waar het onge-
„luk heeft plaats gehad Heeft de persoon, wien het is an
„komen, binnen den bedoelden termijn den arbeid hervat,over-
„vervalt de verplichting tot kennisgeving."
Schagen, den 14en Januari 1890.
De Burgemeester voornoemd,
C. H. BEELS.
^38-%$?-
sofa, tevens meldende dat haar gemaal zoo dadelijk zou verschijnen,
doch nog eenige kantoorzaken had af te doeD.
„Waar is Adelbeid toch?" vroeg de burgemeester en wendde
zich, zonder het antwoord af te wachten, tot Frits met de ver
klaring, dat zijn dochter Adelbeid tijdelijk bij zijn broeder ver
toefde, om zich verder te bekwamen in do edele schilderkunst,
waarvoor zij eenig talent bezat, en dat hij zoo dadelijk het ge
noegen zou hebben, haar voor te stellen.
„Ach, ik meende, dat zij buurkinderen waren en als zoodanig
elkander reeds lang kpnden," merkte mevrouw Müller op met een
tamelijk boosaardigen blik op haar schoonbroeder, terwijl Frits
zich de moeite getrooste, te verklaren, dat hij nog niet het ge
noegen had gehad met de jonge dame kennis te maken, waaraan
do burgemeester glimlachend toevoegde
„Mijn goede schoonzuster gelooft, dat op het land men elkander
tien mijlen in den omlrek persoonlijk kent mijne schoonzuster
heeft namenlijk nooit op het land gewoond
„Neen, God zij dank," viel mevrouw Müller den spreker inde
rede, „ik ken het landleven alleen van de groote badplaatsen,
waar hot zich zeker wel in zijn aangenaamste gestalte vertoont,
en ik zeg ook telkens teg' n mijn echtgenoot, zoo dikwijls hij op
het denkbeeld komt, een riddergoed te koopen: liever dood, dan
op het land te leven."
„Wij weten het beter, dat het niet zoo slim is, niet waar, mijn
waarde baron?" riep de burgemeester uit, terwijl mevrouw Müller
levendig voortging:
„Neen, ik bid u, geen menschen zien dan vuile boeren, geen
concert, geen theatre, dat kan toch geen onzer, die aan de groote
stad gewoon^ is, uithouden. En wat de landelijke schoonheden
betreft ja daar dweep ik ook medo, als ik ze van uit mijn
landauwer bewonderen kan, of wanneer Harracb of Achenbacb ze
geschilderd hebben en ik ze gemakkelijk bezien kan. Maar zoo'n
echte landweg den laatsten zomer bij een landpartij hebben
wij er van genoten neen, mijnheer de luitenant, de stof en de
muggen en de slechte reuk van de stallenIk dank u hartelijk 1
Dan prijs ik onze wegen in de Diergaarde. Dat is toch ook
landelijk, niet waar, maar wat is alles zorgvuldig onderhouden
Nu, er gaat toch niets boven Berlijn, vindt gij ook niet, mijnheer
de luitenant
„Maar ik heb n toch reeds gezegd," riep nu mijnheer Müller
uit, „dat mijnheer de baron", -- bij logde op dit woord bijzonder
veel nadruk „dat mijnbeer de baron op bet land is opgegroeid
en van het landleven houdt, evenals ik."
„Ik zeg daar immers ook niets tegen, ik spreek alleen over mij
en over mijn smaakgij neemt mij dat toch niet kwalijk, mijn
heer de luitenant
„Hoe zou ik het durven wagen, uw smaak te beoordeelen,
mevrouw
De dour werd geopend, en de burgemeester, die in den loop
van het gesprek een rood hoold had gekregen, sprong nu van zijn
stoel op en ging de binnentredende tegemoet.
„Hier, mijn waarde baron, mijne dochter Adelbeid!"
Mevrouw Müller maakte onwillekeurig een buiging met het
hoofd, als wilde zij daardoor vergoeden, wat de vluchtige buiging
die mejuffrouw Adelbeid tegen den gast maakte, te kort bezat
aan deftigheid met afkeurenden blik siceg zij de kleeding harer
nicht gade, die het eenvoudig donkere wandelcostuum had aan
gehouden en niet volgens den wensch harer tante, bijzonder
toilet gemaakt had.
Schoon is zij volstrekt niet," dacht Frits, toen de jonge dame
Schagen, 18 Januari 1890.
Het schoolverzuim, op onze Openbare Lagere School door de
griep of aanverwante ziekten veroorzaakt, wordt iets grooter,
en bepaald zich heden 93 leerlingen.
Met betrekking tot het alhier te geven concert van den
heer Werner zie achterst, adv. deelen wij de volgende
correspondentie uit Dublin aan de „Portefeuille" mede
„Het is steeds een zoete taak den lof van een landgenoot
te mogen uitbazuinen, vooral dan als de loftuiting niet enkel
uit patriotisme, maar uit de onpartijdige kritiek der pers, uit
het oordeel der „vox publica" voortspruit. Welnu, ik schroom
niet, te verklaren, dat de bekende violist Theodore Werner,
welke bij zijn intrede als proffessor, in een der zalen van da
academie te Dublin voor een groot en uitgelezen publiek een
concert gaf met één sprong op de bovenste sporten der ladder
van den roem is geklommen. Men roemt zijn voortreffelijke
techniek, zoo schitterend geloond in Beethoven's violin-concert;
den zang, dien hij den snaren weet te ontlokken in Chopin's
droefgeestig, zoetvloeiende nocturne en in Vieuxtemp's grootsch
concert, dat diep gevoel, dat hij in dat eenvoudig Russische
Volkslied „der rothe Sarafan" wist te leggen. Al die eigenschap
pen toonden zich vereenigd in Paganini's welbekend no 1.
Werner's spel munt uit door groote kracht van toon, tevens
bezit hij goddelijke gave de snaren door den boog te laten
zingen.
tusschen hem en haar vader plaats nam, en uit beleefdheid nu
zeide„Mijnheer uw vader heeft mij verraden, dat gij eene
kunstenares zijt, mejuffrouw."
„Ik hoop, dat papa mij toch alleen als leerlinge heeft voor
gesteld
„Gij hebt gelijk, mijn dochter, maar mijnheer de baron wilde
eens galant zijn."
„O, ik zou niet gaarne voor iets doorgaan, wat ik niet ben;
maar ik ben papa zeer dankbaar, dat hij mij gelegenheid geeft,
hier het voortreffelijk onderricht van professor K. te genieten."
„Gij zijt eene leerlinge van K. dan moet gij buitengewoon
veel talent bezitten, mejuffrouw, want prof. K. neemt alleen zulke
leerlingen aan."
Een zeldzaam diepe, zachte blik uit de donkere oogen der
jonge dame was Frits' loon, terwijl mevrouw ter verdere inlichting
er aan toevoegde
„O, wij zijn zeer goed bekend met professor K., hij heeft ook
mijn portret geschilderd, een voortreffelijk portret, mijnheer de
luitenant, bet bangt in het andere salon, mag ik n misschien
verzoeken, het zal u zeker belang inboezemen, dit werk V8n
onzen beroemden vriend te zien."
Zij kwam ruischend van achter de sofatafelde burgemeester
maakte een ongeduldige beweging en zeide tot Frits, die zich
gereed maakte, de vrouw des buizes te volgen
„Gij hebt volkomen gelijk, de kleine bezit werkelijk veel talent;
prolessor K. zeide mij, dat zij zijne beste leerlinge is, en daarom
berouwt het mij niet, baar lievelingswenscb vervuld en haar
hierheen gezonden te hebben, want in den beginne, moet gij
weten, was ik er beslist tegen. Een jong meisje behoort in de
huishouding, zeide ik. Maar, Goddank, trots haar talent is Adelheid
geen blauwkous, maar een huiselijk, verstandig meisje."
„Hierheen, mijnheer de luitenant, hierheen," riep nu mevrouw
Müller, „van hier wordt het portret het beste door bet licht
bestraald niet waar, een meesterstuk
„Inderdaad, zeer levend en zeer sprekend!"
„Niet waar Daar naast, dat is het portret van mijn man
„En daar is mijn broeder zelve, om zich dadelijk met het
portret te laten vergelijken," zeide de burgemeester, den zooeven
binnen gelreden handelsraad bij den arm nemende en hem aan
Frits voorstellende.
„Hier, mijnheer de baron von Roven."
„Zeer vereerd 1"
De handelsraad boog zich, een blik uit zijn slimme, licht grijze
oogen trof vluchtig den gast. Yoor bet overige liet hij het aan
zijn vrouw en aan zijn broeder over, het gesprek gaande te bouden.
Hij voegde er slechts af en toe een woord aan toe, dat steeds
juist gekozen was en hem viijwaarde voor bet verwijt, een onbe
leefd zwijger te zijn, en hem toch niet dwong, zijne stilzwijgend
heid verder te verbreken, dan hem aangenaam was.
Onder de thee zat Frits naast Adelheid, die evenals haar oom,
meest zwijgend er bij zat. Eindelijk bij een pauze, die ontstond
doordat mevrouw Müller haar mond eens tot staan bracht, vroeg
Frits, in welk genre Adelheid zich oefende.
„Ik leer nog en heb volstrekt nog niet het recht, voor eenig
genre te beslissen, maar dat wat mij het meeste aantrekt en
belang inboezemt, dat is het porlret," antwoordde zij.
„Laat uw portefeuille eens zieD," riep de burgemeester uit,
„gij gelooft niet, boe welgelijkend de schetsen mijner dochter zijn 1"
„O, papa, dat is alles nog het werk van eerstbeginnenden, cn
dan kent mijnheer von Roven de origineelen niet, dus kan hij