WORDT VERVOLGD- Op initiatief der h.h. Dr. E. G. Mensonides en T)r. F. H. van Leijden is te Alkmaar opgericht eene afdeeling der Maat schappij tot bevordering van de geneeskunde." De gemeenteraad van Akersloot, door de oprichting eeuer bijzondere school in de gemeente gedwongen, om, zooals we laatst meldden, één onderwijzer te ontslaan, meende zich ook genoodzaakt om een besluit te nemen, waarbij de Heer P. Smit, de niet ontslagen onderwijzer, zijn traktement van f 700 op eenige guldens minder terug gebracht zag. Genoemd besluit is echter door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland vernietigd, zoodat de heer S. zich in blijvend bezit van zijn f700 mag verheugen, echter niet hetzelfde loon voor hetzelfde werk als vroeger, daar de gemeenteraad nu noo- dig heett geoordeeld, hem extra met het herhalingsonderwijs te belasten! De influenza breidt zich te West-Graftdijk meer en meer uit. Ze is echter van vrij onschuldigen aard. Ook op alle om liggende plaatsen, als Graft,de Rijp, Oost-Grafdijk en Mar- ken-Binnen worden bij sommigen verschijnselen van de ziekte waargenomen. Te Tilligte (gem. Denekamp), overleed dezer dagen de wed. Gerwers, geboren in het jaar 1792. Zij was tot twee dagen vóór haar overlijden in het volle bezit harer zintuigen, en is nooit ongesteld geweest, ja zelfs heeft men nog nooit ge boord dat zij hoestte of kuchtte. Hare grootste vreugde was als men haar mededeelde, dat in een der nieuwsbladen vermeld stond, dat zich elders nog iemand bevond, die de honderd jaren overschreden hadbij zulk een verhaal zag men een straal van blijdschap op haar gezicht. De vrouw van A. de M. te Hasselt had zich aan een spijkertje gestooten, ten gevolge waarvan ze een weinig aan den arm bloedde. Ten einde dat te stelpen nam zij een stukje van een tabakszak en legde er dat ophet gevolg was dan ook dat het bloeden ophield. Een paar dagen daatna was de arm echter zoo gezwollen, dat geneeskundige hulp moest worden ingeroepen, en nu bleek dat er bloedvergifting had plaats ge vonden en deze reeds zulk een voortgang had gemaakt, dat zelfs amputatie van den geheelen arm niet meer zou baten. De vrouw is dan ook reeds overleden. ZC.) Te Yerseke gaf een mannelijke kaart voor de volkstelling op de vraag naar het kerkgenootschap tot antwoord :/,Geen kerk den bijbel tot Gist." De man bedoeldde: Gids. "Voor een vrouwelijk persoon was de vraag naar het beroep aldus ingevuld//Poten en pannen schuuren en zoo wat van alles." Baron G. D. de Salis, de bekende sportman, is overleden. De sportwereld verliest in hem een harer ijverigste leden. De gemeenteraad van Hoorn heeft besloten eene subsidie van f 250 toe te staan als bijdrage in de kosten eener tentoon stelling van vee en kaas, aldaar te houden vanwege de land- bouwvereeniging Holland's Noorderkwartier. - Dezer dagen kwam een moedertje bij den burgemeester te Asten. //Ik kom eens hooren, burgemeester," sprak het vrouwtje, /,of onze Hannes zich aan moet geven om tegen 't jaar te loten." »Zeg mij eerst eens", antwoordde de burgervader, //wanneer Hannes geboren is." //O, dè's al lang gelejen, maar ik weet het nog goed; just veertien dagen na dien kou wen Vrijdag, want ik zé nog tegen onzen Geerit; we hebben 't nog goed getroffen, dè de grootste kou over is, dè weet ik nog goed". Te Rottum (Er.) is een meisje geboren, wier bet-over grootmoeder nog in leven is. Als een bewijs van onnatuurlijk zacht winterweer en naar men zegt tevens als voorspelling van een bijzonder vroeg voorjaar deelen wij mede, dat te Loosdrecht de vastenavondzotjes of sneeuwklokjes reeds in vollen bloei staan. Gewoonlijk openen die bloempjes zich eerst in de maand Maart. In IJ- en Haarlemmermeerpolders heerscht de iufluenza dermate onder het vee, dat koeien en paarden op enkele stallen bij twintigtallen ziek liggeneenige sterfgevallen zijn reeds voorgekomen, terwijl de herstelde paarden de eerste weken geen of slechts geringe diensten kunnen doen. Een bierbrouwersknecht te Vucht, die in een brouwketel is gevallen, is overleden aan de bekomen brandwonden. niet oordeelen over de gelijkenis en daarin bestaat toch de eenige verdienste. Na eenig tegenspartelen werden de schetsen toch voor den dag gehaald, en Frits, die eerst alleen uit beleefdheid belang stelling had voorgewend, werd nu eensklaps werkelijk geboeid door de met weinige streken ongetwijfeld karateristiek geteekende koppen. „Ik ben geen kunstkenner, mejuffrouw, maar ik geloof, dat gij werkelijk een buitengewoon talent bezit." Terwijl hij dit zeide, sloeg hij den blik op tot het jonge meisje en was verbaasd over de verandering, welke er had plaats ge grepen op haar onbevallig gelaat. Met schitterende oogen had Adelheid zich over de schetsen gebogen en hare wangen kleurden zich bij den haar toegebrachten lof. Zij zag er bijna bekoorlijk uit. „Ja, het is een zeer nette bezigheid voor een jong meisje," begon nu weder mevrouw, „toch eens iets geheel anders dan die eeuwige borduurwerkjes, niet waar Mijn nicht zal natuurlijk nimmer voor geld behoeven te schilderen, zooals proffessor K." „Yoorloopig zou ook niemand iets voor mijne proeven willen geven," merkte mejuffrouw Adelheid lachend op„wanneer zij eenmaal iets waard zullen zijn, nu, dan is het nog tijd genoeg, daarover te spreken. In ieder geval denk ik, dat het een trotsch bewustzijn moet wezen, wanneer men met professor K. tot zich zeiven mag zeggenalles wat gij zijt en bezit, hebt gij u zolven ver worven. Kent gij den professor?" Daarmede had zij zich weder tot Frits gewend, en het onder houd ontspon zich nu tusscben die twee en werd door de anderen slechts zelden verbroken. Toen Frits afscheid nam, hadden de indrukken van dezen avond in zijn gemoed een zonderlingen tweestrijd verwekt. Hoewel de heerscbende ziekte te Amsterdam aan het afnemen blijft, is het aantal harer slachtoffers nog groot en worden ook velen ten grave gebracht. In de maand December 1889, toen de ziekte daar ter stede uitbrak, zijn te Amsterdam overleden 824 personen. Met 73 levenloos aaugegevenen beteekent het sterftecijfer eene verhouding vau 26.44 op de 1000 inwoners. Over het geheele jaar 1889 was de verhouding 24.26. Het aantal overledenen (zonder levenloos aangegeven) bedroeg 60 meer dan in December 1887. De vermeerdering komt vooral voor bij de rubrieken long- en keeltering en ziekten der adem halingswerktuigen. Aan die ziekten overleden in Dec. 1887 186 personen, in Dec. 1889 265. Op de begraafplaatsen is het dezer dagen druk. De voor begraven vastgestelde uren worden eiken dag overschreden. „Omdat men Js winters op geen ijs meer kan rekenen", heeft de ijsclub te Heeg (Fr.) besloten de leden op andere wijze bezig te houden en een spreker uitgenoodigd voor de club op te treden. Leonardus Bosch, gewezen agent van politie te Monniken- dam, had zich eergisteren voor de Haarlemsche rechtbank te verantwoorden. Als agent van politie dier gemeente en onbe zoldigd rijksveldwachter, was hem door of van wege de com missie tot uitdeeling van gort opgedragen, om tegen geldelijke belooning bij verschillende ingezetenen dier gemeente biljetten ter invulling van geldelijke bijdragen voor gemeld doel rond te brengen, en daarna van die ingezetenen met de ingevulde biljetten iedere geldelijke bijdrage in ontvangst te nemen. Ver schillende bijdragen, gezamenlijk f 13, heeft hij volgens de aanklacht voor zich behouden, ten eigen bate aangewend en zich toegeëigend. Voorts zou hij, door den burgemeester van Monnikendam belast zijnde, om tegen afgifte van eene door den burgemeester onderteekende quitantie van Jan Kegge, koopman aldaar, het daarop vermelde bedrag van f 7, door dien ingezetene wegens pacht van grasgewas aan het bestuur der zes Noordhollandsche steden verschuldigd, in ontvangst te nemen, onder verplichting dit geld onmiddellijk aan zijne lastgever te verantwoorden en af te dragen, zich ook die f 7 hebben toegeeigend. In deze zaak waren 7 getuigen gedagvaard, waaronder ook de burgemeester van Monnikendam en de heer Lamaison van Heenvliet. Uit de getuigenverklaringen bleek dat Bosch eerst had ontkend, doch later had opgegeven, de gelden voor zijn gezin te hebben aangewend, doch tevens, dat hij van een deel er van sterken drank had gekocht. De burgemeester gaf verder zeer goede getuigen van dezen beklaagde; hij was een uitmun tend agent en maakte zich, zoover hij wist, niet aan misbruik van sterken drank schuldig. Van het geheele verhaal omtrent hei beschonken rondloopen in uniform was dan ook niets waar. Uit het requisitoir bleek, dat de burgemeesrer wel wat al te gunstig had verklaard. Bosch is wel degelijk dronken geweest en heeft den burgemeester met eene revolver gedreigd. De eisch van het O. M. was negen maanden gevangenisstraf. Terwijl de schoenmaker W. M. te Voorst, even in de buurt werd geroepen, sloeg diens knecht, v. d. K., het zoontje van zijn meester. Toen W. M. was geroepen en den knecht hierover onderhield, ontstak v. d. K. in woede, zelfs zoo, dat hij zijn horloge op den grond aan stukken gooide, en een schoenmakersmes greep om zich het leven te benemen. Hierin verhinderd, wist v. d. K. een flesch, gevuld met petroleum, machtig te worden, waarmede hij zijn met kleederen gevulden koffer begoot om dien in brand te steken, welk voornemen door de politie, die inmiddels geroepen was, werd verijdeld. Alle door de politie aangewende pogingen om den woedenden man tot bedaren te brengen, mochten niet baten, zoodat deze zich genoodzaakt zag hem geboeid per wagen naar Twello te vervoeren, alwaar hem door den burgemeester een nachtverblijf in de daarvoor bestemde vertrekken onder het gemeentehuis werd aangewezen. Dat er in Amsterdam nog kaartlegsters zijn, bewijzen tal van advertentiëu in //deftige" bladen, waarin wordt aange kondigd, dat mejuffrouw S. B. of een andere firma //werkt met een ei" en te spreken, daar en daar, zoo en zoo laat. Deze dames houden er een uitgebreide //clientèle" op na, naar het gerucht wil zoowel uit den dienstbaren als uit dien van de /,heeren en dames.Men spreekt wel van visites, die per rijtuig gebracht worden aan de koffiedikkijksters. (Men ge lieve niet te vergeten dat we 1890 schrijven en deze dingen te Amsterdam gebeuren.) Een van deze //waarzegsters" is thans voor vijf maanden aan haar werkkring ontrukt. De vrouw heet J. H. Bronkhorst, en werd door de arrondissements rechtbank aldaar veroordeeld tot vijf maanden gevangenisstraf. Zij liep deze veroordeeling op, wijl zij een dienstmeisje had ,/waar gezegd" voor de somma van f25, een prijs, dien de rechter voorrekende, opplichterij te bewijzen. De brandwonden, welke mej. Kattenburg bij het droevige ongeval in de Kalverstraat te Amsterdam bekwam, zijn reeds zóóver hersteld, dat het gezicht, de armen en handen geheel van het verband zijn ontdaan. Het gelaat vertoont op enkele plaatsen een klein rood vlekje, overigens is het geheel onge schonden. Volgens verklaring van den dokter zullen ook deze kleine sporen van de brandwonden verdwijnen. De gezondheid van het moedige meisje laat overigens niets te wenschen over. NU. v. Ned. Te Tzum vervoegde zich iemand bij den notaris, die voorgaf een landbouwer te zijn met name Jouwstra. Hij wenschte het boerenbedrijf op te geven en stil te gaan leven. Eenige overgespaarde penningen en het bedrag van den verkoop zijner have. zou hem daartoe in staat stellen. Hij had reeds een huis gekocht en moest nu de onkosten ad. f 260 betalen, doch schoot te kort, daarom wendde hij zich tot genoemden notaris en beloofde deze het boelgoed te zullen houden. Eu waarom niet bij den notaris te Wommels dat boelgoed aangegeven Die man had hem eens te veel rente afgenomen voor eene koopsom voor twee koeien in een boelgoed, die hij eenige dagen te laat aan het kantoor betaalde. De oplichter meende den notaris te Tzum van eene betere zijde te kennen. Hij had het getal koeien, hokkelingen enz. in zijn zakboekje en verzekerde, dat ouder de 26 koeien stellig 5 of 6 waren, die meer dan f 300 per stuk zouden opbrengen. Hij vroeg ten slotte f 260 voorschot, om de onkosteu van het pas gekochte burgerhuis te kunnen be talen. Den notaris, die de dupe zou worden van deze oplichterij, kwam een en ander wel wat verdacht voor, en terwijl de schuld- bekentenis geschreven en geteekend werd, ging de klerk infor- meren of men ook bekend was met boer Jouwstra van Wommels, een groot uur van Tzum gelegen. Doch van een boer Jouwstra wist niemand. Het kwam den notaris nu goed voor, dat de klerk dadelijk maar met Jouwstra(P) uaar Wommels ging ora den inventaris van het boelgoed op te nemen. Nu begon Jouwstra lont te ruiken. Dat kon heel goed, maar hij had nog eene boodschap in de buurt, die zou hij eerst maar doen en met een kwartier terug komen, Onze pseudo-Jouwstra werd nagezien, en de klerk van den notaris zag, dat hij den weg naar Eraneker insloeg, en met verhaaste schreden. Deze zette hem na, om zijn spoor te houden, terwijl de notaris liet inspannen. Aan de schuchtere houding van den oplichter, die gedurig over den schouder zag, kon men zien, dat de man met een kwaad geweten liep. Dicht bij het Dorp Hitzum ontmoette de klerk den onbezoldigd rijks veldwachter B., deelde hem het geval mede en deze legde beslag; op den vluchteling, die terstond zijn misslag bekende. Naar Eraneker opgebracht, bleek bij het verhoor, dat onze pseudo- Jouwstra een oud bekende van de justitie was en reeds vijf jaren gevangenisstraf op zijn mars had wegens het stelen van schapen. Denzelfden avond is hij naar Leeuwarden getransporteerd, waar hij nu voor zijne poging tot oplichterij en wegens het zetten eener valsche handteekeding zal moeten terecht staan. De ongelukkige man hoort thuis in het dorpje T. bij Sneek, heet volgens nadere opgave Flapper en is arbeider van beroep. Vrij vast wordt hij nu voor eenige jaren onschadelijk gemaakt. Hoewel de betrokken notaris eerst van plan was alles //blauw— blauw" te laten blijven, is het toch maar goed ruchtbaarheid en gevolg aan een en ander te geven, ten einde anderen voor dergelijke oplichterijen te waarschuwen. Bijna overal in het buitenland is de influenza aan het afnemen, te Londen, te Parijs, te Weenen, te Pest euz. Toch is het in de Hongaarsche hoofdstad nog noodig bevonden een barakkenhospitaal te openen. De'scholen echter zijn in Beneden- Oostenrijk weder begonnen. In de Eransche provinciën evenweL is de toestand niet gunstiger. Ook in Kroatië is de epidemie! nog zoo aan het stijgen, dat de opening van den landdag te Agrara, die op 20 Januari bepaald was, tot 20 Februari is uit gesteld. Onder de nieuwe slachtoffers der influenza, die tengevolge van de ziekte overleden, behooren lord Napier van Magdala,' beroemd door zijn schitterenden Abessynischen veldtocht in 1867 en 1868 en kolonel Lebel, de uitvinder van het naar hem genoemde geweer. De heer Von Erankenstein, leider van het Duitsche centrum, is ernstig ongesteld. Lord Hartington neemt in beterschap toe. Klaas Boomstra, gepensioneerd Oost-Indisch militair, beter bekend onder den naam van Klaas de tamboer, had met drie gulden schuld zijn kosthuis in de Laurierstraat verlaten en zijn intrek genomen in het logement 't Laurierblad op de Lauriergracht. Eergisteren was hel voor Klaas pensioendag ge weest, hetgeen zijn voormalige kostbaas Leendert van Kums niet onbekend was. Deze vervoegde zich eergisteren middag bij Klaas op zijn kamertje, en eischie de schuld op. Daarbij schijnt het niet zeer kalm te zijn toegegaan, althans eenige oogen- blikken nadat Tan Kums het huis van Klaas den tamboer had verlaten, vond men dezen dood op den grond liggen. Het lijk is ter schouwing naar de cellulaire gevangenis, en Yan Kums in voorloopige hechtenis gebracht. Men meldt uit Amsterdam Uit de 1ste verdieping van het perceel Lange-Niezel, hoek Warmoesstraat, hoorde de voorbijgangers heden middag moord geschreeuw en om hulp roepen. Hevig bloedende aan het hoofd, kwam eene vrouw de trap af, en bij de buren onderkomen zoeken, vanwaar zij kort daarop door de politie per brancard naar het gasthuis werd vervoerd. Bij het onderzoek, dat hierop door de politie in de woning werd ingesteld, bleek het, dat de echtgenoot, na zijne vrouw met een mes eene diepe wonde aan het hoofd achter het oor te hebben toegebracht, de hand ook aan zijn eigen leven had willen slaan. Hij slaagde daarin slechs gedeeltelijk, zoodat ook hij per brancard naar het gasthuis werd gebracht. Over de thans heerschende griep schrijft de //Genees kundige Courant" van 12 dezer het volgende: Deze epidemie grijpt tegenwoordig zoo snel om zich heen en maakt zooveel slachtoffers, dat men bijna ten einde raad znü worden, als de ziekte niet de eigenschap had, zeer voorbijgaande te zijn, d.i. spoedig te genezen en daarenboven in hare ver schijnselen weinig afwisselend is. Daarom zou het misschien, om den geweldigen stroom te matigen van lijders, die hulp verlangen, niet ondoelmatig zijn, dat door het een of ander geneeskundig lichaam, (bv. het Staatstoezicht) algemeene regelen van hygiëni* schen en voorbehoedenden aard werden voorgeschreven, om lege" de pas opkomende ziekte aan te wenden. Yan een individueel! behandeling toch kan bij zoo'n storm van aanvragen om hulp o.a. bij de ziekenbussen, wel geen sprake zijn, terwijl de rei van den lijder naar den dokter en het verblijf in de lang nie altijd doelmatige wachtkamer eerder na- dan voordeelig voor d( lijders kan zijn. Indien echter door eenig gezag een voorbehoe dende leefregel werd aangeraden, en tevens bij den aanval eel voorloopig geneesmiddel, dan zullen gewis de gemoederen meel bevredigd worden en de ziekte met meer kalmte worden afgf wacht. Hiertoe zou dan ook volstrekt behooren dat althans i de openbare apotheken, steeds zonder recept van een geneeshei sommige voorloopige middelen moesten verkrijgbaar zijn, pli de aanwijzing van den te volgen leefregel.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1890 | | pagina 2