34ste Jaargang. Uo. 2370. Tinnderdag, 23 Januari 1890. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: SCHACJEJV, taan, I>, 4. Gemeente Scha gen. B e k e n d m a k i nge n. ARBEIDSWET. Boman van MOBITZ VON BEI C HEN BA CE. Eerste kennisgeving'. L O T I N G Nationale Militie. Itinnenlandsch Nieuws. WORDT VERVOLGD- SCHAGE R A COURANT A fllllM Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Z a t e r dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEE- TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STEKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.1 Q-roote letters worden tiaar plaatsruimte berekend. De Burgemeester van Schagen, brengt ter voldoening aan de daartoe ontvangen uitnoodiging, ter openbare kennis, dat de Heer Minister van Justitie, bij beschikking van 18 December 1889, No 97, 2e Afd. A. den vorm der kennisgeving, bedoeld in het eerste lid van art. 15 der Wet van 5 Mei 1889 (staatsblad No. 48), houdende bepalingen tot het tegengaan van overmatigen en gevaarlijken arbeid van jeugdige personen en vrouwen heelt vast gesteld alsvolgt: Kennisgeving- van een ter zake van den arbeid aan een persoon overkomen ongeluk. (Art. 15 der wet van 5 Mei 1889 (Staatsblad No. 48.) Aan den Burgemeester van 1. Naam en voornaam van den persoon 2. diens ouderdom 3. gehuwd of ongehuwd; 4. dieDS woonplaats 5. diens beroep 6. bedrijf of onderneming; 7. plaats van het ongeluk 8. arbeid ter zake waarvan overkomen 9. aard van het ongeluk 10. waardoor overkomen 11. dag en uur waarop; 12. woonplaats van het hoofd of den bestuurder; 13. dagteekening dezer kennisgeving 14. handteekening. Belanghebbenden worden herinnerd aan het bepaalde bij het le. lid van art. 15 der Wet hierboven genoemd, luidende als volgt „Het hoofd of de bestuurder van een bedrijf of eene onderne ATI II QjüETI 1® 13.) ELFDE HOOFDSTUK. «Was het nu eigenlijk aangenaam of niet vroeg Frits zich zeiven af omtrent den indruk van zijn bezoek bij de familie Muller, en hij kon zich zeiven geen bevredigend antwoord geven. Mejuffrouw Adelheid maakte den indruk van een verstandig en gevoelvol meisje, maar daartusschen ruischte het zijden kleed barer tante, klonk het „mijnheer de baron" van den burgemeester en keken de scherpo, alles bespiedende oogen van den handelsraad, en deze drie personen vormden voorFrits' verbeelding ten achter grond, waartegen Adelheid's beeld voordeelig uitkwam, doch die op haar toch een schaduw wierp. Terwijl hij zich naar zijn woning begaf zaten de burgemeester en de handelsraad nog bijeen, rook ten hun sigaar en wierpen een blik in de avondbladen. Eindelijk zeide de handelsraad „Nu de dames zijn gaan slapen, kannen wij nog een verstandig woord met elkander sprekeD, broeder. Wat wilt gij toch eigenlijk met dezen jongen man, dien luitenant?" De burgemeester vouwde de courant dicht en trok de wenk brauwen op, waardoor zijn gelaat een eigenaardige sluwe uit drukking verkreeg. .„Gij zijt veel te verstandig, waarde broeder, om u het antwoord niet zelf te kunnen geven. Ik heb u met den jongen Roven alleen kennis willen laten makeD, om te weten, of gij evenzoo over hem denkt als ik." „Uarifari," bromde de handelsraad, „gij hebt hem met Adelheid m kennis willen brengen, dat is de ware drijfveer, en dat is het juist, wat ik niet begrijp; dat gij u bijzonder er op hebt toege- uw i0Ij eeamaa' 'a'er .paloord" in handen te krijgen, hetwelk echt zeer Prachtig zou aanvullen, begrijp ik maar waarom voor61',^ ,voor ^e'beid, die met haar kapitaal wel tien mannen r waarn an krijgen, niettegenstaande zij verre van schoon is adolliit1 U •'I'8' een schoonzoon uitzoekt, die behalve zijn als ik T 'lte'..n'ct? ^an schulden bezit, dat begrijp ik evenmin, waaro' ^e'^en no8 jongens waren, bet begrijpen kon, allee m en postzegels verzameldot. Ik voor mij houd Ik j311, ^'e d'ngen, wier praktisch dool en nut ik begrijp." h denk, dat ik die twee zaken ook niet uit het oog verloren n.1.fiar gelijk de wereld heden ten dage is samengesteld, is schnff T°'doende, om ons aanzien on invloed te ver- ond °S' bemerkt dat hier minder dan wij, die op het land er de adellijke grondbezittors wonen. Wat gij bier als een °roo*deel beschouwt, dat speelt bij ons op het land nog altijd rol en zal ook nog wel lang een rol spelon. Ru, en dan kind*00 zou jk het niet erkennen het lacht mij toe, mijne eijen gelijk gesteld te zien met de lieden, wie mijn grootvader g als ondergeschikte gediend heeft. Zij zijn in de zekerheid van o verworven bezit en het gcëilde aanzien ingeslapen, die goede „ming, die in eene fabriek of werkplaats arbeid doet verrichten, „is verplicht van elk aan een persoon ter zake van den in dat „bedrijf of die onderneming verrichten arbeid overkomen onge- „luk binnen tweemaal vierentwintig uren schriftelijk konnis te „geven, aan den Burgemeester der gemeeute, waar het onge- „luk heeft plaats gehad Heeft de persoon, wien het is over- komen, binnen den bedoelden termijn den arbeid hervat dan „vervalt de verplichting tot kennisgeving." Schagen, den 14on Januari 1890. De Burgemeester voornoemd, C. H. BEELS. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Schagen; Brengen, ter voldoening aan het tweede gedeelte van Art. 28 der Wet op de Nationale Militie van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad No. 72), voor de Eerste maal ter kennisse van de belanghebbenden, dat de loting van de in 1889 voor de Nationale Militie ingeschrevenen, overeenkomstig de ontvangene aanschrij ving van Zijne Excellentie den Heer Commissaris dezer Provincie, dato 2 Januari 1890 No. 8/7 M/S, zal plaats hebben op den 19en Februari a. s. des voormiddags ten 9'/a ure, ten Raadhnize dezer gemeente en worden zij, welke daaraan moeten deelnemen gelast, om op den bepaalden tijd aldaar, tot dat einde aanwezig te zijn, of, bij verhindering, zich aldaar door hun vader, moeder of voogd te doen vertegeowoordigen. Alsmede dat, overeenkomstig Art. 34 van gemelde Wet, dadelijk na de trekking van bet Nummer, de redenen van vrij stelling, welke de Ingeschrevene mocht hebben, moeten worden opgegeven. Indien hij vermeent vrijstelling te kunnen erlangen graven en baronnen van den ouden tijd, maar wij, die niets erfden, doch alles moesten winnen, wij zijn met wakende oogen en ijverige handen werkzaam geweest en hebben bewezen het aan het rechte einde te hebben. Ru moeten zij het ook openlijk erkennen, dat zij niets op ons voor hebben, en dat geschiedt, wanneer wij onze kinderen in hunne rijen plaatsen. Nog nemen zij, geruggesteund door het vooroordeel, een hoogcre plaats in op de maatschappelijke ladderbrengen wij nu ook onze kinderen onder hen, dan ver slaan wij ook dat verouderde dwaalbegrip." De handelsraad baalde de schoudets op. „Gij treedt daar op als kampioen voor een zaak, die ik volstrekt nog niet als zoo beslist beschouw. Yan het vooreeel, hetwelk de adel nog uit het vooroordeel weet te trekken, breekt de tijd zonder ons toedoen stuk bij stuk af. Geld is macht al het andere is verbeelding en ik wensch u toe, dat uw baron, dij overigens knap genoeg is, om een meisje het hoofd op hol te brengeD, dat die u niet meer geld kost, dan hij waard is. Een adellijke schoon zoon, die geld noodig heeft, en een zoon bij de gerde-cavallerie, want bij dat wapen wilt gij uw zoon toch plaatben ik zeg het u, dat is mans genoeg, om een goed burgerlijk vermogen op te maken. Yoor het overige, gij zijt uw eigen beer en meester, en kunt gij doen, wat gij niet laten wilt. TWAALFDE HOOFD-TUK. Frits Roven had op aanraden van den burgemeester en gekweld door de verveling, aan welke bij ten prooi was sedert zijne breuk met Ange Peretti, eeD buitenpartij met de familie Müller gemaakt; had ook ditmaal met mejuffrouw Adelheid zich aangenaam onder houden on keerde in opgewekte stemming van het uitstapje terug. Op de trap naar zijne woning ontmoette hem zijn kameraad Hellwart. „Uitstékend dat ik u nog ontmoetriep deze, Frits de hand drukkende en toen met hem terugkeerende; „ik was juist bij u, om te vernemen, waarom gij kluizenaar zijt geworden. Sedert weken laat gij u niet meer bij Lauter, noch bij Dressel zien waar zit gjj dan toch?" „Ik kom zooeven van een hoogst onschuldig familie-buitenpar- tjjtjo, voor hot overige studeer ik, om op de militaire-academie te komen." „Wat Familie-partijtjes, militaire-academie en gij moet met Poreiti gebroken hebben wilt gij door deugd en vlijt een erftante voor u winnen „Spot maar, gij weet toch zelf, dat ik bij Lauter ongelukkig geweest en nu genoodzaakt ben, mij te beperken." „Nu, uw papa heeft toch de zaak onmiddellijk uit de wereld gemaakt „Wanneer gij mij een genoegen wilt doen, dan laat gij dit onderwerp onaangeroerd." „Ook goedmaar is het waar, dat gij en Peretti van el kander af zijt „Beste vriend, gij weetalles slijt, alles gaat voorbjj. „Dat is mij een ware geruststelling. Zij heeft namenlijk gisteren als belle Hélène een sioraad gedragen, waarvan het mp wegens BROEDERDIENST of op grond van te zijn EEiNIGE WETTIGE ZOON, zal hij op Vrijdag den 21 Februari des voormiddags ten 10 ure, in het Gemeente huis moeten verschijnen, vergezeld van twee bij den Burgemeester bekende en ter goeder naam en faam staande meerderjarige ingezetenen, die de vereischte ge tuigenis kunnen afleggen en het aldaar op te maken getuigschrift onderteekenen. Wanneer hij aanspraak maakt op vrijstelling wegens BROEDERDIENST, zal hij mede voorzien moeten zijn van zijne geboorte-acte en van de geboorte-acten van al zijne nog in leven zijnde broeders, alsmede van de zakboekjes of paspoor ten van gediend hebbende broeders. Bij overlegging van laatstgenoemde stukken zullen door den Burgemeester bij den Kommandant van het korps waarbij zijne broeders dienen of gediend hebben worden aangevraagd de be wijzen van werkelijken dienst of een uittreksel uit bet Stamboek. Schagen, den 22 Januari 1890. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. H. BEELS. De Secretaris, DERIJS. Schagen, 22 Januari 1890. De op 26 Januari a.s. te houden Uitvoering door de Gymnastiek— en Schermvereeniging ,/Lycurgus" alhier, is wegens ongesteldheid der leden verdaagd tot den 9 Februari a.s. Bij de op gisteren gehouden verpachting der Landbouw- Societeit ,;Cérès" alhier, is de pacht weder gegund aan den heer J. Blauw, voor eene som van f 1000 per jaar. verheugt, dat gij hem niet te betalen hebt." Frits had zijn muts en handschoenen op de schrijftafel ge worpen en wees naar een portret van Peretti, hetwelk daar tusschen twee andore snuisterijen stond. „Gij ziet, de kleine staat er nog", zeide hij, „ik mor niet, en heb ook geen aanleiding daartoe; maar, gelijk ik zeide, ik be zuinig mij en maak er ook geen geheim van, dat ik zulks moet doen." „Duivels, duivels, dus toch werkelijk! Ja, ik zeg altijd, het leven is zoo duur, dat tenslotte alleen nog do bankiers en de handels raden het kunnen uithouden, met hunne zonen bij de cavallorie to laten dienen. Nu, een poos zal dat nog wel duren, voor het zoover zijn zal, en mij zal het aangenaam zijn, wanneer ik het niet meer beleef. Dus bij Lauter komt gij niet meer „Onmogelijk, ik moet studeeren." „Ik zal dus zeggen, dat ik u onder de boeken begraven heb gevonden." „Zeg, wat gij wilt, en verontschuldig mij, wanneer dat noodig is. Ik boop, geen slechter kameraad te worden, al moet ik nu ook binnen mijn vier palen blijven." Toen Frits alleen was, nam hij het portret van Peretti nog eens ter hand. Het hinderde hem toch, dat zij hem zoo, zonder een woord er tegen in te brengen, prijs gaf. En dan die geschiedenis met dat sieraad met een heftige beweging schoof hij het portret ter zijde. De oppasser trad de kamer binnen. „Heeft mijnheer de luitenant het telegram gevonden?" vroeg hij. „Een telegram? Wat voor een telegram? Waar is het?" „Ik had het op uw schrijftafel gelegd, het is een paar uur geleden gekomen." „Frits wierp zijn muts ter zijde en ontdekte daaronder het gevouwen blad papier, waarop hij bij het binnenkomen der kamer geen acht geslagen had. Hij las het eerst do onderteekening „Karla", en daarna de woorden: „Toestand van tante verslecht, toekomst baart groote bezorgdheid Waar was nu alles, wat Frits' gedachten heden had bezig gehouden De kameraden bij Lauter, Peretti, mejuffrouw Adel heid met bare sprekende oogen verzonken, verdwenen als de morgennevel, voor die eene gedachte, welke nu alles be- heerschte „Mijne moeder lijdt, sterft misschien, en ik ben niet bij haar 1" Frits las het telegram nog eens en nog eens hij liep gejaagd door de kamer heen en weder, er over peinzende of er geen mogelijkheid op bestond, nogmaals verlof te krijgen eensklaps overviel hem een gevoel van angst, waarvan hij zich evenwol geen verklaring kon geven. Hij snelde naar de schrijftafel; hij wilde per telegaaf om nadere berichten verzoeken en riep den oppasser, om dien naar het telegraat-bureau te zenden. Daar kwam een tweede telegram. Frits opende het met be vende hand. „Mama is hedenmiddag om vier uur in onze armen zacht overleden. Karla."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1890 | | pagina 1