llfÈluEfiil m A is- LaO (onderdag, 30 Januari 1890. 34ste Jaargang. No. 2372. Uitgever: J. WINKEL. Bureau: StHACJKl'. Laan, I), 4. Gemeente Schagen Bekend m aki n g e n. K I E Z E S L IJ S T E N. Binnen lan dsch ieuws JAN Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB- TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst INGEZONDEN STEKKEN één dag vroeger. Prys per jaar f3.Franco per post 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.75; iedere regel meer f 0.1 Groote letters worden oaar plaatsruimte berekend. De Voorzitter van den Gemeenteraad te Schagen, noodigt bij deze, naar aanleiding van art. 7 der wet van 4 Juli 1850 (Staats blad No. 37), gewijzigd bij art. VII der wet van 6 November 1887 (Staatsblad No. 193), de mannelijke inwoners der gemeente uit, om, zoo zij in eene andere gemeente in de persooeele belas ting, dienst 1888/89, ter zako van hunne woning naar eene hoo- gere huurwaarde dan die, welke voIgeDS art. 1, letter a. en b. van de wet van 24 April 1843 (Staatsblad No. 15), of in do grondbelasting dienst 1889 in eene andere gemeente of in meer gemeenten te zamen tot een bedrag van ten minste f 10,— zijn aangeslagen,, daarvan door overlegging der voor voldaan getee- kende aanslagbiljetten vóór den 15en Februari a. s. te doen blijken. Evenzoo worden uitgenoodigd de mannelijke inwoners der gemeente, hoofden van gezinnen of alleen wonende personen zijnde, die van den inwonenden eigenaar of eersten huurder van een woonhuis of afgezonderd gedeelte van het woonhuis, waarvan de huurwaarde voor do personeele belasting ten minste op het dubbele gesteld is van hetj laagste in deze gemeente voor den vollen aanslag vercisclite bedrag zijndo f 24,gedurende 9 maan den voorafgaande aan den löen Februari a. s., een gedeelte in huur hebben gehad en bewoond, waaivoor geen afzonderlijke aan slag in de personeele belasting geschiedt, maar waarvan dejaar- lijksche huurwaarde, ongestoffterd, in verhouding tot de belastbare huurwaarde van het Woonhuis of afgezonderd gedeelte van het woonhuis geschat, bet voormelde bedrag van f24,— bereikt daarvan onder overlegging van de gevorderde bescheiden, vóór Roman van MORITZ VON REICIIER BACIL 15.) VEERTIENDE HOOFDSTUK. Frits was naar Berlijn tot zijnen gewonen werkkring terugge keerd, maar hij zelf was een geheel ander mensch geworden. De gedachte aan Karla liel hem niet meer los, en toch zeide hij tot zich zeiven, dat hij wel nimmer in de gelegenheid zou komen, een arm meisje te kunnen huwen. Hij martelde zjjne hersenen |elken dag en nacht af, om een uitweg te vindeD, en in deze lagen, die hem door de kwelling der besluiteloosheid en hope- oosheid tot eene eeuwigheid werden, werd er eindelijk een plan n hem rijp, tot de uitvoering waarvan hij dadelijk besloot over e gaan. De eerste stap daartoe moest eene verklaring met den mrgemeester Müller zijn, jegens wien hij zich zoodanig verplicht gevoelde, dat bij meende, niet vrijelijk meer over zijn eigen persoon te mogen beschikken, zonder diens toestemming1 verwor ven te hebben. Hij wist, dat de burgemeester weder in Berlijn was, en liet zich daarom in de Diergaardestraat aandienen. „Mijnheer de luitenant von Roven is bij uw vader," zeide de echtgenoote van den handelsraad, terwijl Frils bij den burge meester was, tot mejuffrouw Adelbeid„ik was zooeven beneden en heb gevraagd, of mijnheer de luitenant ons niet de eer wilde bewijzen, bier te blijven dineeren, maar hij maakte verontschul digingen, die eigenlijk niet voor zoodanig konden doorgaan, en bij en uw vader hadden erge roode hoofden. Daar is bepaald iets gaande, maar ik weet nief, wat F" Zij keek haar nicht daarbij onderzoekend aan, doch deze baalde le schouders op en zocht het een en ander in haar teeken-por- tefeuille. „V anneer gij u maar niet altijd zoo hieldt, alsof gij geheel )ngenaakbaar en onfeilbaar waart," riep de oude mevrouw uit .wanneer gij denkt, dat ik niet heb opgemerkt, dat er tusschen en den luitenant iets gaande is, dan vergist gij u. En zooveel ieelneming in den dood eener vreemde vrouw, als gij hebt aan Ion dag gelegd, toen de oude mevrouw op Daloord' stierf, ge- roelt men ook niet, tenzij „Maar ik bid u, lieve tante „Lief kind, ik zie, wat ik zie, en wanneer het mode was, zich ïer weken na den dood zijner moeder te verloven, dan zon ik enken, dat het bezoek van heden bij uw vader iets bijzonders e bettekenen heeit, en iets bijzonders heelt het ook te beteeke- en; want zij waren beiden gejaagd eu waren blijde dat ik weer eengirg dat heb ik zeer goed opgemerkt. Nu, en een knap lensch is hg ook, eu mevrouw de barones te worden, heeft ook iju eigenaardige aantrekkelijkheid, ofschoon mij dat niet zon itlachen, eii nog wel een baronesse op het land God zal mij fcwaren. Maar de menschen denken er niet allen hetzelfde over •F nu, en voor een verstandige, burgerhuishouding zijt gij toch dorven, want uw vader mag zeggen, wat hij wil, doch gij ver lat er niets van, en het boezemt u al weinig belan» iD, wat op tafel komt, of wat gij zult aantrekken. Adelheid had intusschen haar hoed opgezet en de portefeuille de hand genomen. „Vergeef mij, (ante, maar het is tijd, mijn professor wacht," ide zij, de woordenrijke dame in de reden vallende. „Adieu, don löen Februari a. s. aangifte te doen. Ten slotte wordt herinnerd, dat de man geacht wordt te be talen den aanslag zijner vrouw in de grondbelasting, de vader dien zijner minderjarige kinderen, wegens de goederen, waarvan hij het vruchtgenot heeft, en dat aanslagen in de grondbelasting wegens onverdeelde onroerende goederen, óók gelden voor den mede-eigenaar, wiens naam niet bij den aanslag in het kohier is vermeld, mits zijn aaLdeel in dien aanslag ten minste f 10, bedraagt. De modellen voor de aangiften, bedoeld bij art. 1, letter C. en het 4e lid van art. 7 in verband met art. 1 letter B. der wet, zijn kosteloos ter secretarie dezer gemeente ver krijgbaar. Schagen, den 28en Januari 1890. De Voorzitter voornoemd, C. H. BEELS. Schagen, 25 Januari 1890. Naar men verneemt, is de jaarlijksche Openbare Uit voering van de Gymnastiek— en Schermvereeniging „Lycurgus" alhier, thans bepaald op Zaterdag den 8en Februari a.s. Deze uitvoering zal besloten worden met het maken van plastische standen, waarbij zinnebeeldige personen wordeD voorgesteld, iets wat alhier nieuw is. Bedoelde plastische standen zullen voorstellen a. Mercure. b. Borghesische vechter, c. Achiiles. d. Boogschutter, e. Romein- sche schild— en zwaardvechter, f. Grieksche vijfkamp: speer werper, looper, discuswerper, springer en worstelaars. om vijf uur ben ik weder terug „Ja gij loopt altijd weg, als er eens een verstandig woord tot u wordt gesproken; dat ken ik reeds!" riep taute baar na, terwijl Adelbeid zich voortspoedde. In de kamer van haar vader, welker deur zij voorbij moest, hooide zij met stoelen schuiven en Frit's stem, die op smeekenden toon iets vroeg, waarop de burgemeester „neen, neen, in geen gevalantwoordde. In gepeins sloot Adellieid de glazen deur van het voorportaal en daalde langzaam de trap af. Halverwege bleet zij staan en keek door het gekleurde venster in den tuin. „Wat kan hij willen, dat papa hem weigert F" vroeg zij zich zelve af. Zij dacht aan datgene, wat tante gezegd had, en schudde het hoofd. „Dat is immers onmogelijk, hij is vriendelijk tegen mij, maar daaraan denkt hij niet. En wanneer hij er toch eens aan dacht F" Het bloed steeg haar naar do wangen. „Ik beu rijk," dacht zij, „maar ik ben niet mooi, en mijnbeer von Roven is uiet gelijk zoo velen zijner kameraden, die op een bruidschat jagen. Hij zal nimmer aanzoek doen om mijn hand indien hjj mij niet bemintik weet niet, waarom ik dat zoo beslist gei oei, maar het is zoo. En zou het mogelijk zijn, dat hij mij beminde F" Zjj liep haastig eenige treden verder, daarna stond zij weder stil. „Neen, ik ben niet dwaas. Wij zijn vriendelijk tegen elkander, en nu, waarom zou ik het niet bekennen, hij bevalt mij maar hij maakt mij niet het hof volstrekt niet. Wat kan hij dan toch van papa verlangen F" De glazen trapdeur ging open. Adelheid rilde. „Daar is hij," zeide zij tot zich zelve en begaf zich nu langzaam, zeer langzaam naar de huisdeur, terwijl Frits snel de trap aidaulde. „'k wil bem een deelnemend woord zeggen over den dood zijner motder, ik heb hem sedert die gebeurtenis niet gezien." Met dit besluit bleef zij staan en wachtte zij hem op. In het oogenblik, waai op hij tegenover haar stond werd zjj verlegen en bracht zij slechts hapermd uit: „O, mijnheer von Roven „Mejuffrouw Hoe bleek zag hij er uit, geheel veranderdzij moest iels vriendelijks tegen hem zeggen. „Ik heb u in lang niet gezien, en gij hebt intusschen zwaar geleden wij hebben allen er hartelijk deel in genomen." Die woorden schenen haar zoo vormelijk en volstrekt niet voldoende, voor hetgeen zij zeggen wilde. Zij stak hem onwille- keurig de hand toe. „Gij zijt zeer goed 1" Hij staarde in de vochtige, donkere, tot hem opgeslagen oogen, en een plotseling besluit, haar tot zijn bondgenoote te makeD, voer hem door het hoold. „Ik zou het als een goed voorteeken willen beschouwen, me juffrouw, dat ik u hier aantref," zeide hij„mag ik u etn eind weegs vergezellen en u verzoeken, mij aan te booreu F" Hare wangen werden beurtelings rood en bleek. Met een lichte buiging van bet hoofd ging zij hem voor. „Kom mede!" Zij gingen eenige schreden zwijgend naast elkander voort. „Uwe oogen zeggen mij, dat gij goed tn verstandig zijl, me juffrouw mag ik u verzoeken, bij uw vader mijne voorspraak te zijn?" „Waarvan is er sprake?" De »influenza" heeft thans ook een bezoek aan Valkkoog en omstreken gebracht. Men noemt haar hier „de nieuwe ziekte Behalve dat verscheidene ouderen van dagen er aan lijden is van 't getal scholieren dagelijks 40 procent afwezig. X Zondagmorgen omstreeks 2 uur, strandde te Callantsoog nabij slrandpaal 15, een groote ijzeren viermaster, genaamd Loch Moidart, kapitein Andrewis, komende van Pisaquai in Chili en bestemd naar Hamburg. Het had een inhoud van 2500 ton en was beladen met Salpeter. Om 8 uur 's morgens beproefden 5 man der equipage zich met eigen boot van het schip naar het strand te begeven3 van hen verdronken, terwijl de 2 overigen meer dood dan levend het strand bereikten. Wel toog men, zoo spoedig men kon, met de Reddingsboot en den vuurpijltoestel naar de plaals der stranding, doch de zee was zoo verbolgen en onstuimig, dat het eene onmogelijke zaak was met de Boot in zee te steken, terwijl de vuurpijlen, ofschoon rechtstreeks op het doel afgaande, wegens den verren afstand het schip niet konden bereiken. Daar stond men dan, ziende hoe de overgebleven 27 man schappen allen in het want hadden plaats genomen, luide om hulp roepende zonder dat men in staat was een hand ter red ding uit te steken. 's Namiddags omstreeks 3 uur eindelijk, zag men het sterke ijzeren vaartuig voor de kracht der golven bezwijken. Nadat het reeds kort te voren van 2 zijner masten was beroofd, sloeg bet schip eindelijk geheel stuk en de overgebleven 27 man schappen vonden allen den dood in de golven, terwijl een weinig tijds daarna van het geheele schip niets meer te zien „Ik kan u daarop alleen antwoorden, met u de omstandigheden, onder welke ik leef, uit elkander te zetten ik weet niet, in hoe verre gij onderricht zijt over de betrekkingen, die er bestaan tusschen mij en uw vader." „Spreek slechts, als wist ik niets." „Nu dan, in weinig woorden gezegd: ik ben aan uw vader veertig duizend gulden schuldig hij heeft voor deze som geen andere zekerheid dan mijn woord van eer, dat ik de schuld met renten zal aflossen, zoodra mijne omstandigheden zulks veroor loven, dat wil zeggen, zoodra ik in het bezit kom van mijn va derlijk erfdeel. Ik heb in het oogenblik van den grootsten nood de hulp van uw vader dankbaar aangenomen, ik wist (oen nog niet, hoe onverdragelijk het is, te leven met het bewustzijn eener schuld, welke het niet in mijn macht is af te lossen. Ik ben uw vader groote dankbaarheid verscbaldigd, ik weet, dat hjj het recht heeft, van mij te vei langen, dat ik niets onderneem, wat mij zeiven en daarmede ook zijne belangen zoo kunnen schaden. Zoolang ik zijn schuldenaar ben, ben ik hem ook rekenschap verschuldigd over mijn leven, en mag ik niet vrij over mijn per soon beschikken. Dit bewustzijn is op den langen duur oven ondragelijk voor mij als het andere, dat ik op den dood mijns vaders moet wachten, om mijne geldelijke zaken te regelen." „Maar waarom neemt gij dan niet uw toevlucht tot uw vader F" viel Adelheid bem in de rede. „Omdat ik mijn vader gaarne den kommer en do ernstige zor gen, in welke de aflossing van mijn schuld hem zouden storten, zou willen bespiren. Wel is waar vind ik den stand der zaak zoo onverdragelijk, dat ten slotte mij wel niet anders dan deze stap zal resten wanneer ik tenminste niet voor dien tijd nog een uitweg vind. Ik ken den chef van een handelshuis in New- York, die man was vroeger pruissisch officier, moe;t wegens schulden over den oceaan vluchten en was daarginds verbazend gelukkig. Waarom zou mij niet gelukken, wat hem gelukte; te meer, daar ik dadeljjk aan dien man een steun zou vinden?" „Naar Amerika, mijn God, maar wat zal uw vader daarvan zeggen F" „lk heb nog een broeder, papa zou niet alleen zijn en hij is zoo verbazend goed Wanneer ik hem een lang verbljjf in Amerika als mijn hoogste wtnsch voordraag, dan zal hij zich daarbij eerder neerleggen, dan bij mijne lichtzinnigheid, zulk een groote som te verliezen, gelijk ik deed. En, wat bij mij veel ge wicht iu de schaal legt, is dat hij op de oude wijze onbezorgd zou kunnen voortleven; terwijl bem de delging mijner schuld o, ik mag cr niet aan denken 1 Maar sedert de gedachte aan Amerika in mij is opgekomen, heb ik weder ruimer adem gehaald. Gij kunt Diet vermoeden, wat het zeggen wil, met een schuldbesef, als bet mijne voort te leven, de kracht in zich te gevoelen, te arbeiden aan de afdoening dier schuld en zich door omstandig heden gedrongen te zien tot werkeloosheid en afwachten. Ik bezuinig mij, ik leef als een kluizenaar, maar als officier spaart men geen geld over, en ik moet verdienen, want mijn vrijheid en dus ook het geluk mijner toekomst hangen er van af. Ik heb dat alles uw vader gezegd hij baalde de schouders op, hij zegt: aan een pruissisch officier, op wiens eerewoord hij bouwt als op een rots, heeft hij zijn geld geleendvan den amerikaan- schen avonturier zou bij het dadelijk lerugeiscben, voor dien beeft hij niets over. Alsof deze Frits Roven, die nu de uniiorm draagt, niet ook daarginds dezellde zou zijumaar juist bet weigerend antwoord van uw vader deed mij gevoelen, hoe sterk ik mij reeds vereenzelvigd had met mijn plan. Het brengt mg

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1890 | | pagina 1