A
londerdag, 13 Februari 1890.
34ste Jaargang. Ho. 2376.
UitgeverJ. W I N K E L.
Bureau: JSCHABIiHf, I^aan, 1), 4.
Gemeente Scha gen*
Bekendmakingen.
J ACH T.
Binnenlandsch Nieuws.
WORDT VERVOLGD-
•*V
J
1
COURANT
A
iiili.
pit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEK-
TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STEKKEN èén dag vroeger.
Prijs per jaar f8.Franco per post 3.00.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f0.75; iedere regel meer f 0.1
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
De Burgemeester van Schagen, brengt ter kennis van belang
hebbendenden het navolgende
De Commissaris des Konings in Noord-Holland
Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten van 22 Januari
1890 no. 3;
Gelet op art. 11 der wet van 13 Juni 1857 (Staatsblad no. 87);
Brengt ter kennis van belanghebbenden
lo. dat de jacht op eenden in deze provincie zal worden geslo
ten met 28 Februari e. k. met zonsondergang
2o. dat de jacht op ander waterwild zal worden gesloten met
15 April e. k., mede met zonsondergang;
3o. dat het weispel van kwartelen met steekgaren of vlieg
net 2al mogen worden uitgeoefend van 1 Mei tot 15 Juli e. k.;
4o. dat de visscherij, met uitzondering van die met den
hengel in de hand, van die met aalkorven, aaldobbers en paling
fuiken, van die met het schepnet of de gebbe om kleine
vischjes te vangen voor de aaldobbers en van die op snoek
in de gemeente Texel, zal worden gesloten van 15 Maart tot
1 Juni e. k.
En zal deze in het Provinciaal Blad worden geplaatst en
voorts in elke gemeente der provincie Noord-Holland worden
-Roman van MORITZ F ON REI C ff EN BA CR.
19.) ACHTTIENDE HOOFDSTUK.
Twee maanden na den dood van mevrouw von Roven stonden
Frits en Karla andermaal bij de lijkbaar. De oude heer von
Roven was zijne vrouw gevolgd, en Frits was nu heer van
Daloord'. Het plotselinge van het nieuwe verlies had Frits diep
geschokt, doch er bleef hom weinig tijd, zich aan zijn gevoel
over te geven, want nieuwe plichten en zorgen drongen zich
gebiedend aan hem op en legden beslag op al zijne geestelijke
en lichamelijko krachten. Yoor alles moest voor Karla gezorgd
worden. In Daloord- kon zij onder de veranderde omstandigheden
niet blijven, eu toch scheen het Frits zeer moeielijk, in dit oogen-
blik voor haar een onderkomen te vinden. Mijnheer von Roven
was zonder testament gestorven. Frits moest zich dus eerst op
de hoogte stellen omtrent den stand van het vermogen, daar zijn
vader hem nooit een blik bad laten slaan in zijne geldelijke aan
gelegenheden.
Op den dag na de begrafenis zat hij, onder rekeningen en
papieren begraven, in het kantoor van den overledene, toen zijn
broeder, die voor een paar dagen verlof had gekregen, binnentrad.
„Wat wilt gij, Waller?" vroeg Frits, ontstemd door deze stoor
nis, van zijne papieren opziende.
„Oho, mijn ouderen heer broeder, ik verzoek een vriendelijker
toonik ben geen jongen meer en kan eiken dag mijne benoe
ming tot officier verwachten."
„Ik bid u, Walter, woes niot kinderachtigik heb nu wel
andere dingen aan mijn hoofd dan zulke nietigheden!"
„Van nietigheden is geen sprake, wel van ernstige dingen. Gij
weet, mijn verlof loopt heden at, wij moeten vooraf nog iets met
elkaar bespreken. Ten eerste zou ik u wel willen vragen, wat gij
er eigenlijk mede bedoeldet, toen gij gisteren zeidet, dat ik wel
niet bij de huzaren zou kunnen blijven."
„Zeer eenvoudig, omdat dit te veel kost, Walter."
„Nu zeg ik tot u, wees niet kinderachtigwat den een past,
is voor den ander billijk gij zijt toch ook cavallerist."
„Ik dien mijn ontslag in."
„Ja, om Daloord' over te nemen, dat geloof ik gaarne."
„Laat mij eerst hier met het doorloopon dezer papieren gereed
bomen. Zoodra ik een duidelijk overzicht heb aangaande onze
geldelijke verhoudingen
„Ik begrijp niet wat gij wilt. Gij neemt Daloord' over, ik laat
myn erfdeel er op staan, en gij betaalt mij voorloopig mijne
renten. Apropos, voor ik het vergeet, geef mij nu dadelijk
een voorschot van vijfhonderd gulden ik heb nog schulden
van de krijgsschool, het is een bagatel, maar men moet het toch
m orde brengen."
»Hot ïg mogelijk, dat zelfs dit bagatel, gelijk gij het noemt,
mU ou in moeielijkheden brengt, Walter."
„Onzin 1"
»Ncen, het is ernst, Walter wij zijn niet rijk. Papa beeft
de laatste jaren met verlies geleefd. Daloord' heeft een aan-
Ien'ljke hypotheekschuld -- kom hier, overtuig u met mij tegelijk
ln den waren stand van zaken."
Het gelaat van den vaandrig werd eensklaps ernstig.
„Mijn God, Frits, ik had daarvan niet het minsto vermoeden,
1 hield papa voor een rijk man 1"
Ook ik deed zulks tot voor korten tijd. Uit liefde tot ons
eGt hij voor ons al zijne zorgen geheim gehouden maar
aangeplakt.
Haarlem, 29 Januari 1890.
De Commissaris des Konings voornoemd,
(getSCHORER.
Schagen, 7 Februari 1890.
De Burgemeester voornoemd,
C. H. BEELS.
De Burgemeester der gemeente Schagen
Gelet op de circurlaire van den Heer commissaris des Konings
in deze provincie, d.d. 2 Januari 1890, No. 8[7 M|S 4e. Afd.
(verzno. 1) waarin, met betrekking tot de aanstaande loting
voor de Nationale Militie, onder meer voorkomt het volgende
„Daar overigens de ondervinding heelt geleerd dat vele lote-
„lingen op den dag der loting zich schuldig maken aan het
„misbruik van sterken drank, zoo verzoek ik de Burgemeesters
„om al de hun ten dienste staande middelen te bezigen om dit
„misbruik zooveel mogelijk tegen te gaan."
Herinnert aan de geldboeten en gevangenisstraffen waarmede
bij de artt. 184, 252, 426, 453 en 454 van het Wetboek van
Strafrecht worden bedreigd, zij die zich in kennelijken f.taat van
dronkenschap op den openbaren weg bevinden, in dien staat het
openbaar verkeer belemmeren, de orde verstoren of een anders
veiligheid bedreigen.
Brengt ter algemeene kennis, dat door hem Burgemeester
met den meesten nadruk aan het verzoek van den Heer Com
missaris voornoemd, gevolg zal worden gegeven en mitsdien,
gedurende don dag der loting alhier, de voornoemde wetsbepalingen
beter ware het toch geweest, dat hij het niet voor ons verzwegen
had."
In korte woorden schilderde Frits zijn broeder nu den stand,
voor zoover hij dien zelf kon overzien. Hij verzweeg hem ook
niet zijn eigen speelschuld, evenmin als de eensklaps in hem
ontstane bezorgdheid, dat de burgemeester Müller, die ook zijn
vader geld voorgeschoten had met de voorwaarde „onopzegbaar,
zoolang deze leefde", niet met onbaatzuchtige oogmerken gehan
deld had.
„Hoe kon papa ook op zulk een voorwaarde ingaan 1" riep
Walter uit, doch voegde er reeds dadelijk vergoêlijkend aan toe:
„Wel is waar, hij met zijn gouden hart en zijn onbeperkt ver
trouwen in de menscben, hij kende geen argwaan, en hij mocht
wel gelooven, nog een lang leven voor zich te hebben, sterk en
gezond, als hij was."
„Ja, alles, wat hij deed, geschiedde met do beste bedoeling
maar gij zult zeil nu toegeven, Walter, dat het de vraag is, of
gij wel bij zulk een duur regiment kunt blijven."
Het gelaat van den vaandrig was zeer ernstig geworden.
„Ik zou de eerste Roven zijn, die geen cavallerie-officier werd,"
zeide hij, „maar nu ik alles weet, Frits, kunt gij op mijrekeDen.
Boter een Roven, die geen cavallerist is, dan een, die zijne ver
plichtingen niet nakomt maar moeielijk valt het toch ik
kan mij er nog maar niet mede vereenigen."
Frits keek zijn broeder hartelijk aan. De jongere broeder, die
zich steeds en bij elke gelegenheid tegen hem als den oudere in
jongensachtigen trots verzette, had htm tot nu tamelijk verre
gestaan. In dit oogenblik gevoelde hijdat was bloed van zijn
bloed, en in overweldigend gevoel stak hij Walter de hand toe.
„Wij zullen onzen naam geen schande aandoen, er kome, wat
wil; niet waar, Walter?"
„Een man een man, een woord een woord, Frits!"
Een oogenblik later werd de deur voorzichtig geopend. Karla
wierp een blik in de kamer; zij zag hoe de beide broeders hunne
hoofden over de papieren gebogen hadden, en onhoorbaar gelijk
zij gekomen was, sloot zij weder de deur achter zich.
Eerst toen Walter s'avonds was vertrokken, zocht zij Frits
weder op.
„Frits," begon zij zacht, „gij weet het zoo goed als ik, ik mag
niet langer in uw huis blijven."
Hij trok haar naar zich toe.
„Karla, lieve, zoete Karla, wanneer gij wist, hoe zwaar de
gedachte daaraan mij valt 1"
Zij maakte zich zacht los.
„Laat mij, Fritsdenk nu, dat ik uw zuster wasik, ik moet
u iets zeggen."
wat hebt gij, Karla? Bemint gij mij niet meer?"
Zij streek zacht met de hand over zijn gelaat, als wilde zij de
gedachte, welke hij zooeven had uitgesproken, verjagen.
„Ik heb u lief met geheel mijn ziel, Frits; maar juist daarom
moet ik met u spreken. Ik zal voor u een zuster en gij zult voor
mij de liefste mensch ter wereld blijven, mijn leven lang, maar
wij moeten nu scheiden en" een donkere blos overtoog haar
gelaat, zij aarzelde.
„Wij moeten scheiden, ofschoon ik nog niet weet, waarheen gij
gaan zult
„O, dat weet ik reeds, Frits!" Ik heb ook daarover reeds ge
schreven en heb heden ten antwoord ontvangen, dat ik welkom ben."
„Geschreven? Aan wieu Zonder mij er iets van te zeggen,
Karla?"
Een weemoedig lachje gleed over haar gelaat. j
„Ik moet er wol aan gewennen, voor mij zelve te zorgen Frits."
„Neen, nimmer, zoolang ik nog handen aan het lijf heb 1"
„Toch, Frits, al wenschten wij beiden het ook anders, het
ten strengste zullen worden toegepast.
Wordende ten slotte nog aan de tappers en anderen in herin
nering gebracht, de strafbepalingen dierzelfde wet op het ver
strekken van sterken drank aan personen, kennelijk reeds ver-
keerende in beschonken toestand.
Schagen, den 12en Februari 1890.
De Burgemeester voornoemd.
C. H. BEELS.
Schagen, 12 Februari 1890.
Onze plaatselijke Gymnastiek— en Schermvereeniging
z/Lycurgus", gaf jl. Zaterdagavond in vereeniging met hare
Adspirantenafdeeling, hare jaarlijksche openbare uitvoering, dit
maal beter geheeten openbare les, want alleen genoodigden
woonden haar bij en entree werd er niet geheven. Ook het
geheel droeg een huishoudelijk karakter.
Omtrent de werkzaamheden meenen wij te hebben kunnen
bespeuren, dat men zich er op toelegt doelmatige oefeningen te
houden en /halsbrekende toeren" te weren.
Ook de werkzaamheden der Adspirantenafdeeling maakten op
ons den indruk, dat de leiding dier oefeningen geschiedt volgens
een vakkundig systeem.
De plastische standen met de maguesium-belichting maakten
een aangenaam effect en verdienden terecht de luide toejuiching.
moet toch zoo zijn."
„Maar waarheen wilt gij dan gaan?"
Zij verhaalde hem nu de ontmoeting met den bloemist Freihöfer.
„Ik heb bem aan zijne beloften herinnerd," eindigde zij, „en hij
schrijft mij, dat hij en zijne vrouw mij verwachten, zoo spoedig
mogelijk."
„Onmogelijk, Karla," riep Frits uit, „daar valt niet aan te denken
Gij kunt niet naar die onbeschaafde menschen gaan."
„O, mijnheer Freihöfer maakt volstrekt niet don indruk van
een onbeschaafd manik zal u zijn brief brengen, en dan nog,
Frits, er is niets meer aan te veianderen; ik heb mijn woord
gegeven en ik vertrek morgen vroeg
„Karla
„Mejuffrouw Zöllner zal voortaan voor de huishouding zorgen,
het is reeds alles afgesproken en ik betaal bij Freihöfer een
klein kostgelddat kan ik, want ik heb ook mama's nalatenschap
en van verscheidene geschenken van oom en tante nog een paar
honderd gulden. Daarna zullen wij zien, of ik bij Freihöfer zelf
genoeg kan verdienen, dan of ik in Berlijn muziekles zal moeten
geven bij mama heb ik immers ook verscheidene jonge meisjes
muziekonderwijs gegeven."
„Mijn God, Karla, gij spreekt over dat alles zoo bedaard, zoo
beslist ik kan mij er nog geen denkbeeld van vormen. Ik kan
u niet de wereld in laten trekken, naar menschen, die ik niet ken
„Vraag aan den inspecteur Zöllner, die kent de familie Frei
höfer zeer goed."
„En morgen vroeg die haast was toch niet noodig?"
„Toch Frits, ik weet, wat ik doen moet, eD daarom moet het
ook spoedig geschieden."
Frits wendde zijn gelaat af. In haar haast, om Daloord' te
verlaten, ja in haar geheele houding, zelfstandige besluiten te
nemen en uit te voeren, lag iets, hetwelk hem hinderde.
Zij trad langzaam op hem toe, sloeg haar armen om zijn hals
en legde haar hoofd op zijn schouder.
„Wij moeten scheiden, Fritshet moet toch eenmaal gezegd
worden, gij moogt er niet aan denken, een arm meisje als mij,
eens te huwen."
„Karla
„Neen, het zal u later een boei zijn, die u hindert, enj de ge
dachte is voor mij te vreeselijk."
Frits haalde sneller adem. Zijn oogen vonkelden. Alle klein
geestige levensbeschouwing was eensklaps van hem geweken, zijn
liefde voor Karla beheerschte hem gchoel.
„Karla," zeide hij met zacht bevende stem, „ik zal niet ver
gelen, wat gij mij gezegd hebt. Maar ik zal mij er slechts aan
herinneren als hét zuiverste bewijs uwer zelfopofferende liefde.
En ik zrg u daarentegen, sedert ik erkend heb, wat gij voor mij
zijt, weet ik ook, dat dit gevoel duren zal, zoolang ik leef. Gij
hebt gelijk, en ik gevoel het zelf, wij moeten nu scheiden en
het mag alles gebeuren, gelijk gij het besloten hebt. Maar iets
smeek ik u: denk er aan, dat ik alleen het doel heb: tot weer
ziens, mjjn lief
Zij kusten elkander vurig; daarna maakte Karla zich los uit
zijne omarming.
„Vaarwel, Frits vaarwel, en trots alles, gij moet vrij
zijn, mijn lieveling, geheel vrij
Hij vatte hare handen en keek haar ernstig in de oogen, terwijl
hij herhaalde
„Tot weerziens na jaren misschien, maar toch, tot weer
ziens 1"
Zij gevoelde, hoe de tranen baar in de oogen opweldenzy
keerde zich om en verliet de kamer.
L_
MUM