5
U 1 T DE PERS.
slechts broeders en zusters, zoodat de moeder-fourier de zuster
is van den sergeant—tamboer
Armoede. Men schrijft aan de Amsterdammer:
In de Friesche gemeente Franekeradeel met een zeer vrucht
haren bodem is een gezin, dat bestaat uit man, vrouw en zeven
kinderen. De vrouw sukkelt sedert langen tijd, ligt aanhoudend
te bed, en kan wegens zwakte nauwlijks spreken, terwijl de man
wegens koorts geen arbeid kan verrichten. Hij heeft anders vast
werk en verdient bij een boer wegens greppelen per week f3.—,
zegge drie gulden. In de woning ziet het er allertreurigst uit.
Twee planken, die op paaltjes rusten doen dienst als tafel,
terwijl er slechts één stoel te vinden is, zonder rugleuning en
mat. Een zak met hooi en wat vodden maken het bed uit,
waarop de vermagerde, zieke moeder ligt. Dit zoogenaamd ec
moet ze 's nachts nog deelen met haar man en zeven kinderen,
waarvan de jongste slechts eenige weken oud is, en met zijn
uitgeteerd lichaampje met den dood worstelt.
In de voorgaande week ontving dit huisgezin van de arm-
verzorgers een half brood en een half maal Engelsche aar
dappelen.
Zéér onlangs zoo schrijft men aan de N. Gron. Gt.
was de bank voor de beklaagden ter terechtzitting van het
kantongerecht te als een indirect gevolg van het leger
des heils, gevuld door een vijftal van het zwakkere geslacht,
in den bloei der jaren en van het stevigst allooi.
Met vergunning harer meesteressen waren ze op een mooien
dag eens opgegaan naar de kantonnale hoofdplaats om met de
nieuwe secte, waarvan de roep ook hare ooren bereikte, eens
kennis te maken.
Terugkeerende haalden ze den dorpsvracht- of bodewagen in,
en de ondernemer daarvan een kranige vent in zijn soort
was dadelijk bereid het vijftal bekenden onder zijne linnen
huif te bergen en, voort ging het, „zingen oet 't hoogste vat.®
Onder zulke omstandigheden vooral was dra de bestemming
bereikt, maar evenzoo de dorpsveldwachter die het zingend
volkje, nu geaccompagneerd door den vrachtrijder op de voor
bank, uit de verte hoorde en gehoorzaam aan de orders
wegens burengerucht tegen het zestal verbaliseerde. Het ge
volg daarvan was de gevulde bank bovenbedoeld. Bij de be
handeling van het geding verklaarde de galante voerman op
zijne manier „an vief zukke lijve gladde wichter 't pelzier van
mit te rieden neit te hebben willen waigeren pelzier harren
ze hat, songen harren ze ook mit heur allen," en de welwil
lende opmerking van den heer kantonrechter dat er namelijk
noodig wat muziek had moeten bij zijn, beantwoordde de vent
met de eerlijke verklaring, dat hij bie ,,'t oetrieden 's veur-
middags deur drokte vergeten har de toeten van zien waogen
te smeeren, zoodat deze op de weerommeraize giert har as
n'old zwien."
De //lijve gladde maiden en heur vodrman wuiren" niettemin
veroordeeld, ieder lot een minimum van geldboete. De lach
partij was uit, maar aan de gerechtigheid voldaan, terwijl niet
allen maar toch eenigen misschien dachten aan de spreekwijze
dat het namelijk niet allen koks zijn, die lange messen dragen
De agenten der verschillende militieverzekeringmaat-
schappijen in ons vaderland besteden thans in Friesland voor een
plaatsvervanger f 325 a f 350, voor een nummerverwisselaar
f 170 k f 190. Deze prijzen zijn laag, doch het getal liefheb
bers om zich te „verkoopen" is zeer groot, vooral onder de
boerenknechts. Nu de loting begonnen is, wordt de mededingen
tusschen de verschillende Maatschappijen grooter, ten bate der
aanstaande plaatsvervangers en nummerverwisselaars, die daardoor
hoogere sommen kunnen bedingen. Ook de veenstrekeu leveren
een aanzienlijk contingent plaatsvervangers. {Haarlem. Ct.)
De Liberale Unie zal eene buitengewone algemeene ver
gadering houden op Zaterdag 8 Maart, in het gebouw der
Maatschappij voor den Werkenden Stand te Amsterdam, en wel
iu de eerste plaats tot wijziging der statuten en huishoudelijke
aangelegenheden, die in comité—generaal zullen worden behandeld.
Daarna zal eene gedachtenwisseling plaats hebben over de
belasting-voorstellen van den heer Borgesius c, s., en het daarover
op uitnoodiging van het bestuur door eene commissie uitgebrachte
praeadvies.
Men verneemt, dat de voordracht tot aanvulling van het
ministerie aan Z. M. den Koning is toegezonden. Wordt die
voordracht goedgekeurd, dan zou het gevolg zijn, dat het
ministeri aanblijft, de aanvrage cm ontslag van den minister
Keuchenius wordt aangenomen, geen verwisseling van porte
feuilles zal plaats hebben, en als opvolger van den minister
Keuchenius zal worden benoemd iemand, die niet eene Indische
loopbaan heeft vervuld.
Een zekere H., wonende op de Pasbaan te Breda, heeft
Dinsdagavond, na eerst zijne vrouw mishandeld te hebben, deze
buitenshuis gesloten, en haar den geheelen nacht buiten gelaten.
In dien lijd heeft hij den inboedel kort en klein geslagen.
Woensdagochtend is de vrouw met hare kinderen naar hare
geboorteplaats, Botterdam, vertrokken. De man, die thans inzag,
hoe onmisbaar de vrouw is, wilde haar voor haar vertrek no"
terughalen, doch dit werd hem door de buren en een massa
jongens, die hem trachtten op te houden, verhinderd, en zelfs
maakten zij het hem zoo lastig, dat hij in het hotel De Zwaan
een toevlucht zocht. Door de politie werd hij uit genoemd
hotel verwijderd en, ter voorkoming van wanordelijkheden
bultende stad gebracht. H., die vroeger eene prachtige zaak in
Botterdam exploiteerde, had zich de laatste jaren geheel aan
den drank overgegeven. (B C
Hoe het in INederland toegaat.
Omtrent den toestand in het Zuiden van ons „vriie" land
deZevnolgWe9„dènscÏee!8:Jfaa^
Een deel van ons dierbaar vaderland hoort men dikwijls
*7Je nnmen- En uie?- Daam draagt h«t helaas niet
teliiVpn j"' geest toch die daar door de roomsche gees
telijken onder de bevolking wordt aangekweekt en meer en
meer begint te heerschen is een on-Nederlandsche, niesde
geest van vrijheid en zelfstandigheid, maar ^Noord-Brabant;
tirannie en bijgeloof. Zoo is het voornamelijk in Noord
ook, ofschoon in mindere mate, in Limburg, h cht duldt
dezer nrovincie, al is zij sterk aan haar kerk Be
minder het geestelijke dwangjuk in bmten-kerk^ke zak
hoewel het in de laatste jaren ook in dien uitersten hoek
ons land in dit opzicht er niet beter op geworden is.
De ouderen onder ons weten te verhalen van gemoe e J
pastoors, eenvoudige, vrome mannen, die hun kudde vo° gi
in liefde en verdraagzaamheid, met andersdenkenden B
omringen en samenwerkten, zoodat het volstrekt met vreemd
was in gemeenten met gemengde bevolking den prcdi an en
den pastoor te zien samengaan. Die tijden zijn voorh,J-
dezulken is Bome niet meer gediend. Wel gebeurt he g
vaak waar de roomschen verre in de minderheid zijn, a
hun 'voorganger, tot het bereiken van bijzondere bedoelingen,
door vleien en kruipen zich bij anderen zoekt aangenaam e
makenmaar waar zij de baas zijn daar ziet men wat geestes
kinderen zij zijn. En in Klein-Spanje zijn zij de baas.
Verregaand is de aanmatiging van die tegenwoordig meest
in jezuïtengeest opgevoede heeren in die streken, ongeloofe ij
de druk dien zij hun geloovigen opleggen. Uit hun seminarien,
waar zij tot willelooze werktuigen vernederd en in de middel-
eeuwsche gedachtenwereld ingeleid worden, in het werkelijke
leven verplaatst, spelen zij daar den tiran en vervullen de on
waardige rol van spionnen. Niet tevreden met te zorgen dat
hun gemeenteleden hun kerkelijke plichten vervullen, en aan
de openbare minachting prijsgevende een iegelijk die zich
daarvan wat los betoont, eischen zij gehoorzaamheid, onder
werping ook in andere zaken, waar zij niets mede te maken
hebben. Geheel het huiselijk leven wordt door hen beheerscht
en wie niet naar hun pijpen dansen wil ondervindt hun toorn
en wraak. Niet slechts op het platteland onder het domme
boerenvolk, dat heeroom als een halven God eert of vreest,
maar ook in grootere gemeenten regelen zij het leven. Zij zijn
het die genoegens toestaan of verbieden naar willekeur. Vooral
de gezellige samenkomsten van jonge menschen van beiderlei
geslacht zijn hun een doorn in 't oog en worden soms kortweg
verboden. Ontstaat er tegen zulke heerschzucht en tirannie al
eens oppositie van de zijde der mannelijke bevolking, pastoor
en kapelaan hebben de vrouwen tot hun dienst en weten door
haar de anderen tot rede te brengen.
Dat de positie der protestanten in Klein-Spanje, die overal
een kleine, zeer kleine minderheid uitmaken, gewoonlijk niet
benijdenswaardig is zal niemand vreemd dunken. Want de
clerus van onzen tijd predikt afzondering, scheiding, den om
gang van hunne schapen met die van anderen stal weren zij
zooveel mogelijk. Wel worden de laatsten goed genoeg geacht
om roomsche armen en hulpbehoevenden, die door pastoor en
kerk meest op ergerlijke wijze verwaarloosd worden, te helpen
en te ondersteunen, maar overigens worden hunne rechten in
elk opzicht miskend. Zij worden aangezien en behandeld als
een minder soort, en wijl dit reeds jongen kinderen wordt
voorgehouden is het niet te verwonderen dat deze opgroeien
in haat en wantrouwen tegen het //geuzengebroed." 't Is
immers reeds zoover gekomen in sommige gemeenten van
Noord Brabant dat protestanten openlijk op straat worden uit
gescholden voor geuzen en ketters, speciaal door kinderen, aan
wie reeds op jeugdigen leeftijd in de cathechismus en de
kloosterschool de ketterhaat wordt ingepompt. Zoo wordt door
een hoop fanatieke personen, die naar hun ambt allen moesten
voorgaan in liefde jegens den medemensch, de geest des volks
bedorven. Want uit zijn aard is die geest niet haatdragend,
maar hij wordt zoo gemaakt. Ging niet de natuur boven de
leer, dan zou het samenzijn van roomsch en onroomsch, althans
in Klein-Spanje, op den duur onmogelijk zijn. Nu echter
blijven toch vaak kinderen van verschillende gezindte elkaar
zoeken en roomsche dienstboden, door ervaring wijzer gewor
den, hoort men menigmaal verklaren dat de protestanten bij
wie ze dienen beter zijn dan //die van hun eigen volk."
Tot illustratie van het gezegde deelen wij het volgende mede.
In zeker stadje van Noord-Brabant met een overwegend room
sche bevolking en slechts weinig protestanten, hoewel dezen
toch nog een kerkelijke gemeente vormen, vestigde zich een
protestantsche geneesheer, die gehuwd was met een roomsche
dame, een trouwe dochter harer kerk, die haar kerkelijke
plichten stipt waarnam. Dat de sedert jaren aldaar wonende
roomsche geneesheer de komst van zijn collega minder gaarne
zag, is wel te begrijpen. Maar ook den pastoor was zij alles
behalve naar den zinhij meende dat er reeds genoeg protes
tanten, waaronder ook eenige ambtenaren, warennu nog een
protestantsche geneesheer er bij in zijne gemeente was volstrekt
niet noodig, en hij verbood zijn parochianen 's mans hulp in
te roepen. Toch deden enkelen dat wèl, om welke reden dan
ook waarop de pastoor verklaarde dat zij dan in voorkomende
gevallen op zijn hulp niet te rekenen hadden. Nu gebeurde
het dat een jong mensch die den nieuwen dokter had, na een
ernstige ongesteldheid op het uiterste lagde geneesheer gaf
er den pastoor kennis van, maar deze weigerde hardnekkig te
komen zoodat de jongeling zonder de zoogenaamde genade
middelen van zijn kerk zou gestorven zijn, als hem die niet
bediend waren door een ordesgeestelijke. Dit staaltje van
s mans verregaande willekeur en heerschzucht zegt meer dan
genoeg. Terzelfde plaatse vermaande de kapelaan van den preek
stoel de gemeentenaren den omgang met protestanten zooveel
mogelijk te vermijden, als zijnde voor hen een bederf. Dit ging
nu toch de vrouw van den dokter, hoe goed roomsch zij overig
was, wat al te ver. Immers, eigenlijk werd haar de omgang
met haar eigen echtgenoot verboden. Van dat oogenblik af
bezocht zij hare kerk niet meer, zij had Bome leeren kennen.
Natuurlijk dat de positie van den geneesheer geheel en al
T-f' TZO0dat hij daa ook weldra dit roomsche
eldorado verliet. In diezelfde gemeente ontmoette eens de
kapelaan een roomsch meisje, wandelend met een kind van
Israëlitische ouders. „Wat," beet hij haar toe in zijn boersche
taal, gij met een jodenkind? Marsch, naar huis en Zondag
W ge in den catechismus, daar zal ik het je wel anders
Zoo gaat het toe in Klein-SpaDje. Overlieerschen, verdruk-
en, scheiding maken tusschen burgers, dat is het dagelijksch
werk van den clerus; zóó alleen meent hij de zielen voo-
te kunnen behouden, door vrees en door geweld. Zonder?
middelen, die zich zelve oordcclen, vreest hij ze tc nullen
liezen. Dat is de heerlijke zedelijke invloed van roomsche k|
en priester, waarvan He Tijd en consorten zoo gaarne gewaï
Geen vrijheid, geen aanraking met anderen want
ontglippen hun de zielen h:
Vandaar ook dat woeste ijveren tegen de gemengde schoof A
de op die school heerschende verdraagzame geest is een aiuLf
en betere, een sterkere dan die der roomsche kerk. DaatJ
juist moeten roomsche kinderen haar zoo mogelijk niet bezocke|'
Want daar worden goede zaden gestrooid in het ontvankelj
kindergemoed, die de roomsche priester maar moeite heeft
te rukken. Onwillekeurig denken we hier aan hetgeen ,jk
Maasbode, een ultramontaansch blad, onlangs te lezen gaf. „jJ;
bisschop" zeo heet het daar, „dien we niet alleen beminnJ
maar ook hoogachten om zijne geleerdheid, ook om zijn paed^
gogische kennis, heeft ons eens verzekerd dat naar zijne mef i
ning het grootste gevaar der openbare school voor katholijj, y
kinderen bestaat in hun omgang met kinderen van andersdec
kenden. Het geloof en de goede zeden, de zedelijkheid
het minst, zijn hier het ergst in de zaak betrokken. Menkaï
alles wat op de openbare school gebeurt controleeren,
het dan ook in uiterst bescheiden mate, maar de onderling
omgang der kinderen wijst alle controle af. Neen, niet
kinderlijke maar in deze zaak volleerde list leert hen zich(/q
een muur te omringen, waar geen vijand kan binnensluipt
En de bevallige onschuld op het kindergelaat laat niet
makkelijk aan een reeds bedorven hart gelooven."
Wie deze woorden aandachtig leest, gevoelt aanstonds waai
den hoogeerwaarde de schoen wringt. Zeker, waar roomsche
kinderen met anderen omgaan, en dat is het geval op
gemengde school, verliezen zij iets van dat slaafsche, m
dat gehuicheld onderdanige dat hen vormt tot geschikte weit
tuigen van priester en kerk. Een vrijer en zelfstandiger geest vaai
in hen, waar kerk en priester zoo geen vat op hebben, ft
bedoelde die paedadogisch ontwikkelde hoogeerwaarde! Mm
dat openlijk en eerlijk te erkennen was hem te kras.
heet het, dat geloof en goede zeden door dien omgang
dat roomsche kinderen besmet worden door den omgang met
anderen. En daarom: zondert hen af, bewaart hen voor dia
omgang! Nu, in Klein-Spanje worden ze zooveel mogelij
afgezonderd en daarvoor bewaard; en wat staat het peil ij
zedelijkheid daar dan ook hoog! Zijn niet juist Noord-Bral»
en Limburg de twee provinciën van Nederland die zedeli;
het laagst staan, waar de meeste misdaden voorkomen, zool'1
politie en justitie handen vol werk hebben Lazen we ie,
nog dezer dagen dat in het van kloosters en kloosterschok
overvloeiende Limburg, waar ook de openbare scholen roomscl«
scholen zijn, de zedelijkheid sterk achteruitgaat, zoodat het aai<
tal strafzaken alléén bij de arrondissementsrechtbank te Maastricn
van 548 in 1885 klom tot 591 in 1886 en in 1887 bedroef
654 en in 1888 werd 683 en in 1889 alle overige jaren over
trof en steeg tot 704? Helaas al te welsprekende cijfers. Mei j
ziet het, zonder de besmetting door den omgang met kinderei
van andersdenkenden aangebracht, brengen roomsche kinder^
menschen geworden, het ver in het booze.
Maar op het stuk van zedelijkheid heeft Bome het zich nooit'
moeielijk gemaakt en dat doet het nog niet. Blinde gehoor-
zaamheid aan kerk en priester, dat is eerste en laatste eiscl,
en daarom, daarom alleen ducht en vreest men den omgaus
van roomsche kinderen met die van andersdenkenden.
Onder de nieuwe schoolwet, die scheiding en scheurk
tusschen de kinderen der burgers van hetzelfde vaderland w
gemakkelijkt en bevordert, vreezen we dat de geest die ij
Klein-Spanje heerscht zich allengs over geheel Nederland li
verspreiden. Daarom is het de heilige plicht van een iederl
zijn land en volk liefheeft de oogen van anderen te openen,
hen te waarschuwen voor dat dreigend gevaar. Wat ffi
Nederlandschen geest in strijd is, wat het Nederlandsch karaktf
bederft, laten we daartegen opkomen met alle kracht en maclt
Het ons vreemde worde geweerd, het nationale verheven 8
hoog gehouden!
Ruzie om Keuchenius. De Standaard 1»
orgaan van Kuyper wil Keuchenius houden, het Cenlm
het orgaan van Schaepman zegt dat Keuchenius
kan heengaan en daar zijn nu de poppen aan het
en te meer daar Schaepman eerst in een door hem te 1
gehoudeu lezing een lans brak véér Keuchenius.
De Standaard heeft nu naar strijdros bestegen en schrijft®-®1
„Van 1869 af is onze leuze steeds geweest saam werking,
op conditie, dat elke partij zelfstanJig bleef en zich op 901 i
terrein kon terugtrekken zoodra het oogenblik daartoe geko#
was. Nooit één oogenblik zijn we er dan ook dupe van ge»®! 1
dat de Boomsch—Katholieke staatspartij deze samenwerking1,011 a
anders zocht dan uit eigenbelang en waarlijk nooit ons kt I
genoegen. En wij op onze beurt hebben eveneens nimmer f s
bedoeling gehad om de Boomsch-Katholieke partij een die»; l
te bewijzen, maar uitsluitend gebruik gemaakt van wat ons1 1
het belang van het land scheen. Vandaar ons bestendig
tegen elke soort van fusie en ons rusteloos aandringe" °Pei
coalitie van zelfstandige partijen. Eerst in isolement oniekr»1
verzekerd en dan als geïsoleerde partij met anderen ge°,
wat de nood van het vaderland eischte. Gaat dus de R°on*
Katholieke staats-partij thans een weg op, of neemt wj
houding aan waardoor aan die samenwerking een einde
gemaakt, dan zal geen onzer er aan denken, dit haar ook»
een oogenblik euvel te duiden. Dit is haar recht
ons recht is te waken voor onze zelfstandigheid en v°°r
eere onzer beginselen.
Hoe de positie op het politieke schaakbord te beoorf
len is, kunt ge niet beter merken dan aan de houding
pers, die juist in critieke oogenblikken den warmtij
het volksleven tamelijk juist aanwijst. Nu is het
zijne nopjes en neemt, met een beleefd protest tegen de
heid der Eerste Kamer, van den gevallen minister «fij
Keuchenius weg, is een kansje voor een Dagblad-man. De B°°®'
pers leeft dieper, en heeft wel ter dege een oog èn y0<
/ezags- en voor de Gelootsquaestie, die op het spel -
maar overmist de Boomsche Kerk in Indië steeds ontzieB