gaven behoorlijk te kunnen zingen, bleven be neden peil, o. a. „Werkinanslust" te Krommenie. Toen de 15 Vereenigingen allen hare nummers hadden afgezongen, was het onderwijl midder nacht geworden, en het bleek al spoedig dat het oordeel van het luisterend publiek, wat aangaat de verdeeling van de 2e en 3e prijzen, sterk afweek van dat der deskundigen, de jury leden. De eerste prijs, de gouden medaille van Tevler's Genootschap met f 150, werd toegekend aan „Aurora" met algemeene stemmen. De tweede prijs, verguld zilveren medaille met f 75, viel ten deel aan „Apollo" van Amsterdam, met 4 tegen 3 stemmen. De derde prijs werd „Fidelio" uit Utrecht toegekend (verguld zil veren medaille), de vierde prijs, zilveren medaille aan „Caecilia" van Amsterdam, de vijfde prijs, eveneens een zilveren medaille, aan „Sappho" van Hoorn, en de zesde, een bronzen medaille, aan de Zangvereeniging „Kunst na Arbeid" van Amsterdam. De uitspraak omtrent „Sappho" vond bij velen van de toehoorders geen gunstig onthaal, maar jurylid zijn ol beoordeelend toehoorder is twee. Vooreerst is men voor het eerste per se des kundige, voor het laatste kan zelfs ieder des- onkundige doorgaan. Dan oordeelt een toehoorder alleen nagenoeg naar den totaalindruk, terwijl de jury afzonderlijke punten geeft voor intonatie, klankgehalte, voordracht, uitspraak, ensemble en totaalindruk. Zeker is het, dat niemand, die de „Esprits de la Nuit» (de schimmen van den nacht) van Riga, het vrije nummer van „Sappho", zelf meegezongen heeft, bevredigd zal geweest zijn door „Sappho's" voordracht. Om één ding te noemen, wat kwam er terecht van het schilderachtige spookgedwarrel in den nacht, het Courons en het fantömes alerte. Het tempo, waarin dit door „Sappho" werd gezongen, was alles behalve alerte. Zondagmorgen te 9 uren werd de wedstrijd voortgezet met eene mededinging in den prima vistazang. Ook hier waren afdeelingen, die volgens hetzelfde systeem zijn gevormd als bij de gewone wedstrijden. In de eerste werd ge zongen van het blad af een tweestemmige solfège of zangoefening, in de tweede eene drie stemmige en in de derde eene vierstemmige. In de le afdeelingen concurreerden de vereeni gingen: „Caecilia" van Amsterdam, „Wormer- veer's Mannenkoor", „Nationale Zangschool en Zangvereeniging" van Amsterdam, „Aurora" van Arnhem, „Sappho" van Hoorn, terwijl „Haar- lem's Zanggenot" zich had teruggetrokken. In de 2e „Amicitise" van Amsterdam en „Crescendo" van Haarlem; in de 3e „Csecilia" van Den Haag en „Euterpe" van Amsterdam. De uitslag was als volgt I. le prijs „Aurora" met algemeene stemmen. 2e prijs „Wormerveer's Mannenkoor" met 6 tegen 1 stem. 3e prijs „Sappho" met algemeene stemmen. II. le prijs niet toegekend. 2e prijs „Amicitise" met algemeene stemmen. 3e prijs „Crescendo" met 4 tegen 3 stemmen. III. le prijs „Cecilia" met 6 tegen 1 stem. 2e prijs „Euterpe" bij acclamatie. 's Middags te half 2 zouden de 5 Liedertafels van de tweede afdeeling met elkander kampen. De derde wedstrijd vormde de zoogenaamde 2e afdeeling, waaraan Liedertafels deelnamen, die reeds een len prijs hadden behaald. De mededingende vereenigingen waren „Orpheus* van Winschoten met 17 zangers. „Amicitise" van Amsterdam 58 „Haagsch Mannenkoor" 39 „Crescendo" van Haarlem „65 en „Ond. Oefening" v. Amsterdam „95 Iedere Liedertafel zong een nummer naar keuze, en als verplicht koor „Zonneschijn" van J. A. Kwast; eene compositie, die naar verhou ding veel minder moeielijk was dan de „Barre Rots" voor de eerste afdeeling. Zij verraadde de hand van den geroutineerden toonzetter, die weet wat met zangers kan gedaan worden, maar bevatte niet als de „Rots" van die kleine eminent geschreven stukjes. De jury, samengesteld uit de heeren Nevejans, Bouman, Weidner, Brandts Buys, Bekker, de Yliegh en Robert, kende den eersten prijs, de gouden medaille van de gemeente Haarlem met eene premie van f 200, met 5 tegen 2 stemmen toe aan „Crescendo" van Haarlem. De tweede prijs, verguld zilveren medaille met f 100, werd met algemeene stemmen toe gekend aan „Onderlinge Oefening" van Am sterdam, en de derde, een verguld zilveren medaille met een premie van f 50, aan „Haagsch Mannenkoor". Het schoonste gedeelte van het concours wachtte het publiek nog des avonds. In de eerste plaats de wedstrijd om den eerepnjs tusschen „Aurora" en „Crescendo", die elk in hare afdeelingen den eersten prijs hadden be haald. Ieder zong nog eens haar verplicht nummer, met het resultaat, dat de jurv met algemeene stemmen den prijs toekende aan „Crescendo". De jury bestond nu uit de 7 bovengenoemde heeren met de heeren Schlegel, Kes, Loots en Schmölling. Nu volgde de Wedstrijd van Uitnemendheid, die aangebonden werd door twee van de drie beroemdste Liedertafels van ons land: Euterpe van Amsterdam, onder leiding van Joh. Mes- schaert, „Cecilia" van Den Haag, onder Richard Hol. De derde, „Rotte's Mannenkoor", had zich teruggerokken reeds vóór het afdrukken van de Feestgids. Het was in waarheid, zooals enkelen het noemden, een duel, werkelijk een wedstrijd van uitnemendheid. Mie zou het winnen? De zanger—directeur of de componist- directeur? Als verplicht koor werd gezongen „Lentefeest", van W. Robert, een nummer vol schoone ge deelten, dat wij zouden willen noemen een cyclus van liederen om de lente te bezingen, den strijd tusschen winter en lente te schilderen. „Euterpe" met 63 zangers zong eerst. Be ginnende met „Super flumina Babylonus", zong zij daarna het verplichte koor. De- uitvoering is boven allen lof verhevende duidelijke voordracht, waardoor de tekst naar vorm en inhoud bijzonder goed uitkwam, maakte op alle hoorders zonder onderscheid een diepen indruk zoodat er aan de toejuichingen geen einde kwam en er eene geestdrift heerschte, die zeker den zangers en hunnen directeur streelend waren. Nu volgde „Cecilia" met 81 zangers. Zij vingen aan met het verplichte koor. Al dadelijk trof den opmerk zamen hoorder het verschil in op vatting, die zich kenmerkte door een weldadigen gloed in de voordracht en eene duidelijke phraseering. En het heerlijke nummer „Deus nostra spes God onze hoop" (toevlucht) maakte een overweldigenden indruk, alhoewel geconstateerd moet worden, dat deze muziek vermoedelijk boven de opvatting gaat van vele hoorders. Nog mag opgemerkt worden dat door beide Liedertafels eene kracht ontwikkeld werd, die imponeerde, terwijl aan den anderen kant de pianissimo's wonderschoon van klank werden uitgevoerd en toch de woorden duidelijk tot hun recht kwamen, zoodat het niet in onver staanbaar gelispel ontaardde. De zang van deze beide Vereenigingen was tegelijk een les voor al de aanwezige zangers; zij konden hier hooren, dat het werkelijk waar is, dat het menschelijk stemorgaan het uitnemendste muziekinstrument is ter wereld, en zich tevens aangegord voelen om ook die hoogte te bereiken. Men zou als karakteristiek punt van verschil misschien dit kunnen opgeven, en dan niet ver den bal mis slaan, wanneer gezegd wordt, dat bij „Euterpe" het verstand, bij „Cecilia" het gemoed bij de uitvoering had voorgezeten. De stemming onder het gehoor was verdeeld; gelukkig liet de jury niet lang op de uitspraak wachten. Op dezelfde wijze samengesteld als voor den wedstrijd om den eereprijs, kende zij met 7 tegen 4 stemmen den eersten prijs, de gouden medaille, geschonken door den eere-voorzitter, Jhr. Mr. J. W. M. Schorer, Commissaris des Konings, met eene premie van f 500, toe aan „Cecilia", terwijl bij acclamatie, met bijzondere onderscheiding, de 2e prijs, de gouden medaille, geschonken door de commissie van bijstand, aan „Euterpe" werd verleend. Is het „Cecilia" onder haren directeur gewend te overwinnen streelend haar ouden roem schitterend tegen zulk eene geduchte mededingster te hebben gehandhaafd, voor „Euterpe" is het evenzeer eene groote eer de evenknie te zijn van „Cecilia". Een oud Amsterdammer schrijfft in het Utr. Dagllad o. m. het volgende over de volksschouwburgen uit den ouden tijd. Den schouwburg in eene der straten van den Jordaan, waar in het voorportaal een bordje was opgehangen met het opschrift: „Men wordt verzocht zijne klompen aan de deur te laten staan", kennen wij slechts bij overlevering. Maar wel heugt het ons nog, hoe des Zondagsavonds, als het uur van tienen naderde, de regisseur soms midden in de voorstelling voor het voetlicht verscheen en tot hef publiek de vriende lijke en zorgzame waarschuwing richtte„Voor de dames, die om tien uur in haar dienst moeten wezen, is het tijd om weg te gaan." Tot de meest gezochte volkskomedies in vroe gere dagen behoorden de Ooievaar (die toen nog met eene ij ziin naam spelde) op de Joden- Breestraat bij de Nieuwmarkt en de schouwburg van Grader op de "Weteringschans. In die schouw burgen werden goede zaken gemaakt. Grader begon met voorstellingen te geven in de gelagka mer zijner herberg en liet later een afzonderlijk komedielokaal bouwen. In zoo'n volksschouwburg ging het gewoonlijk recht huiselijk toe. Als er veel volk op het tooneel moest wezen, dan werden eenige bekenden uit de toeschouwers uitgenoodigd om tijdelijk als figuranten dienst te'doen, en men za<* hen dan op de plankeu verschijnen in dezelfde plunje waarin zij gestoken waren, toen zij in het parterre zaten; de mannen gewoonlijk in hunne hemdsmou- wen. De goede bekendschap tusschen de tooncel- spelers en de trouwe bezoekers openbaarde zich ook op andere wijzen. Als Lazaro de veehoeder of Karei VIII van Engeland op het tooneel verscheen, dan ging er in de zaal van vele kanten de kreet op„ha, daar is Jan Jan namelijk was Jan Grader, J e en door zijn vader de eer was schermmeester), zijne martiale hou 1, J zijne trillfnde stem, zij toeschouwers indrukwekkenden tooneels >p 1Q H^"is'gebeurd" dTuU in V" fc^Lnë haar deelnemend toeriep: „Mie! hoe is het thuis?" en dat dan Eolalia een oogenb >k utt hare rol trad om te antwoorden^: „O, veel beter ze begint mooi an te sterken Onder de vertooners in zoo'n volksschouwburg waren er van wonderbaarlijk talent, mensc len wie het looneelspeleii zoo maar was aangewaaid. Ik heb in Twee schijndooden eene Uthanne Howard op de planken gezien, die, voor zij de kunst ging beoefenen, turfvulster was geweest en ik heb een Maurits van Saksen gekend, die achter een wagen met appelen had geloopen. Een Doge van Venetië met een plat Haarlemmer- dij ksch accent of eene Margaretha van Valois met den sterk geprononceerden eigenaardigen tong val der bewoners van Vlooienberg of St. Antonie- Breestraat, behoorden geenszins tot de zeldzaam heden. Niet al deze tooneelspelers waren kunste naars van beroep; voor velen hunner was de beoefening der dramatische kunst slechts bijzaak. Op den dag bekleedden zij een ander, dik wijls zeer weinig poëtisch beroep, en 's avonds vervulden zij eene hoofdrol in drama of blijspel. Zoo heb ik een barbiersknecht gekend, die eene geheele week lang tot Zaterdags na middernacht toe de klanten van zijn meester inzeepte of hen het scherpe mes over het ruige gelaat haalde, en des Zondagsavonds de gevoelszenuwen van een talrijk kunstlievend publiek van streek bracht door zijn spel in Natuur en plicht, of De zoon rechter over zijn vader. Zoo ook her inner ik mij een aanspreker, die tevens kleer maker was, en die als de hoofdpersoon in Abal- lino, of de groote bandiet een schitterend succes behaalde met de beroemde woorden „Aballino is Elodoardo, en Elodoardo is Aballino," woor den die wegens de eigenaardige wijze, waarop zij gesproken moeten worden, om het gewenschte effect teweeg te brengen, eene groote mate van kunstvaardigheid vereischen. De trouwe bezoekers van zoo'n volksschouw burg vormden een dankbaar publiek. Het schaadde volstrekt niet aan de illusie, dat zij den vorigen dag Aballino-Elodoar'do met een driekanten steek met lamfer voor eene lijkkoets hadden zien loopen, of wisten, dat de edele jonkvrouw, die in De Kruisvaarders in den muur werd ingemetseld, des daags negotie langs de straat dreef in „tule en neige." Was maar een maal de voorstelling goed op gang, dan hield de fictie op het tooneel voor het publiek op fictie te zijn, zij werd werkelijkheid dan leefde het publiek mee met hetgeen het zag verton nen het leed met de ongelukkigen, het voelde zich het bloed koken over de ongerechtigheden, waarvan de deugd het slachtoffer werdhet slaakte een kreet van verademing als de onschuld aan het licht kwam, en juichte als de belager van eer en deugd gestraft werd. Ik heb het bijgewoond, dat de arme heldin van het stuk van alle kanten vervolgd en be dreigd eu van iedereen verlaten werd, en dat toen, op een oogenblik dat de toeschouwers in de angstigste spanning waren, een matroos zich van^ de gaanderij langs een pilaar liet afzakken, op het tooneel sprong, der vervolgde onschuld gul de heide handen toestak en haar toeriep „Als er dan voor den donder niemand is, die je bijstaat, dan zal ik het doen. Laten ze maar opkomen, als ze durven Ik ben er ook bij tegenwoordig geweest, dat Jan Grader de „val sche rol» speelde en velerlei kwaad bedreef, tot eindelijk de maat vol was en er in het parterre een trouwhartige kerel opstond, die hem met van verontwaardiging trillende stem toe voegde: „Zeg, valsche bliksem, kom 's naar buiten dan zal ik je, zoo'n lang end as je daar bent, de ribben stukslaan Zulke uitingen van den indruk, dien het spel op naïve naturen maakte, wekten bij hen die er getuige van waren, niet den lachlust op integendeel, het publiek gevoelde de gewaar wordingen mee, waaruit zij op zoo geheel na tuurlijke wijze opwelden, en gaf daarvan door stormachtige toejuichingen blijk. Al waren de trouwe bezoekers dezer volle schouwburgen zeer gesteld op stukken, die hun gemoed schokten, hen tranen van mede- gevoel deden schreien, en van tijd tot tijd deden sidderen en beven, toch stond ook de „kemiek" bij hen hoog in aanzien. Zij stelden echter aan eiken acteur eigenaardige eischen De „valsche rol» moest dadelijk herkenblar wezen; zoodra hij optrad, moest men het hem kunnen aanzien, dat hij de verrader, de slee aa d was, verder moest hij de letter erg aten rollen en de oogen ve,draaien. De eerste m ü1 J! Ti in-* vrouw voorstelde en dat moest zij bij voorkeur" o.»ph„udeliJlJel^^erss5 lenhet toppunt van kunst bereikt als zij wezenlijke tranen kon stort 'i,J' moest de komiek al dadelijk als i publiek doen lachen om het i! nPtr*c trokeen komiek zonder gezicht een k0l miek 8 was de rechte niet. Hij moest voort"1 - gekleed zijn, dat wil zeggen anl ander mensch. Als hij een paranl/V*" moest het een komieke paraplu oe& als hij een hoogen hoed p Cft het er een te wezen, waar me„ 1 <h' moest. Hoe komieker voorts de l-0"1- 'a' - hier zegge" wilde, hoe „f1 aardigheden des te honger stnn' L gunst van het publiek. in Om een komiek wilde men lachen, en zelfs als zijne rol het"" een' dat hij pathetische, soms zelfs hooc oogenblikken had, dan mocht zijn gevoelig en aandoenlijk zijn, het pJhlL°°g cr altijd aanleiding in om te lachen „komiek» nu eenmaal geschapen w °'D^t laten lachen, en niet om te laten 001 Zaterdagnamiddag was er te n naar men van daar schrijft doch tevens een s c h r i k w e k k e n /T ffl£ v e r s c h ij n s e 1 te zien. In onge,^ <U(^ tijds bevonden zich drie lkkestaarteu^^ lucht welke als een schommel slinger/311 ervan zoog het water uit de rivier zoo T' dat het over den Bergschen dijk spoot°l drie verdwenen ze in zuidoostelijke richtin Dezer dagen werd te Epe een smid beU die voor een ander een flaubert-b ling medenam naar zijne werkplaats, ej»i alzoo in het openbaar vertoonde meteen v*j wapen, en voor eenige dagen werd in I gemeente in Drente een proces-verbaal opg#^ „wegens het dragen van wapenen in een vooiig publiek toegankelijke plaats", toen op publieke verkooping iemand een geweer Ié eu dat mee naar huis wilde nemen. Vrijdagavond wenl de buurt der gasfifci in bet naburig Zwijndrecht in beweginggebw door de bedreiging van een baas dier dat hij den boel in de lucht zou hui vliegen. Naar het schijnt verkeerdedttt wiens betrekking tegen de volgende maand n opgezegd, door overmatig gebruik van stola drank en huiselijk ongenoegen in toestand, niet zoo echter,ot hij kon verklaren, dat hij zeer goed wist, die bedreigis niet te kunnen uitvoeren, en bij zijnen buit slechts schrik heeft willen aanjagen, Meniget had dan ook wat hij aan waarde in buis bt bijeengepakt en in veiligheid eebrsebt. Een toen de directeur der fabriek, fe terstond oA- den was, bet publiek geruststelde door den bus op staanden voet te ontslaan en hem den verte toegang tot de fabriek te oDtzeggen, rust weder. Donderdag ochtend, ongeveer 10 werden door den veldwachter der Oude-Pekela, llidding, voor het g in het gras liggende aangetroffen twee, die door Hidding vriendelijk werden toegesp met de woorden „wat, lig je nu al in't g® al zoo vroeg vermoeid De jongelui nf-:t politiebeambte aan, zonder iets te zeggen,tey zij naar hunne ooren wezen. Hidding hienist niet voldaan, gaf te kennen, dat zij hem®-- ten volgen naar het gemeentehuis, alw; burgemeesier inmiddels was aangekomen,1» aan zij gevolg gaven. Direct werden ïjj den burgemeester in het verhoor genoai® bleek het, dat het 2 Engelschen waren, 17 jaar oud en woonachtig te Londen,e(fe bleek doofstom en de andere doof te zijn, vertil5 men niet veel van hen gewaar Deze personen zijn volgens hunne in het begin der maand Juni van - trokken naar Rotterdam en aldaar aange o Het schijnt, dat zij de ouderlijke v(,llite ontvlucht met het doel zich elders'eVeto.: Naar het schijnt zijn zij door de 111 regeering over de grenzen gebracht. Na het noodige voedsel te zijn zij onder geleide van den Hidding, per tram naar om aldaar ter beschikking te 11 ïetvolgï van den officier van justitie,.0 ,o0ttee te word weder over de grenzen Te Leiden sloeg de bli mwaCht. kamer van het gebouw der sterree de telegraaflijnen werd liet eD j/t het ging over op eene gasp'jP ]angg u» Uitweg zooals het gekomen w8^' on"d 0e! graafdraden. In het gebouw a9to geweldigen schok, die allen, 8 |nkke* met ontsteltenis vervulde. evenwel niet te betreuren. H geh°" maal zijn dat de bliksem nu 111 geslagen. #j|ti Omtrent den M iel® dje de® van Tilburg naar Oorscho, b jl. heeft plaats gehad en waa bers deelnamtn, leest men m

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1890 | | pagina 2