34ste Jaargang. Uo. 2441.
Zondag, 23 September 1890.
Uitgever, J. WINKEL.
Bureau: SCH1GËN, Laan, D, 4.
Gemeente Schagen.
Bekendmakingen.
Vergadering van den Raad der
gemeente Schagen, op Dinsdag, den 30
September 1890, des voormiddags, ten
10 ure.
BRANDWEER.
zal blijven bestaan,
roepen mitsdien bij deze nogmaals
op, alle binnen de kom der gemeente
woonachtige manlijke ingezetenen boven
de 18 jaar, die genegen zijn, 't zij geheel
vrijwillig', 't zij tegen eene vergoe
ding- van f 0.25 per uur, dienst te
doen bij de brandweer, zich vóór of op
18 O (J T O IS E R e.k. aan te melden
ter Gemeente-Secretarie.
Herhalings-Onderwijs.
Onze Brandweer.
SCHAGER
AlIEicci Ni
COURANT
ie- Lil
Pit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag. Zater
dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TEKTIËl' in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger.
Prijs per jaar f3.Franco per post 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels f0.25; iedere regel meer 5 ets.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
POLIT IE.
Ter Secretario dezer gemeente zijn inlichtingen
te bekomen omtrent een alhier onbeheerd
gevonden gfeit.
Punten van behandeling:
1. Ingekomen stukken.
2. Adres ter verkrijging van een Rijks
telegraafkantoor alhier.
3. Wijziging der belastingverordening
op het houden van danspartijen.
4. Gemeente-begrooting 1891. (Aan
bieding.)
Schagen, den 26 September 1890.
De Burgemeester,
C. H. BEELS.
INKWARTIERING.
Burgemeester en Wethouders der Gemeente
Schagen, brengen ter kennis van de Ingezetenen
dat de Lijst belrekkelijk de Inkwartiering, bedoeld
bij Art. 17 der Wet van 14 Sept. 1866 (Staatsbl.
no. 138), is vastgesteld en ter voldoening aan
evengemeld Wetsartikel, gedurende 14 dagen
voor een olk ter inzage aan het Raadhuis is
nedergelegd, en alzoo vanaf heden tot den7en
October a. s.
Ito. tflgj
Roman van RICHARD VOSZ.
17.
DERTIENDE HOOFDSTUK.
Diepe rust heerschte op Elzonhof. Zoo ver de
blik over het vlakke land reikte, zag men een
sneeuwveld, waarboven de dorpen met hun kale
boomgaarden|enElzenbosschen uitstaken; zwermen
kraaien vlogen over de in het zonlicht schitte
rende vlakte, fladderden krassend om de gevels,
streken neder op de daken der stallen en schuren,
verdrongen op den hof de naar voedsel zoekende
spreeuwen en geelvinken.
Zelden kwamen er gasten, en wie er kwam,
die bracht zaken mede, welke lange beraadsla
gingen ten gevolge hadden, van welke Martin
Juliane zoo ver mogelijk verwijderd hield. Door
de buren en andere bekenden werd Elzenhof met
opzet gemeden; maar noch Juliane, noch Martin
schonken daaraan eenige aandacht, en merkte
liaie het al eens op, dan vond zij het zeer
natuurlijk, dat men een huis meed, welks heer
per steekbrief vervolgd werd. Zondags, des na
middags, verschenen nu en dan de predikant en
vrouwdoch men kon het zeer goed aan
non merken dat dit toch waseen vervulling
^nn christenplicht. Al spoedig bleef de predikants
vrouw weg, en verontschuldigde de predikant dit
°or allerlei uitvluchten.
Kersttijd kwam, ten platten lande een door
00 poezie van het landelijke leven verhoogde
Pochtige feestviering. Juliano wilde dit jaar voor
,e k'nd0ren geen Kerstboom aanleggen, maar dit
dde Martin's moeder nieten zoo zat men
an s'avonds om de rondo tafel bijeen, verguldde
Ppels eu noten, plakte gekleurde papierstrooken
P en knipte allerlei figuren. Daarna begon de
ereiding van het kerstgebak, hetwelk onder
Persoonlijk toezicht stond van Martin's moeder.
sarentegen voerde Juliane het beheer bij de
|r°ote slachthet was aangenaam, te zien, hoe
e schoono, ernstige vrouw bij het stoppon en
°eken der worst, bij het inzouten en inmaken
0 meiden met een goed voorbeeld voorging. Toen
®trste schotel mot frissche worst s'avonds op
jafel verscheen en Martin's moeder ze aan-
achtig pioefdo en daarna zeer prees, toen werd
'8 gelaat verheldord door eene uitdrukking
dankbare tevredenheid.
Wordende tevens ter kennis gebracht dat zij
die tegen gemelde Lijst bezwaren hebben in te
brengen, zulks schriftelijk behooren te doen aan
Burgemeester en Wethouders, binneu 14 dagen
na het einde der ter visielegging en alzoo voor
den 21 October 1890.
Schagen, den 23 September 1890.
Burgemeester en Wethouders voorn.
C. H. BEELS.
de Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders v. Schagen;
Gelet op de omstandigheid, dat zioh tot
op heden slechts weinigen hebben aange
meld, genegen om tegen eene geldelijke
vergoeding dienst te doen bij de brandweer;
Overwegende dat zulks wel gedeeltelijk
het gevolg zal zijn van onbekendheid der
tegenwoordige spuitplichtigen met het be
oogde doel en voornamelijk met de ge
volgen, welke zullen voortvloeien uit het
zich niet in voldoende getale aanmelden
van personen genegen om tegen vergoeding
bij de brandweer werkzaam te zijn
Brengen ter algemeene kennis, dat de
gevolgen O.a. hierin zullen bestaan, dat
de tegenwoordige inrichting der
brandweer, wat betreft de verplichting
der manlijke ingezetenen tusschen de 18
en 50 jaar om, overeenkomstig de bepa
lingen der bestaande verordening, bij de
brandweer dienst te doen, onveranderd
Het gebeurde op den tweeden Kerstdag, dat
de postbode voor Juliane een brief bracht. Hij
kwam uit Berlijn; het schrift was Juliane onbe
kend zij opende het couvert, er viel een tweede
brief uitaan haar geadresseerd van de hand
van haren man. Juist trad Martin binnen
ternauwernood vond zij de kracht, zich om te
wenden, den brief in haar zak te steken en met
kalme houding Martin voorbij te gaan en de
kamer te verlaten. Eerst laat in den avond kwam
zij er toe, den brief van haren man te lezen.
Voor zij met sidderende hand het schrijven open
brak, had zij met het hoofd op de tafel gelegen
en gebeden. Eindelijk las zij den brief en staarde
met droge oogen naar het sierlijke handschrift.
Het was een lange brief uit Amerika, waar
de graaf een nieuw leven wilde beginnen. De
brief was vol smeekingen om vergiffenis, zelf
verwijt, zelf-beschuldigingen, uitbarstingen van
berouw en vertwijfeling, verzekeringen en betui
gingen van toegenegenheid en liefdesverklaringen.
Gelijk een zinneloozo, staarde Juliane naar den
inhoud van dien brief. Zij huiverde. Zij las den
brief herhaalde malen, trachtte te begrijpen en
den zin en het doel dier woorden te vatten.
Haar man had haar vurig lief, hij had in zijn
vlucht ziju schuld leeren inzien, en schilderde
met schreeuwende kleuren de ontberingen en
gevaren van die vlucht. De schuldige man erkende
allesja, hij was een slecht mensch, een eor-
looze, een misdadiger. Maar waardoor was hij dat
geworden Door zijne bartslochtoljjko liefde voor
zjjne vrouw, die een ander beminde. Om de
kwellingen van zijn woedende jalouzie te stillen, om
zich te bedwelmen en vergetelhoid te zoeken, had
hij het pad van den ondeugd betreden, v as verder
en verder afgedwaald, dieper en dieper gezonken,
uit razende jalouzie, uit vurige liefde, uit onbe
schrijfelijke ellende. Voor zijne daden was niet
hij verantwoordelijk, maar zijne vrouw.
Doch hij bad haar nog altijd lief, hij had eerst
nu begrepen, hoe lief hij haar had.
Ilij gaf haar niet vrij, hij zou haar nimmer
vrij geven, baar nimmer aan een ander overlaten.
Zijn ellende was groot, was grenzeloos, tnaar in
zijn ellende was de hoop op eene hereeniging
met zijne vurig geliefde vrouw, met zijn aange
beden kinderen, als de heldero ster, die den ge
vangene in het nachtelijk duister van zijn kerker
tegenlacht. Terwille van deze hoop wilde hij
blijven leveD, wilde hij worken, wilde hij er naar
streven een nuttig lid in de maatschappij te
en
Schagen, den 26 September 1890.
Burgemeester en Wethouders voorn.,
C. H. BEELS.
de Secretaris,
DENIJS.
Burgemeester en Wethouders van Schagen,
brongen ter kennis van belanghebbenden, dat
het Herhalings-Onderwijs, aan de gemeenteschool
aldaar, zal aanvangen Vrijdag 3 October a.s.,
des avonds ten vijl ure.
De leerlingen kunnen zich, medebrengende hun
vaccinebewijs, aanmelden aan de gemeenteschool
op Woensdag, den 1 October, des avonds van
vjf tot zes ure. Het onderwijs zal niet worden
gegeven, wanneer zich daarvoor niet minstens
tien leerlingen aanmelden.
Sehagen, 23 September 1890.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. H. BEELS.
de Secretaris,
DENIJS.
worden, daarom wilde hij boete doen en het
verleden trachten te verzoenen. En mocht hem
zulks na jaren van ellende en gebrek gelukken,
dan ja, dan zou hij zijn vrouw en zijne
kindoren tot zich roepenwant dan lag in de
nieuwe wereld het nieuwe leven voor hem, voor
haar en voor de kinderen.
Aan het slot van den brief gaf hij aan, onder
wolk adres zij hem kou schrijven, en verzocht
om toezending der portretten zijner aangebeden"
vrouw en zijner vurig beminde" kinderen.
Daarna volgde weder een lange reeks betuigingen,
smeekingen en liefdesverklaringen. Dit schrijven
was onderteekend „Eeuwig uw getrouwe echt
genoot."
De brief was aan Juliane's handen ontvallen,
zonder dat zij het bemerkte. Uren lang zat zij
zoode lamp ging uit, het werd donker om
haar heen, doch zij bewoog zich niet. De eerste
morgenstralen deden haar verschiikken. Zij nam
den brief nu weder ter hand, stak een kaars a in
en verbrandde dtn brief, opende het venster en
wierp de asch weg.
Den volgenden nacht beantwoordde zij den
brief van haren man. Zij schreef hemdaar zij
eenmaal zijne vrouw was geworden, zou zij het
ook blijven anders niets. Bij deze regelen voegdo
zij de portretten harer kinderen cn adresseerde
den brief aan het opgegeven adres.
Na een zwaren strijd besloot zij, met Martin
te spreken, niet over den brief, maar hierover,
dat er aan een echtscheiding niet te denken
viel, dat zij dus den naam van haren man zou
blijven dragen. Martin ried haar zulks ook ten
sterkste aan zijne wenschen waron toch reeds lang
begraven.
Het ongelukkige jaar zou voor Juliane nog
met een ander zwaar uur eindigen. De predikant
bezocht haar. Nadat de geestelijke lang gesproken
had over de treurige levensomstandigheden en
harde beproevingen, en Juliane's kracht en ver
trouwen op God geroemd had, begon hij, voor
zichtig en met overleg, te spreken over Martin,
over diens beproefden trouw on vriendschap,
zijne bekwaamheid en zijne zelfopoffering, loch
wenschte de predikant als geestelijke en als vriend,
dat een ander het beheer van het landgoed op
zich genomen bad.
Juliaue antwoordde:
„Er was juist geen ander te vinden. Maar
waarom zou men ook een ander hebben moeten
zooken? Gij zult moeten toestemmen dat Martin
Naar aanleiding van de dezer dagen door B.
en W. gedane oproeping van hen, die genegen
zijn tegen eene vergoeding van 25 cents per
uur brandweerdienst te verrichten, is ongetwijfeld
onze brandweer, gelijk die thans is ingericht
en ingedeeld, door velen, wellicht door de
meesten onzer ingezetenen besproken en beoor
deeld.
Daar bet doel van bovengemelde oproeping
niet is bereikt en in dit nummer een nieuwe
oproeping door B. en W. geschiedt, gevoelen
wij, brandmeesters dezer gemeente, ons genoopt
allen wie het aangaat het volgende ter overden
king onder de aandacht te brengen.
Niemand zal zeker het rechtmatige en het
plichtmatige van een goed geregelde brandweer
ontkennen, evenmin dat op elk mannelijk
ingezeten behalve de wettelijke, ook de zedelijke
verplichting rust om hetzij door persoonlijke
diensten, hetzij door geldelijke bijdrage deze
laatste voor onze gemeente in den vorm van
afkoopingeen deugdelijke en betrouwbare
brandweer te vormen.
Deze zedelijke verplichting berust op het
maatschappelijk verband en op het bewustzijn,
dat de eene mensch verplicht is zijn in ongeluk
en ramp verkeerenden nevenmensch naar zijne
beste krachten te helpen.
De wettelijke verplichting berust op art. 192
der gemeente wet van 29 Juni 1851^, hetwelk
woordelijk luidt:
„Ter handhaving der openbare orde, of
in hot algemeen belang, kannen, wanneer
de bijstand der plaatselijke beambten of
vrijwillige hulp ongenoegzaam is en de
plaatselijke middelen het betalen van hulp
doet wat geen ander kan, dat zjjn weikkracht
de hoogste bewondering verdient."
Hare stem was niet vast, een vluchtige blos
overtoog haar gelaat zij gevoelde, dat zij on
rustig, gejaagd was. De predikant zeide
„Mijn boste Juliane, gij weet toch, waarom
onze voortreffelijke vriend al deze offers brengt."
„Waarom
Zij keek don geestelijke flink in het
zij gevoelde hare kahnte terugkeeren.
„Het geschiedt toch niet uit een goed oog
merk."
„Zoo?"
„Gij vraagt, alsof gij niet wist, om welke reden
Martin Grabow zich deze zware taak op de schou
ders heeft gelegd
„Ik bid u, zeg het mij
Het kwam den geesteljjke voor, als had Juli
ane's stem een harden klank aangenomen, als
las hij in hare oogen een onbuigzamen trots.
Dat kwetste zjn vriendschapsgevoel. Hij zuchtto
en zeide met verheffing van stem
„Het berokkent mij veel kommer, het heeft
mij vele slapelooze nachten bezorgd. Ik zie nu,
hoe zeer mijne vrouw gelijk heeft en het meer
dan tijd is, met u te spreken."
„Welnu, spreek dan, mijnheer do predikant."
„Wauneer ik aan uw uitstekenden vader denk
en aan hetgeen in dit huis is voorgevallen
mijn waardo Juliane, dan bloedt mij het harte."
„Zeg mij zonder omwegen, wat gij te zeggen
hebt."
„Het doet mij leed, dat gij dezen toon tegen
mi) aanslaat, waarachtig dat spijt mij zeer. Het
is pijnlijk te zien, hoe gij tegen uwe beste vrien
den veranderd zijt."
„Gij wildet over Martin Grabow spreken."
„Over Martin Grabow en over u, en dat hij
zijn ouden hartstocht voor u nog altijd niet
heeft overwonnen."
„Hij is mijn trouwste, mijn eenige vriend."
„Onder deze omstandigheden! Zeg toch zelve:
gij, ceoe jonge vrouw met half volwassen kin
deren, wier ongelukkige vader voortvluchtig is
onder zulke treurige omstandigheden leett gij
met uw viiend zoo te zeggeu in hetzelfde huis,
vormt gij met hem in zek9r opzicht een buisgezin.
Bedenk toch mijn beste Juliane! Ik bid u als
vriend en geestelijke 1 Wat moet do wereld daarvan
zeggen
Kalm vroeg Juliane
,Wat kan zij daarvan zeggen?"