SÉ- L U 1®L1A 34ste Jaargang. Ho. 2446. Ponderdag, 16 Octoleer 1890. BRANDWEER. KOEPOK-INENTING. ONZE LASTEN. Uitgever, J. WINKEL. Bureau: SCMAdEM, JLaan, D, 4. Gemeente Schagen. Beken tl mak in gen. roepen mitsdien bij deze nogmaals Op, alle binnen de Kom der gemeente woonachtige manlijke ingezetenen boven de 18 jaar, die genegen zijn, 'tzij geheel vrijwillig, 't zij tegen eene vergoe ding van f 0.25 per uur, dienst te doen bij de brandweer, zich vóór of op 18 O T 1} lil lt e.li. aan, te melden ter Gemeente-Secretarie. SCHAGER 1 COURANT. Dit blad verschijnt tweemaal per week: Woensdag- Zater dagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEE- f EN TIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STEKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post 3.00. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVEBTENTIËN van 1 tot 5 regels fO.25; iedere regel meer 5 ota, Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Burgemeester en Wethouders v. Schagen; Gelet op de omstandigheid, dat zich tot op heden slechts weinigen hebben aange- 'meld, genegen om tegen eene geldelijke vergoeding dienst te doen bij de brandweer; Overwegende dat zulks wel gedeeltelijk het gevolg zal zijn van onbekendheid der tegenwoordige spuitplichtigen met het be oogde doel, en voornamelijk met de ge volgen, welke zullen voortvloeien uit het zich niet in voldoende getale aanmelden van personen genegen om tegen vergoeding bij de brandweer werkzaam te zijn Brengen ter algemeene kennis, dat de gevolgen o.a. hierin zullen bestaan, dat de tegenwoordige inrichting der brandweer, wat betreft de verplichting der manlijke ingezetenen tusschen de 18 en 50 jaar om, overeenkomstig de bepa lingen der bestaande verordening, bij de brandweer dienst te doen, onveranderd zal blijven bestaan, en Roman van RICHARD YOSZ. 23. ZESTIENDE HOOFDSTUK. Juliane gevoelde zich te midden der vreedzame natuur gelukkig. Het was haar, als moest zij zich nederwerpen en in vurig gebed God danken, die haar, de zwaar beproefde vrouw, ten minste 'dit eene had gelaten een goede moeder te mogen ijn het was baar, als moest zij zich naar het erkje spoeden, als moest zij hare kinderen ter kand nemen en, haar gelaat ten hemel beffende, getuigen: „Gij, o Heer, hebt mij veel ontnomen, doch ook veel gegeven." Onwillekeurig verhaastte zij hare schreden ook was de avond reeds dermate gevallen, dat zij vreezen moest, de jongelieden niet meer in de kerk te zullen aantreffen. Daar hoorde zij achter zich schreden, zacht, voorzichtig. Zou Martin reeds terug gekomen en haar gevolgd zijn? Zij bleef staan, keerde zich om, zag in de duisternis iemand naar haar toekomen, riep „Mar tin!", herkende evenwel terstond, dat het Martin biet was. Zij wilde verder gaan, toen haar iets in den vreemden man opviel. Eensklaps overviel eene huivering hare blikken doorboorden duisternis, het was haar alsof een geesten- hand over haar gelaat voer. Maar eerst, toen de onbekende vlak voor haar stond, toen hij haar aankeek, kerkende zij hem, die tot onherkenbaar veranderd was. Zij slaakte een kreet de dooden stonden op het was haar man. Zwijgend stonden zij tegenover elkander, op aot land, op hetwelk de 3rbeid van den trouwen vpend als rijke zegen prijkte, en de nacht was jnot donker genoeg, om voor den teruggekeerde bet bleek gelaat der vrouw, in hetwelk elke trek van afgrijzen en ontzetting getuigde, te verber- 8®n, noch om de vreeselijke verandering welke er ttet de eens zoo schoone en voorname man- olijke gestalte had plaats gehad, voor de vrouw Okenbaar te maken. Geen ondeugd, welke niet °P dit magere, vale en misvormde gelaat zijn spnren had gedrukt, dat vreeselijke stempel, het- Jjulk een schepsel Gods uitsluit van de mensche- öke gemeenschap. Terwijl Juliane, door ontzetting verlamd en haar spraak beroofd en als wezenloos naar Verschrikkelijke verschijning staarde, was het als had zij een visioen. Naast de schaduw Tal dezen levende, de gestalten der heide kinderen evenzoo ontzettend veranderd! Zij zag liet Se'aat harer dochter, bleek, pijnlijk, met den 'b van onbeschrijfelijken jammer: help mij toch, Onder ziet gij het dan niet? Het levens tek van uw kind dood en begravenEn het Schagen, den 26 September 1890. Burgemeester en Wethouders voorn., C. H. BEELS. de Secretaris, DENIJS. sTTycvvseuea Burgemeester en Wethouders van Schagen, brengen ter kennis van belanghebbenden, dat de plaatselijke geneesheer aldaar, Dr. P. DE BOER, Vrijdag, 17 dezor des namiddags van 1 tot 2 ure, ten zijnen huize, Laan Wijk D, no. 8 zitting zal houden tot het verrichten van koste- looze koepok-inenting. Schagen, 11 October 1890. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. H. BEELS, de Secretaris, DENIJS. was nu juist zoo heerlijkEn zij zag baar zoon met een gelaat, uit hetwelk de waanzin sprak; zij hoorde zijn stem Is deze mijn vader, deze Hoe kan ik mijn vorstand behouden, hoe kan ik leven blijven, wanneer deze man mijn vader is En ook van zijne lippen klonk de angstkreet help mij toch, moeder! Red mij toch, moeder! Maar haar mond bleef gesloten zij kon hare kinderen niet antwoorden en hen toevoegen: „Weest bedaard! Ik kom, ik ben er, ik, uwe moederUwe moeder redt u voor uwen vader!" En zij zag de gestalte van den vader grooter en grooter worden. Terwijl zij hare lippen niet kon openen, terwijl zij daar stond, niet in staat zich te bewegen, verwoestte deze uit het graf herrezen gestalte het levensgeluk harer kinderen, verwoestte de vrucht van zoovele jaren arbeid, het werk van haren vriendAlle strijd, alle kwelling was tevergeefsHaar dochter moest haar bruidskrans verscheuren, haar zoon kon niet anders dan uitroepen„Ter wille van dezen vader een moordenaar t" De oogst der velden werd ontrukt aan de vlijtige handen, die hem verzameld hadden, de welvaart van het landgoed verdween, stallen en schuren werden ledig, de akkers werden weder verwaarloosd en onvrucht baar jammer en vloek overal, overal smaad en ondergang. En nog altijd bleven hare lippen gesloten, nog altijd bleven bare handen verlamd. Eindeljjk viel tusschen beiden het eerste woord. De man sprak het eerst en Juliane kromp bij den klank zijner stem ineen: niet eens zijn stem was dezelfde gebleven het was alsof deze schrille, heesche klanken ook de schimmen van zijn stem waren. Hij had gezegd: „Daar ben ik weder en nu blijf ik." Zij scheen hem niet eens te verstaan, maar alleen den klank zijner stem te hooren. Eindelijk hij had zijn hand naar haar uitgestoken als door deze uitgestrekte hand weder tot bewust zijn gebracht, bewoog zij zich, opende zij de lippen, sprak zij„Gij leeft Hij was beschonken en lispelde „Staan de zaken zoo? Men houdt mij hier voor dood en begraven, men is eene blijde weduwe, trekt een licht kleed aan en denkt er misschien over spoedig bruiloft te houden Maar daar kom ik eensklaps voor den dag, en in plaats van mij om den huls te vallen, wordt er gedaan alsof men een geest zag. Eu de geest zou meer welkom zijn dan de monsch van vleesch en bloed, die teruggekeerd is naar zijn lieve vrouw en die bij zijn lieve vrouw blijven zal, niettegenstaande die lieve vrouw wel tien jaren van haar leven zou willen geven, wanneer haar lieve man dood en begraven was, opdat zij spoedig bruiloft kon houden. Maar ik ben er weer en ik blijf er." „Blijft gij -» Wie zal niet met met groote ingenomenheid gelezen hebben, het door den heer Nobel in den gemeenteraad van de Zijpe gesprokene tot toelichting van zijn voorstelom de personeele belasting te verlagen met 10 opcenten. Het is duidelijk, dat de gemeente, wat zij verliest door verlaging der opcenten, moet terugvinden door verhooging van den Hoofde- lijken Omslag; maar bij deze laatste belasting kan meer met de omstandigheden rekening worden gehouden. Onwillekeurig rijst de vraag, hoe het te Schagen met die opcenten staat en of vermin dering daarvan evenals in de Zijpe voor Schagen wenschelijk is. De gemeente heeft natuurlijk geld noodig voor 't onderhoud van straten, gebouwen, brug gen, verlichting, onderwijs, politie, bestuurskos- ten, enz., enz. Om dat geld te verkrijgen maakt de raad een omslag, d. i. in den Raad wordt bepaald, welk deel ieder der ingezetenen van de lasten zal behooren te dragen, 't Spreekt wel van zelf, dat het vaststellen van zoo'n omslag lang geen gemakkelijk werk is, daar men bij gebrek aan een verplichte aangifte naar het inkomen der burgers moet gissen en gissen doet De gestalten van haar visioenZij zag ze weder, gelijk zij zo zooeven gezien had, wanneer hij bleefHij bleef bij zijne vrouw, bij zijne kinderen, op zijn landgoed, en vrouw, kinderen en landgoed gingen ten gronde. Hij echter, hij bleef „Neen, neen, neen!" schreeuwde zij hem luide toe, doch ontstelde van den klank van haar eigen stem. Do teruggekeerde staarde haar uit dagend aan, zijn gelaat verwrong zich tot een duivelschen lach. Hij lachte luide en stak weder de hand naar haar uit. Maar Juliane stiet zijn arm terug. „Raak mij niet aan Zij had zicli opgericht en stond voor hem als zijne rechter, als eene wreekster. Toen duwde hij haar toe: „gij haat mij!" Zij riep: „En veracht u! Waartoe die comedie van uw dood Ik weet hetom te beter mijn hart te vermurwen. Maar hoed u Want al leeft gij ook van af dit uur zijt gij voor mij dood." „Ook dood voor mijne kinderen Hij sprak langzaam, op elk. woord een zwaren nadruk leggende, als wist hij, dat elk woord oen dolksteek was, waarmede hij haar in het hart trof. Hij bespeurde, hoe zij onder zijne woorden ineenkromp, boe zijne woorden hem macht over haar gaven. Wantvoor zijn vrouw mocht hij dood zijn, maar voor zijne kinderen leefde hij. Wederom zwegen beiden, beiden stonden roer loos tegenover elkander en luisterden. De avond was intusschen gevallen, van de kerk weerklonken opgewekte stemmen. De jonge lieden had hun feestelijken arbeid volbracht en den terugweg door het veld genomen; zij kwamen langs het pad, waarop die twee menselieu stonden hunne ouders. Aan het zuchten der vrouw ontdekte de man, wie het waren, die zoo luid schertsend het pad langs kwamen. „Ga heen „Wat moet ik „Heengaan „Ik zeg u, dat ik blijf." „Het zijne uwe kinderen." „Dat weet ik. Ik wil mijne kinderen wederzien." „Gij zult uwe kindei en in het verderf storten." „Ik wil ze wederzien." „Goed dan, morgenIk spreek u nader nog dezen nacht over twee uur, op den dam achter den hof wacht nog zoo lang, nog zoo lang." De kinderen kwamen nader, hunne stommen werden al duidelijker. Juliane kwam vlak voor haar man staan. „Wanneer gij nu niet gaat, gij u nu niet voor uwe kiuderen verbergt „Wat gebeurt er dan ook hier dikwijls missen. Ook is het draag vermogen niet geheel evenredig met het inkomen. Ware dit wèl het geval, dan zou de moeie- lijkheid opgelost zijn, zoodra van ieder bewoner der gemeente het inkomen was bepaald. Stel, dat al die inkomsten te zamen genomen, de som van 1 600.000 bedragen en de gemeente 6000 gulden noodig heeft, dan zou men de verlangde som van 6000 gulden krijgen door van elke honderd gulden vermoedelijk inkomen 1 gulden hoofdelijken omslag te heffen. Eene dergelijke heffing zou, ook al ware bij de gissing naar iemands inkomen met de meest mogelijke onpartijdigheid gehandeld, al zeer onrechtvaardig zijn. Met een voorbeeld wil ik trachten dit duidelijk te makenA. is een rentenier met een inkomen van 1000 gulden, B. is iemand zonder kapitaal met een inkomen van 1000 gulden. Beide personen willen we onderstellen dat gehuwd zijn en kinderen hebben. Springt het dan niet onmiddellijk in 't oog, hoe onrechtvaardig het zijn zou, beide voor een gelijk bedrag in de lasten te treffen? Het draagvermogen van deze twee personen met het zelfde inkomen zal zeer verschillend zijn. Bij eene behoorlijke administratie en vermijding van speculatie is het inkomen van A.menschelijker wijze gesproken, verzekerd. Met B's inkomen is dit meestal niet het geval. Wordt hij ziek of treft hem een ongeluk, dan „Dan wurg ik u met mijne handen God zal mij de kracht daartoe geven." Hij keek haar in de oogen, en als door den blik getroffen, deinsde hij eenige schreden achter uit en wierp zich in het koren. Juliane liep nu hare kinderen tegemoet. ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Adolfa's kleed raakte bijna haar vader aan. Juliane ging vlak achter haar en het scheelde weinig of zij had de jonge bruid bij den arm genomen en teruggetrokken. Als ware zij een schijndoode, bewoog zij zich werktuigelijk voort. Dat zij zich nog voortbewoog scheen haar een wonder toe. Zij begreep het niet zij begreep niets, niets van het leven en niet, dat de hemel zoo iets kon laten gebeuren. Angstig ver beidde zij hot oogenblik, in hetwelk zjj zou moeten spreken. Daar sloeg Bruno zijn arm om haar lendenen. „Wij hadden op u gewacht, maar gij zijt wel zeer vermoeid Zij sprak deze laatste woorden na, moeielijk, met zware tong„ik ben zeer vermoeid." En na een poos nog oens: „ik ben zeer vermoeid." Allen drongen zich om haar heen, beklaagden en liefkoosden haar. Juliane dacht daarbij „Wanneer zij maar niet mijn gelaat zienmijn gezicht zal wel vreeselijk ontsteld zijn. Ik zou het hen misschien dan moeten zeggen, en zij mogen het toch niet weten, zij mogen niet. Maar hij blijft immers hier hij blijftIn zijn huis, bij zijne vrouw, bij zijne kindoren." En in gedachte riep zij wederom uit: „Neen, neen, neen Dat laat God niet toe, dat km God niet toelaten Zij naderden den tuin. Daar hoorde zij, hoe hij hen nasloop als een roofdier, als oen moor denaar. Het was haar, als zou hij in dit oogenblik zich met een scherpen dolk op haar werpen. Dat haar vooral geen kreet ontsnappe. Wanneer de kiuderen die zachte, slepende schreden hoor den, wanneer Bruno achterom keek en de don kere gestalte achter zich ontwaarde, waaneer hij naar den onbekende toeging en vroeg „Wie zijt gij en wat wilt gij En als dan de onbekende antwoordde„Ik ben uw doodgewaande, terug gekomen vader, ik wil mijn eigendom, mijn huis, mijn vrouw, mijne kinderen uEn wanneer dan de kinderen zagen, wie hun teruggekeerde vader was, hoe hij terugkwam Juliane onderdrukte haar gemoedsangst. Zij trachtte zich zelve gerust te stellen met de ge dachte„dat laat God niet toe, dat kan God niet toelaten Maar zij moest tegelijkertijd den ken God he9tt het toegelaten en wat nu, wat nu Martin! Zij moest het Martin zeggen; Martin moest helpen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1890 | | pagina 1