Uit en voor de Pers.
ONZE LASTEN.
Algemeene kennisgeving
waarschijnlijk in de afdeelingen worden behan
deld het wetsontwerp van den heer Van Houten,
tot uitbreiding van het recht tot onteigening
ten algemeenen nutte.
Onder de ontwerpen, die het eerst in open
bare behandeling zullen komen, behoort dat
tot splitsing der dubbele kiesdistricten. Vad
De Hertog van Nassau, die als Regent
over Luxemburg in de hoofdstad den eed zal
afleggen, zal daarna weder naar zijn kasteel
terugkeeren en gedurende dit Regentschap niet
te Luxemburg verblijf Kiezen, doch met ter
woon in Duitscbland blijven vertoeveu.
Het programma voor het verblijf van den
hertog van Nassau in het groot—hertogdom is
als volgt Woensdag aankomstontvangst der
hoogste autoriteiten. Donderdag eedsaflegging
voor de Kamer van afgevaardigdendaarna
banquet. Vrijdag receptie der ambtenaren. Zater
dag vertrek naar Königstein.
Een zeker huisvader te Zwaagwesteinde
kwanr dezer dagen van een uitstapje weer thuis,
maar (zooals 't wel meer gaat als men op reis
is) door gebruik van „erger dan de cholera met
vergunning" tamelijk beneveld. Zijne teergeliefde
echtgenoote daarmede niet gediend, spuwde vuur
en vlam, zooals onverstandige vrouwen (zonder
stemrecht gelukkig) wel meer doen. De man, 't
is te vergeven, werd boos en wenschte z ij n
wraak te koelen. Maar hoe? //Sjochts ït wol
Ijeaver" zei hij, en meteen nam de man een
muntbiljet van tien gulden uit zijn zak, stak
het in zijn mond, kauwde en kauwde nogmaals,
enslokte het door. Reddeloos verloren.
Tien gulden. Vrouwen spiegelt u er aan.
Houdt je toch katoen, als de man sus en zoo
thuis komt. 't Kost je anders waarachtig licht
een nieuwe japon. W.KB
Men schrijft uit 't Bildt aan de Haarl. Ci.
Het is thans gebleken, dat de leiders der
werkstaking alhier wel degelijk belooning
ontvangen uit de kas der werkstaking, die door
vrijwillige bijdragen van sociaal-democratische
werkliedenvereenigingen gesteund wordt. De
voorzitter der Vereeniging Broedertrouw, gedu
rende de eerste twee weken met de leiding
belast, genoot daarvoor vergoeding. Later trad
het bestuurslid Louwenaar als leider der strike
op, welke betrekking hij nog waarneemt tegen
eene vergoeding van f 7 per week.
Hulde aan llenry Tin
dal. Onderstaand schrijven is Maandag
door den heer Jhr. Henry Tindal ontvangen.
Amsterdam, 3 November 1890.
Het Algemeen Handelsblad verzekert in zijn
nummer van 26 October jl. opnieuw, dat gij
„de sympathie van alle loyale Nederlanders
voor goed (hebt) verbeurd"; en wel uithoofde
van //het misbaar, dat (gij) maakt bij het
ziekbed van den bejaarden Koning."
Deze vernieuwde verzekering doet ons de
pen opvatten.
Wij gevoelen behoefte u mede te deelen,
dat, terwijl wij de keus der middelen, waarmede
gij werkt, niet hebben te beoordeelen, uw
werk zelfhet wakker schudden van uw volk,
onze blijvende sympathie heelt.
Wij huldigen in u den man, die rondborstig
voor zijne overtuiging uitkomt; die zich een
groot volksbelang, dat hij beoordeelen kan,
aantrekt; die onmisbaar blijkt te zijn in een
land, welks Vertegenwoordiging en Pers het
bevorderen van wenschelijke openbaarheid al to
zeer overlaten aan het initiatief van bijzondere
personen.
Wij huldigen in u den man, die royalist
genoeg is, om, zelfs met terzijdestelling van de
gewichtigste bedenkingen, onderzoek te ver
langen, zoodra hij ernstigen grond meent te
hebben, voor een plichtsverzuim te vreezen,
dat, zoo het plaats greep, het koningschap
moet verzwakken.
Wij vragen u de uitdrukking van deze onze
gevoelens te willen aannemen.
Prof. De. Allaed Pierson.
Mr. E. H. van Notten.
Me. J. A. Lkvy.
P. N. Mullee.
Prof. Dr. W. M. Gunning,
Julius Bunge.
Majoor Kellerman.
Dr. A. W. van Renterghem.
Dr. A. W. C. Berns.
B. G. J. Blanken.
Ben heer Jhr. Henry Tindal,
te Amsterdam.
De Amst. dit schrijven mededeelende, voegt
er terecht aan toeNa de bejegening, waaraan
een zoo moedig en onbaatzuchtig verdediger
van 's lands belangen heeft blootgestaan, kon
een dergelijke erkenning van zijn verdiensten,
door zoo uitnemende mannen wel niet uitblij-
reUf
I>e Fransche Katholle
hen en cle Algemeene dienst
plicht.
(Eene toespraak van kardinaal Bichard)
Krachtens de in Frankrijk aangenomen
militaire wet, zijn dit jaar voor het eerst de
seminaristen voor der. krijgsdienst opgeroepen.
Voor een tachtigtal dezer aanstaande geestelijken,
die op het punt stonden om naar het leger te
vertrekken, is op 30 October in de kerk Saint-
Sulpice te Parijs eene mis gecelebreerd door
kardinaal Richard, den aartsbisschop van Parijs,
wiens toespraak tot de jongelieden wij hier in
haar geheel laten volgen.
,/Ik heb, door deze afscheidsmis te celebreeren,
u een bewijs willen geven van de zorg, waar
mede de kerk u omringt. Ik heb ook met u
willen bidden voor het leger. Nog slechts kort
geleden, toen ik de geloovigen uitnoodigde om
gedurende de maand October, volgens de voor
schriften van onzen Heiligen Vader Leo XIII,
den rozenkrans te bidden, heb ik gezegd, dat
de kerk altijd zal bidden voor het leger, omdat
haar steeds de eer van Frankrijk zal ter harte
gaan. Meer dan eens heeft men opgemerkt, dat
er tusschen den priester en den soldaat eene
natuurlijke sympathie bestaat. Beiden zijn, onder
verschillende vormen, geroepen tot een leven
van toewijding. Gij weet het dan ook, waarde
jongelieden, dat toen uwe bisschoppen aandron
gen op de handhaving der kerkelijke wetten, die
u het wapenbedrijf verboden, dit niet geschiedde
om u aan den arbeid en het gevaar te ontrekken;
zij verlangden alleen dat uwe toewijding, zoo
noodig tot den dood, kon worden betoond onder
voorwaarden, die met uwe priesterlijke roeping
waren overeen te brengen.
„Doch het is hier niet de plaats om deze
vraagstukken te behandelen, die niet minder
belangrijk zijn uit een maatschappelijk dan uit
een godedienstig oogpunt. Wij hebben dil
gedaan bij hen, aan wie het openbaar gezag is
toevertrouwd, en aldus onze plichten vervuld
jegens de Kerk en jegens Frankrijk. Wat ik
u op het oogenblik schuldig ben, waarde jonge
lieden, is een raad en een aanmoediging; ik
geef u het woord mede van den H. Paulus
Scimus quoniam dïligentïbus Deum omnia coope-
rantur in bonumwij weten, dat degenen,
die God liefhebben, alle dingen zullen mede
werken ten goede.
„Wij ontveinzen ons geenszins de smart,
die wij gevoelen, wanneer wij u ontrukt zien
aan de oefeningen van het seminarie, waarvoor
de oefeningen in den wapenhandel in de plaats
worden gesteldwanneer wij u onttrokken zien
aan het leven van inkeer tot zichzelf, van gebed
en van studie, dat onmisbaar is om u voor de
priesterwijding voor te bereiden. Maar wij zeggen
ugedraagt u zoodanig, dat deze beproeving,
met Gods hulp, u ten zegen worde, dat uwe
deugd er niet door worde aangetast, en uwe
roeping er niet door aan het wankelen worde
gebracht.
/Zeker, indien er jongelieden zijn, die God
liefhebben, dan zijn het die, welke zich tot
het priesterambt geroepen voelen. Waarom doen
zij afstand van de genietingen van een huiselijk
leven, van de vrijheid van het leven en de
wereld, indien het niet is ter liefde van God,
die hun in het diepste huns harten de roepstem
heeft doen hooren tot toewijding aan de verheer
lijking van Zijnen naam en aan het zieleheil
van hunne broeders
„Moge deze edele en heilige gezindheid bij
u niet verzwakken gedurende het jaar, dat gij
onder het vaandel zult doorbrengen. Het leven
van gebed en van inkeer tot u zeiven zult gij
niet op dezelfde manier kunnen leiden als op
het seminarie; maar toch zult gij altijd, met
Gods hulp, mannen des gebeds zijn en te
midden der militaire oefeningen zult gij naar
het hart met God vereenigd weten te blijven.
Ik herinner mij, hoe ik getroffen was toen ik,
hij het bezoek van het militair hospitaal van
Gros Caillon, onder de herinneringen van onzen
laatsten oorlog, een exemplaar zag van de
Navolging van Onzen Heer Jezus Christus,
gevonden bij een jong soldaat, die op het slag
veld was gesneuveld. Het boek was geopend
bij het hoofdstuk dat handelt over het ver
langen naar den hemel en naar de gelukzalig,
heid, die beloofd is aan hen, die den goeden
strijd hebben gestreden. Deze jonge soldaat
die, zijn bloed vergietend voor zijn vaderland'
zich in zijn eenzamen doodstrijd had vertroost
en versterkt met de heilige verwachtingen
des geloofs, was ongetwijfeld ook gedurende
zijn diensttijd naar den geest met God vereenigd
geweest.
„Voorts, mijne waarde jongelieden, indien gij
God oprecht liefhebt zult gij ook uwe kameraden
liefhebben. Zij zijn uwe broeders, vooral gedu
rende het jaar, dat gij samen leeft onder de-
zelde tucht. De liefde tot God en de liefde tot
den naaste zijn onafscheidelijk. Gij zult onge
twijfeld onder uwe kameraden edele harten vin
den gij zult elkander begrijpen. Ik zeide zoo
even er bestaat tusschen den priester en den
tto vloTh.™. vriend-
schap helpen om de herinneringen te bewaren aa
eene nog heiliger moeder, de Kerk, die u bij
uw vertrek op" het hart heeft gedrukt met te
vergeten, dat gij geroepen zijt om We
te zijn. De zonen eener christelijke moeder
stellen er eene eer in, bij het terugkeeren
naar hunne haardsteden dier moeder nog waardig
te zijn. Gij zult er nog grooter prijs op stellen,
om der Kerk waardig naar het seminarie terug
t6 keeren.
„Ongetwijfeld zult gij ook jongelieden ont
moeten, op welke het ongeloof en de hartstochten
reeds hun noodlottigen invloed hebben uitgeoe
fend. Moet gij hen haten Neen bedenkt het,
dat gij eenmaal de bedienaren der genade zult
zijn. Gij zult hen liefhebben, maar de zonde
haten en alles ontvluchten, wat de waardigheid
en de zuiverheid van uw leven zou kunnen
verminderen. Wellicht zult gij soms te lijden
hebben onder spotternijen en vervolgingen.
Maar indien men zich bij u overtuigt van eene
loyauteit, die hare gevoelens niet ontveinst,
van eene openhartigheid, die waarheid spreekt,
zonder te trachten zijne tegenstanders te
kwetsen, van eene welwillendheid die u steeds
bereid maakt tot kameraadschappelijke diensten,
dan zal men u, een weinig vroeger of een
weinig later, gerechtigheid laten wedervaren.
„Gij zult, indien hetGode behaagt, de beste
soldaten zijn in de vervulling van al uwe
militaire plichten en aan de discipline met de
meeste getrouwheid gehoorzamen. Ik zou u
hier gaarne een woord willen herhalen van den
H. Franciscus van Sales, die wilde dat de ware
Christen tegelijk in de wereld ook de braafste
zou ziju. In onze oude Fransche taal, zooals
de gelukzalige bisschop van Genève die sprak,
was een braaf man niet slechts iemand, die op
het slagveld moedig streed, maar óók iemand
die op waardige en beminnelijke wijze de
plichten van zijn beroep vervulde.
„Mogen uwe chefs u die getuigenis geven,
waarde jonge lieden! Hoe aangenaam zal het
u zijn, ons te verhalen, dat gij in uwe chefs
mannen hebt gevonden, die den moed van den
krijgsman weten te vereenigen met de deugd
van den christen, of die, indien zij uw geloof
niet allen deelen, toch de gevoelens weten te
wardeeren, welke het u ingeeft. Wij zullen
hun ten diepste erkentelijk blijven voor de
welwillendheid die zij u zullen betoonen en
die gij u zult waardig maken.
„Als schutsheilige en als voorbeeld voor het
jaar van uwen militairen dienst, geven wij u
een der meest populaire heiligen van den Kerk
en van Frankrijk, den H. Martinus van Tours.
Wanneer men de geschiedenis leest van zijn
leven in het legerkamp, zou men meenen een
bladzijde voor zich te hebben uit het leven
dat gij thans verplicht zult zijn te leiden.
Inderdaad is er meer dan één punt van over
eenkomst tusschen het tegenwoordig tijdperk
en de vierde eeuw der christelijke jaartelling,
toen het oude heidendom, door eene ongeloovige
wijsbegeerte verjongd, tegen het christendom
worstelde.
„De H. Martinus had zich sedert zijne jeugd
voorbereid voor den geestelijken stand. Maar
hij was de zoon van een der veteranen van
het Romeinsche leger en de wetten des rijks
verplichtten hem tot den militairen dienst.
Soldaat geworden, week hij niet af van den
weg dien hij had ingeslagen. Hij toonde, zoo
zegt zijn levensbeschrijver, de H. Sulpicus,
alles wat een christen betaamtonberispelijk
heid van zeden, eene wondervolle liefde jegens
zijne wapenbroeders, een onuitputtelijk geduld.
Als kenschetsend voor de goedhartigheid van
den H. Martinus, verhaalt zijn levensbeschrijver
dat hij een man in zijn dienst had (een ordon
nans, zouden wij tegenwoordig zeggen,) dien
hij meer diende dan hij door hem werd gediend.
Al het geld van ziju stipendium militaire ging
naar de armen, en de christelijke bevolking
bewaart nog een levendig aandenken aan de
heldhaftige milddadigheid, die hem, voor de
poorten van zijne garnizoensstad Amiens, de
helft van zijn mantel deed geven aan een van
koude verkleumden arme.
//Na vijf jaren krijgsdienst vroeg de II
Martinus zijn ontslag. Men stond op het punt
van eene expeditie te ondernemen en men
beschuldigde hem van lafhartigheid. De dienaar
Gods antwoordde vastberaden: „Indien gij mijn
verzoek om ontslag niet aan mijn geloof, maar
aan mijne lafhartigheid toeschrijft, plaats mii
dan zonder wapenen voor de eerste rijen en
in den naam van den heere Jezus, met'het
teeken des kruises gewapend, zal ik onbevreesd
de vijandelijke scharen tegemoet gaan Miin
waarde vrienden, ziedaar het antwoord dat
uwe bisschoppen voor u hebben gegeven aan
hen, die u de beoefening van h*t l
T=rk hebben willen ro„gJhHi,e„ "Zu'"~
dat het gebrek aan moed is dat 8lJ»
welnu, maakt TLi;» 8™h°U(lt'
verpot, inde amb
Wij zullen gaan zonder wapenen
zonder vrees, omdat wij in naam'van 1°°^
Christus en van de Kerk de gekwetste
stervenden, zelfs met gevaar voor onsn f"
zullen gaan verplegen en vertroosten
„Uwe moeders, mijn waarde vrienden z
u bij uw vertrek naar het leger. De R Cjf06,1
óók uwe moeder is, zegent u door de hand
den bisschop. Er is nog eene andere 'm
welke gij dagelijks aanroept, de allerheiW
maagd Maria. Moge haar gezegende naam
reinheid van levenswandel, gehoorzaamheid
toewijding beteekent, het wachtwoord zijn f"
gij tot uwe terugkomst getrouweliik
hart bewaart!'' /»->
Be Amsterdamnl
INGEZ O HSTZDÊHUT
Aan Adressanten in zake het Rijksteleg^J*
kantoor te Schagen,||en mede-Adressanten va,
het Adres van Adhaesie.
De ondergeteekende vermeent niet beter
kunnen doen, dan bij deze in het openbaar
aan alle mede-Adressanten in zake het verzoek
aan den Gemeenteraad alhier, dat door
Ed.Achtb. college pogingen in het werk zouden
worden gesteld tot het verkrijgen van een
Rijkstelegraaf-kantoor, bekend te maken
hierop onderstaand schrijven ontvangen té
hebben
De ontwerper van het adres
Corn. KosPz.
Schagen, den 3 September 1891),
Onderwerp
adres d.d. September 1890.
Naar aanleiding van het hiernevens aange
haald, door u en eenige audere ingezetenen
onderteekend, aan den raad dezer gemeente
ingezonden adres, houdende verzoek dat tot
het vestigen van een rijkstelegraafkantoor hier
ter'plaatse mocht worden overgegaan, hebben
wij de eer u mede te deelen, dat evengenoeini
College, in diens vergadering van den 28ea
October 11. met op twee na algemeene stem
men, heeft besloten voor alsnog aan dat
verzoek niet te voldoen.
Tot dit besluit is de raad o. a. gekomen,
door de overweging, dat de voordeelen aan
eene inrichting, als hier wordt bedoeld, ver
bonden, eenigzins ten minste moeten opwegen
tegen de onveimijdelijk daaruit voortvloeiende
kosten. De voorloopige onderhandelingen met
de Hoofddirectie der post- en Telegraafdienst,
hebben nu niet alleen aan het licht gebracht,
dat de kosten voor zoo verre die met eenige
zekerheid kunnen worden nagegaan, voor eene
gemeente als Schagen onevenredig hoog nullen
worden, maar hebben tevens tot de wetenschap
geleid, dat door de Regeering zeer werden
geëischt, vestiging van het rijkstelegraafkantooi
in het bestaande postkantoor, en dientengevolge
aaukooop van laatstgemeld perceel door de
gemeente. De raad heeft gemeend ook voor
namelijk op grond van deze beide laatste
punten afwijzend op uw adres te moeto
beschikken.
Burgemeester en Wethouders van Schagofli
C. H. BEELS.
de secretaris,
DENIJS.
Aan den heer C. Kos Pz. c. s.
te Schagen.
De schrijver over dit belangrijke vraags'^
in uwe courant van den 16 en 19 Oct., ®ij^
heer de Redacteur, verdient zeer zeker
waardeering, en niet het minst de ^eer
uit de Zijpe, die ons ter zake van di
gewichtig onderwerp over de onbillijke be a®
in vele opzichten heeft wakker geschu
daarom mijnheer de Redacteur, verzoek
beleefd, voor mijn onderwerp tot toelie
zake onbillijke belastingen, een kleine p
ruimte in uw geacht blad te willen a'9®*n'j,
Onderstaande kwam mij onder de oog
het Algemeen Handelsblad van 2 ^o'e™ff00rc
en spoorde mij aan hierover nog eens een
te schrijven. Men las aldus: ,ralhie'
„Loosdrecht, 22 Oct. De Burgemees e
heeft een arbeid voltooid, waarvan
ingenomenheid melding maken. Hij ti
felle",,
door aan den gemeenteraad voor te 3 ^grvallet
opcenten van het personeel te doen v
en in de plaats hiervan den hootdelij ff
te verhoogen, ons plaatselijk belasting3
veel billijker grondslag gegrondvest. g[(
daarenboven de geheele berekemug
gebracht die een gevolg is van deze
belastingheffing." jg<,eD hi
Zeer verlangend zagen wij "eZ6^(jn |g 0c
tegemoet het raadsbesluit van ue(rr0otin
in zake de vaststelling der gemeen on,stei
Zie Hoofdstuk III, afd. I, van deij
Opcenten op 's Rijks Directe e o|)^eUten1
Daarop kwam voor de p09''eD de so
het personeel, bedragende voor
van f 2659.11*. i-zcenoot
Zeer velen mijner neringdoen e p