El N 01 Donderdag, 11 December 1890. 34ste Jaargang. ïïo. 24S2. t 16 BI E11 H M. Uitgever, J. WINKEL. Bureau: 8CHAGE1Ï, Laan, B, 4. Vermist: op Douderdng 4 December j.1. op de Markt ot op de Loet alhier: Woensdag 24, en 31 Decem ber a. s. Nationale Militie. SCHACER COURANT. lifi- k L Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Zater- d agavond. Eij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEB- TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Prijs per jaar f3.Franco per post 5.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVEBTENTIÉN van 1 tot 5 regels f 0.25; iedere regel meer 6 ets Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Gemeente Scha gen, Bekendmakingen. POLITIE. een wit melkschaap, met korte staart. Inlichtingen hieromtrent worden verzocht ter Secretarie dezer gemeente. Burgemeester en Wethouders van SCHA- GEN, brengen ter algemeene kennis, dat de gewone weekmarkten, vallende op Don derdag 25 December a. s. en 1 Januari 1891, zullen gehouden worden op SCIJAGEN, 5 December 1890, Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. H. BEELS, de Secretaris, DENIJS. O P ROEPl n G tot de inschrijving voor het jaar 1891, volgens de wet van 19 Augustus 1861, (Staatsblad No. 72.) Burgemeester en Wethouders van Sehagem gelet hebbende op het bepaalde bij Artikel 19 Roman van A. VON KLINCKOWSTRöM. 14. VIJFDE HOOFD8TUK. „JEen vlinder fladdert om het licht." Tegen een uur na middernacht neemt de een na den ander der gasten afscheid. Eenige neuri ën nog op de trap een melodie, en elk voor zich neemt den indruk mede, dat de scboone huisvrouw hem bevoorrecht heeft. Alleen de groep spelers blijft aan de speeltafel. De kaarten vliegen over de tafel; het gesprek, hetwelk in den aanvang bedaard en kalm was, is geheel verstomd, slechts een korte uitroep onderbreekt nu en dan de stilte. Ternauwernood vindt Hans tijd, vluchtig afscheid te nemen van zijne vertrekkende gasten, zoo zeer is al zijne opmerkzaamheid in beslag genomen door het spel. Alloen toen Wesberg insgelijks naar zijn hoed grijpt, roept hij hem verstrooid toe„Kom, blijf nog wat. Ik heb aan stonds nog iets met u te bespreken," doch vergeet bljjkbaar spoedig weder deze afspraak voor de wisselende kansen van het trente et quarante; want weldra bevinden zich in het salon alleon Alice en Wesberg. Niettegenstaande de deur van de speelzaal openstaat, is het toch zoo goed, als zijn zij geheel alleen, want niemand der spelenden let op hen. De kaarsen op de koperen candelabres bij den haard zijn halverwege afgebrand, half geledigde glazen staan hier en daar verspreid, op het boekentafeltje in het midden ligt een omgeworpen bloemenvaas, en het salon, bezwan gerd met sterken bloemengeur en sigarrettourook, is trots zijn weelderige inrichting door do plot seling ingetreden stilte ongezellig. Wesberg is naar de tafel, midden in het ver trek, gegaan en bladert in een album. Alice beeft ■weder bij de piano plaats genomen eo laat de vingers droomend over de toetsen glijden, de muzikale voortbrengselen van den zooeven door leefden avond nog eenmaal in baar geest wakker roepende, terwijl zij daarbij met zachte stem zingt. Het is, alsof haar stem de macht heeft, den ernstigen man nader tot zich te trekken, want hij slaat het album toe, Verlaat rijn plaats der wet op de Nationale Militie van 19 Augus tus 1861 (Staatsblad No. 72), herinneren bij deze de belanghebbende Ingezetenen, aan hunne ver plichting tot het doen van aangifte voor den dienst bij de Nationale Militie, met verwijzing naar het bepaalde bij de Artikelen 15 en 20, alsmede 16, 17 en 18 der wet, luidende: Art. 15. Jaarlijks worden voor de Militie ingeschreven alle mannelijke ingezetenen, die op den eersten Januari van het jaar hun 19de jaar waren ingetreden. Voor ingezeten wordt gehouden: lo, Hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is volgens de Wet van 28 Juli 1850; (Staatsblad No. 44). 2°. Hij, die geene ouders of voogd hebbende, gedurende de laatste achttien maanden voorafgaande aan den lsten Januari van het jaar der inschrijving in Nederland ver blijf hield 3°. Hij, van wiens ouders de langstlevende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk verblijf houdt oor ingezeten wordt niet gehouden de vreemdeling be- lioorende tot eenen Staat, waar de Nederlander niet aan den verplichten krijgdienst is onderworpen, of waar ten aanzien dep dienstplichtigheid het beginsel van vvederkeerigheid is aangenomen Art. 20. Hij, die eerst na het intreden van zijn 19de jaar, doch vóór het volbrengen van ziju 20ste ingezeten wordt, is verplicht zich, zoodra dit plaats heeft, ter in schrijving aan te geven bij Burgemeester en Wethouders der Gemeente, waar de inschrijving volgens Art. 16, moet geschieden. Art. 16. De inschrijving geschiedt: 1°. Van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, ziju beiden overleden, de voogd woont 2°. Van een gehuwde en van een weduwnaar in de Gemeente waar hij woont 3°. Van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezenis achtergelaten, of wiens voogd buiten 's iands gevestigd is, in de Gemeente, waar hij woont 4". Van den buiten 's iands wonenden zoon van een Ne derlander, die ter zake van 's Iands dienst in een vreemd land woont in de gemeente, waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft. Art. 17. Voor de Militie wordt niet ingeschreven 1°. De, in een vreemd rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is en gaat naar het venster, een oogenblik de nog druk bezochte straat bespiedende; daarna begeeft bij zich naar de piano. „Een vlinder vloog om het licht, In de vlam blijft hij hangen. En redding is er niet, Daar de vlam hem verzengt 1" zingt Alice, met de lichte, groote oogen in het luchtledige starende, als zag zij den man niet, die den ledigen stoel naast haar inneemt. „Wat zingt gij daar?" vraagt bij eensklaps zacht en buigt zich tot bij haar oor. „Dat is een gruwzaam lied, maar een dat onbeslist waar is. Er zijn vele zulke domme vlinders in de wereld." „Kent gij de operette ,De Zigeuner-baron' niet vraagt zij fluisterend, zonder de handen van de toetsen te nemen of haar gelaat naar liem toe te keeren. „Neen, ik heb nog nooit tijd kunnen vinden, oporettes te gaan bezoeken. De soort muziek, welke ik bier gehooi d heb, was mij geheel vreemd eu nieuw." „En verwekt vermoedelijk uwe afkeuring, even als alles wat vroolijk en levenslustig is." „Waaruit besluit gij dat?" „Omdat gij u ver hieldt van de groep, welke door luidruchtige vroolijkbeid zich deed kennen." „En kan ik niet verschillende redenen daartoe gehad hebben Wie weet, misschien hebben de vlinders nog wel eens een oogenblik van rijp overleg, voor zij zicb blindelings in de vlam werpen." „Dat was bet niet. Beken maar, dat gij boos op mij waart." „Welk recht zon ik daartoe hebben?" „Dat van den vriend, hetwelk ik heb toege kend." „Maar ik wil niet uw vriend zjjn i" zegt bij norsch. „Ik ben de vriend van uw man, en daarom, ik zeide het u roeds vroeger, kau ik de uwe niet zijn." „Nu, dan met ot zonder recht, maar gij waart ontevreden op mij. Waarom „Het kwetst mij, wanneer ik zie, boe gij den scheidsmuur, welken gy tusschen u en de mis dadige hulde der grooie menigte moest optrekken, als een stijfhoofdig kind juist afbreekt; boe gij de lafaards van alle kringen gelegenheid geett, uwen naam met een zekero minachtende vertrouwelijkheid uit te sprekenhoe gij uwe 2o. De, in een vreemd Rijk verblijf houdende oudcrlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten Art. 18. Elk die volgens Art. 15 behoort te worden inge schreven, is verplicht zich daartoe bij Burgemeester en Wet houders aan te geveD, tusschen den lsten en den 31steu JANUARI; Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis is zijn vader, of, is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beiden over leden, zijn voogd tot het doen van die aangifte verplicht. Burgemeester en Wethouders voornoemd, bren gen tevens ter kennisse van de belanghebbenden dat tot de inschrijving gelegenheid zal bestaan van 1 tot 31 Januari aanstaande, tor Secretarie dezer Gemeente, dagelijks, uitgezonderd des Zon dags, van des voormiddags 9 tot des namiddag» 4 ure. Schagen, den 5en December 1890. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. H. BEELS. de Secretaris, DENIJS. Biimenlanclsch Nieuws, IJs en weder dienende, zal te Kolhom, den 14, eene hardrijderij op schaatsen worden gehouden door mannen, boven 18 jaren, om prijzen en premiën in geld, £t f 15, f 7,50, f 5 en f 2,50. Door den secretaris—penning meester der IJsclub werd tevens, in de verga dering, waarin bovenstaand besloten werd, reke ning gedaan, waaruit bleek, dat er f 170 in kas was. De vereeniging tot werkverschaffing te Bijp heeft den 8 haar lokaal wederom open gesteld voor de behoeftigen uit die gemeente, om gedurende de wintermaanden in hun onder houd te kunnen voorzien. Men deelt ons uit Alkmaar mede, dat zich aldaar eene commissie gevormd heeft, ter lieftalligheid, uw vernuft verspilt aan menschen, die daaruit valschen munt willen slaan." „Wat zijt gij bezorgd over den goeden naam van mij en van mijnen man!" zegt zij ironisch, de handen met een zachte dissonance van de toesten latende glijden, en ziet hem vlak in zijn gelaat, hetwelk ontroerd is. „Het is te opmer kelijker, daar Hans zelf zich er in het minste niet om bekommert." „Hij bezit de zorgeloosheid van een lichtge- loovig karakter „Leefdet'gij met hem, gelijk ik, dan zoudtgij er geen oogenblik aan twij'elen, dat zijne zorge loosheid voortvloeit uit volslagen onverschilligheid. Toen wij trouwden, mag ik hem een vluchtig welgevallen ingeboezemd hebben, het mag zijne ijdelheid gestreeld hebben, dat ik, het door velen begeerde meisje, hem boven andeien verkoos, ik geef u er mijn woord op, dat ik met de eerlijkste, de beste voornemens met hem trouwde. Ik mocht Hans gaarne lijden en leed er onder, toen ik zag, hoe hij na weinige maanden geheei afgekoeld was en mij nog als een toegift bij mjn vermogen beschouwde." „Gij doet hem onrecht. Geen enkel huwelijk blijft zoo, als het zich in het eerst in de witte broodsweken laat aanzien." „Gelooft gij dan, dat ik zonder strijd mijn droom van geluk prijs gegeven heb dat ik niet eerst een reeks van bittere ervaringen heb opgedaan, voor ik mij vertrouwd maakte met de overtuiging, welke ik zooeven uitsprak Ik meende altijd, wanneer wij eerst ma8r een vasto woon plaats, een oigen buishouding hebben, dan zouden gemeenschappelijke belangen ons weder tot el kander brengen, inaar ook die hoop werd niet verwezenlijkt." „Misschien omdat de ware genegenheid uwer zijds ontbrak." „En waarvoor moest ik dan genegenheid koes teren? Voor het clubleven, hetwelk Hans leidt, sedert wij hier vasten voet gekregen hebben, en hetwelk mij tot een voortduiend alleen-zijn doemt? Voor den kring zijner aristocratische vrienden, die mij beschouwen als niet tot hen behoorende Voor het spel, aan hetwelk Hans zich meer en meer overgeeft en hetwelk nog oenmaal ons bestaan zal ondermijnen Aanschouwt hom in dit oogenblik, hij beeft voor nieis anders oor en oog, dan voor do kaarten. Zijn verhit, opvoering van het Weihnachts Oratorium van deken Muller van Kassei, en dat de uitvoering zal plaats hebben den 7en Januari a. s. des avonds ten 7 uur in de zaal Harmonie aldaar. Genoemd Oratorium werd reeds in verschil lende plaatsen van ons land opgevoerd o. a.in Amsterdam, Hilversum, Schiedam, Wormerveer enz. en genoot overal een bijval, die herhaalde uitvoeringen noodzakelijk maakte. Het oratorium zelfs is eene compositie, waarvan de melodie een machtigen indruk maakte, die verhoogdwordt, door tien beeldengroepen, die be trekking hebben op den inhoud van den Zang. Wij vernemen, dat de leiding van den zang en de groepeering der tableaux, aan uitnemende han den is toevertrouwd, en zoo wacht Alkmaar een kunstgenot, dat maar zelden gesmaakt kan worden. Daar de commissie, het uur van uitvoering zoo heeft gesteld, dat de bezoekers van buiten de stad nog met den laatsten trein, richting Helder, kunnen vertrekken, twijfelen wij niet, of ook velen onzer lezers zullen gebruik maken van deze gelegenheid, om in den waren zin des woords te genieten van „eeu avond vol kunst genot." Door de Rechtbank te Alkmaar is 2 December jl. rechtsingang verleend tegen den heer A. P. Staalman, tc Den Helder, red.— uitgever van „Extra Tijding," ter zake van het doen drukken en verspreiden van een artikel „Praaljes zonder Plaatjes," voorkomende in het nummer van 21 November jl. Naar het Yad. verneemt, zou dit artikel be- leedigende uitdrukkingen tegen den commissaris van politie aldaar bevatten. Uit Andelst wordt van 7 Dec. gemeld Vrijdagavond had eene dame het ongeluk donker gelaat zegt mij duidelijk, dat hij verloren heefthij verliest meestal, en dat drijft hem steeds verder nair den afgrond hij weet dan niet meer, wat hij doet." Zij kunnen van de plaats waar zij zitten de groep spelers gade slaan. Alice heeft gelijk. Hans maakt den indruk een man te zijn, die besloten is tot een laatste vertwijfelde poging, alles op een kaart te zetten, en die elke zelf- bebeersching en overleg verloren heeft. Wesberg gevoelt eensklaps diep medelijden met de jonge vrouw, die, zelve nog zoo weinig zedelijke kracht bezittende, haar lot in die on zekere, zwakke handen heelt gelegd, en alsof zij zijne gedachten geraden had, gaat zij met een melancholisch lachje, hetwelk hem pijnlijk aandoet, voort „Ik ben als een afgewaaid blad, dat hier in den vreemde ronddwarrelt, door den wind zonder bestemming voortgedreven. De familie van mijn man behandelt mij met wantrouwende terugge trokkenheid. Ik ben anders dan zij, dat is een onvergefelijke misdaad in hunne oogen. De maatschappelijke kringen, in welke Hans zich hier beweegt, beschouwen mij ook niet als huns gelijkehet scheelt niet veel, of Hans is het aanstonds volkomen met hen eens. Ik ben alleen, geheel alleen! Had ik geweten, wat mij te wach ten stond, ik zou homel en aarde bewogen hebben, om hem te doen afzien van don terugkeer naar Duitschland. In elk ander land ter wereld zon ik een eervolle positie hebben kunnen veroveren en innemen, zou men rekening gehouden hebben met mijne indivi-dualiteit, met mijne opvoeding en mijne alkomst. Hier ovenwei stoot ik bij eiken stap op een vooroordeel, tegenover hetwelk ik machteloos ben en het ook steeds zal blijven, want ik kan aan mijn natuur niets veranderen; ik kan niet mijn eigen persoon verloochenen en mij plooien naar de geknipte modelletjes, die hier doorgaan voor wel opgevoede vrouwen." Alice heeft hartstochtelijk gespreken. „Wat moot daarvan worden vraagt hij ter neder gedrukt. „Weet ik het? Gij vergeleekt zooeven mijn houding van heden avond met die van een stijf hoofdig, onverstandig kind. Ik kan u niet geheel en al ongelijk geven. Do trotsche afwijzing van de zijde der vrouwen, wier mannen mijn salon maar al te gaarne bezoeken, prikkelde mij tel

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1890 | | pagina 1