r «noten onderwijl? Het Uit teel te wenschen over. Ze fcer*n til tu onwnerbeden, wit deuntje» en .Wj leven wij, wj leren bij, op NeerUnd» dierbVen FD»t" ifl drie lengen» tegel gk, welke men de kinderen leert, en *1» ie onder zgn. weten tij d»t ook. Vrijheid 1 Jx, het rolk heeft alle rrgheid om een leren rtn kommer en gebrek te lgden en rtn honger om te komen. Vrijheid Dat weet de arbeider wel beter, al» hg niet bukt roor agae meerderen, mag hij ran honger om komen. En Blgheid Nu, daar is wel reden toe I Alle klassen klagen 1 Arbeider», neringdoenden, door allen wordt overal geklaagd. En dan bij De meesten gaan gebogen onder de aorg roor het dagelgk*eh brood en de rest i» big dat hn aoo wat rgn onderhoud eindt. En dan .Neer land'» dierbaren grond'7? Die grond dierbaar omdat de ■eerderheid er honger op mag lgdeh terwjl aan de meesten niet een» aooreel er ran toebehoort, dat xe er m begraven kunnen worden? j De onderwjiera leeren de kinderen tevredenheid, omdat tij r.ndergesihikt rgn aan hun meerderen, maar ie xjn ook proletariër», al xjn te een heer met een hoed op. Op school leert men de kinderen de rijken te eeren al i* bj ook de grootste smeerlap. De schoolboekje» staan rol dwaas heden. Een dwaasheid noemt spr. het, dat volgen» de Wet, de kinderen moeten ondervrezen worden in alle chriate- ljke en maatschappeljke deugden. De onderwijzers weten xelven niet wat dat ix. Ziehier een staaltje Christeljke deugd is: Gj xult niet doodslaan. - klaar al» straks de minister van oorlog n oproept, dan moet ge komen en optrekken en uw naasten doodslaan dat is een maatschappeljke dengd. De christeljke deugd ia dns in ljnrecbten strjd met de maatachappeljke. Een andere christelijk' dengd leert: elke dag heeft genoeg aan xijn eigen plaag, weest niet bezorgd voor den dxg txo morgen. De maatschappelijke dengd leert: gx sparen, en op school heeft men zelf» de sptarinrichting. Christeljke deugd is Gj xnlt niet xwereo; uw ja zjja, nw neen, neen. Als de rechter u voor de rechtbank roept moet gij eea eed doen, 'en niet één, maar zooveel als zj er vorderen. De school is dns één der machtmiddelen voor bet Kapi talisme, dat er zich van bedient Doch de school is tegeljk een tweesnijdend zwaard, want al leert men onze kinderen al dien onzin lezen, aj leeren tegeljk toch leien, en kunnen later lezen al wat aj willen en van dat voordeel moeten wj gebruik maken. Dat onderwj» is dus één der groote tegeningen, welke wj te danken hebben aan de Liberalen. Onder de liberale regeering werd door een hunner uit- atekendste mannen (Kappeyne) een nieuwe onderwijswet gecrëeerd, die evenwel aoo gebrekkig is, dat ieder het er over eens ia, dat het een lor ia, en in die wet (dns uit den bloeitjd der liberale regeering) is niet eens leerplicht opge nomen, want toen het kamerlid kloens in dien geest een amendement bracht, werd dit aoo ongunstig ontvangen, dat hg verplicht was het terug te trekken en over leerplicht werd niet meer gesproken. De liberale zullen zeggen, dat zj thans toch anders willen en spr. erkent dat in den laatsten tjd door de libe rale partj met aandoenl jkheid voor leerplicht wordt geijverd. Doch dat neemt spr. hen juist kwaljk, daarin bewijst de liberale partj, dat zij is de verpersoonljkte huichelaars- art j. Toen ze konden, deden ae het niet en nu ze niet unnen, spelen ae de rol ran braven Hendrik. Ze meenen er Liet» van, het is alles gedaan met het oog op de ver kiezing en heeft alleen ten doel het volk zand in deoogen te strooien. Ziedaar, wat de liberalen verzuimd hebben op het gebied van het oudciwjs, en als dan de liberale partij zegt dat Let onaerwys haar stokpaardje is, dan vraagt hj, wat zal er dan terecht komen ran al die andere paardje», welke te berjdt? Wat de liberale partj voor het onderwj» gedaan heeft, is ook het best af te nieten naar betgeen ze ér voor over heelt. Hoe is het gesteld met de onderwjzers traktementen; hj noemt de ouderwijzers, proletariërs met een hoed op, die bljde zjn als ze het einde van bet jaar halen aonder schulden; spr. set het zoo iemand een opge ruimd gezicht te zetten. Hoe ia het gesteld met bun tractementen Van de 7828 openbare hnlponderwjsers hebben 979 een tractement van 4 k f 4.601213 van 5 a I 5.60; 2967 van 6 k 6.60 en 1264 van 7 k f 7.60. In het geheel hebben 7200 een tractement beneden i 1000.- Nu is er onlangs een boekje nitgekomen, eetiteld de kunst om van f 1600 fataoenljk rond te komen. Dat is dus een kunst. Nu, èn onderwjzers èn arbeiders sullen aich gaarne voor die kunst aanbevolen honden. Als dus de liberale partj betere tractementen gegeven had, dan sou ze tenminste getoond hebben, er wat voor over te hebben. Het xjn juist de liberalen die altjd tegenwerkten. Toen spr. in den Haag warm voedsel vroeg voor de kinderen, werd hij van liberale sjde voor gek uitgescholden. Tegen woordig ia het geven van warm voedsel aan schoolgaande kinderen een mode-artikel geworden. Evenwel, de doctrinaire liberalen kanten aich er nog tegen, die vinden dat zulks demoraliseerend werkt op de onder» van die kinderen, en wat sjj al meer weten te bedenken om dien maatregel te bestrjden. Doch al» bet voordeeltjes geldt voor hun eigen klasse, dsn tjn de liberalen schentig genoeg, fijv. de militaire academie te Breda. Elke student dier school ko«t f1290, hj betaalt 1300, soodat elke leerling ons 1990 kost, dat is wit anders dsn een bord warm eten voor een arbeiderskind. En zoo zjn er tal vaa andere aaken. Zoo wordt bgv. uit a' lands kaa aan een dominé, voor elk kind dat hj krjgt f25 uitgekeerd, en als dat gaat stndeeren 1300, en spreker heeft er nog nooit van gehoord dat dat ooit aoo demora liseerend heelt gewerkt op die ouders. Maar dat ion vol gens de liberalen wel het geval zjn bj arme kinderen. En zoo gaat men altjd te werk. Men ia voortdurend beaig uit de Staatskas voor ajne partj te halen, en aan de arbeidende klasse alles te onthouden. Maar wj hebben nog meer grieven tegen de liberalen. Neem Militaire Uitgaten. 5 oor dele aldeeling ia de be groot mg elk jaar met 1 millioen gestegen, dns nn 36 millioea voor oorlog en marine meer. En als we nn luis teren naar deskundigen en Tragen wat wj daarvoor krjgen, dan is het allertreurigst, getuige Tindal, die verklaart dat wj, als het ernst wordt, het niet eens 24 nar kunnen vol houden. De deskundigen wisten dat wel Spr. herinnert aich dat in 1871 ons leger mobiel gemaakt moest worden, waarbj er allerdwaaste tooneelen voorvielen, en toen daarna in de Kamer de Boo van Aldewereld verweet dat wj geen leger maar een troep uniformen en meer niet hadden, toen erkenden dat de deskundigen. En bj de marine? Nog bedroavender. Corbeé, kapitein ter zee verklaart dat, ofschoon ar voor marine 300 mill gttlden wordt nitgegeven, onae vloot geen enkelen dag zee waardig is geweest. Waar bljft dan al dat geld? Het valt in een bodem- loos vat en wj krjgen geen waar voor ons geld. Belastingen, daarin zjn de liberalen in alles te kort gekomen. Zj hebben letterljk niets gedaan voor het volk. Nn praat men wel eens van een belastingstelsel, maar belastingen, geen stelsel, allerdwaast dat in het is stellet geen lelie gezond brein past. Spr. aal maar enkele dingen noemen Pereoneele belasting met allerlei hjbeboorende onderdeden. Verbeeld n, hoe dwaas, belasting op de ven sters Licht krjgt men voor niet, en omdat wj nn eenmaal in een huis moeten wonen, mogen we niet eens gratie het licht daar binnen laten. Belasting op de deuren. Daarin is oe bespotteljkbeid wel ten top gevoerd. Maar nog gekker zijn zeker de opcenten op die belasting. Patentbelasting. Dat is eea belasting op het bedrijf, hetwelk men toch moet uitoefenen om aan de kost te komen eu daarmede begint de staat met het belasten. Die patent belasting is door iedereen veroordeeld en toch bljft ze bestaan. Indirecte beladingen. sccijnzen, de belasting op zeep, zoot, suiker, bier. en», en». Onze huismoeder» weten dit zoo 'niet. Koopt men 1 P. zout dsn betaalt men belasting. Men maakt den arbeiders altijd wijs dat zij niet in de be lasting betalen. Dst is niet wtar. De arbeiders beUlen elke week belasting. De Regeering zegt aoo'n indirecte belas ting komt zoo gemakkeljk binnen, de menschen betalen ze zonder het te merken. Meer zoo redeneerep de zakken rollen ook; bij die lui merkt men het ook niet, dat men aijn portemonnaie kwijt rsakt. Spr. noemt dst zakkenrollen- politiek op belastinggebied. Die indirecte belastingen zijn in omgekeerde verbonding een progressieve belasting, eren- wel te voldoen door hen, die zulks het minst kinnen beta len. De liberalen weteo dot wel en toch is men er op uit aie belasting in «tand te "honden. De liberalen zeggen, dat zij er ook tegen lijn en toch nis de Sociaal-Democraten opstaao, doen zy niet mee. Het bedrag der indirecte-belas- tingen stijgt en de liberalen zijn niet bezig geweest ze te verminderen integendeel. Er is wel eens een accyn» afgeschaft, doch dat was vóór 1864, dos 25 jaar geleden, dat wis de laatste triomf, verder sliep men. De liberale party noemt spr. eene •laperepartij. Meer een liberaal zal zeggen, d«t de lib. partij toch verbeterd ia, en er op wjzen, dot door 5 liberale kamer leden een voorstel is gedaan tot afschaffing van drukkende belasting en invoering eener progressieve belastingdo» de liberalen willen toch den beteren weg op. Doch wat is er gebeurd Toen de laatste verkiezingen plaats hadden, hebben alle partijen geklaagd over onbillijken druk der belastingen, doch dat zijn verkiezingsbeloften, welke vergeten worden, zoodra de gekozenen op het Binnenhof zitten tot weer een nieuwe verkiezing komt en dan komen die dingen ook weer op de proppen en dan volgen er weer 3 jaar van niet» doen en in het vierde jmar wordt men weer hervormings gezind. De kiezer» klsgen 81/» j»»r over een afgevaardigde en kiezen hem toch weer. Dat komt omdat ona politiek leren nog veel te weinig ontwikkeld is. Bij de eerste begrooting, waarvan spr. de indiening bij woonde, heeft hij den miniater er opmerkzaam opgemaakt, dat er nieta op het gebied van belaating gedaan werd en daarom stelde spr. toen een motie voor, en hoe ging het er mee Ze werd verworpen met medewerking der liberale partij, met het kinderachtig motief door van Houten, dat zij niet onder leiding van den Schoterlnndacnen Afgevaardigden een politieke motie wilden steunen. Hoe ongelukkig ia ons politiek leven. Altijd wordt er gevraagd „wie stelt het voor" en nietwat wordt er voorgesteld. Dos die motie ging van de baan Het volgende jaar deed spr. hetzelfde en hamerde op hetzelfde aambeeld. En toen kwamen enkele liberalen met een tegenmotiedoch beiden motiea werden met overgroote meerderheid verworpen. Kort daarop kwam het vooratel der 5 liberale heeren uit de lucht vallen. Toen heeft tpr. aangetoond hoe de liberalen gewoon zijn te wer ken. Zij komen nu met een inkomstenbrlaiting aanzetten en toen zij aan de regeering waren heeft het grootste deel altyd tegengewerkt. En nu komen se met aandoenlijke over eenstemming verklaren dat zij voor progressieve inkomaten- belastiog sijn. Spr. meent alle recht te hebben de liberalen van huichelarij te beschuldigen. Hij heeft hun toen er op- gewezen dst zij vroeger toch zitting hadden. Waarom spraken zij toen zoo niet? Verklaren de lib. berouw te hebben? Dan sou er vreugde in deu lande zijn. Doch men moet altijd voorzichtig zijn met die woorden en tpr. zal dus gaan toezien of de liberalen zich werkelijk nla berouwvolle zou- daren sullen gedragen. Spr verwijt de liberale partij ook bij de belastingvoor stellen gehuicheld te hebben, zeer goed wetende, dal de meerderheid hun voorstel toch zou verwerpen, en hij durft voorspellen, dat ala bij de a.a. verkiezing een liberaal cao- didaat opataat, hij zich zal beroepen op die 2 bewijzen, dat sjj voorstanders zjjn van leerplicht en progressieve inkom sten-belasting. Maar dat zijn nieta andera dan middelen om de kiezers zand in de oogeu te strooienen als het dan gelukt dat de liberalen de meerderheid krijgen, zal hij niet in gebreke bljjven hen te herinneren aan hunne beloften maar dan zal het gewone praatje wel weer wezen ge moet ons een bettje lijd laten en dat ia natuurlijk weer uit atellen. Dat voorstel dier 5 lib. heeren was eigenlijk zeer onver standig en dwaas ingericht. Daardoor toch sou het bestaande onrecht niet worden opgeheven, maar verplaatst. Enkelen zouden zijn bevoordeeld, anderen bezwaard. De afschaffing der zoutbelaaf ing daar sijn allen voor. De afschaffing der patentbelasting is ten bate alleen van de patentplichtigen, maar niet ieder beeft een patent (boer en ambtenaar zijn vrij.) Dat ia al weer zoo'n kleinigheid, die teekent. Toen de wetten gemaakt werden, biatond de meerderheid (zjj bestaat nog) uit advokaten en toen de patentbelasting aan de orde kwam, werd er geen advokiat belast, dus bevordering van eigenbelang. Maar wordt die patentbelasting nfgeachnft, dan zullen de andere klassen meer moeten betalen, en dat noemt men nu bevrijden van druk. Spr. rekent uit, dat de druk op sommige klassen ala volgt zou worden bezwaard: (de wegneming der zoutaccijns verlicht f 2.—) zij die beDeden f 600.inkomen hebben, genieten vrjjdom met f 600 vormt men de le klasaè dis dan nu f 3.60 meer zou moeten betalen, gaan af die I 2. blijft dus nog meer f 1.60. Het nadeel zou zjjn: voor inkomen van f 700 f 3.25voor f 800 f 5.20voor f 900 f 7.45 en voor f 1000 f 10.Dna ern'groot deel der maatachsppjj, juiat zij die zulks het minst kunnen missen, zullen zwaarder druk dan te voren genieten. En waarom stelden de heeren dat zoo voor? Omdat zij de zeer rijken niet durven tieffen. Het beginsel moet zijn: ieder te belasten naar zijn draagkracht. Zou het dan bij iemand met f 50.000 inkomen zoo erg zijn, alt hjj f20.000 belasting moest betalen Immers seen, want hjj hield dsn nog f 30 000 oTer. Maar al werd zoo iets in de Tweede Kamer bij ongeluk aangenomen, dan zou de Eerste Kamer, die aaamgeateld ia uit de rijksten des lands, er wel voor zorgen dat hst geen wet wordt. Daarom meent men dat men een dergelijk voorstel niet moet doen en heeft dan tot argument: dan gaan de rijken het land nit. N'n, zoo iet» gebeurt wel eena in een gemeente, doch aan het verlaten van het rijk dier liedeu gelooft apr. niet. Want dan zoo hij vooratellen hun land ook te annrxeeren en teeonfisqueeren, daar het niet aangiet, dst zjj de opbrengst er van genieten is een ander land. Van zijn part gaan de Kapitalisten met den eersten trein het land uit, en nemen ze al hun geld, couponnen en staats papieren n.ede. Den grond kunnen ze toch niet meenemen en als we dan van de kapitalisten verlost zijn, behoort dé opbrengst van den grond ook aan ona. Alaof de kapitalisten onze weldoener» zijn. Wij kunnen best buiten hen, maar zij niet buiteu ona. De arbeiden zijn de weldoener» der Kapitaliaten. Deze zjjn niet zoo vriendelijk de arbeider» uit liefde te laten te werken. Op het gebied der belastingen zijn dus de liberalen ook *1 in gebreke gebleven. Doch mi», •chien zegt iemand, ia dat nn allee» reden om tegen de liberalen te zijn? Hebben de eUnealen dan geen achuld? Dat zou al te dwaas zjn. Spr. verheugde zich er in toen de elericale psrtjj aan de regeering kwam, maar niet ter wille der elericalen, dcch omdat de eleriealen, zoolang ze niet aan het roer zijn geweest, wel veel konden bluffen. Nu regeeren xij, en wat hebben wij gezien Het is precies nitgekomenVan de elericalen hebben we evenmin iet» in het belang van het volk te wachten Gaat uw belsating-biljet maar eena na. Ia het 1 eest minder geworden? Neen. Het belastingstelsel is precies hetzelfde gebleven. De elericalen doen evenmin iets De heeren zijn bezig met elkaar het werkwoord nieti-doen te vervoegen. De liberalen hebben den terleden tijd, die hebben niets gedaan de clericaien zijn is den tegenvoordigen tijd, die doen niet», en te zamen vormen zij den toekomenden tijd want libei alen en clericslen sullen niet# doen. Het is lood om oud ijzer. Beiden doen zjj niets in het belang der arbeiden De elericalen hebben de begrooting ran oo-log nog hooger doen klimmen, aan het belastingstelsel is met geen vinger geroerd, en evenmin als Tin de liberalen voor het volk iets te verwachten was, evenmin van elericale zijde; daarvan zjjn in den laatste» tijd de duidelijkste bewijzen gegeven. Bij de begrooting van het vorig jaar wees spr. den minister op wat er gedaan kon worden in het belang van het volk. De tijden zijn ernstig. De nood des volks stijgt. Dat btwijsen de verschillende voimen van liefdadig heid. En wat doet nn die Christelijke Regeering Al dat gebroeder io de kerk geeft niets als het niet in het dagelijksch leven weerklank vindt, en daar laatde eeoe broeder den ander stil omkomen. Spr. heeft den minister er opmerkzaam op gemaakt dat hij toch een bewijs van goeden wil kan geven, de middelen daartoe lagen voor de hand en zijn practisch direct uitvoerbaar. Spr. wees op de wensehelijkheid om vsn regeeringswege den achturigen werkdag tot maximum te stellen. De regeering kan daarin voorgaan bij de rijkswerken. Wordt in die aanbestedings voorwaarden bepaald dat de arbeidsdag niet langer dan acht uur mag zijn en wordt er eeo minimaal arbeidsloon vast gesteld, dan zon elk aannemer bij de bepaling der aan- nemingssom rekening daarmede kannen houden. Het benoodigde aantal arbeiders zou dan aauzienlijk grooter worden en de werkeloozen zouden werk kunnen vinden. Maar de min. antwoordde dat zoo iet» niet lag op den weg der regeering. Doch om voordeelige wetten te maken voor de auikerbaronnen en tabakslords, dat lag wel op den weg der regeering. En dan wee» apr. op tal van openbare werken, die konden wor den aangevangen, zlsde droogmaking dei Zuiderzee. Daar over is al zooveel gepraat en geschreven dat men iu het Baitenland in den waan verkeert, dat het reeds lang ge beurd is. In een Amerikaansch boek werden notabene de Nederlanders geprezen om hun ondernemingsgeest, daar zij nu weder de Zuiderzee hadden droog gemaakt I Heusch, het stond er gedrukt. Ja, de plannen bestaan allang, de arbeiders slaan klaar, het geld geeft ook geen bezwaar, en willen particuliere maatschappijen er niet toe overgaan, dan zou het laud zeer goed eeD leening kunnen sluiten voor dit productief werk. Er worden wel leeningen gesloten voor het bouwen van forten, dingen die inproductief zijn. Al» men wil kan men dadelijk tot zoo'n werk overgaan. Zoo is het ook gesteld met de inpoldering der Wadden. De natuur komt daarin van zelf reeds tegemoet. Spr. wees er op dat'/, vsn den grond in ons land nog al tijd woest ligt en er voor ontginning voldoende in ons land aanwezig is. Hij wilde dat de min. bij wetsontwerp de landeigenaars zou verplichten, binnen 3 jaar tot ontginning van den in hun bezit zijnden braak liggenden grond over te gaan, en auders dien grond aan den Staat vervallen te verklaren. De Staat kan dergelijke ontginning wel uitziDgen. Maar stelt men zoo iets voor, dan tast men het heilige eigendom aan, zegt men. Dat is niet waar. Als de eige naars nieta van den grond trekken, hebben ze er ook niets aan. Of moet die grond alleen behouden blijven voor de hazen en konijnen en moeten de menschen er afgejaagd Spr. vindt het geenszins onrecht te dwingen tot die ont ginning. Het geeft werk aan duizenden. Zoo zon de Regeering dus teekeoen vaa goeden wil kannen geven. Doch het is steeds aan doovemans oor geklopt. Ja, spr. is nog verder gegaan en heeft den minister een middel aan de hand gedaan, om de armoede op te heffen. Dat middel is zeer eenvoudig. In het verre oosten was eens een vorst, in wiens land de menschen stierven van honger en gebrek. Toen zeide die vorst, dat hij daaraan een einde wilde hebben, en wat deed hij Die vorst verklaarde telkens ala er één arme aterft van honger en gebrek, laat ik er een rijke bij opknoopen. En van dat oogenblik is in dat land geen arme meer van honger gestorven. Wanneer een dergelijke wet in ons land was uitgevaardigd, dan zouden drzeu winter niet zoovele menschen van koude en gebrek omgekomen zijn. Het is volkomen gelijk Henri Geoige zegt: bij den vorm der productie der tegenwoordige maatschappij staat het voor de deur dat men zell'a in ren paleis honger kan lijden. En omdat het Volk nu tot het bewustzijn van den waren toestand komt, daarom begint het zich te roereD en zal dat blijven doen, tot het zich eindelijk recht heeft verschaft. Dus ook van de elericalen nieta te verwachten. En die zeggen nog wel te gelooven aan de Heilige Schrift. Daarin staat toch wat gij aan mijn broeder gedaan hebt, hebt gij aan mij gedaan. Eu als zij dan toelaten dat de broeders ver kleumen Daarom, schenk aan al hnn gebroeder geen vertrouwen; maar laten wij om daden roepen. Doet de regeering dan niets, dan zaait zij ontevredenheid onder het volk. Niet wij aoc.-dem, doen dit. Integendeel, de ontevredenheid onder het volk heeft zells ona voortge bracht. Spr. heeft zijn ontevredenheids-evangelie gebracht onder de arbeiders, en die hebben het aangenomen. Hij heeft het ook gebracht onder de leden der Tweede Kamer, doch daar was zijn streven vruchteloos, want die hadden genoeg; en dat is de proef op de som. Was het eerste geestelijke dwaDgbevel, in handen der der kapitalisten, de school, het tweede noemde spr. de Pers, die wel zoo bescheiden is, zich de koningin der aarde te noemen. Spr. vindt haar alleriammerlijkst, zoo'n koningin, die zich afslooft om het gezonde volksleven te vergiftigen, onder den schijn nog wel. van de ontwikheling te bevorderen. De meeste bladen worden opgericht ten eigen voordeele en de uitgevers doen alles om maar zooveel mogelijk advertentiën te krijgen. Hoe meer advertentiën, hoe meer te gelezen worden. Spr. noemt de persridder» betaalde dienaren van de kapitaliaten, wier lof zij moeten bezingen, en wee, die dat niet doet, dan moet hij er uit. De pers pleegt prostitutie naar den geest, en dat ia nog lager, dan wat die wezens doen, die zich prostitueeren naar het lichaam. Het is bij de Pers: wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Dat ondervindt de Volkspartij dagelijks en dat ia de reden waarom de Soc.-Democratie zoo gelasterd wordt. En dan verbeeldt men zich, dat zij ons bijzonder treffen. Wanneer Het Handeltblad hem zou prijzen doch dat doet het gelukkig nooit aan zou hij meenen verkeerd te doen, dan zou hij precies omgekeerd gaan en hoe meer de pcra hem uitscheldt, des te meer is hij in zijn schik', want met lasteren en verdacht maken gaat het ala met houtskool, het maakt wel zwart, maar brandt niet Alt tweede soort machtsmiddel, noemde spr. de getceldt middelen, d. z. Justitie, politie en leger. De bezittende klassen zijn listig en slim genoeg om zeiven niet op te treden tegen het volk. Neen, ze hebben een partij gestoken in een pakje met mooie knoopen en die lieden zooveel mogelijk van de maatschappij gescheiden, opdat zij aan die maatschappij vijandig zouden worden. Het leger hebben zij genomen uit het volk, gebruiken het door het volk en tegen het volk. Zoo ook met dt politie, aaamgeateld nit mannen nit het volk, die dienst doen voor bescherming tegen dat volk. Spr. beklaagt dezulken, die van dergelijke smerige baantjes gebruik moeten maken, om een korst brood te verdienen. Als zij kans zien evenveel op een andere manier te verdienen, verlaten zij hnn post; wel een bewijs hoe ellendig hnn handwerk is. Met de jiutitie ie het evenzeer het getal die zijn nieU anders dan de middelen, waar mede de kapitalisten hen, die te stout optreden, onschadelijk maakt. Spr. noemt ze eene klassenjustitie, die de ééue klasse begunstigt en dr andere zooveel mogelijk vervolgt. Tegenwoordig gaat het heel netje» in zijn werk, vroeger was ieder zijn eigen rechter, tegenwuordig wordt mea ge straft volgens art. zooveel van de Wet. Er wordt volgens de Wet recht gesproken. Maar men vergeet, hoe die dingen tot stand zijn gekomen. Nadat de bezitters zelve eerst ge noeg gestolen hebben, maakten zij wetten tegen het stelen. Die nu steelt gaat de kast in. 't la niets dun verdediging van eigen belangen. Wanneer Pliirschheim zegt: 2 van de 98, dan bedoelt hij onder die 98: hoogleeraren, leeraren, on^^'en seke;. kundigen, ingenieurs enz. enz., die allen feitelijk gebruikt worden om in dienst van het kapitaal de anderen onder den dnim te houden. Zij zijn slavendrijvers, omdat zij een goed tractement krijgen, en doen zij dat niet, dan worden ze evengoed op atraat gezet als de geringste arbeider. Da is de bedoeling van Flurschheim en spr. moet eerlijk zeggen, dat leitelijk daartegen niets is in te brengen en dus die 98 de ocverstandigen zijn. Als die 98 nu hun eigen be langen begrepen, dan zou het uit zijn met de macht der ticee. Maar juist de verdeeldheid belet dit en de kapita listen bevorderen die tweedracht en stoken het twistvuur aan. Zoolang wrijven zij stil de handen in elkaar en zijn zij de baas der maatschappij. Maar van af het oogenblik dat er onder die 98 eenheid komt, zal het gedaan zijn met de heerschappij der twee en als dan alle verdeeldheid is verdwenen, worden die i eenvoudig bij den kraag gepakt. Sprekers streven is het die verdeeldheid weg te krijgen. Het wordt den Sociaal-democraten altijd voor de voeten geworpen, dat zij «trijd voeren tegen het Kapitaal. Neen, zoo dwaas zijn zj niet. Wel weten zg dat kapitaal uit arbeid ontstaan is. Niet alle kapitaal is gevormd door arbeid, maar door toeeigening. Doch altijd is arbeid toch voorafge gaan. Het Kapitaal is het kind, met Arbeid tot vader en de Aarde tot moeder. Het kapitaal is niet noodig voor arbeid, wel omgekeerJ. Doch wij weten, dat wij door al die eeuwen, welke achter ons liggen, in een gemengde maatschappij leven. En zouden wij nu willen doen verdwij nen, wat dient tot gemakkelijkheid van den arbeid? Neen. Wij strijden wel tegen de kapitalisten, maar niet tegen het kapitaal. Kapitaal als privaatbezit is een vloek, als gemeen schappelijk bezit een zegen. De strijd tegen het kapitalisme is geheel ieis anders. Dat is, dat de arbeider gescheiden is van de arbeidsmiddelen. De arbeiders mogen dus arbeiden door de goedheid van anderen. Die goedheid is de schijn, daarachter zit, dat de ander weet, dat hij, door te laten ar beiden, meer geld krijgt. Dat is de reden waarom een groot fabrikant meer verdient dan een kleine. Spr. strijdt tegen het kapitalisme omdat het een stelsel van uitzuiging is. Maar dat stelsel is bezig zich zei ven te ondermijnen. Hij die dat niet opmerkt, is een vreemdeling in de wereld. Tegenwoordig zien wij de opeenhooping van kapitaal in haudeu van enkelen De groote Maatschappijen vormen de concurrentie met het kleine bedrijf en den boerenstand. Spr. noemt de Truss. Samenstelling van kapitaal om zich meester te maken van de producten en dan den prijs te dwingen, zoo b. v. de petroleumtruss. Tegenwoordig leest men elke week van dergelijke dingen. Ja, meu heeft zelfs gepoogd een graantruss te vormen. Maar dat is voor- loopig nog mislukt. Het lijdt evenwel geen twijfel,[of ze zal ook tot stand komen en dan zal men een prijs voor het brood betalen, als de heeren dat willen. Dan zjn we geheel aan hen ten prooi. De tusschenklasse (de middenstand) welke in ons land in welvaart is geweest, gaat heelemaal ten onder. De eigenaars der Truss bepalen ook het loon der arbeiders Ten voorbeeld staat Rotschild met zijn kwikzilvermijnen. Hij bepaalt den prijs van kwik, al naar hij wil. Het is dns niet de vrije concurrentie die den prijs bepaalt, maar de kapitalist. Die opeenhooping maakt dat er in een handjevol millionairs (tegeuwoordig spreekt men ook al van millar- dairs menschen die 1000 mill bezitten en zoo zijn er reeds verscheidenen in de wereld), en daarnaast millioenen niets- bezitters. De groot-kapitalist is de vijand, de slokop, die alles trekt, opzuigt en meester is van alles op de wereld. De kapitalisten weten dat zij de baus zijn. Niet de koningen en keizers, gelijk die zich dat wel verbeelden. Die mogen met soldaatjes spelen en ridderordetjes uitdeelen, maar zij zijn de marionetten, die aan de touwtjes getrokken worden, uaar hartelust der bankiers, en als ze niet goed oppassen dan worden ze weggejaagd, evenals de keizer van Brazilië en gelijk ook misschien het lot zal worden van den keizer van Duitsebland. Ze weten dat heel goed. Een voorbeeld. Niet lang geleden dreigde er oorlog, gelijk er veelal dreigt, en welke dreigementen niets anders dan baakiersspeeulatiën zijn. Er was toen een bal te Parijs. Op dat bal was ook mevrouw Rotschild, eu een diplomaat dacht bij zich zelven: ik zal haar ten dans vragen eu eens met haar pratenZoo gezegd, zoo gedaan. Al wandelende zegt hij o. a.: Wel me vrouw, wat dunkt u, krijgen we oorlog of niet Eu het antwoord luidde: neen mijnheer, er komt geen oorlog, mijn man geeft de centen niet. Eu daar komt alles op aan. De geldvorsten regeeren en spannen de koningen en keizers er voor. De dichter Heyne had volkomen gelijk toen hij schreef vroeger hadden alle joden één koning, nu hebben alle koningen één jood, namelijk Rotschild, om te leenen. Dat is feitelijk de toestand. Wie denkt gij dat in Nederland de baas is der schat kist? De minister van finantiën Die verbeeldt zich dat. Wie dan? Wel directeuren der Nederlandsche Bank, en alt de minister van finantiën niet doet wat zij willen, dan moet hij zijn zetel aan de groene tafel ruimen. Wee' deu minister die zelfstandig durft optreden, hij moet ruimen. De financiers en bankiers die alles in handeu hebben, zijn bezig van de warenmarkt alles in handen te krijgen en zijn oppermachtig. Dat is de vijand Het is dus niet alleen het belang der arbeiders, maar ook der neringdoenden der boeren, allen zijn de dupe, en daarom ia het dwaas als zij zich vijandig betoonen tegen de aoc.-democraten. Onder vinden de neringdoenden niet dagelijks den druk der grooten? Gaat de boerenstand niet dag aan dag achteruit? Dat is het lot, wat allen wacht; allen, die geen kapitaliaten W at is daartegen te doen In de eerste plaats moet men zich vereenigen, samen een macht vormen tegenover de macht. De maatschappij is doodziek en er kan geen genezing zijn, tenzij die bij den wortel aanvangt. De maatschappij ia te vergelijken bij iemand een lintworm heeft. Welk verschijnsel openbaart zich D<\Patleut wordt magerder en de lintworm al dikker. Nu moet hij zich van het ondier verlossen. Menig lijder meent al heel wat gedaan te hebben als hij een deel kwijt raikt. Maar dat geeft niet zoolang de kop nog in het lichaam zit. De maatschappij is de lijder, de kapitalisten de lintworm. Men moet dns den kop van het ondier weten machtig te worden. De maatschappij heeft noodig verlossing, opdat ze eindelijk welvarend kan worden. Zijn de deelen van het gehoel ziek, dan is het onmogelijk dat het geheel welvarend wordt. Welk deel der maatschappij is nu eigenlijk niet lijdende Menschen, dring dan toch door tot de oorzaak, en zeg dan of de ontleding niet is gelijk spr. voorstelt. De Kegeeringen dragen mede de schuld van dien ellen- digen toestanè der maatschappij omdat zij de gewillige die- "b^op ^r.^ gr00t lapIt"1; d0Ch De regeeriugen hadden evenwel in plaat» van belemme- rend, bevorderend kunnen w erken aan de volksontwikkeling, door tal van wetten, en dan zou niet zoo spoedig het even wicht zijn verbroken. Doch zij zijn niet anders dan instru meuten en cijnsplichtig. Als zij dat niet doen, worden tij omvergeworpen Van daar dat de regeeringspogingen om VI f L ?g V™ htt Iolk »e óutn, zeer zwak zijn en niet. te beteekenen hebben. Het volk zal dna zich zelf moeten helpen. In ons land is naar den toestand van den kwijnenden land- bouw een onderzoek ingesteld, want het is natuurlijk, dat as e landbouw kwijnt, ook andere takken kwijnen. De enquete 19 er geweest en het is merkwaardig na te gaan, wel resultaat die gal. Spr. beg.nt met te zeggen, dat de samenstelling der landbouw-commissie zeer gebrekkig is geweest, alleen groote grondbezitters en enkele leeraren a den er zitting in. Doch de kleine grondbezitter en de landarbeider zelf niet. Die hadden daar moeten zijn. Da commissie was dus eenzijdig.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1891 | | pagina 2