ad
Zondag, 8 Maart 1891.
35ste Jaargang. Ho. 2487.
di fa111i.
Uitgever, J. WINKEL.
Bureau: 8CHAGKK, Laan, 1), 4.
Gemeente Schagen.
II e k c n <1 ni a fe i n gc 11.
Een praatje over de Oost.
Billiton-maatscliappij.
gesteld
MÉ- L
Dit blad verschijnt tweemaal per week: W oensdag- Zater-
d a g avond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVER-
TENTIÉN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN èén dag vroeger.
Prijs per jssr f3.Franco per post 8.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIÈN van 1 tot 5 rekels f0.25; iedere regel meerSets
G-roote letters worden naar plaatsruimte berekend
De Burgemeester van Scbagen brengt ter ken
nis van de ingezetenen, dat de Heer Landmeter
van het Kadaster zich, tot het opnemen van
kadastrale veranderingen, in deze gemeente zal
vervoegen op Dinsdag, den 10 Maart a s.
Schagen, 6 Maart 1891.
De Burgemeester a. i. voornoemd,
W. A. HAZEU, Wethouder.
Ofschoon er in ons vaderland stof te over
is om dag— en weekbladen met beschouwingen
te vullen, wil ik mij met u, geachte Lezers voor
de afwisseling in gedachten een oogeublik ver
plaatsen ver, zeer ver over de grenzen, in
„Onze Oost".
,Odz e" Oost bestaat zooals we reeds op
de school leerden uit eilanden waarvan de
grootste zijn Bomeo, Sumatra, Celebes en Java.
Om ons een denkbeeld te vormen van de be
trekkelijke waarde van het woordje „Onze" in
de samenvoeging: „Onze Oost", behoeven we
slechts te letten op de verbazende oppervlakte
dezer eilanden in vergelijking met Ktderland.
Noemen we Nederland 1 dan is Bomeo 22,
Sumatra 18, Celebes 51/, en Java 4. Deze ei
landen alleen zijn dus S3men reeds 441/, maal
grooler dan het moederland. Nemen we nu
Roman van A. VON KLINCKOWSTRöM
39.
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
Het roode schrift.
Doctor Herrling ontstelt zoo hovig van de
plotselinge verschijning van tante Henriette, dat
zijn portefeuille uit zijn hand glijdt en op den
grond valt, zonder dat hij bet hemerkt, terwd 1
hij met een gemengd gevoel van verlegenheid en
beleefdheid haar tegemoet gaat. Alice's gelaat is
door een donkeren blos overiogen. Niets kon haar
pijnlijker zijn, dan juist bij dit onderhoud met
Herrling een getuige te hebben. Om hare ver
warring te verbergen, bukt zij naar de portefeuille,
welke voor bare vooten ligt. De portefeuille is
opengevallen en terwijl zij die opneemt, valt haar
blik onwillekeurig op de met Herrling's duidelijk
schrift bedekte bladen, waarvan de linkerzijde
prjjkt met aanteekeningen met potlood, terwijl
op do rechterzijde het otlood, blijkbaar gewei
gerd heeft af te geven, want na de beide eerste
regels, die een weinig flauw en onleesbaar zijd,
is er met rooden inkt verdor geschreven.
Het valt baar eensklaps in de gedachte, dat
Hans zich veel van dien donker rooden inkt
placht te bedienen; dit gaf haar aanleiding den
inhoud van het geschrevene nauwkeurig na te
gaan.
Geheel boven in den hoek staat de aanteeke-
ning „de heer van Lindmar en de belastingwet
ten," daarna de datum: „26 Februari." De dan
volgende getallen en afgekorte woorden zijn voor
haar onverstaanbaar, maar zij herinnert zich, dat
zij papiereo, wier inhoud denzelfden tabelvormi-
gen indruk op haar maakten, op Hans' schrijf
tafel gezitn heeft, en dat was juist op den 26
Februari, den dag, opwelken bij Kroll het gemas
kerd bal plaats bad, den dag, op welken doctor
Herrling door haar op Hans' kamer ontvangen
werd, en eenigen tijd daarin alleen bleef.
Dikwijls heelt zij van Lindmar 's wetsontwerp
in verband met het daarover in de „Nieuwe
Duitsche Pers* verschenen artikel en niet Llans'
naam hoort n spreken maar zij beeit de papiereo,
welke zij toenmaals op haar mans schrijftafel
gezien bad, skchts zoo vluchtig en zonder aan
dacht bekeken, dat bet haar later niet ingevalL-n
is, dat die met zoo ouverstaanbare cijfers bedekte
bladen daarmede bedoeld konden zijn geweest.
verder in aanmerking, dat over de eilanden
onzer koloniën een groot aantal zeer verschil
lende volkstammen zijn verdeeld, op Bomeo
alleen worder. 20 verschillende talen gesproken
en het aantal Enropeanen zoowat 1 op de 600
bedraagt, dan begrijpt men dat in Indië niet
dezelfde wellen kunnen gelden als in het moe
derland. Bij het beoordeelen der klachten van
Indische toestanden moet men dit wel in het
oog houden. De onbeschaafde volken in Indië
toch kan men in vele opzichten beschouwen
als groote kinderen; hun dezelfde wetten en
vrijheden te geven als de volwassenen, zou onge
twijfeld tot de vreeselijkste wanorde eu ellende
aanleiding geveu.
Onze Nederlandsche regeering moge in Indië
vele fouten hebben begaan, het iuoge waar zijn
dat onze ambtenaren niet altijd gehandeld heb
ben naar plicht en geweten, zeker is het dat
de iulandsche bevolking in onze koloniën het
veel beter heeft dan eenig Oostersch volk, dat
door Spanjaarden, Portugeezen, Duitschers of
Eugelschen wordt overheerscht; zelfs Engelschen
reizigers bevestigen dit en dat wil nog al iets
zeggen. Werd de Oost door ons ontruimd, zoo
als eenige vrijheidsmannen in ons laud dat
schijnen te hegeeren, dan zou de bevolking
onder hun eigen hooiden wezenlijk in geen
gunstiger conditie kouien; aangenomen altijd
dat Engelschen of Duitschers zich niet in onze
plaats gingen stellen.
Moge het dus steeds de leuze zijn onzer
regeering om op den grondslag van het be
staande te streven naar verbetering, en moge
het den leden onzer volksvertegenwoordiging
Nu wordt het haar eensklaps duidelijk, dat
Herrling den korten tijd van zijn alleen-zijn in
Hans' kamer, gebruikt heeft, om een afschrift
van die bladen te nemen, welke dank zij Hans'
onovertroffen slordigheid daar open en bloot
gelegen hadden. En moest het ook haar leven
kosteD, zij kan de verzoeking niet weerstaan, de
portefeuille nog verder te doorsnuffelen. Op al de
andere bladen waren aanteekeningen gemaakt
met potlood of met zwarten inkt. Het eenige, wat
met rooden inkt geschreven is, zijn juist de
op 26 Februari gedateerde pagina 's welke dus
blijkbaar aan Hans' schrijftafel geschreven
werden. Getroffen door deze ontdekking sluit zij
de portefeuille juist in het oogenblik, als doctor
Herrling zich omwendt, eD legt ze op den dicbst
bij haar staanden stoel. De portefeuille is van
buiten van licht bruin calicot, sterk afgesleten
en vertoont aan de beueden helft een groote roode
vlek, als had ze in eenige roode vloeistof gele
gen.
Kleine voorvallen, welke ons in het eerste
oogenblik ontgaan, keeren dikwijls in ons geheu
gen terug met een verbazende nauwkeurigheid,
om de schakel te worden eener keten, aan welke
juist nog deze ontbrak, ten einde een geheel te
vormen. Alice herinnert zich nu, geboord te heb
ben, dat Hans, toen hij op den middag van den
26 Februari terugkeerde, om zich thuis te ver-
kleeden, voor hjj Lindmar's verzoek ten uitvoer
bracht, den bedieude gevraagd heeft
„Wie is er aan mijn schrijitafel geweest? Hier
is inkt gemorst.*
Beriling heeft bij den eersten blik den toe
dracht overzien. Hij leest bet in bare oogen,
welke verdenking de jonge weduwe jegens bem
koestert, en met een poging om te schertsen,
waarvan hij evengoed als zjj het vergeefsche
inziet, zegt hij, terwijl hij de portefeuille snel weder
bij zich steekt
„Gij verwondert u over het gobrek aan rein
heid by mij. Wij mannen van de pen hebben
te veel met inkt te doen, om niet nu eu dan
zijn sporen met ons om te dragen.*
Daar niemand op deze scherts iets antwoordt,
voegt bij er haastig en onmiddelijk aan toe „De
dames zullen my wel veroorloven, heen te gaan.
Ik zou u niet langer willeu storen.*
„Daaraan doet gij zeer goed!* merkt de oude
dame droogjes op. „Gij zult iu ieder geval weer
van mij hooren, zoodra ik met mijn nicht deze
zaak heb besproken.*
En toen hij weg was, vroeg zij aan Alice
„Waarom hebt gij in mjj geen vertrouwen
gegeven zijn de sluizen hunner welsprekendheid
dicht te houden', zoo zij bij het behandelen
van Indische zaken zich niet met huune ge
dachten in Indische toestanden kunnen ver
plaatsen!
Tusschen Sumatra en Bomeo liggen o. a.
de eilanden Bangka en Billiton, waarop wij
in 't bijzonder de aandacht willen vestigen.
Het eiland Bangka met de hoofdstad Muntali
is zoo groot als Groningen, Friesland, Drenthe
en Overijsel samen Billiton met de hoofdstad
Tandjoeng Tandong is iets kleiner, maar toch
nog zoo groot als Gelderland en Utrecht,
Het eiland Bangka is heuvelachtig, maar
wij Nederlanders, die alleen vlakke gronden
kennen, zouden die hoogten van dit eiland
zonder vooibthoud bergen noemen. Het is wel
niet onvruchtbaar, maar bijna geheel bedekt
met bosschen en alang-alangvelden. Wie nim
mer in Indië is geweest en weinig over de
tiopen heeft gelezen, zal hij de gedachte aan de
bosschen van Bangka allicht geneigd zijn te
denken aan de Alkmaarder of Haarlemmerhout.
Breede wegen voor de rijtuigen, kronkelende
paden voor de voetgangers, hier en daar een
rustbank en ten bloemperkjedaaraan denken
wij Nederlanders, als we hooren spreken van
een bosch. Die voorstelling gelijkt evenveel, als
't licht eener smeerkaars op dat der zon. Ik zal
dan maar beginnen met te veitellen, dat men op
Bangka noch paarden, noch rijtuigen, noch
breede wegen heeft. Een betrekkelijk gering
aantal voetpaden heeft men door de bosschen
en alang-alang velden kunnen aanleggeu. De
reiziger op Bangka die niet wil )oop?n laat zich
„Ik schaamde mij zoo diep, en ik durfde het
ook niet."
„Denkt gij, dat ik een exemplaar vrouwelijke
Harpagon ben en van plan, mijn vermogen met
mij in het graf te nemen Of geloolt gij, dat
uw oude tante zoo weinig gefortuneerd is, dat
het haar ruineeren zou, twaalfduizend gulden
voor u te betalen
„Dat wilt, dat zoudt gij wi rkelijk voor
mij doen
„Waarom niet? Een deel van mijn vermogen
zit in Kambow en blijft aan mijn broeder of
diens kinderen. Maar een ander deel is in staats
papieren belegd en elk oogenblik tot baar geld
te maken. Gij dei,kt toch niet, dat ik u in han
den zal laten van dien man Over twee dagen
is dio zaak uit de wereld.*
„Hoe goed zijt gij 1" roept Alice uit, tante
Henriette om den hals vallende. „En boe kan ik
u dankou 1"
„Dank heb ik niet noodig, maar ik wil du
voor alles gaarne hebben, dat gij mij de zuivere,
de volle waarheid mededeelt."
De jonge vrouw verhaalt hierop onder hevig
blozen in vliegende woorden alles, wat er tus
schen haar en doctor Herrling is voorgevallen,
en doet daarna mededoeling van de ontdekking,
welke zij in Herrlings portefeuille deed. Na kort
beraad besluiten de dames, Wesberg dadelijk per
brief met bet gebeurde in kennis te stellen.
Wesberg heeft zjjn omgang met den compag-
DOn in den laatsten tijd tot op het noodzakelijk
ste bepaald. Hij betreurt bet levendig, dat hij
zich met hem gemeenschappelijk in eene onder
neming heelt ingelaten. Wel is waar rendeert
het blad uitstekend eu wordt het voortreffelijk
geredigeerd, maar de persooi lijkheid van den
mede-eigenaar en chef-redacteur is bem hoogst
onaangenaam. Niettegenstaande Herrling zich
tegenover Wesberg's herhaald ondervragen in
diep geheim hoeft gehuld, waar het betreft het
bewuste artikel over Lindmar's wetsontwerp, en
slechts losweg liet doorschemeren, dat hij zwijgen
moest en zal, om niet auderen te compromittee-
ren, kan Wesberg zich toch niet losmaken van
het vermoeden, dat deze met den zorgeloozen
Eisenrott gemeen spel gespeeld heeft, en als bij
nu den brief der beide dames ontvangt, vindt
bij daarin slechts de bevestiging van betgeen
bij zelf vermoed heelt.
Den brief bij zich stekende, begeeft hij zich
terstond naar Herrling, besloten, nu van hem de
volle waarheid te eischen.
dan ook door koelies (sjouwerlieden) in een
soort stoel (tandal) van de eene plaats naar de
andere dragen. Dit reizen is vrij vervelend, ook
al is de natuur er schoon, de prachtige bloemen
en planten trekken de aandacht ten laatste
niet meer, zoomin als het groote aantal prach
tig gekleurde papegaaien, parkieten en andere
vogels. Om ons die onverschilligheid van den
reiziger voor te stellen, moeten we trachten ons in
zijnen toestand te verplaatsen. De temperatuur
is er het geheele jaar door nagenoeg gelijk aan
die onzer warmste zomerdagen eu is vooral in
het nalte jaargetijde hinderlijk om dat dan 't
verschil tusschen de warmte van den nacht en
die van den dag gering is; ook is de lucht
nagenoeg van waterdamp verzadigd en daardoor
is de uitwaseming van het lichaam en dus de
afkoeling zeer gering. Bij zulk een temperatuur
wordt de reiziger op Bangka langs een smal
pad gedragen dwars door een Indisch woud of
een veld van alang-alang.
Wil men zich eene vooistelling vormen van
zoo'n Indisch wond, dan denke men zich eene
oppervlakte dicht begroeid met onregelmatig bij
elkander staande boomen, struiken, klim— en
slingerplanten, zoo dicht begroeid, dat er lucht
noch licht door het dicht gebladerte kan driDgen.
Meu vindt er eene verbazende verscheidenheid
van planten. Reuzenboomen van 50 M. hoogte
met stammen van 2 Meter middellijn dragen
er slingerplanten van honderden meters lengte.
Die reuzen werpen hunne schaduwen op andere
boomen, die ons, daar gezien niet groot lijken,
maar die in ons land een goed figuur zouden
maken, ook onder onze hoogste woudboomen.
„Ei, ziet men u ook nog eens?" ontvangt deze
hem met schijnbare onbevangenheid, terwijl hij
daarbij met een onrustigen blik het ernstige,
ondoordringbare gelaat van zijn compagnon on
derzoekend gadesloeg.
„Ik betwijfel, of mijn verschijnen u nu juist
wel tot vreugde zal strekken," antwoordt de
binnentredende, de deur zoo zorgvuldig achter
zich sluitende, dat de ander dadelijk bemerkt,
dat hier van een ernstig onderhoud sprake zal
zijn. „Ik ben gekomen, om eindelijk van u
opheldering te verlangen met betrekking tot e n
pnnt, over hetwelk gjj ons tot nu iu hot onwe
tende hebt gelaten, hetwelk evenwel dank zij de
scherpzinnigheid eener vrouw kortelings geleden
ontmaskerd schijnt."
„Gij spreekt in het meervoud. Wie verstaat
gij daaronder
„Mg en alle vrienden van den overleden
Eisenrott."
„Lieve hemelKunt gij die geschiedenis nog
altijd niet laten rusten De goodo Hans, zacht
ruste zijne assche, zou er u zekerlijk niet dank
baar voor zijn, dat gij zijn naam in deze zaak
telkens weder noemt.*
„Gij weet dus reeds, waarover ik mot u
spreken wil
„Natuurlijk! Ik kan het mij voorstelleo, dat
het bij u weder eens te doen is over het bewuste
artikel in zake Lindmar en consorten.*
„Zeer juistGij hebt mij daarover ophelderin
gen geweigi rJ onder het voorwendsel, dat het
een redactie-geheim was en dat gij door een
onvoorzichtig woord anderen zoudt compromi-
teeren. Ik ben nu in de gelegenheid, u eenige
punten te kunoen noemen, uitwelke men met ta-
menlijke beslistheid zijne gevolgtrekkingen kan
maken. Sta mij toe dat ik u bet verloop, welke
die zaak naar mijne meening genomen heeft, in
korte woorden mededeel
„O, ik verzoek u er om, ik ben inderdaad
nieuwsgierig!"
„Eisenrott bad de bewuste aanteekeningen op
den vjjf-en-twiniigste Februari, 's avonds, van
baron Lindmar ontvangen en onvoorzichtig
genoeg open en bloot op zijn schrijitafel laten
liggen tot 's namiddags van den zes-en-twintig
sten Februari I*
„Zijnerzijds eene groote nalatigheid! Stel u
voor, dat een zijner btdienden er inzage vaD
genomen heeft en toen uit zijn wetenschap geld
beult geslagen
HORDT VERT0LGD-