Tweede blad
der SCHAGEK COURANT,
van ïlonderdas', 30 April
1891, Ao. 25«2.
(Voortzetting debat door den heer
V. 4. CAMSCH.)
Vervolg verslag Politieke Rede van
den heer JV. v. d. Kaay.
Laten de Liberalen eerst eens omtrent de
uitbreiding van het kiesrecht flink weg zeggen
wat ze willen.
En of nu de lib. al wijzen op Amerika,
waar bij het algemeen kiesrecht volgens hen
zoo vreeselijk wordt omgekocht, dan wijst spr.
op Duitschland, daar is ook algemeen kiesrecht
en daar hoort men van geen omkooperij.
Doch spr. heeft genoeg vertrouwen op het
volk, om niet bang te zijn voor die omkooperij.
En mocht er al eens een zijn die zijn kies
recht wil verkoopen, welnu, dat is zijn zaak,
dat moet hij weten. Maar wie waarborgt het
dat er nu r iet wordt omgekocht Er bestaat
nu alle gelegenheid voor.
Een tegenstrijdigheid in de grondwet van
'87 is, dat zij in het artikel 78 zegt dat de
Staten Generaal het geheele Nederlandsche
Volk vertegenwoordigen en 2 artikels
verder, in art. 80, worden zoovele beperkingen
aangebracht, dat er slechts 200000 man kies
gerechtigd zijn. Hoe moet men daarvocr nu
eerbied hebben? Hoe is het mogelijk zonder
uitbreiding van kiesrecht betere belastingwetten
te krijgenDat kan niet allen door u (v. d. K.)
en mij, maar dat moet door het geheele Volk
gedaan worden.
En hoe staat het met de Arbeidswetgeving
Zonder de arbeiders in de gelegenheid te stel
len er aan mede te werken, heeft men iets in
dien geest gedaan. Het wetje van v. Houten
is gekomen, maar eerst nadat het dermate ge
amendeerd was, dat v. Houten zich over het
vaderschap schaamde.
De arbeidswet is gekomen onder het beheer
niet van de liberalen, maar van de clericalen.
Dit feit strekt dus nog tot schande der libe
rale partij.
Verder heeft de heer v. d. K. gezwegen,
misschien wel met opzet, over die groote groep,
die zich afscheidden, en vroeg hoe kunt gij,
die voor 3 jaar ons vertrouwdet, nu afvallen
Spr. zal zeggen wat de Lib. partij getoond
heeft.
De L. P. stemde voor leerplicht zeker,
ze waren immers toch in de minderheid. Dien
aangaande wijst spr. op het conflict, hetwelk
hij zelf in de N. Rott. Ct. gehad heeft met
Mr. Veegenshet liberale kamerlid, dat d.d. in
eene vergadering te Slochteren, volgens
de verslagen verklaard moet hebbendat hij
persoonlijk wel voor leerplicht zou stemmer.,
maar hij omtrent de andere lib. leden, die er
nu voorgestemd hadden, in de toekomst niet
de verzekering kan geven, dat zij er weer
voor zouden stemmen.
Maar wat is zoo'n verzekering dan waard?
Inkomstenbelasting? De Liberalen waren er
voor, maar niet voor progressieEn een
gewone inkomstenbelasting is niets.
Wilt ge weten, wat ge moet denken van de
de L. P. kiezers? Leest dan het Maniftst en
het verslag der behandeling da rvan. De libe
ralen willen uitbreiding van kiesrecht. O ja,
maar binnen de perken der grondwet, en
toen door prof. v. Hamel werd voorgesteld den
leeftijd niet op 23 jaar te stellen, maar den
wetgever gelegenheid te geven, om dien
leeftijd later te stellen, bijv. op 25 of 26 jaar,
toen nam het bestuur der Liberale Unie dat
amendement over, hetwelk gelukkig toch nog
werd afgestemd.
En wat de Liberale Unie meent met„De
wetgever ga aanstonds zoo ver als een eerlijke
uitlegging der Grondwet hem veroorlooft"
dat kan blijken uit hetgeen prof. Drueker
zeide: niet direct, als het tot stand komt,
dan zullen we aanstonds zoo ver zijn." Spr.
maakt er den heer v. d. Kaay geen verwijt
van, want die wil niet eens zoo ver gaan als
de Liberale Unie.
Kunnen wij nu die Liberale partij vertrou
wen Neen, zeide spr. Als het de Lib ernst
was om wat te doenMaar men moet voor
zichtig zijn en niet vergeten wat de praktijk
heeft geleerd. De kiezers moeten niet de
gewone liberalen nemen, maar andere mannen,
die wel willen doen wat zij beloven.
De heer Fortuijn van Amsterdam is „der
Dritte im Bunde Sociaal—Democraat van pro
fessie, springt hij de beide andere sprekers
bleven te midden van het publiek met vlugge
sprongen op de estrade en vangt aan te ver
kondigen, dat de heer v. d. Kaay niet een
pluimpje verdient, omdat hij heden avond hier
als spreker is opgetreden, ma;.r dat zulks'niets
meer was dan een staaltje van zijn plicht, en
dat de heer v. d. Kaay dank moest betuigen
aan ons, omdat trij naar hem wilden luisteren.
Voorts vindt spr. den heer v. d. Kaay in
consequent, als deze wijst op de verdeeldheid
bij de katholieke partij, terwijl men bij de
lib. zijn eigen zweep bestuurt.
Later zeide de heer v. d. K.maar wij
Liberalen weten ook niet waarheen, wij strijden
voor persoonlijke overtuiging. Spr. vraagt of
dat niet inconsequent is, en als v. d. K. dan
zegt dat er bij de katholieken zoo'n getob is,
dan vraagt spr. of dat niet bij de Liberalen
het geval is.
Met betrekking tot de uitbreiding van het
kiesrecht, stelt spr. al zeer weinig vertrouwen
in het beleid der Liberalen en herinnert er aan,
hoe het liberale lid Mr. v. Delden te Deven-
t e r verklaarde: niet te zullen dulden, dat de
hoogste belangen van den Staat werden aange
raakt door ongewasschen handen.
Natuurlijk, zeide spr., de heeren hebben de
glacéetjes aan.
Spr. vindt het juist het ergste dat de L. P.
nog erger is dan de kerkelijke partijen.
De Liberalen hemelen nu den leerplicht op.
Spr. meent, dat als de Liberale heeren zooveel
op hadden met het onderwijs, het toch vreemd
is, dat ze wel 30 millioen uitgeven voor leger
en vloot en slechts 10 millioen voor het
onderwijs. Het is de schuld der Liberalen, dat
duizenden kinderen zonder onderwijs roDd-
loopen en dat er 1800 onderwijzers met de
akte in den zak, zonder brood zijn, omdat ze
geen betrekking kunnen krijgen.
Maar de Lib. hebben wel gezorgd voor het
onderwijs voor hun zonen. Maar in het belang
van het volk Ho maar
Wet op den kinderarbeid? Dan wijst
spr. er op hoe bij de behandeling daarvan
Mr. H. J. Smidt beweerde, dat het heel goed
stond dat die vrouwen dien (dierlijken) arbeid
verrichtten, en de liberalen stemden er voor.
Het is de schuld der liberalen, dat die wet
zoo slecht is.
Rechtsgelijkheid? Tal van grieven
en onrechtvaardige handelingen hebben er
plaats gehad. De liberalen zwegen en juichteu
de verklaring o.a. v. Heemskerk toe, als hij ver
zekerde de ontevreden te zullen onderdrukken.
De liberalen ontsloegen Dr. Schmidt uit zijn
betrekking omdat hij wat ver dacht. Thans
hebben de Clericalen hem weder in zijn eer
hersteld. De clericalen zijn dus veel beter dan
de liberalen.
Met den suikeraccijns stemde de libe
rale Goeman Borgesius voor de suikerbaronnen,
zoodat die de eerste 3 jaar 6 millioen cadeau
krijgen.
In de spoorwegoverkomst hebben
de liberalen de r ij k e aandeelhouders begun
stigd.
Spr. wijst op de weinige belasting-hervor
mingen. Toen er sprake was over progressieve
inkomstenbelasting zeide Borgesiusgeen 100 °/oi
o neen, zoo'n klein beetje.
De 5—cents-zegelwet is ook een cadeautje
van de liberalen.
Zij zeggen te ijveren voor den werkman,
maar er is onder hen geen enkele stem opge
gaan tegen de eenzijdige samenstelling der
enquête.
En waarom komen de Lib. nu op tegen het
lot van de soldaten Omdat hun eigen zoontjes
kans hebben te moeten dienen.
En dan die Werkgeversbond Die is al lang
ontbonden bij gebrek aan deelneming. Er waren
er heel 19. De werklieden moesten er niets van
weten. Die willen op hun beurt nu ook eens
het onderste uit de kan.
En hoe flink en doortastend de liberalen
zijn Wat deden zij voor de scheiding van
kerk en staat En voor de koloniën Multa-
tulie getuigdede bezittende klasse alleen
heeft belang bij koloniën. Het volk heeft er
niets aan.
Verder roemen de liberalen op het ware
constitutioneele koningschap en de verant
woordelijke ministers! Wat heb je er aan?
Wat kan het ons schelen of we in naam van
de republiek of van de koningin geregeerd
worden Een republiek zou nog voordeeliger
zijn. Nu kost het eiken dag 1000 gulden.
Neen, toen die kwestie aan de orde was,
had v. d. KaayDomela Hieuwen huis, moeten
steunen. Nieuwenhuis, zeiden zij, kwam er zoo
onbehakt mee voor den dag, welnu, dan had de
heer v. d. K. het in fijnere vormen moeten
gieten.
MinistrieeleVerantwoordelijk-
h e i d De Liberalen tappen nu verbazend
veel koningsgezindheid. Vroeger deden zij dat
niet. In '48 toch schreef een liberaal, dat
Willem II moest bedenken dat er in den Haag
nog altijd een schavot bestond. Was dat ook
koningsgezind? Maar het loopt nu tegen de
verkiezingen en ze weten heel goed, dat het
volk nog altijd dweept met een koning, ofschoon
het niet eens weet waarom.
De verantwoordelijkheid der ministers bestaat
alleen op papier. Ze kunnen worden afgezet, en
dan krijgen ze nog een mooi pensioen toe.
De Normale arbeidsdag. Zij roe
pen er wraak oTer dat de arbeiders vragen een
arbeidsduur van 8 uur. En dan de ambtenaren?
Er zijn er die niet meer dan 2 uur per dag
werken, ja er zijn er, die een arbeidsdag heb
ben van n u 1 uren.
Neen, zoo besluit spr., van de Liberalen is
niets te wachten voor het volk en hij roept
daarom met de Genestet uit
Verlos ons van de Liberalen, Heer
Geef ons natuur en waarheid meer
De heer Frowein van den Helder zag wegens
het vergevorderd uur van het woord af.
R e p 1 i e k.
De heer Mr. W. y. d. Kaay zegt, dat
hij, die nu nog veel van hem verwacht, zich
zeer teleurgesteld zal gevoelen. Spr. wist vooraf
dat hij aan de Radicalen niet zou voldoen.
Dat is ook geen verrassing. Zij, die zooeven
het woord voerden, behooren niet tot de liberale
partij: spr. is liberaal en spreekt in eene
liberale vergadering.
En dat nu die heeren op elke openbare
vergadering hunne theoriën komen verkondigen,
is geen nieuwtje.
Maar heeren, wij staan gescheiden en de
heeren zullen wel doen met hun radicale partij
saam te stellen; laten zij daarmede doorgaan.
Het spreekt van zelf dat de uitgetredenen niet
met de liberalen samen kunnen gaan, maar
spr. zou ook niet eens met hen samen willen gaan.
Spr. heeft respect voor elke overtuiging, ook
voor die der S o c i a a 1-D emocraten,
maar acht het vergeefsche moeite ook maar
eenigszins met hen van gedachten te wisselen.
Wij worden het toch nog nooit eens. Hij is
niet de man van tortuinmaar zal er ook
nooit naar dingen. We zouden elkaar in geen
week overtuigen. Spr. denkt er ook niet aan,
de heeren over te halen, die hun wel gevestigde
meenig hebben.
En waarop komt die meening neer Zij
vertrouwen de Liberale partij niet.
Daaraan kan spr. niets doen Hij zal niet
wederkeerig aan de heeren zijn vertrouwen
ontzeggen.
Op het oogenblik zijn de Heeren welwillend
genoeg om te zeggen, dat zij gelooven, dat ik
het hier wel meen, maar niet als ik in den
Haag ben. Met dat ongeloof moeten de heeren
maar weer naar Amsterdam teruggaan. Eu als
de Liberalen hem (v. d. K.) ook niet vertrou
wen, moeten ze hem niet meer candidaat stellen.
Nu spreekt men altijd over vroeger, en zus
of zoo heeft toen deze of dia mijnheer gezegd.
Ja, als men nu zoo de feiten uit zijn verband
rukt, dau lijkt het wel of de heeren gelijk heb
ben, en wie dat gelooven wil, moet dat weten.
Zoo bijv. met hetgeen gezegd wordt van den
heer Veegens. Spr. kent den heer Veegens als
een trouw en eerlijk man, die precies zijn mee
ning zal zeggen, en als mr. Veegens nu zegt,
dat hij het zoo gezegd heeft en niet zooals de
verslaggevers het weergaven, dan gelooft Spr.
den heer Veegens.
Maar wat heeft de heer Veegens dan
wel gezegd? Er werd hem gevraagd kunt gij
verzekeren, dat de Liberalen voor leerplicht zijn
Eu toen heeft de heer Veegens gezegd dat
hij voor een ander niet kon instaan. Dat is
ook correct. Als de heer Veegens anders ge
sproken had, dan zou hij boerenbedrog gepleegd
hebben. Want al waren nu alle liberalen er
voor, het is toch best mogelijk, dat als leer
plicht weer aan de orde komt, er in de liberale
partij heel andere mannen zittenook is het
dan de vraag: hoe die leerplicht dan wordt
voorgedragen.
Zoo is het ook met de Legerwet. Daarin
wordt nu voorgesteld afschaffing der plaats
vervanging. Stemmen de liberalen tegen de
wet om de zwaardere lasten, die zij op het
volk zal leggen, dan zullen de heeren Radicalen
zeggen ziet ge wel, dat de lib. tegen de
invoering van den persoonlijken dienstplicht
waren. Zij zeiden wel er voor te zijn, maar
hielden een achterdeurtje open om de wet toch
te kunnen verwerpen." En stemmen wij voor
de wet, dan zullen diezelfde heeren uitroepen:
„Die liberalen hadden er tegen moeten stem
men, want die wet verzwaart ontzettend de
lasten op het volk
Spr. geeft toe dat de verzwaring van lasten
plaats zal hebben, maar dan moeten de heeren
eerst maar eens bewijzen, dat er op een ge
schiktere manier een goed leger is te verkrij
gen, dat waarborgen kan aanbieden voor 's lands
onafhankelijkheid.
En kan dat niet, dan moet de natie zich
die lasten gedoogen.
Een tegenstander verdacht maken, kan altijd.
De heer Calisch heeft slecht geluisterd. Spr.
heeft wel degelijk van meer dan 2 partijen
gesproken, maar zeide: op het oogenblik heb
ben de afgescheiden partijen niets anders te
doen, dan een der om de overwinning strijdende
partijen te steunen of tegen te werken. Dat is
nog bij deze verkiezingen het geval. En op
het oogenblik is het een feit, dat er twee hoofd
partijen zijn: de liberalen, en de; anti—liberalen.
Maar om nu de liberale pattij te noemen een
anti-cUricale, dat strijdt tegen spris overtuiging,
dat heeft hij ook niet gezegd. Da liberale partij
is noch clencaal, noch anti-cleiicaal, zij steunt
niet op geloof. Bij haar kunnen zich aanslui
ten roomschen, onroomschen, irotestanten en
israëlieten. Een politieke partij moet rusten op
politieke grondslagen.
En wat nu gezegd is door Kerdijk, prof.
Drueker of van Raalte, hoort hier niet thuis.
Het gaat niet aan een geheele partij te oor-
deelen naar de uitlatingen van een enkele.
Spr stemt toe, dat het wetje van v. Houten
een pover wetje was; niemand der liberale
partij zal zich er op verheffen; doch toch is
daarbij de arbeid verboden aan kinderen
beneden 12 jaar, en in Engeland is de arbeid
van kinderen tusschen 10 en 12 jaar wel
geoorloofd. Dan zijn wij hen toch nog vooruit.
Spr. is begonnen met te zeggen: volmondig
erkent de L. Partij hare tekortkomingen.
Doch dat is geen reden om de L. Partij, die
nu uit geheel andere personen bestaat, te
beschuldigen, dat zij niet zal doen, wat vroeger
door anderen is verzuimd.
Men verwijt de L. P. dat zij niet verklaard
zou hebben, hoe kleine of boe groote progressie
zij bij de inkomstenbelasting wil. „Wel" vraagt
spr. op den man of aan den heer Calisch, „hoe
hoog vindt gij dat het genoeg is? 6°/0?"
De heer Calisch verklaart dat dit, om te begin
nen genoeg is.
„Welnu," antwoordt de heer v. d. Kaay,
„de inkomstenbelasling Borgesius c.s. bedroeg
voor de groote fortuinen 6 °/o» ^us Prec'es
naar den smaak der heeren.
Maar nu zullen de heeren weer zeggen ja,
maar er is alleen maar gestemd over art. 1.
Goed, de heeren weten toch dat als art. 1
afgestemd wordt, men aan art. 2 niet meer
toekomt. De discussie houdt dan ook daarover op.
En toen mijnheer Kerdijk, op wien de heeren
zich beroepen, bij de behandeling in de 2e
Kamer zeide dat de Lib. Partij, met te stemmen
voor art. 1, zich verklaarde voor progressieve
inkomstenbelasting,toen was er een liberaal lid,
die antwoordde „dat moogt gij nu niet zeggen,
want dat komt later. „Eu toen erkende
de heer Kerdijk voorbarig te zijn.
Spr. is vóór progressie, maar dat is daarom
nog niet in art. 1 bewezen.
De maatregelen van veiligheid en toezicht
op den arbeid, zijn niet, om zich er op te ver
heffen, is door de heeren gezegd. Volkomen
waar. Ze zijn door spreker ter loops aangeroerd
omdat de kiesvereeniging Schagen ze op het
program had geplaatst.
Men zegt nu, dat pensioen-verzekeringdoor
den werkgeversbond weinig geeft. Spr. heeft
uitdrukkelijk gezegd, dat het daarbij niet moet
blijven, dat de staat de kwaadwilligen moet
dwingen mede te werken.
De Lib. partij zou bij de grondwetsherzie
ning genoegen genomen hebben met wat de
min. Heemskerk aanbood Maar bedenkt gij
wel, heeren, dat, om eene grondwetsher
ziening tot stand te brengen, twee derden der
stemmen er voor moeten zijn, en als Heemskerk
en de anti-liberalen tegenwerkten was het dus
een onmogelijkheid meer te verkrijgen, en als
dan bleek dat het meerdere en het betere niet
te krijgen was, dan was de L. P. tevreden
met hetgeen te krijgen was. De Liberale Partij
houdt nu eenmaal niet van parade, dat
voorstellen van amendementen als ge vooruit
weet dat ze toch vallen, is wel aardig en komt
in de courant, z,eker!
De leerplicht is alweer een kwestie van ver
trouwen. De Liberalen waren alweder in de
minderheid, maar als het nu zoo gek is, nu
ze in de minderheid was, met er voor te stem
men, waarom moest de L. P. dan wel bij de
grondwetsherziening met amendementen zijn
aangekomen
De Liberale Partij is oud Zeker, maar kan
jong bloed ontvangen. Met een Volk en een
Partij gaat het niet als met een mensch. Bij
Volk en Partij worden de ouden door jonge
vervangen, er komt nieuw bloed, en het gaat
niet aan, nu aan die partij het vertrouwen te
ontzeggen, om hetgeen de leden dier partij van
15 jaar geleden niet deden.
De heeren zouden het eerst met de uitbrei
ding van kiesbevoegdheid willen be
ginnen. Ja, dan krijgen we weer een kamer
ontbinding en grondwetsherziening, waarvoor
weer 2/s der stemmen noodig zijn, en gedurende
al dien tijd kan er niets gedaan worden. Er
kunnen er zijn, die dit de beste weg vinden.
Spr. vindt dat niet. Spr. acht het beter, dat
als de Liberale partij de meerderheid krijgt,
ze van de gelegenheid gebruik maakt om te
doen wat ze kan en verder het kiesrecht uit te
breiden.
Onverantwoordelijk zou het zijn, alles te
laten varen en door nieuwe verkiezingen op de
lange baan te schuiven.
Eu nu nog algemeen kiesrecht./ Spr. wil
klaren wijn schenken. Voor algemeen kiesrecht
is spr. niet, maar sluit zich aan bij den heer
van Houten, die nu ook al conservatief genoemd
wordt, dat we moeten uitbreiden het kiesrecht,