A iili. De Arme Dichter. Zondag 13 September 1391. 35ste Jaargang. No. 2550. BRANDWEER) Uitgever, J. WINKEL. Bureau: SCHAGEUT, Laan, B, 4. Gemeente Schagen, Bekendmakingen. Binnenlandsch Nieuws, Verkiezingen voor de Tweede Kamer. Amsterdam. Uitgebracht 6090 geldige stemmen. Gekozen de liberale caudidaat Vrolik met 3322 stemmen. De R.-Kafholieke candidaat Strüter had 1020, deanti-revolutionnaire Heems kerk 977 en de radicale Tindal 745 stemmen. Hoorn. Uitgebracht 2452 geldige stemmen. Herstemming tusschen den liberalen candidaat Ferf met 968 en den radicalen Jreul met 860 stemmen. De R.—Katholieke candidaat Tos de Wael had 504, de anti-revolutionaire Van Vliet 91 stemmen. Emmen. Uitgebracht 1024 geldige stern- men. Gekozen de liberale candidaat Roessingh met 599 stemmen de liberale tegencandidaat j Ti/mes had 107 stemmen, de anti-rev Have- laar 177 de heer Sckolten 136 stemmen. WOEDT VERVOLGD- SCHAGËR A COURANT. Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- Z&ter- d agavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVEE- TENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STDKKEN één dag vroeger. Prijs per jsar f 3.Franco per post 8.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIÈN vsn 1 tot 6 regels f 0.25; iedere regel meer 5ats Groote letters worden naar plaatsruimte berekend Burgemeester en Wethouders van Seliagen, brengen ter kennis van de leden der vrijwillige bezol digde Brandweer aldaar, dat de onlangs vastgestelde regeling, waarbij werd bepaald, dat bij het ontstaan van brand buiten de koin der ge meente, een daarvoor aangewezen gedeelte der Brandweer iliet zou behoe ven op te komen, vanaf heden wordt ingetrokken, en voortaan bij het ontstaan van brand, zoo binnen als buiten de kom der gemeente, alle leden der Brandweer moeten opko men. Den manschappen der Brandweer wordt tevens uitdrukkelijk herinnerd, dat, inge volge het bepaalde bij art. flO van het reglement, de spuitgasten, bij liet ontstaan van brand, zïcli moeten begeven naar liet Spiiiteiiliuis, en niet onmïd- delijk naar liet terrein van den brand. Het is gebleken dat sommige manschappen dit voorschrift niet Roman van AUGUST NIEMANN. Eerste deel. 43. VEERTIENDE HOOFDSTUK. Eindelijk was dan de dag gekomen, dat Edgar zijn vonnis zou te booren komen, en Edgar ging er heen zonder een verdediger genomen ot geraad pleegd te hebben. De zaak was helder genoeg. De roman was daar aanwezig en Edgar bekende do schrijver to zijn, en gebruikte geenerlei uitvluchten. De officier van justitie hield zijn betoog. Deze was een vroom man, en daar Neustadt niet groot genoeg was om iemand onbekend te doen blijven, wist deze heer zijne verhouding tot bet gezelschap van het somerlheater, en veroordeelde die ten strengste. Hij sloot zijn rede met de eisch van drie maanden gevangenisstraf. Daarop kreeg Edgar bet woord, om zich te verdedigen. Hij had van te voren reeds verklaard, begon Edgar, dat hij de beoordeeling in deze zaak geheel en al aan het gerecht overliet, en hij wensehte geen verzoek om gratie noch eenige verschoonende omstandigheden te vragen ot aan te duiden. Maar hij wilde niet dat er onrecht zou geschieden zoo dit verholpen kon worden en daarom zou hij iets ter zijner verdediging zeggen. Hij kwam weder op zijn eerste onderwerp terug, namelijk op den Staat van den dichter Plato, waarover hij meer dan een half uur sprak. Edgar meeDde te bemerken, dat de rechters hem met welgevallen aanhoorden, en dat zij elkander voel beteekenend aankeken, daarom sloot hij zijn rede met lachend te zeggen, dat hij hoopte dat zijn rede niet zou dienen om onrecht in recht te veranderen, maar hij zou het tevens geen onge- I luk vinden, als zijn straf verminderd werd, maar daarentegen zou hij het een schande vinden, zoo de gerechtigheid in den waren zin van het woord verdraaid werd, en daarmede zou men God zelf beleedigen. De rechters beraadslaagden zeer lang, en daarna werd hem gezegd, dat zij verschoonende omstandigheden in aanmerking hadden genomen. De oogenschijnlijke onwaarheid van den aange klaagde en een zekere dichterljjke verbeelding van denzelven bracht zijn onbekendheid met de wetten zeer duidelijk aan het licht. Eveneens had zijn houding tegenover het gerecht, zijne opvolgen, en dat dit verzuim aanleiding geeft tot verwarring bij de regeling der werkzaamheden. Schagen, den 4 September 1891. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. H. BEELS. de Secretaris, DENIJS. Uit Middelie wordt aan het llblad ge schreven De liberale kiesvereniging alhier stelde tot candidaat den heer P. B. J. Perl. Gisteren echter bracht de gemeenteveldwachter Sanders rtcliters zeer gunstig gestemd. Edgar werd dan nu veroordeeld tot zes wekeu straf, do kosten van het geding, en de vernietiging van alle exomplaren van zijnen roman. „Gij kunt den vorst nog om gratie vragen," zeide do president, na het sluiten der zitting tot Edgar. Edgar schudde het hoofd. „Rooit zal ik om gratie vragen," antwoordde hij trotsch. „Heelt het gerecht van mijn land mij schuldig bevonden, zoo is hot rechtvaardig dat ik mijn straf onderga. Hij werd niet dadeljjk in hechtenis genomen, daar het gerecht do overtuiging gekregen had, dat deze veroordeelde de laatste zou zijn om te vluchten en werd besloten, dat hij over drie dagen in arrest genomen tou worden. Edgar ging dadelijk naar huis, at zijn linzen soep en troostte zich met het denkbeeld, dat andere groote mannen ook in de gevangenis gewor pen waren. Hij was veel opgeruimder giworden, nu de zaak al'geloopen was, en hij maakte het plan, om zijne nieuwen roman in do gevangenis te voleindigen. „Als mijn straftijd voorbij is, ga ik naar Berlijn en begeef mij onder mijne geest verwanten," dacht Edgar bij zich zelf. Zoodoeode zou gelegenheid voor hem open staan om zijne kracliten te wijden aan de kunst en dan eens to toonen, wat hij kon en wie hij was. Edgar stak na deze overpeinzing ziju geld op zak, hetwelk nog ongeveer vier honderd mark bedroeg, als de kosten van het proces er at waren getrokken en ging daarmede naar de tooneelspeelsters. „Mjjn lieve Johanna," zeide bij, „het is afgeloopen, zooals ik het gedacht had; het gerecht heeft mij veroordeeld. Ik moet zes weken in de gevangenis doorbrengen, daar zal ik hardwerken. Als ik weder vrij ben, is bet zomerseizoen hier afgeloopen; maar in ieder geval moet gij cp mij wachten; zoodra ik vi ij zal zijn, kom ik weder by u. Neem, om in dien tijd van te leven, vier honderd mark van mij aan, het is de rest van mijn verinogen, op een kleine som na, die ik mede naar de gevangenis neem. Deze kleine som zal u en uwe moeder voor nood behoeden, en als ik weder hier kom, zal ik voor je weten te zorgeu. Alles zult ge in dien korten tijd wel niet gebruiken. Ik vertrouw u, gij zijt mijne lieve, trouwe vriendin, gij zult het ook blijven, niet waar, mijn lief kind, gij zult uwo lielde voor mij bewaren De tooueelspeelster viel hem om den hals en de trauen sprongen haar in de oogen. biljetten bij de ingezeten ter aanbeveling van den heer Treub. Een der raadsleden van Kwadijk, tevens lid der liberale kiesvereeniging aldaar, wonende in bet gedeelte dier gemeente (Akswijk) dat tegen Middelie is aangebouwd, heeft daarop Donderdag het volgende biljet laten verspreiden: „Het is tien ondergeteekende gebleken, dat de burge meester dezer gemeente zijn veldwachter strooi biljetten heeft doen verspreiden in het belang van den heer Treub. Ik keur het ten zeerste af, dat openbare ambtenaren op die wijze pressie uitoefenen, en blijf daarom dringend aanbevelen den candidaat onzer Vereeniging, den heer P. B. J. Ferf." Freiheir von Barnekow, na gedurende ziju berucht verblijf te Amsterdam in de grootste hotels te hebben gelogeerd, vond eindelijk nog een verblijf in een slaapstee in de Dirk van Hasselt- steeg. Ook de eigenaar van deze inrichting heeft bij zijn verblijf geen zijde gesponnen. De Frei- herr is weder naar zijn vaderland teruggekeerd, zonder orde op zijn zaken te hebben gesteld. De groote schouwburgtent van de heereu llenri en Okhuizen, op de kermis te Delft, is publiek verkocht aan een landbouwer, die haar zal doen inrichten voor doleerende kerk. Naar het Haagsche Dagblad verneemt houdt men zich aan het departement van oor log onledig met samenstelling eener zoogenaamde noodwet, welke er op moet zijn ingericht om de definitieve legerwet voor lang overbodig te Edgar had zijne vele boeken en zijn verdere eigendommen, aan zijne kosterouw in bewaring gegeven, em i en kleinen koffer gepakt, dien hij naar de gevangenis medenam. Daarmede klaar zijnde, ging Edgar zijne gewone wandeling doeu en koffie bij juffrouw Zörgel drinken. Hij vond juffrouw Zörgel alleen. De tooneel- speelster zag hij niet. Hij vroeg, waar juffrouw Legrandi was. „Juffrouw Philippson is hier niet," antwoordde juffrouw Zörgel. „Niet hier waar is zij dan?" „Zij is weg, zij is afgereisd, om het u ïd één woord tt zeggen, mijnheer de doctor." „Afgereisd „Ja zeker, zij is afgereisd. Ik kan er niets aan doen. Ik heb baar nog gezegd Johanna dat moogt gij niet doenMaar het hielp niet Zij had het zich eenmaal voorgenomen, nadat zij den afloop van uw geding vernomen had. Zij zeide, dat een fatsoenlijk meisje geen betrekking kon aanhouden, met iemand die in de gevangenis moest. Eu caarin heb ik haar gelijk moeten geven, maar ik vond het toch zeer ondankbaar jegens u, heer doctor, en dat heb ik haar ook gezegd. Maar plotseling is zij mot hare bezittingen ver dwenen. Ik heb haar nog gez> gd, dat zij schrijven zou, maar zij zeide, dat baar dat te veel werk was." „Zoo, is zij afgereisd," zeide Edgar terwijl hij naar den grond keek. „Ja zeker, heor doctor," zcido juffrouw Zörgel weder, die met blijdschap zag, dat Edgo.r zoo kalm bleof. „Ja en wat nog erger is, zij is heen gegaan met den kapelmeester. Zij waren het al sedert langen tijd met elkander eens. Ik heb mij zeer verwonderd, dat gij het nog Diet bemerkt hebt." „Zoo, zoo; met den kapelmeester?" ,Ja, ja, hij kwam hier veel aan huis, nadat Wobensieck verrokken was. Toen deze hier nog was durfde hij dit huis niat te geoaken. Maar gisteren, uadat gij hier geweest waart, kwam hij, in zij vertelde elkaar veel iu 't geheim, en toen hebben zij ook besloten te veHrekken." „Ja, het is wel te denken," zeide Edgar, „zij verdiende hier niet te veel." „Och ja, verdiensten," riep juffroow Zörgel uit, „do lui moesten bier honger lijdenDe kapelmeester had een nieuw engagement in het zicht, en zooals hij zeide, zou hij Jobanna ook aan een nieuw helpen." „Zeer waarschijnlijk zeide Edgar. „Nog een vraag, hoer doctor. Hoe staat het maken. Verder zou de minister van oorlog het voor nemen koesteren om de schutterijen onder het departement van oorlog te brengen. En eindelijk, zou de minister van Justitie onder scheiden wetsontwerpen, door zijn voorganger aanhangig gemaakt, hebben ingetrokken. Onlangs werd uit Nunspeet een staaltje van verregaande bijgeloovigheid vermeld, waarbij een man, die een ziek kind had, de hulp van eene „duivelbanster„ inriep, en toen tot tweemaal toe eene zwarte kip levend in de pot stopte en - kookte. Als vervolg hierop dienneDe dotniué, wien dit geval ter oore kwam, onderhield hem daarover in de kerk: een geloovig christen mocht aan hekserij geen geloof hechten enz. De man, die „bekeerd„ is, heeft zich een en ander zoo aangetrokken, dat hij beproefd heeft door ophanging een einde aan zijn leven te maken. Gelukkig werd de toe leg verijdeld. De leeraar kwam hem opzoeken, en na dat bezoek is onze ongelukkige huisvader vrij wat bedaarder geworden. Het kind is naar meu zegt herstellende; maar het was reeds acht we ken ziek geweest, toen de betoovering week, en - dus duurt het thans ook nog acht weken, alvorens de arme kleine weer geheel beter is. De man, een arme landbouwer, die elf monden open te houden heeft, is gedagvaard, omdat hij vrouw E. D. met geweld gedwongen heeft over zijn ziek kind de woorden „God zegen je* driemaal uit te spreken, terwijl hij dreigde haar met eene blaaspijp te zullen doodslaan. De officier van justitie te Zwolle, die aan nam dat beklaagde eenigszins opgewonden was met onze rekening omtrent Jobar.na Gij hebt eertijds gezegd, dat gij voor haar zoud instaan." „Zeer zeker Heeft zij bij haar heengaan niets betaald." „Geen penning. Waarvan zon zij betaald hebben „Wellicht van het geld, dat ik haar gisteren gegeven heb." „Gij hebt haar geld gegeven Gij Nu begrijp ik de gelieele zaak, de kapelmeester bad meer schuldeu, d m haren op zijn hoold, en zoo hij reisgeld geh id had, zou hij al eerder vertrokken zijn. Nu zijn zij heide met uw geld vertrokken." „Hoogst waarschijnlijk wel, juffrouw Zörgel. Gij legt de zaak heel goed bloot." „Mijn God, het is zeer natuurlijk. Maar deze juffrouw Johanna! neen, zulk eeu valsc .lieid heb ik nog nooit ontmoet, hoeveel ik ook al gezien heb. En du ben ik mijn geld ook nog kwijt. Of zoudt gij heer doctor zoo goed willen zijn, de rekouiug te betalen, daar gij toch eeumaal voor Johanna goed gesproken hebt „Hoe groot is uwe rekening, juffrouw Zörgel." „Vier en dertig mark, vijftig penning, heer doctor; gisteren heb ik juist alles opgeschreven." „Goed," zeide Eigar,terwijl hij in zijne geldtaseb greep, „en hebt gij nu nog soms iets te vragen Mag ik u nog niet iets er bij geven, om den wiuier door te komen?" vroeg Edgar spottend. „Het staat u in het geheel niet beleefd, zoo met mij te spotten, heer doctor," antwoordde juffrouw Zörgel kalm. „Ik heb reeds zorgen genoeg, en dat gij nu juist naar de gevangenis moet, brengt mij in groote verlegenheid. De meubelmaker heeft er reeds vau gehoord, en is niet meer met uw borgschap te vrede, en wanneer hjj nu niet dadelijk geld krijgt, zal bij morgen alles laten verkoopen. Maar mijnheer de doctor is altijd zoo goedgeetsch geweest, dat hij nu eene arme weduwe niet in den steek zal laten Edgar nam zijn papierengeld en zijn zilver, dat hij nog over had en legde alles op tafel. „Dit is alles wat ik nog over heb," zeide Edgar op treurigen toon, keerde zich om en ging heen, terwijl juffrouw Zörgel hem verwon derd Da staarde. De zou stoud in het westen, en een veriris- scbend met bloemengeur doortrokken windje woei over bet veld, en de wandelaars geuoten van deze heerlijken namiddag. Ook Edgar wandelde met loome schreden en met het hoofd, peinzend ter neer geslagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1891 | | pagina 1