SCHAGER COURANT,
B IJ VOEGSEL
Zondag, l Januari 1893,
tfo. 2 68 7.
F E U I L L E T O N.
N k i 1L ft S.
Roman van F. DU BOISGOBEY.
XL
behoorende bij de
Vall
De advokaat Berquin betuigde den direc
teur der gevangenis zijn dank er voor, dat
bij hem den noodigeo tijd had gelaten, met
zijn cliënt te beraadslagen, en drukte d lama
den veroordeelde do hand ten afscheid.
Ook de directeur richtte nog eonige vri-m-
tV'ike woorden tot den Naamlooze en ging
hibiop met Berquin mede, om deze te gebe
den, naar de poort, welke naar het Roquette-
ploin voerde.
Hun gesprek liep natuurlijk over de
vooruitzichten, welke den veroordeelde nu
nog overbleven.
„Het is zeer wel mogelijk, dat de dood
straf veranderd wordt in eeu levenslange
deportatie," meende de directeur. „Ik ben
verzocht omtrent het gedrag van den ver
oordeelde, sedert hij hier is, rapport uit te
brengen en heb de gunstigste getuigenis
van hem afgelegd. Zijn gedrag is in alle
opzichten onberispelijk, en zijne geheele
houding opmerkelijk. Wanneer er niet zoo
vele verzwarende feilen tegen hem g tuig
den, dan zou ik werkelijk geneigd zijn te
gelooven, dat hij onschuldig is."
„Ik heb de vaste overtuiging, dat hij het
inderdaad is."
„Het is mijn oprechte wensch, dat het u
gelukken moge, uwe opvatting ook te maken
tot die der rechters, die den president van
advies moeten dienen. Gunstig voor den
veroordeel ie zijn tooh zonder twijfel de
leemten, welke de akte van beschuldiging
bevatteongunstig daarentegen werkt de
hardnekkigheid, met welke hij zijn naam en
zijn verleden tracht te verbergen."
„Misschien besluit hij nog, dat geheim op
te heffen."
„Dan mocht hij dairmedewel niet te lang
talmen. De onthullingen in het laatste
oogenblik dienen tot niets, want ten eerste
schenkt men daaraan meestal geen geloof,
en ten tweede is het heden ten d go al
lang geen gebruik meer, dat een veroordeelde
nog aan den voet van het schavot genade
k'ijgt, gelijk, men dat in oude verslagen
leest. Vanneer tegenwooidig eenmaal het
bevel is gegeven, dan kan Dagenoeg niets
meer de voltrekking van het vonnis be
letten."
„Dat weet ik en tracht daarom mijne
navorschiugen zoo veel mogelijk te bespoe
digen."
„Doe dat, en wanneer gij daarbij feiten
aan het licht kunt brengen, die voor den
gevangene gunstig zijn, talm dan niet, ze
ter bevoogder plaatse bekend te maken,
voor de beshssiag gevallen is, want dan zal
het te veel voeten in de aarde hebbeu.
Zoodra de president der republiek het pro
tocol ondort ekend heeft, zonder de gebrui
kelijke formule van genade er aan toe te
voegen, dan geeft de dadelijk door den
minister van Justitie daarvan in keunis ge
stelde minister van binnenlandscbe zaken
onverwjjl i zijne bevelen aan den prerect van
politie, aan de commandanten der gendar
merie, zoowel als aan mij, aan den geeste
lijke der gevangenis en aan den scherprechter
en in den vroegen morgen van den daarop-
volgenden dag is alles voorbtj 1"
„Zoo ver zal het niet komen, naar ik
hoop, wanneer het echter tegen alle
menschelijke berekening in toch mocht
gebeuren, m ig ik er dan misschien op re
kenen, dat gij, mijnheer de directeur, ook
mij zoo spoedig mogelijk daarvan bericht
doet toekomen
„Dat zou ODder zekere omstandigheden
wel eens zeer moeiel.jk, zoo niet geheel
onmogelijk kunnen zijn. Er zijn reeds geval
len voorgekomen, waariu ik zelf de opdracht
eerst 's avonds laat ontving. En dan weet
ik ook niet, ot de minister van binnen-
landsche zaken, die mijn onmiddellijke chef
is, het mij niet ten kwade zou kunnen
duiden."
„Da minister zal er uimmer iets van ver
nemen. Het is een gunst, welke ik van u
persoonlijk verzoek en waarover Dooit een
woord zal verluiden. Ik verplicht mij verder,
volstrekt niets te doen, wat u ook maar in
het geringste zou kunuen compromitteereo."
„Wat zal u dan bet bericht baten?'
„Sta mij toe, dit nu nog te verzwijgen;
gij zult bet te zijner tijd vernemen, daarop
geef ik u mijn woord van eer. Ik heb na
tuurlijk het recht niet, op de inwilliging
van mijn verzoek te staan, maar ik beveel
het u toch warm aan."
De directeur boog zich zwijgende; hij wilde
blijkbaar geen bepaalde toezegging geven
en Berquin bracht daarom het gesprek op
een ander onderwerp.
„Wij gaan nu zeker denzelfden weg,"
zeide hij, „welken de veroordeelde moet af
leggen, als hij naar het schavot gevoerd
wordt
„Dit is zoo," antwoordde de beambte,
„en deze weg is, gelijk gij gezien hebt,
tamelijk lang, wat in bet belang der huma
niteit te beklagen is. Hij moet, evenals wij
zooeven, eerst den ruim honderd meter lan
gen gang door, dan vyftioD trappen afstijgen
eu dit plein passeeren. Nadat dan de groote
gevangenispoort geopend is geworden, heeft
hij nog ongeveer dertig schreden te doen
naar het schavot."
Zij hadden nu den uitgang bereikt en
Berquin nam afscheid. „Nu, ik herhaal het
nogmaals, dat ik alle hoop heb, dat het niet
zoover zal komen. Maar voor dit uiterste
geval wilt gij u wel mijn verzoek herinneren
XII.
Nadat Berquin de gevangenis La Roquetto
had verlaten, nam hij een rijtuig en liet
zich rijden naar de Rue Rochebrune, waar
hij mejuffrouw de Brains een bezoek wilde
brengen. Hij was reeds eenmaal met de
Carolles bij haar geweest, om haar troost
in te spreken on haar te verzekeren, dat
hij en Hugo samen alles zouden doen om
haar broeder te redden en den waren moor
denaar van Bolton te ontdekken. De indruk,
dien de anders zoo sceptische advokaat van
het jonge meisje ontvangen had, was zulk
een ernstige geweest, dat hij het gevoel,
hetwelk zij zijn vriend had ingeboezemd,
t.iet meer voor een grillige dweperij hield.
Het beviel hem bizonder, dat Carolles toe
wijding en onbaatzuchtigheid genoeg bezat,
zijne liefde te schenken aan een onbemid
deld meisje, welks broed r, ter dood veroor
deeld, in de gevangenis smachtte.
Hugo de Carolles was reeds tweemaal uit
de Rue Tiquetonne, nadat hij zich vooraf
bij papa Rigolo had verkleed, voor enkele
uren in ziju eigenlijken levenskring terug
gekeerd. Hij was telken male bij Berquin
geweest en had toen ook Victoire een be
zoek gebracht. Al was hij ook te teerge
voelig, om onder de tegenwoordige omstan
digheden tot de zuster van don veroordeelde
te spreken over zijne gevoelens en verwach
tingen, zoo had hij toch de geliefde tenminste
willen zien en spreken, voor hij wederom
Martin-Querre werd en naar het hotel du
Commerce teruggkeerde. Hij had haar bij
dit bezoek slechts in ruwe trekken op de
noogte gebracht van de navorschingen, welke
Berquin en hij ingesteld hadden, zonder uit
te wijden over de dubbele rol, welke hij
tegeuwoordig in de Rue Tiquetonne speelde.
Daarover wilde hij zwijgen, tot hij in staat
was, bepaalde feiten aan te wijzen, welke
tot nu helaas nog ontbraken.
Hugo da Carolles had zijn vriend ook op
de hoogte gebracht van de hoogmoedige
wijze, opwelke mejuffrouw Chabot, bij haar
bezoek aan Victore's handwerksklas tegen
over dezo cich bad aangesteld. Niet weinig
verrast was dus de advokaat, toen hij, met
zijn rjjtuig voor het huis in de Rue Roche
brune aankomende, daar reeds eene prach
tige equipage zag wachien, in welke
juist mejuffrouw Eugenie Chabot en hare
moeder wilden instappen, die blijkbaarYictoire
een bezoek hadden gebracht.
„Men zegt, dat de liefde blind maakt
in ieder geval maakt de jalonzie daaren
tegen iemand in zekeren graad verbazond
scherpziend," dacht de advokaat bij zich
zelven, terwijl de beide dames naar bem
toekwamen, om hem te begroeten. Berquin
had mevrouw Chabot en hare dochter dik
wijls op partijen aangetroffen en was ook
door zijn vriend in het huis van den bankier
geïntroduceerd geworden men kende elkaar
dus van weerszijde zeer goed, toch bemerkte
de advokaat dadelijk, dat Eugenie er iets
bizonders mede bedoelde, toen zij hem op
zulk eene vriendelijke wijze tegemoetkwam.
„Ei, brengt gij ook al bezoeken aan me
juffrouw de Brains?" vroeg zij, schijnbaar
zoo niets er made bedoelende, terwijl zij
Berquin de hand gaf. „De juffrouw bezit
ongetwijfeld betooverende macht, dat zij
zelfs een vertegenwoordiger der gestrenge
justitie aan hare wenscben weet dienstbaar
te maken. Ook uw vriend de Carolles is
reeds verscheidene malen in de Rue Roche
brune geweest, naar ik hob vernomen."
„Ik heb met mejuffrouw de Brains slechts
zaken te doen," zeide de advokaat glim
lachende, ,er is sprake van een huurcontract,
hetwelk zij gesloten heeft eu waarin de
de eigenaar van het huis nu wederrechtelijk
een nieuwe, voor haar beperkende en lastige
bepaling wil voegen. Maar wat mijnheer de
Carolles betreft, zoo is die oagetwyfeld door
zijne tante mar mejuffrouw de Brains ge
zonden, daar immers barones d'Audevon
zeer veel belang stelt in de menschlievende
pogingen van mejuffrouw de Brains."
„Meent gij?" vroeg mejuffrouw Eugenie
vrij gemelijk, en voegde er dadelijk aan toe:
„Dau zal zijü tante bem ook zeker wel
verhindord hebben, ons gisteren af te balen
voor de wedrennen in Longchamp, wat wij
toeh afgesproken waren."
Berquin trachtte zijn vriend met diens
letterkundigen arbeid te verontschuldigen,
doch de jonge dame meende: „Dat is alles
zeer mooi en goed, doch is geen voldoende
reden, om zijne vrienden te veronachtzamen.
Zeg dat mijnheer de Carolles in mijnen
naam, wilt gij
De advokaat beloofde het, terwijl hij
handig aan de zaak een schertsende wen
ding gaf, doch het was hem door dit korte
onderhoud duidelijk geworden, dat mejuffrouw
Chabot jegens zijn vriend veel ernstiger en
levendiger belangstelling koesterde, dan bij
ooit had waargenomen. Deze meeoing zou
nog nader bevestigd zijn geworden, had hij
het gesprek kunnen hooren, hetwelk Eugenie
met hare moeder had, terwijl zij wegreden.
„Ik begrijp u inderdaad niet," begon
mevrouw Chabot, „waarom gij u voor dezen
mijnheer de Carolles zooveel moeite geeft
gij, die kunt kiezen uit een rij van aan
bidders, die veel rijker en ook voornamer
zijn, dan hij."
„Noem het een gril, of boe gij wilt; het
behaagt mij nu eenmaal. Iu ieder geval laat
mijn trots niet toe, dat een andere den man
aan zich boeit, wien ik mijne belangstelling
heb geschonken."
„Ik ben er van overtuigd, dat uwejalou-
zie «poken ziet en dat mijnheer Berquin
volkomen gelijk heeft, als hij zegt, dat uw
vriend mejuffrouw de Brains alleen bezocht
in opdracht zijner tante. Hoe gij dat arme
meisje, dat daarbij niet eens eene schoonheid
is, in ernst als uwe medeminnares kunt
beschouwen, is mij een raadsel 1"
„Carolles is nietj de man, terwille van
geldelijke beweegredenen een huwelijk te
sluiten, en dat hij ten opzichte van hare
porsoonljjke bekoorlijkheid een andere
meeuiog er op na houdt, dan u, dat is mij
bij hot eerste bezoek duidelijk geworden,
toen ik kon ontdekken, met welke bikken
van verwondering bij haar gadesloeg."
Eugenie was een veel te wel opgevoede
dame, om door de uitdrukking van haar
gelaat aan de omstanders te verradeD, welk