Gemengd Nieuws.
man van geboorte.'
„Hij was eerst commies in een commis
sie-zaak en maakt er tolstrekt geen geheim
van, dat bij met leege zakken is begonnen
evenals ik, mijn waarde. Dit is beter
dan adel.'
„Dat ben ik volkomen met o eens. Hoe
oud is bij
Drie en veertig jaar.
zNa, laten wij zeggen, vijftig. Hij ziet
er nit als een waterplant, die mun in een
herbarium heeft te drogen gelegd, en hij
kleedt zich zonder eenigen smaak.'
„U zou hij natuurlijk beter bevalleD
wanneer hjj een modepop geleek. Mij niet.
Hij bevalt mij juist zoo als hij is.'
„Uwe dochter zal hij zeker niet bevallen,
dat kan ik u wol voorspellen dus laat de
gedachte varen haar na de scheiding van
Sauveterre met dezen verdachten vreemde-
lig te doen huwen. Toen gij uw dochter
uitbuwehjktet aan Sauveterre, was zij een
onervaren ding, nu is zij eene volwassen
vrouw, die hsar eigen wil heeft.'
WORin VERVOLGD.
VERVOLG.
De lachende voorouders.
(Een spookgeschiedenis).
Op het huis „de post" daar spookte het,
dat wist het kleinste kind te vertellen. Wie
's avonds alleen voorbij het groote, oude
gebouw in de eenzame straat moest gaaü,
haastte zich gewoonlijk zooveel mogelijk,of
liep aan den anderen kant der straat, want
het huis zag er echt spookachtig uit, een
oude grijze woning, met reusachtige
schoorsteenen, een halt' vervallen gevel en
een donkere zware poort, waarboven sedert
eeuwen een verweerde engel, nog slechts in
't bezit van één arm, die een schild, waar
op nog eenige versierselen te herkennen
waren, vasthield, terwijl met zeer ondui
delijke letters hieronder te lezen was Ho
tel de Post.
Wat er eigenlijk voor spook huisde, wist
niemand men zei eenvoudig „het spookt
er", en daarmee uit.
l)e bezitter van het gebouw wist welke
praatjes er liepen, doch stoorde zich daar
geenszins aan.
Toch deden de praatjes ave. spoken aan
den kastelein geen kwaad, darr de vreem
delingen zijn hotel trouw bezochten en de
stedelingen in 't geheel niet lij hem weg
bleven, daar hel bekend was, dat alleen op
kamer No. 1 het spook huishield, en dus
niemand voor die beruchte verschijning
bang behoefde te zijn, tenzij zich iemand
's nachts op die kamer waagde.
Kamer No. 1 was een gezellig vroolijk
verblijf de wanden waren met ouderwetsch
lederpapier behangen, en in dc middenvak
ken hingen 3 portretten van over-over en
bet-overgrootmoeders en 8 van dito groot
vaders.
Het waren eerbiedwaardige schilderijen
en ernstige gt zichten, die van uit de oude
lijsten blikten op de omgeving.
Op een goede keer kwamen er eens een
paar vroolijke snuiters in de Post logeeren,
namelijk twee schilders, die een studiereis
maakten, en daarom overal een beetje rond-
boemelden.Daar het slechte weder hen
dwong een paar dagen rust te nemen,
wisten ze niet beter te doen, dan in de
Post te gaan logeeren.
De vriendelijke kastelein gaf hun No. 1
tot kamer, want hij was een vriend van kunst
en kunstenaar.
Het was een vreeselijk vervelend weer,
het water viel met stroomen uit den hemel en
onze schilders wisten met hun tijd geen
raad.
„Heere mijn tijd wat een weer!' sprak een
der schilders, een lustig aardig klein kereltje,
„'tweeris bijna zoo vervelend als die ouwe
knullen die ons daar van die lijsten aankij
ken."
„Wat zul j' er aan doen,* zeide de andere,
een lange magere man, het zal den heelen dag
wel doorregenen en we mogen blij zijn als bet
tegen den nacht ophoudt.
„Hoe zou je't vinden als we die oudjes
(en hij wees op den muur)eens andere gezicht
jes gaven; die lui kijken toch zoo vervelende,
dat ik veel trek heb om hun een lachende
facie te geven," sprak de kltine dikke.
Dat zijn voorouders', zeide de lange ma
gere droogjes „denk daaraan en ze zijn niet
kwaad geschilderd.'
„Kwaad of niet," zij het dikkertje „dat zal
mij 'n zorg zijn, maar lachen zullen ze,"en hij
nam reeds palet en penseel ter hand.
„Wil je nou waarachtig?' vroeg de andere.
„Dat zal wel waar z:ju, zet tne maar op je
rugen ik begin.''
De magere had schik in het origineele idee
van zijn vriend en in een oogenblik tijds zat
het kleine minneke op de schouders van
zijn langen vrier.d en wist met enkele penseel
streken de ernstige tronies der voorouders
in vroolijke gezichten te veranderen.
Eu ze kregen zoo'n vroolijke uitdruk
kingen, dat de ander, die ze zag, onwillekeu
rig mee moest lachen.
„Nu roepen we den waard,' zei 't dik
kertje, „en die zal verwonderd opkijken, dat
al zijn voorouders zóó opeens een lachziekte
gekregen hebben.'
Wat de andere ook tegensprak, er hielp
geen lieve moedertje aan, de dikkert trok
ook aan de bel en oogenblikkelijk verscheen
de weldoorvoede gestalte van den waard.
„Och, beste man, verdrijf ons eens een
beetje den tijd en verte,1 eens 't een en
ander van julie stadje."
„Ja," sprak de hospes, vertellen kan ik
veel, maar 't is eigenaardig, juist als je iels
verhalen wil, schiet het iemand gewoonlijk
niet te binnen.'
„Heeft uwe familie al lausr hier gewoond?'
„Zoowat tweehouderd jaar achtereen is
het huis van familie op familie overgegaan,"
zei de waard gestreeld.
„Zoo, zoo, dan heb je zeker ook veel
portretten van je voorouders
„Helaas slechts van drie geslachten," zei
de kastelein, en met een vluchtigen blik
op de schilderijen wilde hij juist de betee-
kenis daarvan verklaren, toen hij plotseling
terugdeinsde, en met grooteoogen naar het
portret van zijn grootvader keek.
„O, zoo, zijn dat uwe voorouders," zei
het lustige mannekeprachtige stukken,
goed geschilderd maar waarom kijk je
zoo vreemd?"
De hotelhouder kon niet spreken nog
altijd staarden zijne oogen cp het portret
van zijn grootvader, en toen zijne blikken
verder dwaalden en ook de andere schilde
rijen troffen, rezen zijne haren ten berge;
doodsbleek, den mond van schrik half ge
opend, stond hij als versteend-
„Heeren, heeren," stamelde hij,„ziet ge dan
niet, die die gezichten allen la
chen
„Zeker, zie ik dat," sprak de kleine schil
der, „je hebt gelijk, wij hebben het ook
reeds vreemd gevonden, dat al die gestren
ge dames en heeren lachen, wat is de reden
daarvan
De kastelein luisterde al niet meer. Nog
even keek hij de portreteu aan, vloog toen
de deur uit, ouder 't roepen van „Griet
Griet 1'
„Is de kerel dol Hij gaat waarachtig
zijn vrouw roepen, ik geloof dat we een ver
keerde grap uitgehaald bebbeu,' sprak de
lange.
„Gauw, gauw, rep je vóór de vrouw te
rug is,* riep het dikkertje.
Met één sprong zat hij weer op de schou
ders van zijn vriend en verwijderde gedu
rende den tijd, dat beneden in kenken en
kelder naar Griet gezocht werd, de penseel
streken.
Eindelijk vond de waard zijn vrouw
„Griet, Griet, ik zocht je door het geheele
huis. Verbeeld je, onze voorouders, die
goeie beste brave voorouders van ons
lachen ja ze lachen. Komt eens mee
kijken.'
Met deze woorden trok hij zqn dierba
re wederhelft mee en sleepte haar zoo te
zeggen naar kamer No. 1.
De dikkert had intusschen de zitplaats
op den rng van den lange verlaten.
„Kom, vrouw, kijk zelf,' schreeuwde
de baas maar wie beschrijft zijn nieu
wer. schrik, toen hij in plaats van de la
chende gezichten van,,zoo even, dezelfde
van vroeger bekende, streDge gelaten ziet.
„Maar wat moet ik dan zien zei de
vrouw, terwijl ze de vreemde heeren ver
legen groette.
„Maarnou geloofik, zeg
heeren,' bracht er de held onzer geschie
denis met moeite en stotterend uit„heb
ben dan onze voorzaten niet gelachen
„Zeker," zei de vroolijke muzenzoon,
„zeker hebben ze dat gedean, iraar lachen
ze dan nu niet meer
„Kijk zelf," riep de kastelein, „bemerkt u
nog een spoor van lachen
„Neen, dat is waar, en toch zou ik er
op gezworen hebben, dat ze lachen, wat
kan een mensch zich toch vergissen
„Als de heeren het niet zelf vertelden,
zou ik gelooven, dat het mijn man in 't
hoofd geslagen was," sprak 't vrouwke, „hij
hreft wel eens meer van die overspannen
gedachten
„Je kunt praten wat je wilt,zei op dro
gen tooQ de waard, „maar mijn voorouders
hebben gelachen, daar gaat niets van af.'
„Zeker, ze hebben gelachen," kwam de
magere tusschenbeide, „ik heb't ook gezien,
't is een feit.'
Oe waard schudde eens met het hoofd,
en hoewel zijne vrouw hem later nog dik
wijls uitlachte, bezwoer hij bij kris en kras,
dat hij goed gezien had en daarmee
uit.
Hij vertelde de geschiedenis eeDS aan
zijn vrienden en na dien tiid spookt het
op kamer No. 1 en niemand zal het wagen
den nacht in dat vertrek door te brengen,
't Spookt er, zeggen de dorpers.
Volgens Duitsche berich-
ten, moet Georg Wt-gner te Berlijn er in
geslaagd zijn om aluminium, dat tot nog
toe door zijn vettigheid alle pogingen om
het te galvaniseeren deed mislukken, gal
vanisch te vernikkelen, verkoperen, verzil
veren en te vergulden en er langs dien
weg allerlei kleuren aan te verleenen, waar
voor de meest verschillende galanterieën
en metaalwaren te benuttigen zal zijn.
Bijouteriën, wandelstok ken, keukengereed
schappen, huisraad, in één woord alles, wat
men maar belenken kan en tot nog toe
uit hout, metaal of gebakken aarde ver
vaardigd wordt, kan men nu uit alumini
um in willekeurigen tint maken, tot ka
mermeubels toe, en deze veel sierlijker dan
thans, zonder dat de kleur anders behoeft
te zijn. Stoom post
Als een goed middel tegen
koude voeten bij 't wielrijden, kunnen wij
uit ondervinding, zegt de Ned. Sport., pa
pieren zolen in de schoenen aanbevelen.
Snelpersdruk van J. WINKEL, Schagen.