en
Donderdag 30 Maart 1S93.
37ste Jaargang Do. 2712.
Gemeente Schagen.
Bekendmakingen.
JACHT en VISSCHERIJ.
Bmuenlandsch Nieuws.
F E U I L L E T O i\.
1
i Niïiws-
MUI» k LllÜIIVlllI
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Uitgever, J. WINKEL.
Bureau: SfnAOE*, Laan, I), 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummer 5 Cents.
ADVERTENTIEN van l tot 5 regl f 0.25; iedere regel meerócts
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
POLITIE.
Ter Secretarie alhier zijn inlichtingen
te bekomen omtrent een op 26 Maart
j.1. in deze gemeente gevonden
x. \v arte muts.
De Burgemeester der gemeente Scha
gen, brengt ter kennis van de ingezetenen,
dat de aanvragen ter bekoming van jacht
en vischacten en van kostelooze vergun
ningen tot uitoefening der visscherij voor
het seizoen 1893/94, ter Secretarie voor
de belanghebbenden ter invulling ver
krijgbaar zijn dagelijks, Zon- en Feest
dagen uitgezonderd, des voormiddags van
9 tot 12 ure.
Schagen, den 28 Maart 1893.
De Burgemeester voornoemd,
C. H. BEELS.
Een talrijke opkomst
viel het „Gemengd Koor" van BARSIN
GERHORN j.1. Zondagavond ten deel,
bij zijn eerste uitvoering, in de kolfbaan
van den heer W. Groen aldaar.
Het met nauwgezetheid gekozen pro
gramma werd, vooral wat betreft het
tweede gedeelte, verdienstelijk uitgevoerd.
Het geheel bewees, dat de verschil
lende partijen in evenredige verhouding
waren samengesteld, en te zamen wat
klankgehalte aangaat een goed harmo
nisch geheel vormden.
Zeer verdienstelijk en iuet bezieling
en voordracht werden gezongen „Boven
de Sterren," v. Fr. Abt, „Lentelied,"
v. L. v. d. Wulp en „De Zee," v. R.
Schumann.
Deze eerste uitvoering van dit jeugdig
koor, hetwelk uit ruim een dertigtal
dames en heeren is samengesteld, kan een
gelukkige en goeds belovende entree heeten.
Wij wenschen den heer J. Spaans Dz.,
den directeur, die getoond heeft den
rechten man voor deze taak te zijn, uit
warme belangstelling toe, dat het succes,
met deze uitvoering door zijn corps en
hem behaald, niet van hem wijke. Lust
en ijver, daarvan heeft men blijk gegeven,
en daaraan zal het ook verder wel niet
ontbreken, veronderstellen wij. Dat de
ingezetenen van Barsingerhorn, daar waar
het te pas komt, door ondersteuning dit
„Koor" schragen, het zal dan een
eervolle toekomst tegemoet gaan.
Met dankbaar applaus werden begroet
het duet en het trio voor 2 violen en
piano.
Door den nog jeugdigen violist J. Sluijt
van Barsingerhorn werd zoowel wat tech
nische als aestetische voordracht aangaat
met den heer J. Spaans Dz. als zeer ver
dienstelijk accompagnateur, het duet
„Der Troubadour" nauwgezet vertolkt.
Het Trio van Dancla, uitgevoerd door
de violisten J. Sluis van Barsingerhorn
en Porlegeys van Alkmaar beiden
leerlingen der Alkmaarsche muziekschool
onder leiding van den heer Koerman, en
den heer J. Spaans Dz. als accompagna
teur, was, wat aangaat muzikale uitvoe
ring, het neusje van den zalm.
Het duo voor twee violen, van Fiolli,
werd door beide heeren violisten ver
dienstelijk en met groote vaardigheid
uitgevoerd, al kon het niet door zoet
klinkende harmoniën het auditorium mee
slepen, gelijk dit het geval was met Dan
cla' s trio.
hooge kapen of baken gebouwd, ten dien
ste der zeelieden. Voor eenige jaren werd
Griend 's zomers vaak beweid door talrijke
kudden schapen, die in het voorjaar daar
heen werden gevoerd per schuit en in den
herfst werden weggehaald.
de
helling. Door angst gedreven, besloot
een hunner met nog een paar anderen in
stilte den toren te beklimmen en met
behulp van het schietlood het gevaarte
te looden. Spoedig bleek hunne gegronde
vrees. De uitslag was, dat de toren aan
Gedurende den graastijd was een soort de zuidzijde reeds zestig centimeters over-
hut opgeslagen waarin een paar herders helt. Indien men bedenkt, dat aan die
hun verblijf konden houden. zijde onmiddellijk de school met onder-
Slechts eenmaal moet het gebeurd zijn wijzerswoning grenst en vele woningen
dat een paar schapen geroofd zijn door daarnaast en aan de overzijde slaan, dan
voorbijvarende schepen. is het verklaarbaar, dat men zich zeer
Het eiland dat voor groote vaartuigen beangst maakt, 't Is ongetwijfeld van groot
moeielijk te bereiken is wegens de ondiep- belang, dat er onmiddellijk doeltreffende
te rondom de kust, wordt gewoonlijk alleen maatregelen worden genomen, opdat Pur-
met roeivaartuigen bezocht, welke be- merland niet hetzelfde onheil treffe, als
zoeken echter niet veelvuldig plaats Westzaan in 1813.
hebben. Alleen wiurvisschers en palingvis-n n J
schers komen er dan aan land. terwiil 1 Rederij
Het
onder het
geweken.
mond—
D.
vee van
en klauwzeer
Mes, te EDAM, is
Novelle
door L E O N A R D.
IX.
Een onbewoond eiland.
Op ongeveer 2 uren afstand van de ei
landen, VLIELAND en TERSCHELLING
in de richtiug van de Eriesche kust, ligt
een kleiu onbewoond eiland, 't Griend ge
naamd, welk eiland ruim een uurgaausin
omtrek is.
Ofschoon het middelste gedeelte van het
land tamelijk hoog boven den waterspie
gel ligt, wordt Griend bij buitengewjon
hooge getijden toch meermalen overstroomd,
wat echter in de zomermaanden zeer zel
den gebeurt. Op het eiland zijn een paar
aan land, terwijl
ook wel eens z. g. jutters het eilandje aan
doen om te onderzoeken of er ook iets
uit zee is aangespoeld.
Merslal worden de voorwerpen die uit
zee aankomen voor buit verklaard en wordt
de vinder zonder gewetensbezwaar eige
naar.
In Juni is het eiland het dorado van
honderden zeevogels, die er hnnne nesten
maken en hunne eieren uitbroeden.
Het gebeurt echter vaak dat de rost der
vogels gestoord wordt doordien voorbijva
rende schippers even met hun boot landen
om zich van een aantal eieren meester te
maken.
De plantengroei van het eilandje bestaat
in eenige grassoorten, oenevens zeekraal.
N. R. Ct.
Deschoone toren tePur-
merland, voor eenige jaren met behulp
van een belangerijke rijkssubsidie hersteld,
wijkt van zijne grondvesten en dreigt te
zullen omvallen, indien daarin op de een
of andere wijze niet spoedig wordt voor
zien. Reeds eenigen tijd geleden vermeen
den eenige ingezetenen, dat het trotsche
gevaarte aan één zijde overhelde. Een
daarop van gemeentewege ingesteld onder
zoek, schijnt, dit vermoeden niet te heb
ben bevestigd, althans er werd niets bij
zonders verricht. Geoefende oogen echter
bleven hunne meening volhouden en be
speurden zelfs een steeds grooter worden-
De vriendelijke dame verzocht de heeren,
baar te vergezellen naar het prieel, al waar
men dan gezamenlijk de thee kon gebruiken.
Yerder beklaagde zij tich over Karei, die
zich in de laatste dagen in 't geheel Diet
aan haar had vertoond.
Karei verontschuldigde zich door iets te
mompelen omtrent verschil van Btand, doch
de dame bracht hem tot zwijgen door te
beweren, dat zij van iemand, dien zij haar
„vriend* noemde, toch ook op eenige vriend
schap mocht rekenen.
„En dat hij een goed vriend van ons is,
heeft hij herhaaldelijk getoond," voegde zy
er bij, hem vriendelijk aanziende.
Tot laat in den avoDd bleef men bijeen,
■oodat Van Horst dien dag geene gelegen
heid voDd, Karei nog meer te spreken over
Schram en ook de beide na volgende dagen
spraken de vrienden elkander weinig onder
vier oogen, daar Van Horst door Emma in
beslag werd gehouden en Karei een paar
verafgelegen hoeven moest bezoeken.
Drie dagen na het laatste bezoek van
Frederik Schram op Bellevue, arriveerden
er tegen den middag gelijktijdig twee brieven,
een uit 'a Hertogenbosch voor Van Horst
en een uit A. voor Karei. De laatste brief
was van Schram en daarin meldde deze
Karei, dat hij plan had, hem den volgenden
dag nog eenige inlichtingen te komen ver
zoeken en of hij daarom zoo mogelijk tegen
elt ure te huis wilde zijn.
Pas had Karei zijn brief ten einde gelezen,
of de litmeester kwam vrij opgewonden, op
zijn kamer stormen, met een geopenden brief
in de hand. Dit was wederom een niet-on-
derteekend geschrift, schjjnbaar niet door
dezelfde hand als het vorige geschreven, en
waarin men V an Horst zeer ernstig waar
schuwde voor Groothart.
Onder meer stond daarin, dat men op
eene wandeling Emma eens tot Karei bad
hooren zeggen, dat zij liever met hem ging
rijden en wandelen dan met haar deftigen
galant, die haar nimmer wilde zien galop- hij wil zekerheid hebben, bij zal Johan
ook niet van hield, eens snel schrijven, of nog beter, hij zal tr heen
had Karei baar band gaan en zich met eigeu
boe het daar gaat. Het
sprong bij vrooljjk op en Van Horst de hand
drukkende, sprak hij„Komaan, mijn vriend,
de visch heeft gebeten, we zullen een beer
lijken stekelbaars vangen I" En nn deelde
bij den ritmeester mee, wat bij aan den heer
Schram bad verteld en wat deze nu slechts
een weinig vergroot en gekleurd aan Van
Horst schreef. Want dat deze brief weer
van Schram kwam, daaraan twijfelde Karei
geen oogenblik, al was het postmerk ook
's Htrtogenbosch. Eeno nauwkeurige beschou
wing bewees bovendien overtuigend, dat de
beide lasterbrieven door denzeltden persoon
waren geschreven.
De beide vrienden bleven nu nog een
geruimen tijd druk zitten praten. Eindeljjk
stond Van Horst op en zeide nog: „Dat
blijtt dus zoo afgesproken?"
„Ja," antwoordde Karei, „kwart over elf
verwacht ik u hier. Maar wees goed in
uw rol, opdat de schurk ons spel niet be-
grijpetoon maar eens goed, dat ge militair
zijt.»
„Wees daaromtrent gerust; wie woet of
ik u nog niet in werkelijkheid bang maak."
„Nn, dau zoudt ge toch al raar uit den
boek moeten komen," hernam Karei glim
lachende, „van een kleintje ben ik nu juist
niet vervaard."
Van Horst vertrok, terwijl Karei den
briot, waarmee hij was bezig geweest, vol
eindigde, waarna hij zijn hoed nam en eene
wandeling in het park ging makeo, teneinde
alles nog eens goed te overdenken.
Onwillekeurig plaats genomen hebbende
op eene bank, dwaalden zijne gedachten
weldra af naar 't Noorden, uaar zijue
Ilarie hij stelde zich haar beeld voor den
geest, hoe zij naast hem op de baek achter
hare woning gezeien, hoe bedroefd zij ge-
durende hunne laatste reis van Assen naar
K. was geweest en eindelijk hoe innig zij
bem nog bij het afscheid had aangezien.
En hoe zij het nu maakte Hij wist
het niet. In langen tijd bad hij geen brief
van Joban ontvangen. Maar als hy bedacht
wat deze in een vorigen brief had geschre
ven, dan gevoelde bij zicb niet gerust. W ie
weet, of zij niet ziek is, en of zij haar
broeder niet verzocht heeft, het njy niet te
laten weten," zoo dacht hij verder. „O, dat zou
vreeselijk zijn zij ziek, misschien om
hem roepend en bij niet bij baar om haar
te troosten."
Het koude zweet brak hem uit. Maar,
overmorgen orde op do zakeD stellen en
Zondag op reis naar K.
Volgaarne zal mevrouw van Renen hem
een paar dagen vacantie geven, daar is geen
twijfel aan. Moed gehouden dus, spoedig zal
hij zijue Marie weerzien.
Den volgenden morgen vinden we Karei
op zijn kamer bezig met de couranten te
lezen. Voor hem op de tafel liggen een paar
rekeningen van F. Schram Jr., en diens
De Reder ij kerskamer On-
derlinge Oefening Ie ST. MAARTEN sloot
1.1. Zoudagivond het Winteisaisoen met de
opvoering van htt tooneelspel ,Vuder» in
één bedrijf en met het oorsproukelijk volks
stuk in 4 bedrijven; „Betja de Naaister
door C, F. T. Bigot, spelende te Amster
dam. Leende het #tooneelspel" zich
minder voor eene dankbare opvoering, toch
mogen we de Kamer gelukwenschen met
het succes, dat er mee behaald is. 1 'e slot
scene maakte indruk, de ontmoeting vau
Vader en Dochter deed meenige gevoelige
snaar trillen. De voorstelling van „Betje
de Naaister". een wezenlijk volksstuk, waar
in ernst en luim, uatuur en waarheid om
den voorrang streden, bracht het talrijk
opgekomen publiek in een waar enthouscasme,
d»uk zij de meesterlijk vertolkte rol van Betje,
door Mej. A. Fraij—Blomhert vervuld. Het
uitnemend spel, ook der andore actrices en der
acteurs verhoogde htt succes der opvoering.
De mis— en scène liet niet te wenschen
over: de schrijver van het stuk had daar
toe door het geven van gewaardeerde en
verzochte inlichtingen niet weinig het zijne
bijgedragen. Geen wonder dat, waar de//Ka
mer" alles doet, wat in haar vermogen is,
haar gevestigdec naam te behoudeD, dat
hare voorstellingen steeds door een tal
rijk en waardeerend publiek wordt bijge
woond.
is
Een Utrechtsch student
dezer dagen kennis gaan maken met
„Als ge mij dan niot op mijn woord ge
looft, moest tocb bij u mejuffrouw Emma
boven alle verdenking verheven zijn."
„Noem haar naam niet," viel Van Horst
in, .haar wil ik niet meer zien, voordat ik
van haar onschuld overtuigd ben."
Treurig sloeg Karei w*er den blik op den
□oodlottigen brief, dien bij nog in de haud
hield en sprak als tot zich zeiven .Wist
ik miar, wie dat geschreven heeft, dan zou
ik bem noodzaken, die leugens terug te
vrouw Blommers, alias „Oranje Ka," wel
bekend door haar optreden tegen de socia
listen, aan wie zij, uit liefde voor het
Kouingshuis, een vurigen haat gezworen
beeft. Dat zij intusschen niet enkel door
demonstraties en handtastelijkheden de
sociaal-democraten bestrijdt, maar ze ook
met den mond goed aandurft, blijkt nit
het verslag door den student in de Minerva
gegeven, over een socialistische vergadering
door Oranje Ka bijgewoond.
Het was tegen twaalven, aldus schrijft
hij. Zoo terstoud zou in het locaal der
socialisten in de Ridderschapstraat een
juffrouw spreken over „de werkloosheid*.
Reeds was een enkele socialist in het lokaal
gekomen, maar verreweg de meeste plaatsen
waren nog onbezet, en het bestuur trok
reeds een bedenkelijk gezicht. Doch daar
komen plotseling groepen van drie de zaal
biunen. Voorop twee mannen, waartusschen
vrouw Blommers, en dan, drie aan drie
„d'er jongens", die allen hun dubbeltje
entree betaald hebben, maar nu ook voor
aan willen zitten, ot voor een deel op de
gaanderij een plaats kiezen, om een beter
overzicht over het geheel te hebben. Toen
allen gezeten waren, begon de juffrouw.
Weldra toonde zich groote ontevredenheid
op het gezicht van Ka, en het duurde dan
ook niet lang, ol zij stond op en ging
tegen de tribune leunen, met haar rug
naar de spreekster.
Eindelijk had de juffrouw uitgesproken,
en de enkele geestverwanten hadden met
handen en vosten te gelijk hun volle
instemming betuigd, als wilden ze laten
merken, dat er nog wel socialisten waren.
Daar vroeg de president, of nog iemand
het woord verlangde.
„Jawel menheer de socialist", en met
draaide Oranje Ka zich om, en plaatste
zich met haar groot lichaam recht tegen
over de trihune, en begon toen
„Zie je, menheer de socialist, ik begrijp
niet, dat die juffrouw hier nog durft te
komen spreken over werkloosheid, want
het geld voor de reis moet ze óf verdiend,
óf gestolen hebben, en als er dan toch
zooveel werkloosheid is, dan zou ik dat
geld maar liever bewaard hebben or
slechtere tijden. Maar, menheer de soc ist
als die juffrouw ons hier wil komen er-
telleD, dat er in Utrecht zooveel werk-
laatsten brief. Ofschoon bet pas half elf is j nemen."
geslagen, ziet Karei nu en dan al eens naar Opeens grijpt hij een rekening van Schram,
den weg, of zijn bezoeker nog niet komt.
De gewooulyk zoo bedaarde jongeling is
nu tocb wel eenigszins in spanning, daar
bij een zeer bettig toonetl verwacht. Wan
neer echter precies elf uur een bediende
de komst van mijnbeer Scbram meldt, ont-
vau gt hij dezeu met een kalm, vriendelijk
gelaat, waarop niet de minste ontroering te
lezen is. En als regel aangenomen bobbende,
eerst de zaken af te maken, verzocht hij
Scbram eerst eveu een paar nota's voldaan
te willen schrijven, waarna ze dan nogeeDS
over andere dingen kunnen spreken.
Juist heeft Scbram het geld, dat Karei
bem beeft voorgeteld, bij zich gestoken,
terwijl de rekoningen nog open geslagen op
de tafel liggen om te drogen, als plotseling
met een ruk de deur opengaat en Van Horst
met een hoogroode kleur en een geopeoden
brief in de band de kamer binnenstormt,
zicb driftig tot Karei wendt zonder acht
te slaan op de tegenwoordigheid van Schram
en uitstoot: .Ellendige schobbejak! zoo
beloont ge dus mijne vriendschap, dat ge
beproeft mij mijne verloofde te ontfutselen.
Maar ge zult uw doel niet bereiken, dat
verzeker ik u 1
„Mevrouw van Renen zal alles weten en
op staanden voet zult ge dit huis verlaten
en ge moogt den Hemel daok zeggen, dat
ik u nog levend laat vertrekken en u niet de
hersens insla."
„Maar, mijn God, van Horst, wat is er
gaande, wat hebt ge tegen mij, ik begrijp
peeren en er
te loopen. Ea toen
gegrepen en er zijne lippen op gedrukt.
er niets van," sprak Ka;el ten hoogste ver
baasd.
„Zoo, begrijpt ge er niets van," bulderde
Van Horst. .Welnu, lees dau en bij wierp
den brief, dien hij in de band had gehouden,
op de tafel.
.Verdedig u dan maar, als gij kunt."
Karei nam den brief en las bem schielijk
door. Vervolgens, zich tot den ritmeester
wendende, sprak bij„Wat in dien brief
oogen overtuigen, staat, is gelogen."
is nu Donderdag- „Dat kunt ge licht zeggen, maar boe znlt
Zcodra Karei den inhoud bad vernomen, morgen, al rekenen met den beer Schram, ge me dat bewijzen
boudt die naast den brief en ziet in hevige
spanning beurtelings van bet eeue papier
op het andere.
Eindelijk roept hij uit„Zou bet mogelijk
zijn F Mijnheer Schram hebt gij dezeu brief
geschreven
Deze, die zich gedurende het gansche ge
sprek bescheiden had achteraf gehouden,
verbleekte bij dezen uitroep van Karei en
antwoordde met bevende stem „Ik, mynhecr
Groothart Hoe komt ge er bij
Doch Karei trad driftig ep hem toe en
sprak„Ontken maar uiet, uwe bleekheid
verraadt o, gij hebt die lastertaal geschre
ven."
„Als gij het ten minste lastertaal durft
noemen," begon nu Scbram, zicb herstellende
en zich vervolgens tot Van Horst wendende,
vervolgde bij„Welnu, ja, mijnheer Van
Horst, waarom zou ik het ontkennen, ik ben
de schrijver van de beide niet onderteekende
brieven, die u beeft ontvangen. A1b vrieud
kan ik niet aanzien, dat hij daar hierbij
wees hij op Karei die zich nog wel uw
vriend durit noemen, u uw bemiude onstal
en geloof mij, hij is reeds aardig op weg.
Zelf heeft hij mij een paar dagen geleden
in „vertrouwen" 't een en ander meege
deeld van 't geen ik n schreef en ik nam
mjj toen dadelijk voor, n te waarschuwen.
Daar ik echter niet gaarne in de zaak ge
moeid wenschte te worden, reisde ik naar
's Hertogenbosch en bezorgde daar den brief
in de bus.
„Nu echter die bedrieger mijn hand heeft
herkend, en mij ter verantwoording durft
roepen, stel ik mij geheel ter uwer beschik
king. Ik wil u alle opheldering geveD, die
ge zult verlangen."
,En toch zeg ik, dat ge een lasteraar zijt,"
bulderde Karei, opvliegend, „geloof bem niet
Van Horst, hij wil u en mij bedriegen en dat
niet zonder bedoeling.'
„Ik veronderstel tocb, dat mijne woorden
bij mjjnbeer Van Horst meer waarde zullen
hebben, dan de zijne," sprak Scbram tot
den ritmeester, terwijl hy een hooge borst
zette.
„Dat weet ik nog zoo zeker niet, mijnheer,"
antwoordde deze vrjj scherp. En zich daarna
tot Karei wendende, vroeg hij vriendelijk
,Zeg eens, Groothart, moet dit spel nog
langer duren? Het begint mij te vervelen
en die fielt heeft nu toch bekend, dat hij de
schrijver is, zoodat wij weten, wat wij weten
wilden."
„Wat sprak Schram hevig ontsteld,
een paar schreden achteruit doende.
„Ja, wat 1" hernam Van Horst op woeden
den toon. „Dacht ge soms, ellendige lasteraar,
dat ik één woord van al dat geschrtjf ge
loofde, dat ik mijn besten vriend, dat ik
mijn beminde zou verdenken, enkel op uw
bsweren
„Als n dan geen geloof hecht aan mijn
woorden, mijnheer Van Horst, denk ik toch
wel, dat er te A. oornn genoeg gevonden
worden, die gretig naar mij zullen luisteren."
„Gij kunt te A. zeggen en doen wat go
wilt,* viel hier Karei in, „maar hier op
mijne kamer zult ge uwe leugens bekennen."
„Dat zal ik nooit doen," sprak Schram.
„Dat zult ge wel doen!" riep Karei
heftig, terwijl bij een naast hem hangende
karwats greep. „Gij zult bekennen, dat ge
gelogen hebt, of bij God, ik zal u loeren,
hce men een weerspannig paard behandelt.
Beken, i g ik uen dreigend hief hij
den arin omhoog.
Angstig deinsde Schram terug en riep
„Gij zoudt het wageo, mij te slaan
I och reeis suisde hem de karwats over
de bcenon, en daar nu ook Van Hcrst met
dreigeode gebaren op hem afkwam, riep hy
„Ik heb gelizferd Maar laat mij dan
nu ook beengaan.'
„Ha, lafaard," bulderde de ritmeester, „ge
bekent dus ow schurkenstreek Welnu,
vertrek dan, om uw lasterpraatjes in A.
rond te strooien, doch ik waarschuw u, kem
mij niet meer onder de oogen, want ik gevoel
grooten lust, u met mijn degen mijn naam
op den rug te teekenen."
„En ik1', voegde Karei er nog bij, met zijie
karwats zwaaiende, „ik zon n den mijnen
gaarne in sierlijke krullen op bet gelaat
zetten."
Met eene verwenscbing op de lippen, die
bij echter niet durfde uiten, spoedde Schram
zich de kamer en bet huis uit, en begaf
zich op weg naar A., vast besloten, daar
al zijn laster in kleuren te verhalen.
WORDT VERVOLGD.