Donderdag 29 Juni 1693.
Niim-
37ste Jaargang No. 273S,
Aimffiltifi-
iillsi
llo vopmiiot noodlot
Uitgever, J. WINKEL.
Bureau: St'HAClM, liaan, D, 4.
Gemeente Sc hagen
Bekendmakingen.
roode koralen armband met gou
den slot.
NATIONALE MILITIE.
FEUILLETON.
Binnenlandsch Nieuws.
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Z a te r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f^.3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van l tot 5 regels f 0.25 iedere regel meer5
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
De INHOUD van het Giïllustreerd
Zondagsblad is als volgt:
Een Atjeh-tragedie, oorspronkelijke no
velle. Een kloekmoedige verdediging
(met illustratie). De tentoonstelling te
Chicago (met 2 illustraties). Zwakheden
van beroemde personen. Het naspel in
het panama-proces in de gevangenis van
Etampes (met illustratie). Een echtge-
noot-filosoof (met illustratie). Challemel
Lacour (met portret). Losgebroken go
den in Birmah (aiet illustratie). Anec-
doten. Ook een engagement (met 2 illus
traties) Puzzle. Dames-Rubriek. Mo
de. Afgedwongen vaderlandsliefde.
Twee dooven ot de vergissing van een
melkboer (met 2 illustraties). Een lesje
in 't weldoen. Oplossing van Prijsraad
sel XLIX. De steen van den Genera-
len staf. Groote prijswedstrijd. Taal
kennis aan de hoven. Huwelijksgift-
verzekerii g. De Prijswinners der Raad
sels XLV en XLVI. Over onze dran
ken. Zomerfal naar de nieuwste mode,
(met illustratie). Dat is wat anders.
Hoe bloedzuigers gevangen worden.
Antcdoten-proeve No. 16. De nieuwe
telefoon. Nieuwe prijsraadsel LIII.
Ook een recensie. Schaakrubriek,
POLITIE.
Ter Secretarie dezer gemeente worden in
lichtingen verzocht omtrent een op 25 Juni
1893 verloren
De Burgemeester van Schagen, daartoe de
noodige aanschrijving ODtvangen hebbende,
brengt ter algemeene kennis, dat tegen den
Hen Augustus a.s. tot den werkelijken dienst
worden opgeroepen de verlofgangers P i e-
ter Sluis en Arie van Diepen, be-
hoorende tot het le regiment Infanterie,
garnizoen Helder; welke verlofgangers op
Roman van Curt Hoffmeister.
(Yertalingsrecht verzekerd.)
5 III
„Het moet u niets verwonderen, mijnheer
debaron, als onze reis onsin lokaliteiten brengt
welke een degelijk man slechts noode binnen
treedt."
„En waarheen begeven wij ons dan?"
Wij doen de ronde bij verscheidene Lom-
bardhoudors, die meer of min in verdenking
staan van helerij. Wanneer wij gelukkig zijn,
vinden wij uw horloge of ketting of beiden
bij een vod hen."
Dit gesprek bad plaats in een rijtuig, in
hetwelk baron von Sturen met een in ci
viel gekleedcn politie-beambte zat.
Hij had van den aan hem gepleegden dief
stal aan de politie kennis gegeven en daar
bij tevens een zeer nauwkeurige beschrijving
van het vermiste voorwerp gevoegd. Dien
ten gevolgen werd aan een beambte de
last verstrekt, naar het gestolen voorwerp
een onderzoek in te stellen; den baron gaf
men het in keuze hem te vergezellen, om in
het gunstigste geTal zijn eigendom dadelijk
te herkennen en in ootvangst te nemen.
„Zal eon pandjeshuishouder echter voor
werpen van waarde, welke hij met zijn geld
heeft beleondof gekocht,vrijwilligzal afgeven?"
vroeg Wolfgang een beambte.
„Voor den inspecteur van politie strijkt
elke lombardhouder zonder meer de vlag.
Ook zal hij zich wel wacbten, op een voor
werp van hooge waarde geld af te geven,
waDneer hij het niet met een zeer vertrouw
den klant te doen heeft. Komt de inbrenger
hem verdacht voor, dan geeft bij geen cent
af, voor het voorwerp in andere handen is
overgegaan. Dikwijls zijn de gestolen zaken,
nog voor de politie van den diefstal in ken
nis is gekomen, reeds goed verpakt op wrg
naar een in het buitenland wonend uitdrager.
Hadt gij ons reeds gisterenavond van den
diefstal aangifte gedaan, mijnbeer de baron,
dan hadden wij terstond een onderzoek kun
nen instellen in de roisdadigersholen en al
len, die wij daar aantroffen, kunnen visiteeren.*
„Men zeide mij, dat de bureaux der politie
reeds gesloten waren*, antwoordde de baron,
„toch zou ik
„Wij zijn elk nur van den tacht tespre-
ken*. viel de beambte bim lachend in de
rede.
„Toe zou ik in een zeker wimbuiB
den officier van justitie, deu heer Nuglisch,
aantreffen.*
genoemden datum bij hun corps present
zullen moeten zijn vóór des namiddags 4
ure.
Scbagen, 27 Juni 1893.
De Burgemeester voornoemd,
get. C. U. BEEL8,
Verslag der vergadering van den
Raad der gemeente BARSINGERUORA,
gehouden op Zaterdag den 24 Juni
1893, nam. 6 uren.
Voorzitter, de heer W. Kosssen.
Na opening der vergadering worden de
notulen der vorige zitting gelezen en goed
gekeurd.
Gelezeu wordt:
A. Een missive van het Weezen-Armbe
stuur dezer gemeente, houdende mededeel-
iug waarom de uitgaven, voorkomende in de
rekening waartegen in de vorige vergade
ring eenige opmerkingen waren gemankt,
gedaan zijn.
Na eenige discussie wordt dit schrijven
voor kennisgeving aangenomen.
B. Een brief van het Bestuur der Libe
rale kiesvereeniging alhier, waarbij het de
wenschelijkheid uitdrukt, om woningen in
het dorp Kolhorn, die eigenlijk niet als
woonhuizen moesten dienen, voor rekening
der gemeente te koopeu en af te breken.
Voorzitter zegt, dat hij verschillende hui
zen heeft nagezien, doch meent, dat indien
die huizen wat beter bewoond werden, zij
nog wel als woonhuizen gebruikt kun
nen worden.
De heer Beers zegt, dat zeker ook de
bedoeling van adressanten is, om het ves
tigen van arme huisgezinnen uit andere ge
meenten aldaar tegeD te gaan en wenscht
dat dit schrijven onder de aandacht zal
blijven. De vergadering kan zich hierme
de vereenigen.
C. Een schrijven van den heer F. M-
Westfaal Quadekker te Kolhorn, om met
ingang van 31 Juli a.s. ontslagen te wor
den als geneesheer, belast met de vacci.
natie, den doodschouw en de verloskundige
hulp in de wijken E. F. en G, dezer ge
meente.
„Nuglisch?" viel de beamto hom in de re
de. „Er is in geheel Berlijn geen enkel
reehts-ambtonaar, die Nuglisch heet. Wie
heeft u zoo iets gezegd, mijnbeer de baron
WolfgaDg verhaalde hem nu de ontmoeting
met den assessor en daar de commissaris
hem verscheidene vragen deed, zoo verhaal
de hij uitvoerig alles wat er in het wijn
lokaal was voorgevallen. Ook het kaart
spel, aan hetwelk hij had deelgenomen, moest
hij nauwkeurig beschrijven.
De beambte luisterde opmerkzaam toe, zon
der dat er een spier van zijn gelaat vertrok.
Daarna zeide hij: „Mijnheer de baron! Gij
zijt van den eenen spitsboef aan den ander
overgeleverd. De jonge, welwillende man, die
zich jegens u zoo hulpvaardig gedroeg, was
oen geslepen oplichter, zoo goed als degene
die u uw horloge en ketting ontstal. Hebt
gij nog nooit van de Berlijnscho „boeronvan
gers" gehoord?'
De baron ontstelde. „Dikwijls genoeg reeds.
Maar zou bet denkbaar zijn, dat
„Helaas, zoodanigen zijt gij in handen ge
vallen', ging de beambte voort. „Die voor
gewende assessor was een zoogenaamde slee
per, wiens werk het is, op geschikte slacht
offers uit gaan en deze ODder een behendig
voorwendsel in bet nest der „spitsboeven" te
sleepen. Die drie nette heeren waren zijne
goede vrienden."
„Dan heb ik een wat al te hooge entree
voor een goed gespeelde comedie betaald,"
zeide Wolfgang lachende meer om zich
zeiven lachende dan wel dat hij zich erger
de. „En hoe heette dat fameuse spel?*
„Gij hebt met die drie heeren „Harten-
vrouwen" gespeeld, heer baron. Doch hier
zijn wij bij onze eerste plaats van onderzoek
aangekomen.'
Hij tikte tegen het v en sier, achter den
koetsier. Het rijtuig hield stil.
„Huis van koop en weerkoop van Mozes
Nathanson,* zoo luidde het opschrift boven
de deur van het hnis.
De baron trad met zijn geleider binnen.
Nathanson stond achter een toonbank Hg
was een mager mon met geel gericht en
grijs-zwart, lang gelokt baar. Do spitste kin
vertoonde zich tusscben de bakkebaarden;
de stetk gebogen neus, de kleine, donkere
schitterende oogen voltooiden het oostersche
typ0.
Toen bij den Lem wel bekenden crimi
neel-beambte zag, schitterde in zijne oogen
iets als van verrassing en mLnofgin.
„Wel, Nathanson," sprak de beambte hem
op cordialeu toon toe, terwijl hij tem scherp
aankeek, „Gij bebt iets voor mij. Moet ik
eens raden? Een gouden horloge?" Dit woord
trof den handelaar alsof bij een slag ontving.
„Een gouden horlcgel" herbaalde bi', de
handen ineenslaande,als cm uit te drukken dat
Wordt verleend, onder dankbetuiging
voor de in die betrekkingen aan de ge
meente bewezen diensten.
D. Een adres van T. Koomen Az ea.
houdende verzoek om zoo spoedig mogelijk
te Kolhorn een geneesheer te willen benoe
men, wegens het vertrek van den heer
Quadekker.
De heer Beers zou gaarne zien dat de
gemeenteraad het verzoek van adressanten
inwilligde. Hij meent dat Kolhorn niet zon
der dokter kan; de plaats is daarvoor te
groot; vele dokters komen thans van de
studie, zoodat naar zijne meening, indien
een oproeping gedaan werd, er wel candi-
da'.en zouden komen opdagen. De eischen
dezer heeren zijn ook niet meer zoo hoog
als vroeger. En dat vele personen er van
overtuigd zijn, dat het noodzakelijk is, om
aldaar een dokter te hebben, getuige het
adres.
De heer Hoekstra meent, dat nu dok
ter Beeker aan het oosteinde van Barsin-
gerhorn woont, men het best met één ge
neesheer kan redden en de finantiën dezer
gemeente laten het ook niet toe om een
tweede te benoemen.
De heer Beers zegt daarop dat dr. Bee
ker ook het geld moet hebben wat de heer
Quadekker nu heelt. Indien te
Kolhorn geen dokter komt zal de
noodzakelijkheid van een vroedvrouw wel
spoedig blijken en aan deze moet men toch
ongeveer f 350 geren. Hij ziet er het voor
deel niet van in, om dr. Beeker alles te
geven.
Voorzitter vraagt wat cr tegen is om dr.
Beeker tijdelijk te benoemeD tot genees
heer te Kolhorn, tevens heiast met armen
praktijk aldaar. Men zou dan later, indien
het werkelijk bletk dat één geneesheer in
deze gemeente te weinig is, altijd nog een
oproeping kunnen doen.
De heer Beers meent dat indien dr. Bee
ker voor Kolhorn benoemd wordt, hij die
betrekking wel altijd zal houden.
Voorzitter wijst op de gemeente Anna
Paulowna; daar heeft men zelfs geen genees
heer. Dr. Overduin uit de Wieringerwaard
is belast met de armen praktijk aldaar. De
bevolking van Anna Paulowna is grootsr
en de uitgestrektheid dier gemeente is meer
dan onze gemeente.
De heer Beers meent dat indien de
financieelen toestand in Anna Paulowna niet
zoo slecht was, men aldaar ook wel een
geneesheer zou benoemen.
De heer Raat wil het met één geneesheer
probeeren en zegt, dat indien het later
blijkt dat het noodzakelijk is dat te Kolhorn
een dokter moet wezen, hij een der eersten
zal wezen, die daartoe zal medewerken.
De heer Beers zegt dat de te Kolhorn
woonachtige armenvoogden ook op het adres
hebben geteekend; deze zijn toch het best
op de hoogte van de nooden der armen en
vraagt waarom vroeger wel twee geneesheeren
noodig waren en nu één.
Hierop geeft de heer Hoekstra te kennen
dat deze personen niet als armvoogden, maar
als inwoners van Kolhorn hebben geteekend
en de heer Blaauboer, dat dr. Beeker alhier
benoemd is omdat de heer Quadekker een
oud man is. Hij is het geheel met den heer
Raat eens en voegt er nog aan toe, dat hij
het jammer vindt dat Quadekker weggaat,
omdat die zoo'n uitstekende geneesheer was
voor de armen.
De voorzitter meent, dat deze zaak nu
voldoende besproken is om tot een besluit
te komen. Hij stelt voor om aan het adres
geen gevolg te geven en dit aan de adres
santen te berichten. Dit voorstel wordt met
vijf tegen één stem aangenomen. Tegen
stemde de heer Beers.
E. een adres van den heer Beeker, hou
dende verzoek om ook belast te worden met
de armenpraktijk in de wijken E. F. en G.
dezer gemeente. Wordt besloten dit adres
in een volgende vergadering te behandelen,
daar men over deze zaak ook het gevoelen
wenscht te vernemen van het armbestuur.
Inzage wordt genomen van een proces
verbaal der op heden gehoudende kasop-
nemingbij den Gemeente-Ontvanger, waaruit
blijkt dat in kas is een som van f 1546.551/2-
Vastgesteld wordt een besluit tot het doen
van uitgaven uit den post voor onvoorziene
uitgaven der begrooting dienst 1892 en een
besluit tot onderhandsche verhuring vau een
de ambtenaar veel te hoog raadde.
„Aan een zwaren gouden ketting?" raad
de de ander verder.
„Ik zweer het u bij den rechtvaardigen
God, boven mij," riep nu de jood, de handen
ten hemel heffende, „dat ik geen
gouden horloge-ketting hebl*
„Nu, windt u maar niet zoo op, Nathan
son. Ik geloot u anders eren goed. Mijnheer
de baron is met hot horloge tevreden. Geef
het dus terugl'
Nathanson wendde zich nu tot Wolfgang.
„Hoe ziet het horloge er uit?" vroeg hij,
dezen met een wantrouwenden blik aanziende.
Het was een laatste stroohalm, aan welken
hij zich vastklemde. De beambte glimlachte.
De baron beschreef de kast en het binnen
werk zeer nauwkeurig.
Nathanson slaakte een zucht, daarop ging
bij in gebogen houding naar een kleine
achterkamer.
„Wij kunnen van geluk spreken,
heer baron, dat wij het bij den eersten den
besten treffen," merkte de beambte op.
„Nathanson zal zich nu daarbinnen wel de
haren uitrukken, dat het kostbare uurwerk
nog niet naar Hamburg of Leipzig on
der weg is.*
Het duurde een geruimen tijd, voor de jood
terugkwam. Eindelijk kwam hij, langzaam en
schoorvoetend. Hij hield het corpus de-
li c t i ia beide banden, de een vast over
de ander gesloten. „Romeinsch of Duistch?'
„Uet zjjn Romeinsche cijfers," antwoord
de Wolfgang. De laatste hoop was verdwe
nen. De rechterhand van den koopman,
welke het horloge nu bedekte, viel nu ter
zijde, en op de vlakke linkerhand lag Wolf-
gangs prachtig erfstuk.
„Nathanson," zeide de beambte met een
segeviereud lachje, „ditmaal zijt gij niet
vroeg genoeg opgestaan." Maar nu ook
kwamen alle gevoelens van den verschalk
ten koopman, de smartelijke ontzegging en
het bewustzijn, aan den ijzeren dwang van
den plicht gehoorzaamd la hebben,
tot uitbarsting.
„Mijnheer de Commissaris!" riep bij uit
met vonkelende oogen en met de bevendo
hand op de borst slaande, „Mozes Nathanson
is een eerlijk man
„Daaraan twijfelt niemand, Nathanson,"
antwoerdde de beambte, den opgewonden
grijsaard geruststellend op de schouders
kloppende, ,ik weet, dat gij een man van
eer zijt, die zijn plicht kent; ik weet ook,
d8t gij het horloge niet zoudt hebben aan
genomen, zender vooraf u van het recht
matig bezit van dm brenger overtuigd te
hebben, bet is echter jammer, dat het bewijs
van eigendom vervulscht of gestolen was."
De oude Nathanron maakte een gebaar
met de hand, als wilde bij zeggen „Daar
voor kan Mozes Nathanson toch waarlijk
niet zorgen."
Met een vriendelijk lachje kwam hij nu
handenwrijvend van achter zijn toonbank te
voorschijn en liep op Wollgang toe. Zijn
houding was eensklaps geheel veranderd.
„Wil mijnbeer de baron mij niet de vrien
delijkheid bewijzen," zeide hij nu, „mij zijn
adres achter te laten Men kan niet weten,
of misschien ook niet iemand mot den gouden
ketting nog bij mij komt. Ik zou dan on
middellijk mijnheer den baron daarvan in
kennis kunnen Btellen."
Wolfgang noemde hem zijn naam en zijn
hotel.
Er kwam nu geen einde, naar het scheen
aan de buigingen van den uitdrager, toon
Wolfgang met den beambte dezen winkel
verliet. Zelfs tot het rijtuig deed hij hen
uitgeleide, trots rondziende, of de buren het
wei zagen, welk voornaam bezoek Mozes
Nathanson had gehad.
„Het was mij een groote eer, mijnheer de
baron, een groote eer," riep bij hem nog na en
maakte een diepe buiging, terwijl het rij
tuig wegreed.
„Nathanson zal u bepaald bezoeken,"
zeide de beambte, „om u wijs tc maken,
dat hij aan het horloge veel geld verliest.
Laat u door hom niet verschalken, mijubeer
de baron 1"
VI
Toen Wolfgang eenige uren later op zijn
kamer bezig was de berichten zijuer rent
meesters te lezen, werd er behoedzaam aan
zijn deur geklopt.
„Binnenriep hij.
Het was Mozes Nathanson, die in dee
moedig gebogen houding binnenkwam. Ware
het niet de bakkebaard geweest, welke bet
galaat van den Israëliet zoo eigenaardig
omlijstte, zoodat de baron hem reeds met
eenig carricatuur had vergeleken, bij zou
den biunentredende niet dadelijk berkend
hebben. Pe lombardhouder droeg een zwarte
kleeding, daarboven was zijn linnengoed
bngelwit; op een das van hemelblauwe zijde
prijkte een borslnaald, welke als een groen
hoenderoog lonkelde; in zijn rechterhand droeg
hij een fijn zijden hoed.
Hij boog zich bijna tot den grond.
„Nu mijnbeer Nathanson", ontving
Wolfgang bem lachende „is de gouden
ketting n misschien reeds in de handen ge
vlogen?"
„Neen, mijnheer de baron," antwoordde
deze, „er is Dog niemand met een zwaren
ketting gekomen en er zal er ook wel geen
meer komen.*
Wolfgang wilde bet bezoek van den lom-
bardbouder zooveel mogelijk bekorten en
zichzelven en hem cene uitvoerige inleiding
J besparen.
perceel weiland aan P. Stins voor f 45 'sjaars
Bij de rondvraag zegt de heer Raat van
bevoegde zijde vernomen te hebben, dat de
schoorsteenen van de onderwijzerswoning
te Haringhuizen, in zeer slechten staat ver-
keeren.
Voorzitter zal dat eens opnemen.
Hierna wordt de openbare vergadering
gesloten en gaat men over in geheime zif
ting ten einde eenige reclames tegen den
hoofdelijken omslag en de belasting op de
honden te behandelen.
Beroepennaar CALLANTSOOG
(toez.) de Wel Eerw. Heer Botjes, candi-
daat te Leiden.
Uit BREDA wordt aan de
Prov. Noordbrab. Crt. het volgende geschre
ven:
Een 14 dagen geleden wandelden een
heer en een dame uit Breda onder Prin-
senhage en sloegen een voetpad in, dat
midden tusschen het hooge gras over een
weiland liep. De dame pinkte hier en daar
een bloempje en hield die bloempjes als
een bouqetje in de hand.
Daar stond plotseling een veldwachter
aan een der zij deu van het weiland, die na
een woord over en weer procesverbaal op
maakte wegens ^het loopen over een met
gras begroeid weiland te zamen en in ver-
eeniging" (wij weten niet ot de heer en de
dame gearmd liepen). Vrijdag jl. diende de
zaak voor het kantongerecht.
Het antwoord op de gestelde vragen werd
door den beklaagde kort en bondig, door
de beklaagde lachende gegeven.
Vindt u het zoo belachelijk hier te
recht testaan? vroeg haar de kantonrech
ter.
Dat ik hier terecht sta voor zulk
een feit vind ik belachelijk, ja! antwoord
de de dame.
Hier past u ernst! repliceerde de
kantonrechter.
Nadat de veldwachter gehoord was, eisch-
te de ambtenaar van O. M. tegen elk der
beide booswichten eene geldboete van 3
gulden.
Nog iets te zeggen, beklaagde? (lot
den heer).
„Dan zijt gij zeker gekomen, mijnheer Na
thanson", zeide hjj, „om mij mede deelen, dat
gij door de afgilte vau mijn horloge een
vrij groot verlies hebt geleden."
„Neen mijnheer de baron, daarom ben ik
niet gekomen." In de wijze, opwelke hij de
hand bezworend op het hart legde, zoowel
als in het ernstig lachje, van hetwelk deze
beweging gepaard ging, lag iets hoogdravends.
„Wanneer Mozes Nathanson zijn geld ver
liest, dan is dat zijn zaak," voegde bij er
aan toe.
Hij trad met een zekere plechtigheid na
der, haalde een etui van marokijn uit zijn
borstzak, legde het open op de tafel,
aan welke de baron zatin dat
etui lagen een paar zeer schoone
brillanten oorringen. Nathanson's oogen zei
ven straalden van vrrukking, terwijl zij nu
eens op het sierraad dan weder op den ver
wonderden baron gericht waren.
„Zeer schoon," zeide deze, „inderdaad zeer
schoon! Maar wat moet ik daarmee beginnen?"
„Zulke voorname jonge heeren, als mijn
heer do baron,* zeide de geslepen handelaar,
„kunnen altijd brillanten oorringen gebruiken.
Elke dame, aan wie gij ze wildet vereeren,
zou z'ggen: God, wat zijn zij schoon! En
mijnbeer de baron zal ze spotgoedkoop hebben
ook."
„Mijnheer Nathanson," antwoordde Wolf
gaDg," zelfs wanneer ik dit sieraad gebrui
ken kon, zou ik mij toch bedenken, voor het
te koopen; bet is mij voldoende bekend dat
gij een eerlijk man zijt; maar gij kunt toch
zelf niet weten, of de persoon, van wie gij
dit sieraad hebt
„Ik begrijp u, mijnbeer de baron," zeide
Nathanson toestemmend, de oogen slui
tend, „ik begrijp u! Maar ik kan u verzeke
ren, dat gij u vergist. Die voorwerpen
zijn niet van mjj. Ik verkoop ze voor een
ander."
„Werkelijk?" zeide Wolfgang, „zou het
ook onkiesch zjjn, wanneer ik vraag, aan
wie die oorringen behooren."
„Zij beboeren aan een schoone jonge da
me, zooals er geen tweede in geheel Berlijn
is," antwoordde Nathanson De dame was
van goeden huize, vertelde hij, haar ouders
waren dood, en het weinige wat zij hadden
nagelaten had de broeder van de dame er
doorgebracht. De dame voorziet door teeken-
onderriebt in haar onderhoud en moet daar
bij ook voor het ondeihoud van haar broe
der zorgen, die een volleerde deugniet is.
Daar bare geringe inkomsten biertoe niet
toereikende zijn, zag zij ziek eindelijk ge
noodzaakt, dit sieraad, het laatste dierbare
aandenken aan hare moeder, te gelde te ma
ken.
WORDT VERVOLGD.