De weppanM nooit. 6 IJ V O E G S E L SCHAGER COURANT FEUILLETON. Zondag, 6 Aug. 1893, ®o. 2 4 9. behoorende bij de van B FtiW W ,11» MiKWHWfAJKft IMUmBSaOBTJSa Roman yan Curt Hoffmeister. (Yertalingsrecht verzekerd.) 15 XYI Van hare wandeling teruggekeerd, pakte Molanie in haar slaapkamer hare goederen in. Zij was verstrooid en onrustig. Somwijlen staakte zij hare bezigheid, liep naar de voorkamer, ging op een stoel zitten en verzonk in diep gepeinsdaarna greep zij naar een op tafel voor haar liggend blad papier, begon te teekenen, om aan haar gadacbtenloop een wendig te geven, en sprong eensklaps, als had zij iets verzuimd, weder van haar stoel op, om driftiger dan te voren met het inpakken voort te gaan. Zoo had zij in eigenaardige gejaagdheid een paar uren doorgebracht, toen zij meende dat er aan de deur der voorkamer geklopt werd. Behoedzaam sloot zij de deur harer slaap kamer, waarin haar geopende koffer stond, voor zij binnen* riep. De portierster ver scheen, een visitekaartje in de hand houdende- „Gij krijgt wel voorname bezoekers," zeide deze met een gewichtig gezicht, eerst waren daar dio voorname dames en nu wenscht een zeer deftig heer u zijne op wachting te maken. Ik hield hem in het eerste oogenblik voor „Zeg aan dien heer, dat het mij een waar genoegen zal zijn, hem te ontvangen," viel Melanie de vrouw in de rede, toen zij op het kaartje den naam „Otto Maitland" had gelezen, want zij herinnerde zich terstond dat de vriend van den baron zoo heette. Bijna was een kreet van verbazing aan Melanie's lippen ontsnapt, toen de bezoeker binnentrad, want zij rauende eerst baron von Sturen weder voor zich te zien. Maar toen zij het zinsbedrog ontwaarde, gevoelde zij, hoe trots de gelijkenis van Maitland met den haar zoo dierbaren baron, trots de dank baarheid, welke zij jegens Maitland koesterde, een zeker iets haar toch deed huiveren. Melanie overwon dien zonderlingen indruk tenminste in zooverre, dat Maitland er niets van kon bespeuren. Met hare gewone be minnelijkheid trad zij hem te gemoet en zeide, terwijl zij hem de hand reikte„mijn heer de baron von Sturen heeft mij medege deeld, hoe edel en goed gij jegens mijn broeder wilt handelen. Ik kan alleen n toewenschen, dat gij voor uwe weldaad beloond moogt worden." Een donkere schaduw overtoog Maitland's gelaat. Doch hij antwoordde onmiddellijk, terwijl bij Melanie's hand met warmte drukte: „Dus mijn vriend is mij reeds voor ge weest Ik meende de eerste te zijn, die u een tijding kwam brengen, welke, gelijk bij mi) vast stond, u ten zeersts zou verblijden." Maitland was dicht bij Melanie gaan zitten en ging voort„Gij hebt in den laatsteu tijd veel verdriet beleefd, mijn lieve juffrouw, en wat mijn vriend daarvan mededeelde, heeft in mij den levtndigen wensch doen ontstaan, iets voor uw geluk te doen, wan neer gij mij dit wilt veroorloven." „Gij hebt door uwe edelmoedige handel wijze jegens mijn broeder voor mijn geluk reeds meer gedaan, dan ik u ooit vergelden kan," antwoor de Melanie Rettberg, „en nu mij deze zwaarste aller zorgen van het hart is gewenteld, hoop ik met behulp mijner vrienden, welke ik zoo onverwacht heb mogen vinden, niets verder te hebben te vreezen. Mijn toestand zou werkelijk meer dan vertwijfeld zijn geworden, had de baron mij niet hulp gu troost gegeven." „Mijn vriend is inderdaad zeer beminnens waardig," zeide Maitland lachende- Een donkere blos overtoog Melanie's ge laat on hals. Het waron niet zoozeer Mait land's woorden, dan wel de toon, op welken hij ze uitsprak, en het lachje, waarvan zij vergezeld gingen, waarover zij bloosdo. Doch ook een gevoel van afkeer beving haar en zij hief het hoofd omhoog en antwoordde „Hij is niet alleen beminnenswaardig, maar ook edel en grootmoedig. Hij behoort tot dio weinige mensehen, die een verkregen voordeel nooit op zelfzuchtige wijze exploi- teeren." „Daarin hebt gij volkomen gelijk," stemde Maitland toe, „zijne beweegredenen zijn steeds edel, misschien zolfs al te edel. Er koraeD in bet leven gevallen voor, mijn lieve juffrouw, in welke ens eigen genot het middel wordt, anderen genot te ver schaffen, en onder zulke omstandigheden is de zelfverloochening moeieljk te betrachten." Melanie bezat eene te groote reinheid van gemoed, zoodat zij deze bewering niet be greep, en de menschknndige Maitland, die met elk oogenblik haar karakter beter door grondde, bracht het gesprek op andere on derwerpen, waarbij hij in de gelegenheid was zijne schittorende gave van praten aan don dag te leggen. Melanie luisterde met genoegen naar hetgeen hij zeide en het gelukte hem zelfs hare bewondering te ver werven. De indrnk welke zij zelve op Mait land maakte, overtrof verre diens verwach tingen. Dikwijls sloeg hij in het heetst van het gesprek de oogen neder en keek haar d3n weder nadenkend aan en vermeide zich in hare schoonhc-id. „Ik wil nn van u afscheid nemen, me juffrouw Rettberg," eindigde hij, „maar ik mag toch zeker de hoop medenemen, dat gij mij in het vervolg uw gezelschap, hetwelk ik ton zeerste heb leeren waardeeren, niet zult ontzeggen. Dit is zeker wel het geschiktste uur," voegde hij er aan toe, op zijn horloge ziende, „hetwelk ik kan kiezen, om u thuis le treffen Reeds wilde Melanie antwoorden, dat zij, morgen te beginnen, alleen bij mevrouw von Prachwitz zou zijn te ontmoeten, toen zij zich eensklaps de belofte herinnerde, wolke zij dezen morgen den baron had gegeven» Dan dacht zij weder, dat zij het aan den redder van haar broeder,den vriend van den baron, het toch wel kon zeggen; doch nog bijtijds herinner de zij zich de door Wolfgang met uadruk uitgesproken woorden: „zelfs niet aan mijn besten vriend!" „Ik ga zeer zelden uit," antwoordde zij ontwijkend, „Ah! gij beoefent de knnst?" riep Mait land uit, de teekening op tafel bemerkende en deze ter hand nemende. .Inderdaad! heer lijk en sprekend gelijkend. Hoe kort en voor bijgaand ook mijne kennismaking met het origineel was, zoo herken ik haar toch ter stond, trek voor trek. Melanie had de portierster op het papier gateekend, om de karakteristieke verschijning te bewaren, voor die uit haar geheugen ver dween. „Weet gij ook, talentvolle dame," ging Maitland voort, „dat gij deze figuur slechts een middeleeuwsch gewaad behoeft aan te geven, om van haar een typische Martha Schwertlein te maken, gelijk zij den groo- ten dichter Goetbo slechts voor den geest kan hebben gestaan? Wanneer het u dan ook nog gelukt, een geschikt model voor Mephisto te vinden, dan zal het een echt kabinetstakje worden.® Hij legde do teekening weder op tafel en maakte een einde aan zijn bezoek, terwijl hij iu even hartelijke als beleefde wijze afscheid nam. „Een mooi kindl" mompelde hij, onder weg voortdurend aan Melanie Rettberg don- kende, „een zeer bekoorlijk wezen! Deze mijn heer de baron hij sprak den titel met een zeer hatelijk accent uit „is een on gekende dwaas, met zulk een kostbare pa rel weg te werpen!" XVII. 's Avonds bevond Melanie zich reeds in haar nieuw tehuis en zat zij bij hare be schermster en bij Felicitas in het gezellige woonvertrek, hetwelk helder verlicht was. Alle omstandigheden nagaande, kon Mela nie zich geen gunstiger verandering wenschen dan diegene, welke sedert eenige oren met haar had plaats gegrepen. De goede mevrouw von Prachwitz gevoelde zieh als eene moe der en deed alles, om ook zelfs het minste gevoel van beschroomdheid en afhankelijkheid bij het hot meisje te doen verdwijnen en het haar in hare nieuwe omgeving zoo recht aangenaam mogelijk te maken. Felicitar was tegenover hairniet zoo onbeva ngendoch zij vermocht beter Melanie's gewaarwordingen te gevoelen. Er gaat niets boven de fijne scherpzinnigheid der vrouwen, wanneer het er op aankomt het geheim van een snder vrouwelijk hart te doorgronden. Felicitas trachtte zich er van te vergewissen, van welken aard de gevoelens waren, welke dit arme meisje koesterde ten opzichte van ha ren ridderlijken beschermer, en terwijl zij zich in haren toestand veplaatste, las zij in haar hart als ineen open boek. Zij legde zich de vraag voor: „Bemint Wolfgang haar ten slotte toch nog? Moest hij haar niet be minnen, haar die zoo schoon, zoo beminnelijk en zoo lieftallig is? Maar zou in dat geval Melanie hier wel gekomen zjn? Zou hij'haar dan onmiddellijk gesteld hebben onder de hoede van dit huis, wanneer een ander ge voel dan dat van medelijden, eene andere weasch dan hare onschuld voor het dreigen de gevaar te beschermen, hem daartoe had geleid? Neen, zeker niet!" zeide zj tot zich zelve, en ofschoon zij in den aanvang de hand tegen het hart moest drukken, om het onverdragelijk kloppen tot bedaren te bren gen, weldra werd dat hart rustig en zij zei de tot zich zelve: „Ik ben het, die hij Hof heeft. Ach! arme Molanio Rettberg!" Enkele oogenblikken had Felicitas de ste kende pijnigingen der jalouzie gevoeld, maar toen haar vertrouwen terugkeerde, maakte zij zieh zelve er een hard verwijt van dat zij een gevoel van vreugde niet had kunnen onderdrukken omtrent iets, wat een ander diep leed had moeten berokkenen. Melanie harerzijds gevoelde zich tot Felicitas, die haar de teederste opmerkzaamheden bewees, aan getrokken als tot eene vriendin, voor wie zj haar geheele hart wel had willen bloot leggen en toch moest zij juist vóórhaar verbergen wat dit hart in zjn verborgenste hoeken deed trillen. Wanneer zj Felicitas aankeek, ter sluiks hare in het oog loopeude schoonheid toetste, dan moest zj erkennen: „Geen wonder,1 dat hj haar lief heeft", en dan kon zj slechts met moeite een diepe zucht onderdrukken. Zj streed met alle macht tegen hare neer slachtigheid, om hare omgeving er toch maar niets van te laten merken en toen mevrouw von Prachwitz en hare nicht ieder een hand werkje ter hand namen, nam ook Melanie eenige bezigheid, haalde haar schetsboek voor den dag en voleindigde het daarin ontwor pen beeld. Zj was er nagenoeg mede gereed toen baron von Sturen werd aangediend en de kamer binnentrad. Felicitas koesterde jegens Wolfgang ge voelens, welker bestaan zj zich duideljk bewust werd, zoodra zj hem zag. Ofschoon zj tot geenerlei prijs Wolfgang's liefde zon hebben willen opofferen, zoo wensehte zj toch, dat h j eerst met Melanie zou spreken. Maar Wolfgang deed het met opzet niet, en wel ter wille van Melanie. Het was hem heden morgen uit hare houding en uit zoo- velen harer woorden vrgwei duideljk ge worden, dat 't het beste zou zjn, zjne ge negenheid voor Felicitas zoo duideljk mo- geljk aan den dag te leggen. Daarom wendde hjj zich, nadat hj mevrouw von Prachwitz begroet had, het eerst tot Felicitas on terwijl hj hare haDd greep en met haar sprak, gaf hj door blik en woord onver holen zjn genegenheid voor haar te kennen, zoodat niemand daaromtrent meer in twjfel kon zjn. Melanie bewaarde hare kalmte, zj had onmiddellgk haar lot gelezen; zj ontving den baron, toen deze zich eindeljk tot haar wendde, niet zonder ontroering, maar toch uiterljk veel kalmer, dan men het van haar verwacht zou hebben. „Ik behoef zeker wel niet te zeggou, mejuffrouw Rettberg," zeide hj, „of gij u hier prettig en gelukkig gevoelt. Naar ik bemerk, hebt gj iu uw nieuwe omgeving u ook reeds met de kunst bezig gehouden," voegde hj er aan toe, toen hij baar teekening zag. „O, het is slechts spelen, niet de moeite waard om er naar te zien," antwoordde Melanie. „Ah!" riep Wolfgang uit, „gj hebt een motief uit Goetbe's Faust* gekozenbe drieg ik mj niet, dan is het de scène,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1893 | | pagina 1