De wepmnlet noodlot
Zondag 13 Augustus 1893.
37ste Jaargang No. 2751.
en
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag-
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
J. WINKEL.
Uitgever,
Bureau: 8CHAGM, liaan, II 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van l tot 5 regels f 0.25iedere regel meer öcts
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Gemeente S c h a g e n.
Bekendmakingen.
PATENTEN.
J A C H T.
FEUILLET^N.
Binnenlandsch Nieuws.
Al 16IE6II NiJlIJ-,
AliErtEitis- k Laitliiillal
De Burgemeester a. i. van SchageD,
brengt ter algemeene kennis, dat de paten
ten, aangevraagd in de maand Mei j.1. tot
uitoefening der beroepen van tapper, slijter
in wijnen, sterke dranken en bieren en
koffiehuishouder, voor het dienstjaar
1893/94, onder overlegging van bat aan
slagbiljet, waaruit voldoening der helft van
den aanslag blijkt, ter gemeentesecretarie
door belanghebbenden kunnen worden af
gehaald op alle werkdagen, des voormiddaga
van 9 tot 12 ure.
Scbagen, den 11 Augustus 1893.
De Burgemeester a. i. voornoemd,
W. A. HAZEÜ.
PATENTEN.
De Burgemeester a. i. van Schagen,
brengt ter algemeene kennis, dat de paten
ten, aangevraagd in de maand Mei j.1. voor
het dienstjaar 1893/94 ter gemeentesecre
tarie door belanghebbenden kunnen worden
afgehaald vanaf Zaterdag den 12en tot en
met Vrijdag den 25en Augustus a. s. des
voormiddags van 9 tot 12 ure, de inval
lende Zondagen uitgezonderd.
Schagen, den Hen Augustus 1898.
De Burgemeester a. i. voornoemd,
W. A. HAZEU.
De burgemeester a. i. van Schagen brengt
ter algemeene kennis het navolgende
De Commissaris der Koningin in Noord-
Holland, Gezien het besluit vau Gedepu
teerde Staten van Noord-IIolland dd. 26
Juli 1893 no. 67
Gelet op artikel 11 der wet van 13
Juni 1857 (Staatsblad no. 87
Brengt ter kennis van belanghebbenden
lo dat in Noord-Holland de jacht op
klein wild, met uitzondering van die op
fazanten, zal worden geopend op Zaterdag
2 September 1893, met zonsopgang;
2o dat de jacht op fazanten zal wor
den geopend op Maandag 2 October 1893,
mede met zonsopgang
3o dat de korte jacht dagelijks met
uitzondering van den Zondag en de lange
jacht alleen op Woensdag en Zaterdag zal
mogen worden uitgeoefend.
En zal deze in het provinciaal Blad
worden geplaatst en voorts in elke gemeen-
Roman van Curt Hoffmeister.
(Vertalingsrecht verzekerd.)
5 XVIII
Onmiddellijk nadat Rettberg was vertrok
ken ging ook Wolfgang uit, om Melanie be
richt te geven van haar broeders aanstaand
vertrek. De zoete boop, bij deze gelegenheid
ook Felicitas te zien en te spreken, deed
hem zijn ergernis over Rettberg's vermetel
gedrag weldra vergeten.
Hij trof mevrouw von Prachwitz met haar
nicht in dezelfde kamer, inwelke bij den vo-
rigen avond met haar had doorgebracht. Me
vrouw von Prachwitz nam een poos deel
aan het onderhoud, daarna stond zij op, om
Melanie te halen.
Niet minder, ja, ongetwijfeld in meerdere
mate nog dan Wolfgang had Felicitas steeds
aan het verledene gedacht. Wolfgang's stem
had baar herhaaldelijk in de ooren geklonken
toen zij de kinderjaren reeds achter den rug
had het beeld van den fiinken jongen stond,
haar helder voor den geest en met nieuws
gierige belangstelling bad zij zich ontel
bare malen algevraagd, hoe bij er nu wel
zou uitzien, nn bij man was geworden. Met
niet geringe ontroering herkende zij in den
ruiter, die zoo eensklaps over de omheining
van het landgoed sprong, den speelgenoot
harer jeugd. Zelfs menigmaal droomde zy
over deze ontmoeting, en toen zij van zijn
spoorweg-ongeluk hoorde, toen verkondigde
haar de onbeschrijfelijke angst om zijn leven,
dat zij hem meer lief had dan iemand anders
ter wereld. Alles, wat zy sedert van hem
gehoord en gezien bad, was van dien aard,
dat de stem van het verstand slechts kon
goedkeuren, wat de genegenheid baar in
fluisterde, en tegen welke kracht zij te\er-
geefs streed.
Nu zij met Wolfgang alleen was, gevoel
de zij e<n tot heden ongekende angst. Bei
den spraken geen woord. Wolfgang had baar
te van Noord-Holland worden aangeplskt.
Haarlem, den 2den Augustus 1893.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
get. SCHORER.
De Burgemeester a. i. voornoemd,
W. A. HAZEU.
Aan Jan Sluis Cz. t e BARSIN-
GERHORN, die zich sedert vier jaren in
de gelegenheid gesteld mocht zien, als
leerling aan de muziekschool te Alkmaar
vioolles te ontvangen, is thans de onder
scheiding te beurt gevallen van met in
gang September a.s. kosteloos zijne stu
diën voort te zetten aan de Muziekschool
der Maatsch. van Toonkunst, afdeeling
Amsterdam. Ten zijnen behoeve is ook
een aanzienlijke jaarlijksche bijdrage toe
gezegd door H.M. onze Koningin-Regen
tes.
Te Haarlem zijn de aan of
op de straten liggende steenhoopen bij in
aanbouw zijnde huizen of verstratingen ver
borgen of opgeruimd moeten worden.
De stedelijke overheid acht met het oog
op de beperking der kermis eventueele on
geregeldheden op heden Zondag of Maan
dag niet onmogelijk, waarom ze het raad
zaam acht die projectielen te doen verwij
deren.
De militairen mogen zich die avonden
niet uit de kazerne verwijderen.
Een 3-jarig kind van sen
landbouwer te Bocholt is in eenen mestkuil
gevallen en daarin gestikt.
Eerg isterenisdeHoekv anHol-
land aau eeu ontzettend gevaar ontsapt.
De gasfabriek aldaar stond binnen weinige
minuten in lichte laaie. De hitte was sterk,
waardoor de ketel met gas onder eenen
druk van 10 atmosferen dreigde te springen.
Op eenige meter afstand van den brand
lag een schip met dynamiet, waarvan de
schipper, naar men zegt, uit angst de dui
nen was ingesneld. IJiings werd het schip
in veiligheid gebracht, doch met moeite
waren mannen te vinden die met het ge
vaarvolle blusschingswerk durfden te be
ginnen. Eindelijk waagden zich enkelen,
die ijverig werkten en met brandspuit en
brandbluschgranaten het vuur rondom den
ketel meester werden.
De fabriek is gehtel afgebrand.
De gepen s. boschwachter
Fh. M, te 's-Gravenhage zette eergisteren in
zijne woning een flesch aan den mond,
denkende bier te drinken. Zij bleek echter
carbol te bevatten, zoodat hij een flinke
zooveel te zeggen, dat hij niet wist waar
mede hij beginnen zou; zoo verloor bij den
kostbaren tijd met wachten, tot Melanie elk
oogenblik kon komen.
Felicitas vermoedde, wat er in zijn ge
moed plaats greep; zij durfde niet het eer
ste jte beginnen te spreken, want welk on
derwerp zij moebt kiezen, zij wist toch dat
haar stem beveu en hare gemoedsontroering
verraden zon.
Wolfgang gevoelde, dat zijn zwijgen reeds
te lang geduurd bad en dat hij na een pau
ze van zoo plechtige beteekenis onmogelijk
over onverschillige dingen kon beginnen te
spreken. Bij nam naast de jonge dame op de
sofa plaats, greep hare hand, drukte zijne
lippen er op en fluisterde bet woordje Feli
citas."
De aangesprokene zweeg; haar hart sloeg
stormachtig.
„Wat heeft do kleine Lize mij indertijd
beloofd?' hervatte Wolfgang. „Wil Felicitas
die belofte honden?"
Zij zweeg nog altijd. Maar hij was zeker
van haar antwoord, want de blos op hare
wangen verried het hem duidelijk genoeg.
Zij liet het begaan, dat hij haar hoofd tegen
zijn schouder drukte en mot de hand baar
ravenzwart haar liefkoosde.
Hij vroeg baar nog eens, of Felicitas
Lizo's woord gestand wilde doen, en toen
een zacht .ja" van haar lippen vloeide, toen
omarmde hij haar teeder en drukte een kus
op haar voorhoofd.
Beiden hoorden en zagen niets meer. Zij
bemerkten niet, dat de deur openging, Melanie
verscheen op den drempel en zag de min-
nenden. Krampachtig gieep tij met de hand
naar haar hart. Een oogenblik stond zij als
verstijfd. Daarna trok zij zich behoedzaam
terug, zacht on onhoorbaar de deur
sluitende.
XIX.
Edmnnd Rettberg diende zich precies
op het vastgestelde uur bij Maitland aan.
Maitland zat bij eene prachtige schrijf
tafel en noodigde Rettberg nit, naast hem
plaats te nemen. Daaina ondervroeg bij hem
streng naar alle omstandigheden, die tot de
gepleegde wisselvervalsching in verband
teug van dat vergiftige vocht naar binnen
kreeg.
In den angst dien de inwendige pijn
hem veroorzaakte, wierp hij de flesch weg,
waardoor ook eenige druppels van de bij
tende vloeistof in het oog van zijn vrouw
terecht kwamen.
Hij werd naar het ziekenhuis overgebracht,
alwaar de ongelukkige kort na zijne op
name aan de gevolgen der vergiftiging
stierf.
Een vreemd verschijnsel
doet zich te Reuver voor. Bij den bier
brouwer v. d. V. ontstond den éden dezer
plotseling brand op den zolder gedurende
een licht onweder, maar zonder dat het
inslaan van den bliksem gekenmerkt was
geworden door het gewoon geratel van den
donderslag. Men maakte zich meester vau
het vuur, maar sinds dien tijd vertoont het
zich 10 a 30 maal per dag opnieuw inde
zelfde woniDg, en daar, waar dikwijls on
mogelijk van smeulen of anderszins sprake
kan zijn.
Zoo vliegt bijv. in eens een lias met
rekeningen, of een gordijn, of een kleed op
tafel in brand, in een kamer waar geen
vuur is geweest, of de planken van een
gesloten kast, waar geen vuur door heeft
kunnen dringen. Met een zacht gesis be
gint het; alleeu 's nachts doet zich het ver-
sehijnsel niet voor.
Velen in het dorp gelooven natuurlijk
aan hekserij, maar al kan men zeggen, dat
het dit niet is, zegt Eet Centrum, wie
zal zeggen wat het wel is en welke natuur
krachten hier in 't werk zijn „Men zou
geneigd zijd een opeenhooping van electri-
sche stroomen aan te nemen, die geen af
leiding vinden, en die door broeiing of zon
nehitte ontvlammen. Het verschijnsel is
de aandacht der wetenschap dubbel waard."
Messchaert is nu reeds
voor het aanst. seizoen geaoodigd voor
verschillende concerten in Duitschland. Te
Bremen zal hij driemaal optreden, te Ber
lijn in het Sternsche Gesangvereinte Aken
en Essen zal hij meewerken in Favst san
Schumann, te Mainz in Die Schöpjung,
te Hamburg in Faust vau Berlioz, te
Bar men in de Johannis-Passion.
(Amst. Ct.)
Het zesjarig zoontje van
zekeren Visser, arbeider in dierst der Staats
spoorwegen te VLISSINGEN, en woon
achtig te Souburg, had Zondag een eindje
sigaar aangestoken. Na eenigen tijd te
hebben gerookt, doofde hij het weer nit
en stopte het iu zijn vestzakje. Maar he
laas, het was niet geheel uitgedoofd zoo
stonden; hij schreef zijne antwoorden op
en eischte van hem, zijn naam daaronder
te zetten.
Rettberg deinsde achteruit.
„Ik zal u zeggen, waarom ik deze belij
denis van zonden ia mijn bezit wil hebben,"
verklaardde Maitland op kalmen toon. „Ik
heb uw hulp noodig, om een bepaald doel
te bereiken."
Bij deze woorden haalde Rettberg ruimer
adem.
„Wanneer ik dezen wissel aan den offi
cier van justitie voorleg," ging Maitland voort
terwijl hij in zijn jaszak zocht, „dan zyt gij
onherroepelijk verloren."
Hij had een met slangenhuid overtrokken
brieventasch geopend en nam daaruit deD be
doelden wissel.
Herkent gij deze noodlottige handteeke-
ning?" vroeg hij, terwijl hij met den vinger
wees naar de woorden: „Aangenomen: Otto
Maitland."
Degene, die deze woorden had geschreven,
staarde met begeerige blikken op bet papier.
O, had hy het maar een oogenblik in zyn
banden kunnen krijgen. Maitland scheen zijne
gedachten te lezen, en een onheilspellend
lachje speelde er om zijne lippen, terwijl hij
zeide; „Een kostbaar strookje papier, niet
waar? Ik zal bet als een kleinood bewaren,
tot er een hechter en sterker band taeschen
ors bestaat.
,De drie woorden welke gij met geoefen
de hand er op gezet hebt, stellen u volko
men in miiu macht," giüg bij voort, den
wissel wrder in zijn brieventasch verber
gende. „V'anDeer ik evenwel er op aandring,
dat gij uwe volledige bekentenis ondertee
kent, dtn wil ik daardoor alleen bij u het be
wustzijn uwer afhankelijkheid van mij ver
scherpen, opdat ik er des te zekerder van
kan zijn, dat gij in de zaak, met welke gij
mij helpen moet, geen valsche kaart tegen
over mij uitspeelt. Wilt gij mij uw hulp ver-
leenen, wilt gij uw naam onder deze ver
klaring zetten, dan kunt gij hier bljjven en
ik zal tr voor zorgen, dat bet u niet aan
middelen zal ontbreken, een pleizierig leven
tje te leiden. En nn vraag ik o, of gij ge
negen zijt mij in alles frer zijde te staan,
dat het jongetje weldra in brand geraakte.
Een voorbijganger, die het ventje aan
den slootkant zag zitten, missehien met
het plan te water te gaan, om de brandende
kleeren te dooven, doch dit niet durfde,
rukte hem fluks het brandende ves'je nit,
waarna de kleine hard naar huis liep
doch door de zuiging der lucht tengevolge
van het harde loopeu schijnt het ondergoed,
dat ook smenlde, in vlam te zijn geraakt,
zoodat hem de vlammen boven het hoofd
sloegen, en hem met brandwonden over
dekten.
Spoedig was geneeskundige hulp ter
plaatse De eene zijde van het kind is als
het ware verkoold. Toch heeft men nog
hoop het in 't leven te houden.
Alles kost een dubbeltje-
Nevenstaande tekst wordt op de aan
grijpende melodie van Té, ré, ré, boem, di,
ai, met enthousiasme gezongen op de Haar-
lemscbe kermis en het is verwonderlijk, de
volharding gade te slaan, waarmee stadge
noot en vreemdeling instemt, als iemand de
gelukkige (P) gedachte heeft, dat lied aaD
te heffen.
Een Amsterdamsch huisvader ondervond
dat het kermisvermaak te Haarlem meer
kost dan een dubbeltje en wel tengevi lge
van de volgende gebeurtenissen.
De man is een bewoner van de Nassau
kade en heeft sedert de vier jaar dat hij
getrouwd is, nog ai zco nu en dan storm
gehad op de huwelijkszee.
In 't middeu latende, aan wie van de
beide echtgenooten de schuld van derge
lijke huiselijke krakeelea in den regel moet
worden toegeschreven, constateeren wij
slechts het feit, dat de man dolgraag eens
de Ilaarlemsche kermis wilde bezoeken, en
beducht voor tegenwerping van den
kant van moeder de vrouw, besloot
hij zijn plan in stilte ten uitvoer te bren
gen.
Met een buurman (deze snoodaard is eerst
een jaar gehuwd) maakte hij complot, en
onder voorwendsel, een dag te moeten op
passen bij broer Hein, op Kattenburg, werd
door de samenzweerders de dag vastge
steld.
Ofschoon alles goed was opgezet en men
weldra aan 't Centraalstation stond, was er
tcch iets, dat de aandacht van onze eer
ste kermishoudersvrouw had getrokken
namelijk dit, dat Ko zich had voorzien
van eenige achterwielen, toen hij bij broer
zou gaan oppassen.
Ze kon zelf de affaire niet in den steek
laten, maar nam een erg vertrouwde vrien
din in den arm, om Ko eens na te gaan...
daar kwam de vriendin weldra vertellen,
wat ik van u verlang."
Ik bon tot alles bereid, waarrdoor ik mij
aan u kan verplichten," vorklaarde Rettberg
zonder zich lang te bedenken.
„Goed," antwoordde Maitland' „ondertee-
ken dan dit stuk."
Rettberg aarzelde. Maar er bleef hem geen
andere keuze over; de bekentenis zijner schuld
was ten slotte niets anders dan een duplicaat
van den vervalschfen wissel en kon zijne
strafbaarheid volstrekt niet verhoogen. Wan
neer hij onderteekende dan won hij in den
eigenaar van zooreel rijkdom, welke hem
omgaf, een vriend, wiens vrijgevigheid hem
het aangenaamste vooruitzicht opende.
Hij las het stok over en zette er zijn
naam onder, Maitland borg het in zijn brieven
tasch bij den wissel. Daarna wierp bij zich in
zijn stoel achterover, keek Rettberg met door
dringenden blik aan en vroeg: „Waar is uw
zuster?"
„Ik weet het niet," antwoordde de gevraag
de, wien't eensklaps duidelijk werd, in welke
richting men zijn diensten verlangde, "Ik
ben de laatste twee dagen niet thuis ge
weest; toen ik terugkeerde, was zij weg. Maar
mijnheer de baron von Staren zal u kun
nen zeggen, waar zy is
„Daarvan ben ik insgelijks overtuigd, doch
ik wil hem liever niet vragen. Wij moeten
het zonder hem te weten komen. Gij hebt
ongetwijfeld gisteren bij hem gevraagd naar
de verblijfplaats van uwe znster en heeft hy
u het antwoord geweigerd?"
„Eerst in Bremerhaven, op de stoomboot
die overmorgen naar New-York vertrekt, wil
bij mij het adres mijner zuster geven."
„Ha! Daarvan is nog gebruik te maken!"
riep Maitland uit. „Doch wij zullen zien, of
wij niet eerder ons doel bereiken. Uwe por
tierster zeide mij, dat zij niet thuis was,
toen uwe znster verdween. Deze had haar
een briefje met de huur achtergelaten."
„Verder wist de portierster mij niets te
zeggen," merkte Rettb-Tg. „Ik stelde mij
met die mededeeling niet tevreden, maar
zette mijn onderzoek voort bij de andere be
woonsters van het huis.
Twee vrouwen hadden mjjn zuster met
een voornaam geklccde dame in een prach-
dat meneer naar 't Centraalstation was
gegaanbuurvrouw had hem zelf in den
waggon zien stappen.
Spoedig had de bedrogen echtgenoote
haar plan beraamd.
De rollen werden nu precies omge
keerd. Broer „Hein* van Kattenburg, werd
nu per briefje uitgenoodigd om te komen
oppassen op de Nassaukade, moederj de
vrouw ging naar Haarlem en begon met
grooten ijver een onderzoek langs kraam
en tent, waar zich vele nieuwsgierigen en
pretmakers verdrongen.
Eindelijko zeldzame voldoening,
dasr wordt de onverlaat opgemerkt en on
der welke omstandigheden!
Daar zit haar »Ko* met buurman, die
haar wel bekend was in gezelschap van
twee dametjes, haar onbekend.
Wat zou ze doen? Hem dadelijk in 't
gelaat vliegen en toetakelen? Dat was niet
raadzaam want dan zouden die twee „vrom-
messen" haar uitlachen en dat zou ze niet
kunnen verdragen.
Ook omdat de dames aanstalten maak
ten, om van de heeren te scheiden wachtte
zij en volgde weldra de twee samenzweer
ders in de richting van de Groote Markt
waar de Groote Laurens Koster, op gevaar
van duizelig te worden eenige draaimolens
ylak aan zijn voeten ziet rondvliegen.
Daar klinkt het de beide vrienden in
't oor, voor een der op de kermis menig
vuldige fotografiekramen, dat „ae voor 60
centjes" ieder een welgelijkend portret en
twee afdrukken konden bekomen. En tot
groote ergernis van de woedende vrouw
gaan ze binBen,
Terwijl de beide vrienden samen voor
den toestel zitten en de artist hen uitnoo-
digt, „wat vriendelijk lachend" te kijken,
wordt plotseliug het gordijn van de tent
op zij gerukt en roept een schelle vrouwen
stem „wacht eens even, ik zal ze wat
lachend laten kijken," en hierbij wordt de
man, die op Kattenburg zou oppassen, zoo
toegetakeld, dat hij tot zelfverdediging ge
noodzaakt werd.
Ongelukkigerwijze wordt daarbij het
fotografeertoestel op den grond geworpen
en zwaar beschadigd en ijlen de artist en
zijn helper naar buiten om „politie" te
halen.
Daar komt politie en te midden van een
stortvloed van beschuldigingen van de ver
ontwaardigde echtgenoote, klinkt het uit den
mond van de politiemannen: wij hebben
niets met die Amsterdamsche ruziemakers
noodig, naar het bureau of betalen; vecht
jelui de kwestie maar in Groot Mokum
(bijnaam voor Amsterdam) uit."
„Ko" had geen lust, om in de Haar-
tig rijtuig zien plaats nemen. Een besteller,
die bij don koetsier op do bok had gezeten,
had de koffer naar beneden gedragen. Meer
wist men mij niet te vertellen."
„Een voornaam gekleede dame?" herhaal
de Maitland nadenkend. „Wie kan dat ge
weest zijn?" Eensklaps bief hij het hoofd op
wellicht was bij reeds op bet juiste spoor.
Hy herinnerde zieh dat de baron von
Sturen hem, even voor het duel, twee brie
ven had gegeven, welke hij ingeval Wolf
gang sneuvelde, aan de adressen zou bezor
gen. De eene brief was gericht aan den
reehter Carus, do andero aan zekere me
vrouw von Prachwitz, wier naam Maitland
vroeger reeds op sommige partijen had hoo-
ren noemen. Do gedachte, dat de baron Me
lanie onder bescherming had gesteld van
deze dame lag dus voor de hand.
„Wij zullen morgen over deze zaak ver
der spreken," zeide Maitland, van zijn stoel
opstaande. „Kom in den loop van den voor
middag bij mij."
„Morgen vroeg om zes uur wacht uw
vriend mij aan het station Friedrichstraat,
om mij naar Bremerhaven te vergezellen,"
zeide Rettberg lachende.
„Kom dan van middag om zes uur by mij,"
hernam Maitland. „Doch wacht een oogen
blik."
Hij haalde weder zijn brieventasch te
voorschijn, nam er een banknoot van hon
derd gulden uit en gaf die aan zijn nieu
wen bendgenoot met de woorden
„Neem dit als handgeld. Wanneer de uit
slag onze bemoeiingen beloont, dan is uvr
geluk aangebroken."
Rettberg greep begeerig naar het geld
voor hetwelk hy dat was ham zeer goed
bewust zijn zester verkocht, en hij wierp
den kooper een veelbeteekend laehje toe,
hetwelk echter bij dezen fijn beschaafden
duivel walging en verachting verwekte.
WORDT VERVOLGD.