De zaak De Jong. Gemennd Nieuws. tig- f hetwelk juist tegenover de trap stond,1 tengevolge waarvqn zij van de trap viel, onmiddellijk gevolgd door de petroleum stellen. De dienstbode, die op haar gegil kwam toeschieten, geraakte zoozeer buiten zichzelve, dat zij de straat opliep en de voordeur achter zich toe liet vallen. Toen men, op het geschreeuw toegeschoten, er in geslaagd was met een moker de deur open te slaan, vond men mevr. F. zwaar gekneusd in eeue vlammenzee aau de trap liggen, terwijl het vuur zich reeds aau het houten beschot had medegedeeld. De velschillende doctoren, die ter assis tentie waren toegesneld, geven weinig hoop zes uur. ven misdaden voor het voetlicht was ge komen. D.n be«chrijft hij den heer Juett als een hoogst sympathiek, door smart gebro ken vader Én De Jong is een mager, af schuwelijk, aanmechtig schepseljuist het tegendeel van zijn schoonvader. Zijn ver- ledeB Dat na te gaan zon een uitstekend onderwerp zijn voor een reis om de we reld. Bij de samenkomst vetw»chUe de justi tie uog iets te verniogeu, door te wiiktu op bet gevoel tan De Jong. Allts was vergeelsch, al dnurde het onderhoud ook om de deerlijk verbrande ongelukkige in het leven te behouden. Cl.) Het lijk van mej. Schmitz gevonden. Aldus publiceerde de Telegraaf en rcbrijlt verder Eindelijk is dan een deel opgelicht van den sluier der geheimzinnigheid, waarin tot dusver de zaak-De Jong, welke in den laatsten tijd niet alleen de Nederlandsche, maar ook een srroot deel der buitenlandsche pers bezighoudt, was gehuld. Maandag-ochtend, omstreeks 9 uor, i? ODgeoorloofd is. Ook werden de Ker C., Logementhou der met wiens dochter De Jong een paar jaar geleden geëngageerd wss en zijn vroe gere verloofde, bij De Jong binnengebracht Zeer galant lachte hij de dochter toe en hij scheen volstrekt niet ver baasd. Ook deze ontmoeting bracht niets het licht. De heer Jue'.t herkende meisje echter door een portret, De Jong hem van haar had toond. Omtrent het hypnotiseeren is zelfs Engelsche reporter van meening, dat aan het dat gf" dc het uit den Amstel, ter hoogtte *an de Nes- en Zwaluwenbnurt opgehaald het lijk eener vrouw, naar gissing 40 it 45 jaar oud. R*ds onmiddellijk toen het uit het water werd gehaald, meende een der aanwezigen, een vroegere kennis van de vermiste Marie Schmifz, daarin de lang gezochte te lier- kennen, voor zoover het reeds in stsat van on tbinding verkeerende lijk kenbaar was. De lengte is pl. ra. 1.60 M., aangezicht rond, mond gewoon, kin rond, haar zwart, kortom geheel overeenkomende met het aignalement van mej. Schmitz. Ook door de kleeding werd men in het vermoeden versterkt. Ze droeg een zwart gestreepte japon, blanw-grijsachtig manteltje, witte kousen met roode strepen, ongemerkt ondergoed, bruine glacé-handschoenen en blauw laken boltines met ledereD randen en knoopjes. Op dit lijk zijn gevonden een gouden dameshorloge (remontoir), twee verguld zilveren hemdsknoopen, een zeskantige doekspeld met zes steentjes van verschil lend® kleur, een bruin lederen portemon- naie met knipsluiting, inhoudende f 1.60 en twee Ned. centen oude munt waarvan een met een gaatje, voorts een zwart beenen medaillon, waarin eenig haar, een paar zwart garen handschoenen, 13 sleutels aan een bandje en twee tramkaartjes (Amst. Omnibus-Maatschappij. Onmiddellijk werd de officier van justitie te Amsterdam van deze vondst in kennis gesteld, die korten tijd later met den rechter—commissaris en den heer Ratelt, ter plaatse verscheen. Ook deze heeren waren van oordeel, afgaande op de in handen zijnde gegevens omtrent uiterlijk en kleeding der vermiste, dat het lijk vermoedelijk dat waa van mej. Schmitz. Voor zoover de tijd het toeliet, liet men nog eenige Amsterdainsche ingezetenen, die de overledene gekend hebben overkomen, die allen eenstemmig waren in hun ver moeden, dat men het lijk van mej. Schmitz had gevonden. Aangezien echter nog geen absolute zekerheid was verkregen, besloot de ju stitie de zaak nog voorloopig geheim te houden. Zooals men weet, heeft De Jong in de laatste d*gen van Augustus met mej Schmitz op den Amstel geroeid. Wordt het vermoeden bevestigd, dan z»[_ynen met nieuwen moed naar de tweede vermiste, de eerste vrouw van De .Jong, miss Juett, gaan zoeken. Uit den aart der zaak hielden de Eugelsche bladen zich hoofdzakelijk bezig met de verdwijning hunner landgenoote. Te oordeeleu naar de lengte der kolomuien, welke in deze pers The Dutch Mysteiy inneemt, is de zaak De Jong langzamerhand een cause célèbre geworden, welk opzicht ze althans veel uvereeukomst heeft met de zaak v>n Jack the Kipper, met wien De Jong, blijkens het geciteerde artikel in La Rèforme overi gens niet veel gelijkenis vertoont. Opmerke lijk is het ook, dat de Belgische en Fransche bladen zooveel ruimte aan deze quaestie besteden. De Parijsche editie van The New-York Herald bevatte Zondag bij de portretten van De Jong en mej. Jnetteen langen brief uit Arnhem vau een bijzonderen correspondent, bevattende o. a. een verslag van een onderhoud met den ouden heer Juett, den vader, die, zooals men weet, daar ter stede is geweest om de politie inlichtingen te verschaffen. In het Maandag nummer weer drie ar tikelen aan het hoofd, sensationeel als ge woonlijk- „De Kerel is een duivel*, staat er boven, „zoo wordt De Jong beschre ven door den vader van het vermeende slachtoffer'. Weer een ander vet hoofd meldt„Je dochter is niet dood, was al wat de Hollandscbe Jack the Kipper wilde zeggen' en dan volgt een kleurrijke schets van wat de journalist hoorde en zag. «Ontzettend moet de kaimte geweest zijn, vertelt hij, waarmee De Jong zijn schoon vader ontmoette. Uit alles bleek, dat zijn hart vaa steen is die samenkomst scheen hij eenvoudig te beschouwen als een soort van melo-dramatrischen triomf voor zich zelf. «Er ontbrak hem alleen nog maar eea lange mantel en een cigarette om de con- ventiooneele rol van schurk te vervullen. Dan had hij davereud applaua verwekt wanneer hij schaterend van lacheu over zijn bedre- Hij is een bezoek gaan brengen bij dr. Vau Renterghem, die zoo vertelt de journalist woont in een staat, waarvan ik den tiaam onmogelijk kan onthouden hij klinkt zoowat als een nies en een hik tegelijk. In de groote wachtkamer, als van een hospitaal, hangen bordjes, waarop den patiënten wordt bevolen niet te roo- ken of te pralec. Verder hing aan den muur een bordje met het tarief erop, evenals bij eea barbier. De dokter sprak natuurlijk het bericht tegen, dat bij hem een aanvraag was ge komen om De Jong te hypnoliseeren. „Ik heb te veel eerbied voor onze doetoren en rechtsgeleerden dan dat ik zou geloo- ven, dat zij het hypnotisme in het bedoel de geval zouden willenaanwsnden." De reporter van de Ilerald eiudigt het ver slag van zijn onderzoekingen in de bos- schen bij Arnhem met de verzuchting „Hadden wij de bloedhonden uit Schot land ron3r hier.' Het Handeltblad meldt in zijn mid dag-editie dat bet gevonden lijk niet is van Maria Schmitz, maar van eene juffrouw uit Arnhem. Ook De Jong werd bij het lijk ge bracht. Zonder hoed, met een grijs jasje aan, verscheen hij ongeloovig glimlachend. En terstond schudde hij het hoofd: „'t Is Marie Schmitz niet" zeide hij, „maar zij kan het ook niet zijn, want zij leeft neg!'' wed-r dichftgedaan, een meisjeshoofd met nieuwsgierig fonkeleuJe oogen vertoon e zich eo veidweeo. Wie was dat? Van boven? Wat dat voor menschel. vraagde vlinders Hans. „Je, de nieuwe huurder, de ergants me zijn dochter Specia." «Nette menschen „Naar het achijnt wel eenigszras zob- derling. De vader is bijna altijd afwezig. Specia zingt veel, oefent zich op verschei dene muziekiustruuieiiteu en schijnt buite i- gewoon muzikaal.'' „Zoo, zoo," gat hij verstrooid ten ant woord. Een poosje la'er werd er geklopt en ee nige vrienden traden binnen, die gehoord hadden, dat H ns Handel was terug gekeerd. Spoedig troonden zij hem met zich me de en ook hem was het een behoefte, de oude plekjes zoo nauw verbonden met de herinneringen uit zijn jeugd, weder te zien. Toen Handel tegen den middag -.erug- keerde en zijn weg door den tuin nam, zag hij een meisje, het wa9 Specia, bij een der kerseuboomen staan. Zij plukte eeni ge vruchten en snoepte daarvan. Haar be wegingen hadden iets jongensachtig, maa waren toch uiterst lieftallig. „Goeden dag zeide Haudel en naderde zachtjes het meisje dat den mg naar hem had toegewend. Zonder te aulwoorden, vloog zij terug, wierp pitten en kersen weg, als een dief, die zich op heeterdaad betrapt ziet en h»ar gelaat, met de scherpgesneden ueus en omlijst door het donkere haar, werd door een donker rood overtogen. Handel lachte. „Met uw verlof lis u de dochter van den organist Woont ge bij mijn moeder De aangesprokene gaf een klein knikje, bijua als een slecht opgevoed kind. „Ja, Specia Kast heet ik,* antwoordde zij toen, zonder de minste vergelegenheid. „Specia Naar wien is u zoo genoemd, als liet geoorloofd is, dat te vra gen?' „Naar een viool, die in 't bezit was van grootvader,* antwoordde zij met een diepe, heldere, maar eigenaardig schoone stem. „Naar een viool „Ja, zij was zeer kostbaar en omdat mijn grootvader zooveel van het instru- „ik zal u onderricht geven, terwijl ik hier ben. Dagelijks een uur. Stemt u tie?' za' nvlenk nd voor zich uit. Twee vlogei zig-zsgs gewijze boven hun hoofden. De bewegingen van die sierbjke diertjes, wier kleuren door de gouden stra len der raidd-gzon heerlijk schitterden, schenen al haar gedachten bezig te hou den- „Nu U antwoordt met „Ik dacht dit,* antwoordde het meisje. „Wanneer u mij les geef', zou ik geluk kiger zijn, dan wanneer mijn moeder we der nit het graf herrees, en weder bij ons kwam wonen. Gaat ge dan echter lieen, en moet ik uw leiding ontberen, dan zou ik mij grenzeloos ongelukkig gevoelen. Neen, ik wil niet, ik kan niet „Hoe kan men zooveel lieUe voor de kunst bezitten, zoo'n verkeerden weg in slaan en tegelijk zoo onnoozel redenee- ren." «Ja, dat is het. Mijn vader knort da gelijks over miju rusteloozen arbeid. Ik wenschte zelve anders te zijn, maar dat gelukt mii niet. Dikwijls ben ik grenzeloos ongelukkig, dat ik wel weg zon willen loopen, om slechts alleen te zijn en 'i nie mand lastig te maken.' Plotseling stonden haar donkere oogen vol trauen en wekte haar geheele verschij ning medelijden op. Hans stond zonder een woord te spre ken naast het bekoorlijke meisje. Hij wist niet, wat te antwoorden eD toen de meid roe- uit trad gas ten uur. De twee Violen. „Kom 1 Speel nu wat,' zeide de onde vrouw en leunde tegen den rug van haar stoel. Zij zat bij het geopende venster, om de heerlijke lucht in te ademen en ver langde raar zschto melodiën, als balsem voor hair krank gemoed. Nu klonken de zachte, heerlijke toaen eener viool en het lietlijk geluid drong naar buiten. Met een liefdevollen blik zag de vrouw op den vi olist, haar zoon, neer. Hij was terugge keerd zonder dat zij er eenig vermoeden van had gehad, plotseling lag hij voor haar op zijn knieën. In het kleine stad je had hij zijn jeugd doorgebracht en na dat de lijd van de kwajongensstreken voorbij gegaan was, had zijn vader hem les gegeven, waarna hij den wandelstaf had opgenomen en de wijde wereld was ingetreden. Zijn vader, een musicus, was plotseling de eeuwige rust ingegaan zijn vrouw, die achter bleef, leefde van het weinige dat zij bezat en toen dat verbruikt was, zond Haus Handel wat zij noodig had. Somtijds had hij ook uitknipsels ge zonden uit de bladende geheele wereld zwaaide hem lof en eer toe. „Gebruik zooveel ge wilt. Ik heb ge noeg. Laat het n aan niets ontbreken. En maak u niet boos over de huurders. Be woon ons hois alleen. Neem een gezel schapsjuffrouw, omgeef u met diecstboden, wees verkwistend wanneer dat voor uw gezondheid noodig is." Zoo had hij dikwijls in zijn brieven ge schreven. Maar de oude vrouw dacht anders. Zij nam alles vol dank aan, maar gaf niets onnut uit. En bij de bede geen gedeelten van hel huisje meer te verhuren, schud de zij het hoofd. Dat was overdaad. Spaar zaamheid en vlijt beoefent men niet slechts alleen om zich te oefenen. Er waren men schen genoeg, waardige, die hei noodig hadden. Nadat hij een poosje gespeeld had, wenkte zij hem, en vroeg even te luis teren. „Het was schoon,* zeide zij. «Maarde herinnering aan nw vader zou al te leven dig worden. Mijn gemoed heeft na de ziekte behoefte aan een pijnstillend mid del maar te veel maakt mij onrus- De violist legde zijn instrument ter zijde, liet zich naast haar neder en druk te haar handeD. „Moeder,' zeide hij zachtjes. „Als ge maar weder gezond waart. „Dat zal wel komen.. ik gevoel hel Hans.' „Wanneer ge niet gekomen waart, was ik misschien gestorven vaa verlangen. Nu weet ik, dat ik weder zal herstel- len.." Op dat oogenblik werd de kamerdenr on der een snel uitgesproken verontachuldi- I ging haastig geopend maar even snel ment hield, vroeg hij mijn vader, mij Specia te noemen.' „Hm Ei ge houdt van mu ziek Met een uitdrukking van vervoering in de fonkelende oogen, beantwoordde Specia zijn vraag. „Js, ik wenschte, dat ik zoo spelen kon als u heerlijke, lange streken. O, hoe schoon hoe wonderschoon en toch „Nu „Ik erger mij Speelt u niet meer gaat u spoedig weder heen Hans schudde het hoofd. „Hoe verward zijn uw gedachten! Zijt ge een Duitsche Waar woonde u vroeger „In Venetië woonde mijn vader het laatst. Maar hij is een Duitscher, hier uit den omtrek. Toen zijn vriend schreef, dal hij hier een aanstelling kon krijgen en een werkkring vinden, nam hij dit aanbod dade lijk aan.' Met een denkend gebaar bewoog Hans het hoofden weder op haar woorden terug komend, zeide hij: „Waarom ergert ge u over mijn spel Waarom moet ik heengaan?' Het schoone meisje liet slechts de lippen over elkander schaiven. Op hetzelfde oo genblik fonkelden haar oogen welke niet een der omringende voorwerpen zagen, maar recht voor zich uitstaarden, van toom. „Ik ben jaloersch. Ik kan, het niet verdragen.... „Dat zal u weinig helpen! Daarenboven niet waar, speelt ge zelf „Ja,« zeide zij en opende den mond, zoo vol uitdrukking, zoodat de prachtige tanden zichtbaar werden. Alles aan dit kiud was kiachtig, en niet gemaakt. „Om uw ijverzucht langzamerhand te doen verdwijnen, racet ge u flink oe fenen.* Specia gaf hierop geen antwoord, vra gend sloeg zij haar oogen naar Handel op en zeide »Niet waar, gij zult niet meer spelen Hans zag het meisje aau en schudde het hoofd. „Laten wij een andere afspraak maken. U zal mij iets voorstrijken en dan zullen «ij samen musiceeren.' „Neen, neen ik kan nietGe zijt toch de beroemde Handel Dat vertelde mij mijn vader. Hij las veel over n, altijd wenschte ik n te hooren spelen en nu nu „Wonderlijk kind fluisterde Handel. Hij kon haar niet begrijpen. «Wanneer ik mij dagelijks zes uren oe fen, kan ik het dan zoover brengen als n Ik wilde zoo gaarne beroemd worden, door de wereld trekken en allen hooren zeggen Specia Kast speelt als Hans Han del En plotseling op hem toetredend, drukte zij een vnrigen kus op zijn rech terhand en fluisterde op vleienden toon „En niet waar, u speelt niet meer, als je blieft ik was zoo ziek, ik weende, en als ik u hoorde, moest ik naar beneden, ik moest uzien!' „Luister een?, mejuffrouw Specia," ant woordde Handel, zijn handen terugtrekkend, hem nu voor het middagmaal kwam pen, vond hij dat een voortreffelijke vlucht. Hij bood haar zijn hand en bet huis binnen. Tegen den avond waren er eenige verzameld en Hans speelde bijna een Meermalen hoorde men boven een geluid als stampte iemand ongeduldig en toornig met den voet. Het hinderde zoo zeer, dat de oude dame zeide, toen de vrienden vertrokken waien „Wat zijn ze boven toch lastig met dat leven, die Specia schijnt een onopgevoed meisje ])e kamers door de weduwe Handel be woond zagen deels op de straat, deels op den tui» uit. Hans had dezelfde kamer in beslag genomen, vraar hij eens als knaap over zijn werk gebogen had gezeten. Zoo laag waren de vensters, dat men er gemak kelijk in en uit de kamer kon klim men, zonder van de deur gebruik te ma ken. lederen morgen speelde hij, dikwijls ook, wanneer zijn moeder haar verlangen daar toe te kennen gaf. Eenige digeu na het onderhoud met Spe cia, stond bij weder te spelen. Hij scheen in een droevige stemming, want de mu ziek, die hij aan zijn instrument ontlokte klonk als geween en gesnik, zoo oneindig zwaarmoedig. Toen hij toevallig naar buiten keek, z»g hij tol zijn verbazing Specia met haar van toorn fonkelende oogen voor zich, en toen zij zich ontdekt zag, liep zij weg als een knaap, die achtervolgd wordt. Hij lachte. Dat zonderlinge kind Op denzelfden dag leerde bij ook zijn medebewoner, den musicus Rast ken nen. Htt was een kleiu ernstig mannetje met grijzend haar, een uitspraak met een eenig- zins vreemd accent en donkere gelaatskleur. Daar zij wederkeerig op elkander een aan- genatnen indruk maakten, besloten zij te zamen een kleine wandeling te doen. Toen Hans weder thuis kwam en de ka mer binnen trad, viel zijn blik toevallig op de viool, die in de geopende kast lag. Tot zijn verwondering waren de snaren doorgesneden, waarschijnlijk met een scherp mes. Dat was toch te erg Toornig schudde hij het hootd, en maak te reeds aanstalten zijn moeder te onder vragen. Maar hij bedacht zich, nam een ras besluit, steeg de trap op en vroeg het dienstmeisje naar Specia. Bij den ingang van het huis had Rast hem verlaten, daar hij nog een repetitie van een concert in de kerk wilde bij wonen. Specia was thuis, verklaarde de meid. Toen Ilaus binnnentrad lag zij op de sofa en sliep. Maar zij rustte niet als an dere menschenzij had het gezicht in in 't kussen gedrukt en was zoo ingesla pen, zoo vast, dat zij niet eens antwoord de, toen hij binnenkwam. Naast haar op de tafel lag een viool en stoud schrijfgereedschap, dat oogenschijn- lijk zooeven gebruikt was. Op een blad papier, met een onvaste hand beschreven, stond iets geschreven. Handel kon de ver zoeking niet weerstaan, het te lezou Daar ge mij hebt leeren twijfelen aan mij- [zelf. Daarom haat ik uEn hoed u Zoolang ge hier verwijlt, wil ik ook niet [zingen, en niet spelen. Mij te bespotten, Zal u niet gelukken Handel las deze regels nog eenmaal, zag op het schoone, slanke kind neer, dat als een boetende Magdalena voor hem lag, sloop op de teenen de kamer nit en zeide tegen het dienstmeisje. „De juffrouw slaapt vast. Ik wil haar niet storen. Ik kom wel eens terug.' Eigenaardig Sedert dien dag weerhield hem een bijna angstige schuwheid, zijn vi ool ter hand te nemen. Gevoelde hij lust tot spelen, dan dacht hij aan het meisje boven en lag zijn instru ment ter zijde. Het viel zijn moeder op en zij vroeg naar de oorzaak er vanmaar hij gat een ontwijkend antwoord. Maar terwijl hij tot nu foe over het zeld zame kiud slechts liet hoofd geschud had, werd thans met den dag het verlangen ster ker, hs;>r te hooren zingen en te spelen. 11 ij overwoog de mogelijkheid in haar nabijheid te komen, wanneer zij aan 't spelen was, maar daar hem dit onmogelijk toescheen verzocht hij haar vader, hem daarin behulpzaam te zijn. „O, welk een eer! Zeker, zeker Natuur lijk mijnheer Handel gaf deze ten ant woord. „Nog heden zal Specia uw wensch ver vullen. Voor Hans Handel kropen de uren voorl*j. Het meisje was niet uit zijne gedichten: hij was gedwongen, zelfs tegen zijn zin aau haar te denken. Toen eindelijk het uur was aangebroken en hij de trap opsteeg, had hij wel een weinig spijt. Het speet hem, dat hij Specia zou dwingen te zingen en te spelen, door dat hij haar vader in den arm genomen had. Maar alles ging beter, dan Handel ver wacht had. Het meisje had een eigenaardig, terug houdend karakterzij nam slechts notitie van den gast, wanneer hij tot haar sprak. Voor de onde vrouw echter was zij onge meen vriendelijk en die bewees zij al den eerbied, waar zij recht op ha. Toen de tsfel was «fgeloopen, riep haar vader: „Nu, Specia. zing eens wat." Zij plaatste zich aan het klavier en zong eeu der gedichtjes vau Julius Rodenburg met een diepte van gevoel, die het gemoed trof. Zoo breekt mijn hart, wanneer gij het wilt breken. Niet stuksgewijs, gelijk een zonuestraal Het ijs verbreekt op de vlakte der ber gen. Wanneer 't zijn moet, breekt't in eenen keer. H&ndel zeide niets. Haar geduld en voor dracht waren volmaakt. U wil ook Specia, hooren spelen zeide de heer Rast vriendelijk, „Specia haal nw naamgenoot en speel Het meisje beet zich op de lippen, zij fronste haar wenkbrauwen en op haar voor hoofd verschenen dreigende rimpels. Nn, kind „Er ontbreken twee snaren aan mijn vi ool, papa.* „Ach, misschien is het mijn dochter ver gund op de uwe te spelen. Dat zou voor Specia een verbazende eer zijn.' „Neen, ik bedank. Ik wil niet,* riep het meisje met fonkelende oogen. Zij zeide niets meer en verliet het ve trek. Ilandal, pijnlijk aangedaan, wist haar vader die driftig werd, weder tot kalmto te brengen, wat nogal spoedig gelukte. lk kan er niets aan doen, dat moet ik eerlijk verklaren,' zeide hij, „wanneer ze niet wil.' Den volgenden morgen greep Handel weder naar zijn instrument en speelde. Ai- les wat zijn ziel bewoog, lag hij in zijn spel en wonderschoon klonk de muziek. Toen hij geëindigd had, gevoelde hij zich zoo vroolijk, zoo luchthartig Het was of alles wat hem als eer. centenaarslast op de ziel had gedrukt, met een tooverslag was ver dwenen. Maar hij kende niet, ofschoon rijk aan levenservaring, de hardnekkigheid van den kleinen god der liefde. In den loop van den dag kwam weder die zwaarmoedigheid en ten laatste had bij slechts één gedachtehij wilde, hij moest Specia spreken. Ditmaal was't toeval hem gunstiger. Iu den tuiu vond hij het meis je op dezelfde plaats, waar hij haar eenige dagen geleden gesproken had. Zij stoud op het gras en blikte onbeweeglijk in de zo merlucht. „Het doet mij genoegen u nogmaals te ontmoeten, mejuffrouw Specia zeide hij. „Kijkt ge naar de vogels in de lucht Waar staat ge aan te denken „Dat ik, als gij, de wereld in kongaaD; vrij zijn, geen dwang gevoelen Wie belet het u Het doet mij leed, dat ge niet gelukkig zijt Zij scheen de laatste woorden niet ge mord te hebben, want zonder er acht op te slaan, voleindigd» zij haar eersten zin en zeide met scherpe, maar toch vleiende stem. „Wanneer gast ge heen?" „Ben ik dm zoo verschrikkelijk. Ben ik dan iemand, die u beleedigen kan. Arsi meisjej je bent ziek en niemand voelt met u zoozeer als ik Specia haalde haar schouders op. „Ik zeide u toch, dat ik moet weenen, dat de vertwijfeliug zich van mij meester maakt, wanneer ge speelt En ge deedt het!' „Js, ik deed het, niettegenstaande gij de snaren! mijner viool doorsneedt. Is uw ver zoek niet dwaas, en hadt ge het recht, in mijn kamer te dringen en dat te doen? Als ik niet zooveel van u hield, had ik u bestraft Zij haalde weder de schouders op en zei de at kan mij dat schelen? Roem, roem Iets kennenO God, waarom bezocht ge mij met die vreeselijke kwaal. „En ge zult beter worden wanneer ik weg ben Werkelijk „Ja zeide zij op vasten toon en zonder den minsteu hartstocht, ja met een harde uitdrukking in de oogen, zag zij hem aan. „Goed, dan zal ik gaan, omdatomdat ik u liefheb... Specia...' Hij sprak met een zachte, van aandoe- niug bevende stem en ging langziam heen. Eenige dagen later vertrok hij; hij voldeed

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1893 | | pagina 2