De zaak De Jong.
Gemennd Nieuws.
tig-
f
hetwelk juist tegenover de trap stond,1
tengevolge waarvqn zij van de trap viel,
onmiddellijk gevolgd door de petroleum
stellen. De dienstbode, die op haar gegil
kwam toeschieten, geraakte zoozeer buiten
zichzelve, dat zij de straat opliep en de
voordeur achter zich toe liet vallen. Toen
men, op het geschreeuw toegeschoten, er
in geslaagd was met een moker de deur
open te slaan, vond men mevr. F. zwaar
gekneusd in eeue vlammenzee aau de
trap liggen, terwijl het vuur zich reeds
aau het houten beschot had medegedeeld.
De velschillende doctoren, die ter assis
tentie waren toegesneld, geven weinig hoop zes uur.
ven misdaden voor het voetlicht was ge
komen.
D.n be«chrijft hij den heer Juett als
een hoogst sympathiek, door smart gebro
ken vader Én De Jong is een mager, af
schuwelijk, aanmechtig schepseljuist het
tegendeel van zijn schoonvader. Zijn ver-
ledeB Dat na te gaan zon een uitstekend
onderwerp zijn voor een reis om de we
reld.
Bij de samenkomst vetw»chUe de justi
tie uog iets te verniogeu, door te wiiktu
op bet gevoel tan De Jong. Allts was
vergeelsch, al dnurde het onderhoud ook
om de deerlijk verbrande ongelukkige in
het leven te behouden. Cl.)
Het lijk van mej. Schmitz
gevonden. Aldus publiceerde de Telegraaf
en rcbrijlt verder
Eindelijk is dan een deel opgelicht van
den sluier der geheimzinnigheid, waarin
tot dusver de zaak-De Jong, welke in den
laatsten tijd niet alleen de Nederlandsche,
maar ook een srroot deel der buitenlandsche
pers bezighoudt, was gehuld.
Maandag-ochtend, omstreeks 9 uor, i? ODgeoorloofd is.
Ook werden de Ker C., Logementhou
der met wiens dochter De Jong een paar
jaar geleden geëngageerd wss en zijn vroe
gere verloofde, bij De Jong binnengebracht
Zeer galant lachte hij de dochter
toe en hij scheen volstrekt niet ver
baasd.
Ook deze ontmoeting bracht niets
het licht. De heer Jue'.t herkende
meisje echter door een portret,
De Jong hem van haar had
toond.
Omtrent het hypnotiseeren is zelfs
Engelsche reporter van meening, dat
aan
het
dat
gf"
dc
het
uit den Amstel, ter hoogtte *an de Nes-
en Zwaluwenbnurt opgehaald het lijk eener
vrouw, naar gissing 40 it 45 jaar oud.
R*ds onmiddellijk toen het uit het water
werd gehaald, meende een der aanwezigen,
een vroegere kennis van de vermiste Marie
Schmifz, daarin de lang gezochte te lier-
kennen, voor zoover het reeds in stsat
van on tbinding verkeerende lijk kenbaar
was.
De lengte is pl. ra. 1.60 M., aangezicht
rond, mond gewoon, kin rond, haar zwart,
kortom geheel overeenkomende met het
aignalement van mej. Schmitz. Ook door
de kleeding werd men in het vermoeden
versterkt. Ze droeg een zwart gestreepte
japon, blanw-grijsachtig manteltje, witte
kousen met roode strepen, ongemerkt
ondergoed, bruine glacé-handschoenen en
blauw laken boltines met ledereD randen
en knoopjes.
Op dit lijk zijn gevonden een gouden
dameshorloge (remontoir), twee verguld
zilveren hemdsknoopen, een zeskantige
doekspeld met zes steentjes van verschil
lend® kleur, een bruin lederen portemon-
naie met knipsluiting, inhoudende f 1.60
en twee Ned. centen oude munt waarvan
een met een gaatje, voorts een zwart
beenen medaillon, waarin eenig haar, een
paar zwart garen handschoenen, 13 sleutels
aan een bandje en twee tramkaartjes
(Amst. Omnibus-Maatschappij.
Onmiddellijk werd de officier van justitie
te Amsterdam van deze vondst in kennis
gesteld, die korten tijd later met den
rechter—commissaris en den heer Ratelt,
ter plaatse verscheen.
Ook deze heeren waren van oordeel,
afgaande op de in handen zijnde gegevens
omtrent uiterlijk en kleeding der vermiste,
dat het lijk vermoedelijk dat waa van mej.
Schmitz.
Voor zoover de tijd het toeliet, liet men
nog eenige Amsterdainsche ingezetenen, die
de overledene gekend hebben overkomen,
die allen eenstemmig waren in hun ver
moeden, dat men het lijk van mej. Schmitz
had gevonden.
Aangezien echter nog geen absolute
zekerheid was verkregen, besloot de ju
stitie de zaak nog voorloopig geheim te
houden.
Zooals men weet, heeft De Jong in de
laatste d*gen van Augustus met mej
Schmitz op den Amstel geroeid.
Wordt het vermoeden bevestigd, dan
z»[_ynen met nieuwen moed naar de tweede
vermiste, de eerste vrouw van De .Jong,
miss Juett, gaan zoeken. Uit den aart
der zaak hielden de Eugelsche bladen zich
hoofdzakelijk bezig met de verdwijning
hunner landgenoote. Te oordeeleu naar de
lengte der kolomuien, welke in deze pers
The Dutch Mysteiy inneemt, is de zaak
De Jong langzamerhand een cause célèbre
geworden, welk opzicht ze althans veel
uvereeukomst heeft met de zaak v>n Jack
the Kipper, met wien De Jong, blijkens
het geciteerde artikel in La Rèforme overi
gens niet veel gelijkenis vertoont. Opmerke
lijk is het ook, dat de Belgische en Fransche
bladen zooveel ruimte aan deze quaestie
besteden. De Parijsche editie van The
New-York Herald bevatte Zondag bij de
portretten van De Jong en mej. Jnetteen
langen brief uit Arnhem vau een bijzonderen
correspondent, bevattende o. a. een verslag
van een onderhoud met den ouden heer
Juett, den vader, die, zooals men weet,
daar ter stede is geweest om de politie
inlichtingen te verschaffen.
In het Maandag nummer weer drie ar
tikelen aan het hoofd, sensationeel als ge
woonlijk- „De Kerel is een duivel*, staat
er boven, „zoo wordt De Jong beschre
ven door den vader van het vermeende
slachtoffer'. Weer een ander vet hoofd
meldt„Je dochter is niet dood, was al
wat de Hollandscbe Jack the Kipper wilde
zeggen' en dan volgt een kleurrijke schets
van wat de journalist hoorde en zag.
«Ontzettend moet de kaimte geweest zijn,
vertelt hij, waarmee De Jong zijn schoon
vader ontmoette. Uit alles bleek, dat zijn
hart vaa steen is die samenkomst scheen
hij eenvoudig te beschouwen als een soort
van melo-dramatrischen triomf voor zich
zelf.
«Er ontbrak hem alleen nog maar eea
lange mantel en een cigarette om de con-
ventiooneele rol van schurk te vervullen. Dan
had hij davereud applaua verwekt wanneer
hij schaterend van lacheu over zijn bedre-
Hij is een bezoek gaan brengen bij dr.
Vau Renterghem, die zoo vertelt de
journalist woont in een staat, waarvan
ik den tiaam onmogelijk kan onthouden
hij klinkt zoowat als een nies en een hik
tegelijk. In de groote wachtkamer, als
van een hospitaal, hangen bordjes, waarop
den patiënten wordt bevolen niet te roo-
ken of te pralec. Verder hing aan den
muur een bordje met het tarief erop,
evenals bij eea barbier.
De dokter sprak natuurlijk het bericht
tegen, dat bij hem een aanvraag was ge
komen om De Jong te hypnoliseeren. „Ik
heb te veel eerbied voor onze doetoren
en rechtsgeleerden dan dat ik zou geloo-
ven, dat zij het hypnotisme in het bedoel
de geval zouden willenaanwsnden."
De reporter van de Ilerald eiudigt het ver
slag van zijn onderzoekingen in de bos-
schen bij Arnhem met de verzuchting
„Hadden wij de bloedhonden uit Schot
land ron3r hier.'
Het Handeltblad meldt in zijn mid
dag-editie dat bet gevonden lijk niet is van
Maria Schmitz, maar van eene juffrouw
uit Arnhem.
Ook De Jong werd bij het lijk ge
bracht. Zonder hoed, met een grijs jasje
aan, verscheen hij ongeloovig glimlachend.
En terstond schudde hij het hoofd: „'t
Is Marie Schmitz niet" zeide hij, „maar
zij kan het ook niet zijn, want zij leeft
neg!''
wed-r dichftgedaan, een meisjeshoofd met
nieuwsgierig fonkeleuJe oogen vertoon e
zich eo veidweeo.
Wie was dat? Van boven? Wat
dat voor menschel. vraagde vlinders
Hans.
„Je, de nieuwe huurder, de ergants me
zijn dochter Specia."
«Nette menschen
„Naar het achijnt wel eenigszras zob-
derling. De vader is bijna altijd afwezig.
Specia zingt veel, oefent zich op verschei
dene muziekiustruuieiiteu en schijnt buite i-
gewoon muzikaal.''
„Zoo, zoo," gat hij verstrooid ten ant
woord.
Een poosje la'er werd er geklopt en ee
nige vrienden traden binnen, die gehoord
hadden, dat H ns Handel was terug
gekeerd.
Spoedig troonden zij hem met zich me
de en ook hem was het een behoefte, de
oude plekjes zoo nauw verbonden met
de herinneringen uit zijn jeugd, weder te
zien.
Toen Handel tegen den middag -.erug-
keerde en zijn weg door den tuin nam,
zag hij een meisje, het wa9 Specia, bij een
der kerseuboomen staan. Zij plukte eeni
ge vruchten en snoepte daarvan. Haar be
wegingen hadden iets jongensachtig, maa
waren toch uiterst lieftallig.
„Goeden dag zeide Haudel en naderde
zachtjes het meisje dat den mg naar hem
had toegewend.
Zonder te aulwoorden, vloog zij terug,
wierp pitten en kersen weg, als een dief,
die zich op heeterdaad betrapt ziet en h»ar
gelaat, met de scherpgesneden ueus en
omlijst door het donkere haar, werd door
een donker rood overtogen.
Handel lachte. „Met uw verlof lis u de
dochter van den organist Woont ge bij mijn
moeder
De aangesprokene gaf een klein
knikje, bijua als een slecht opgevoed
kind.
„Ja, Specia Kast heet ik,* antwoordde
zij toen, zonder de minste vergelegenheid.
„Specia Naar wien is u zoo genoemd,
als liet geoorloofd is, dat te vra
gen?'
„Naar een viool, die in 't bezit was van
grootvader,* antwoordde zij met een
diepe, heldere, maar eigenaardig schoone
stem.
„Naar een viool
„Ja, zij was zeer kostbaar en omdat
mijn grootvader zooveel van het instru-
„ik zal u onderricht geven, terwijl ik hier
ben. Dagelijks een uur. Stemt u
tie?'
za' nvlenk nd voor zich uit. Twee
vlogei zig-zsgs gewijze boven hun
hoofden. De bewegingen van die sierbjke
diertjes, wier kleuren door de gouden stra
len der raidd-gzon heerlijk schitterden,
schenen al haar gedachten bezig te hou
den-
„Nu U antwoordt met
„Ik dacht dit,* antwoordde het meisje.
„Wanneer u mij les geef', zou ik geluk
kiger zijn, dan wanneer mijn moeder we
der nit het graf herrees, en weder bij ons
kwam wonen. Gaat ge dan echter lieen,
en moet ik uw leiding ontberen, dan zou
ik mij grenzeloos ongelukkig gevoelen.
Neen, ik wil niet, ik kan niet
„Hoe kan men zooveel lieUe voor de
kunst bezitten, zoo'n verkeerden weg in
slaan en tegelijk zoo onnoozel redenee-
ren."
«Ja, dat is het. Mijn vader knort da
gelijks over miju rusteloozen arbeid. Ik
wenschte zelve anders te zijn, maar dat
gelukt mii niet. Dikwijls ben ik grenzeloos
ongelukkig, dat ik wel weg zon willen
loopen, om slechts alleen te zijn en 'i nie
mand lastig te maken.'
Plotseling stonden haar donkere oogen
vol trauen en wekte haar geheele verschij
ning medelijden op.
Hans stond zonder een woord te spre
ken naast het bekoorlijke meisje. Hij wist
niet, wat te antwoorden eD toen de meid
roe-
uit
trad
gas
ten
uur.
De twee Violen.
„Kom 1 Speel nu wat,' zeide de onde
vrouw en leunde tegen den rug van haar
stoel. Zij zat bij het geopende venster, om
de heerlijke lucht in te ademen en ver
langde raar zschto melodiën, als balsem
voor hair krank gemoed. Nu klonken de
zachte, heerlijke toaen eener viool en het
lietlijk geluid drong naar buiten. Met een
liefdevollen blik zag de vrouw op den vi
olist, haar zoon, neer. Hij was terugge
keerd zonder dat zij er eenig vermoeden
van had gehad, plotseling lag hij voor
haar op zijn knieën. In het kleine stad
je had hij zijn jeugd doorgebracht en na
dat de lijd van de kwajongensstreken
voorbij gegaan was, had zijn vader hem
les gegeven, waarna hij den wandelstaf
had opgenomen en de wijde wereld was
ingetreden. Zijn vader, een musicus, was
plotseling de eeuwige rust ingegaan zijn
vrouw, die achter bleef, leefde van het
weinige dat zij bezat en toen dat verbruikt
was, zond Haus Handel wat zij noodig
had. Somtijds had hij ook uitknipsels ge
zonden uit de bladende geheele wereld
zwaaide hem lof en eer toe.
„Gebruik zooveel ge wilt. Ik heb ge
noeg. Laat het n aan niets ontbreken. En
maak u niet boos over de huurders. Be
woon ons hois alleen. Neem een gezel
schapsjuffrouw, omgeef u met diecstboden,
wees verkwistend wanneer dat voor
uw gezondheid noodig is."
Zoo had hij dikwijls in zijn brieven ge
schreven.
Maar de oude vrouw dacht anders. Zij
nam alles vol dank aan, maar gaf niets
onnut uit. En bij de bede geen gedeelten
van hel huisje meer te verhuren, schud
de zij het hoofd. Dat was overdaad. Spaar
zaamheid en vlijt beoefent men niet slechts
alleen om zich te oefenen. Er waren men
schen genoeg, waardige, die hei noodig
hadden.
Nadat hij een poosje gespeeld had,
wenkte zij hem, en vroeg even te luis
teren.
„Het was schoon,* zeide zij. «Maarde
herinnering aan nw vader zou al te leven
dig worden. Mijn gemoed heeft na de
ziekte behoefte aan een pijnstillend mid
del maar te veel maakt mij onrus-
De violist legde zijn instrument ter
zijde, liet zich naast haar neder en druk
te haar handeD.
„Moeder,' zeide hij zachtjes.
„Als ge maar weder gezond waart.
„Dat zal wel komen.. ik gevoel hel
Hans.'
„Wanneer ge niet gekomen waart, was
ik misschien gestorven vaa verlangen. Nu
weet ik, dat ik weder zal herstel-
len.."
Op dat oogenblik werd de kamerdenr on
der een snel uitgesproken verontachuldi-
I ging haastig geopend maar even snel
ment hield, vroeg hij mijn vader, mij Specia
te noemen.'
„Hm Ei ge houdt van mu
ziek
Met een uitdrukking van vervoering in de
fonkelende oogen, beantwoordde Specia zijn
vraag.
„Js, ik wenschte, dat ik zoo spelen kon
als u heerlijke, lange streken. O,
hoe schoon hoe wonderschoon en
toch
„Nu
„Ik erger mij Speelt u niet meer gaat
u spoedig weder heen
Hans schudde het hoofd. „Hoe verward
zijn uw gedachten! Zijt ge een Duitsche
Waar woonde u vroeger
„In Venetië woonde mijn vader het laatst.
Maar hij is een Duitscher, hier uit den
omtrek. Toen zijn vriend schreef, dal hij
hier een aanstelling kon krijgen en een
werkkring vinden, nam hij dit aanbod dade
lijk aan.'
Met een denkend gebaar bewoog Hans
het hoofden weder op haar woorden terug
komend, zeide hij:
„Waarom ergert ge u over mijn
spel Waarom moet ik heengaan?'
Het schoone meisje liet slechts de lippen
over elkander schaiven. Op hetzelfde oo
genblik fonkelden haar oogen welke niet
een der omringende voorwerpen zagen,
maar recht voor zich uitstaarden, van
toom.
„Ik ben jaloersch. Ik kan, het
niet verdragen....
„Dat zal u weinig helpen! Daarenboven
niet waar, speelt ge zelf
„Ja,« zeide zij en opende den mond,
zoo vol uitdrukking, zoodat de prachtige
tanden zichtbaar werden. Alles aan dit
kiud was kiachtig, en niet gemaakt.
„Om uw ijverzucht langzamerhand
te doen verdwijnen, racet ge u flink oe
fenen.*
Specia gaf hierop geen antwoord, vra
gend sloeg zij haar oogen naar Handel op
en zeide
»Niet waar, gij zult niet meer
spelen
Hans zag het meisje aau en schudde het
hoofd.
„Laten wij een andere afspraak maken.
U zal mij iets voorstrijken en dan zullen
«ij samen musiceeren.'
„Neen, neen ik kan nietGe zijt
toch de beroemde Handel Dat vertelde mij
mijn vader. Hij las veel over n, altijd
wenschte ik n te hooren spelen en nu
nu
„Wonderlijk kind fluisterde Handel. Hij
kon haar niet begrijpen.
«Wanneer ik mij dagelijks zes uren oe
fen, kan ik het dan zoover brengen als
n Ik wilde zoo gaarne beroemd worden,
door de wereld trekken en allen hooren
zeggen Specia Kast speelt als Hans Han
del En plotseling op hem toetredend,
drukte zij een vnrigen kus op zijn rech
terhand en fluisterde op vleienden toon
„En niet waar, u speelt niet meer, als
je blieft ik was zoo ziek, ik weende, en
als ik u hoorde, moest ik naar beneden, ik
moest uzien!'
„Luister een?, mejuffrouw Specia," ant
woordde Handel, zijn handen terugtrekkend,
hem nu voor het middagmaal kwam
pen, vond hij dat een voortreffelijke
vlucht. Hij bood haar zijn hand en
bet huis binnen.
Tegen den avond waren er eenige
verzameld en Hans speelde bijna een
Meermalen hoorde men boven een
geluid als stampte iemand ongeduldig en
toornig met den voet. Het hinderde zoo
zeer, dat de oude dame zeide, toen de
vrienden vertrokken waien
„Wat zijn ze boven toch lastig met dat
leven, die Specia schijnt een onopgevoed
meisje
])e kamers door de weduwe Handel be
woond zagen deels op de straat, deels op
den tui» uit. Hans had dezelfde kamer
in beslag genomen, vraar hij eens als knaap
over zijn werk gebogen had gezeten. Zoo
laag waren de vensters, dat men er gemak
kelijk in en uit de kamer kon klim
men, zonder van de deur gebruik te ma
ken.
lederen morgen speelde hij, dikwijls ook,
wanneer zijn moeder haar verlangen daar
toe te kennen gaf.
Eenige digeu na het onderhoud met Spe
cia, stond bij weder te spelen. Hij scheen
in een droevige stemming, want de mu
ziek, die hij aan zijn instrument ontlokte
klonk als geween en gesnik, zoo oneindig
zwaarmoedig.
Toen hij toevallig naar buiten keek,
z»g hij tol zijn verbazing Specia met haar
van toorn fonkelende oogen voor zich, en
toen zij zich ontdekt zag, liep zij weg
als een knaap, die achtervolgd wordt. Hij
lachte.
Dat zonderlinge kind
Op denzelfden dag leerde bij ook
zijn medebewoner, den musicus Rast ken
nen.
Htt was een kleiu ernstig mannetje met
grijzend haar, een uitspraak met een eenig-
zins vreemd accent en donkere gelaatskleur.
Daar zij wederkeerig op elkander een aan-
genatnen indruk maakten, besloten
zij te zamen een kleine wandeling te
doen.
Toen Hans weder thuis kwam en de ka
mer binnen trad, viel zijn blik toevallig
op de viool, die in de geopende kast lag.
Tot zijn verwondering waren de snaren
doorgesneden, waarschijnlijk met een scherp
mes. Dat was toch te erg
Toornig schudde hij het hootd, en maak
te reeds aanstalten zijn moeder te onder
vragen. Maar hij bedacht zich, nam een
ras besluit, steeg de trap op en vroeg
het dienstmeisje naar Specia.
Bij den ingang van het huis had Rast
hem verlaten, daar hij nog een repetitie
van een concert in de kerk wilde bij
wonen.
Specia was thuis, verklaarde de meid.
Toen Ilaus binnnentrad lag zij op de
sofa en sliep. Maar zij rustte niet als an
dere menschenzij had het gezicht in
in 't kussen gedrukt en was zoo ingesla
pen, zoo vast, dat zij niet eens antwoord
de, toen hij binnenkwam.
Naast haar op de tafel lag een viool en
stoud schrijfgereedschap, dat oogenschijn-
lijk zooeven gebruikt was. Op een blad
papier, met een onvaste hand beschreven,
stond iets geschreven. Handel kon de ver
zoeking niet weerstaan, het te lezou
Daar ge mij hebt leeren twijfelen aan mij-
[zelf.
Daarom haat ik uEn hoed u
Zoolang ge hier verwijlt, wil ik ook niet
[zingen, en niet spelen.
Mij te bespotten,
Zal u niet gelukken
Handel las deze regels nog eenmaal, zag
op het schoone, slanke kind neer, dat
als een boetende Magdalena voor hem lag,
sloop op de teenen de kamer nit en zeide
tegen het dienstmeisje.
„De juffrouw slaapt vast. Ik wil haar
niet storen. Ik kom wel eens terug.'
Eigenaardig Sedert dien dag weerhield
hem een bijna angstige schuwheid, zijn vi
ool ter hand te nemen.
Gevoelde hij lust tot spelen, dan dacht
hij aan het meisje boven en lag zijn instru
ment ter zijde. Het viel zijn moeder op
en zij vroeg naar de oorzaak er vanmaar
hij gat een ontwijkend antwoord.
Maar terwijl hij tot nu foe over het zeld
zame kiud slechts liet hoofd geschud had,
werd thans met den dag het verlangen ster
ker, hs;>r te hooren zingen en te spelen.
11 ij overwoog de mogelijkheid in haar
nabijheid te komen, wanneer zij aan 't
spelen was, maar daar hem dit onmogelijk
toescheen verzocht hij haar vader, hem
daarin behulpzaam te zijn.
„O, welk een eer! Zeker, zeker Natuur
lijk mijnheer Handel gaf deze ten ant
woord.
„Nog heden zal Specia uw wensch ver
vullen.
Voor Hans Handel kropen de uren
voorl*j.
Het meisje was niet uit zijne gedichten:
hij was gedwongen, zelfs tegen zijn zin
aau haar te denken.
Toen eindelijk het uur was aangebroken
en hij de trap opsteeg, had hij wel een
weinig spijt. Het speet hem, dat hij Specia
zou dwingen te zingen en te spelen, door
dat hij haar vader in den arm genomen
had.
Maar alles ging beter, dan Handel ver
wacht had.
Het meisje had een eigenaardig, terug
houdend karakterzij nam slechts notitie
van den gast, wanneer hij tot haar sprak.
Voor de onde vrouw echter was zij onge
meen vriendelijk en die bewees zij al den
eerbied, waar zij recht op ha.
Toen de tsfel was «fgeloopen, riep haar
vader: „Nu, Specia. zing eens wat."
Zij plaatste zich aan het klavier en zong
eeu der gedichtjes vau Julius Rodenburg
met een diepte van gevoel, die het gemoed
trof.
Zoo breekt mijn hart, wanneer gij het wilt
breken.
Niet stuksgewijs, gelijk een zonuestraal
Het ijs verbreekt op de vlakte der ber
gen.
Wanneer 't zijn moet, breekt't in eenen
keer.
H&ndel zeide niets. Haar geduld en voor
dracht waren volmaakt.
U wil ook Specia, hooren spelen zeide
de heer Rast vriendelijk, „Specia haal nw
naamgenoot en speel
Het meisje beet zich op de lippen, zij
fronste haar wenkbrauwen en op haar voor
hoofd verschenen dreigende rimpels.
Nn, kind
„Er ontbreken twee snaren aan mijn vi
ool, papa.*
„Ach, misschien is het mijn dochter ver
gund op de uwe te spelen. Dat zou voor
Specia een verbazende eer zijn.'
„Neen, ik bedank. Ik wil niet,* riep
het meisje met fonkelende oogen. Zij zeide
niets meer en verliet het ve trek.
Ilandal, pijnlijk aangedaan, wist haar
vader die driftig werd, weder tot kalmto
te brengen, wat nogal spoedig gelukte.
lk kan er niets aan doen, dat moet
ik eerlijk verklaren,' zeide hij, „wanneer
ze niet wil.'
Den volgenden morgen greep Handel
weder naar zijn instrument en speelde. Ai-
les wat zijn ziel bewoog, lag hij in zijn
spel en wonderschoon klonk de muziek. Toen
hij geëindigd had, gevoelde hij zich zoo
vroolijk, zoo luchthartig Het was of alles
wat hem als eer. centenaarslast op de ziel
had gedrukt, met een tooverslag was ver
dwenen.
Maar hij kende niet, ofschoon rijk aan
levenservaring, de hardnekkigheid van den
kleinen god der liefde.
In den loop van den dag kwam weder
die zwaarmoedigheid en ten laatste had bij
slechts één gedachtehij wilde, hij moest
Specia spreken. Ditmaal was't toeval hem
gunstiger. Iu den tuiu vond hij het meis
je op dezelfde plaats, waar hij haar eenige
dagen geleden gesproken had. Zij stoud op
het gras en blikte onbeweeglijk in de zo
merlucht.
„Het doet mij genoegen u nogmaals te
ontmoeten, mejuffrouw Specia zeide hij.
„Kijkt ge naar de vogels in de lucht
Waar staat ge aan te denken
„Dat ik, als gij, de wereld in kongaaD;
vrij zijn, geen dwang gevoelen
Wie belet het u Het doet mij leed,
dat ge niet gelukkig zijt
Zij scheen de laatste woorden niet ge
mord te hebben, want zonder er acht op
te slaan, voleindigd» zij haar eersten zin en
zeide met scherpe, maar toch vleiende
stem.
„Wanneer gast ge heen?"
„Ben ik dm zoo verschrikkelijk. Ben ik
dan iemand, die u beleedigen kan. Arsi
meisjej je bent ziek en niemand voelt met u
zoozeer als ik
Specia haalde haar schouders op.
„Ik zeide u toch, dat ik moet weenen,
dat de vertwijfeliug zich van mij meester
maakt, wanneer ge speelt En ge deedt
het!'
„Js, ik deed het, niettegenstaande gij de
snaren! mijner viool doorsneedt. Is uw ver
zoek niet dwaas, en hadt ge het recht, in
mijn kamer te dringen en dat te doen?
Als ik niet zooveel van u hield, had ik u
bestraft
Zij haalde weder de schouders op en zei
de at kan mij dat schelen? Roem, roem
Iets kennenO God, waarom bezocht ge
mij met die vreeselijke kwaal.
„En ge zult beter worden wanneer ik
weg ben Werkelijk
„Ja zeide zij op vasten toon en zonder
den minsteu hartstocht, ja met een harde
uitdrukking in de oogen, zag zij hem
aan.
„Goed, dan zal ik gaan, omdatomdat
ik u liefheb... Specia...'
Hij sprak met een zachte, van aandoe-
niug bevende stem en ging langziam
heen.
Eenige dagen later vertrok hij; hij voldeed