Het bruidskleed.
Een grappig verhaal
wordt gedaan van een Amerikaansch land
bouwer. Hij had een bediende met een
buitengewoon grooten mond. Op zekeren
dag moest Sambo, in plaats van zijn baas,
die ziek was, naar etn naburige markt
plaats, om inkoopen te doen. Onder weg
ontmoette hij twee strnikrcovers en zij
eischten van hem de beurs of het leven.
Geld konden zij echter niet bij hem vin
den en daarom lieten zij hem loopen, maar
namen paard en wsgentje mede. Sambo
kwam thuis en Vertelde zijn heer het ge
beurde, maar haalde eerst uit een hoek
van zijn mond het geld wat hij daarin
verborgen had gehouden. «Maar alle dui
vels," riep zijn meester, «waarom heb je daar
dan ook het paard en den wagen niet in
gestopt
Ter overdenking. Men
zegt wel eens van iemand, die zoekt naar
iets, dat hij onder zijn onmiddellijk be
reik heeft, dat hij zoekt
naar het paard, terwijl hij erop
z i t.
Dit elders zoeken, wat men in zijn on
middellijke nabijheid heeft, is bij sommi
ge menschen zoozeer een gewoonte gewor
den, dat ze van lieverlede blinden worden
voor hetgeen in huo naaste omgeving is
te vinden.
X. is een braaf en oppassend man, op
wien niet alleen weinig valt aan te mer
ken, maar die wat meer zegt, door velen
zeer word geprezen. In zijn werk is hij
zorgvuldig en vlijtigin zijn omgang is
hij vriendelijk en welwillend en wat Zijn
zedelijk leven aangaat, behoeft hij voor
niemand de oogen neer te slaan. Door zijn
arbeid kan hij ruimschoots in de behoef
ten van zijn gezin voorzien, eoodat men
zonder overdrijving kan getuigenX. is
een fatsoenlijk, welgesteld man, die de ach
ting van alle weidenkenden verdient. Voor
ziekte of rampen van eenig belang, mocht
het gezin gespaard blijven. De kinders
groeiden flink uit de kluiten, leerden goed
en zijn reeds mooi op weg om hun be
stemming te bereiken; in één woord, hel
ging X en den zijnen voorspoedig in de
wereld. Alle reden bestaat er dus om te
zeggen in dat gezin heerscht geluk en
welvaart.
En ongetwijfeld is dit het geval, er
heerscht ook geluk en welvaart, of laten
we liever zeggeD er heerscht welvaart en
geluk. Is dit dan niet hetzelfde
Niet precies, want wanneer we het huis
gezin aan een nauwkeurige beschouwing
gaan onderwerpen, kijk, dan moet ons de
verklaring van het bart, hoeveel goeds we
er ook in vinden op te merken, dat de
welvaart in het gezin grooter omvang nog
heeft dan het geluk.
Gevoelt X of een der zijnen zich dan
ongelukkig, laat wellicht de verhouding
tusschen man en vrouw, tusschen ouders
en kinderen of tusschen de kinderen on
derling dan te wenschen over
Ook dat is niet het geval.
En toch heerscht er in het gezin, let
wel: in het gezin, niet die mate van
geluk, die er zou kunnen heerschcn, 't
ontbreekterte veel vaak aan
huiselijk geluk.
X. heeft te veel gezocht maar 't paard,
waarop hij zathij heeft veel elders ge
zocht wat hij in zijn onmiddellijke omge
ving kon vinden en, voorbeelden trekken,
de kindereD zijn hetzelfde gaan deen,
zoodat een der grootste schatten van het
huisgezin, het huiselijk geluk, de gezelli
ge, hartelijke, vertrouwelijke omgang der
huisgenooteu er onder geleden heeft.
Zonder nu in buitensporigheden te ver
vallen of zich te buiten te gaan, zocht X.
zijn ontspanning na gedanen arbeid meer
buitenshuis dm binnenshuis, en dat is
voor het familieleven een zeer bedenkelijk
verschijnsel. De hnge winteravonden waren
in de woning van X. niet zoo gezellrg
als ze wezen konden, al deed moeder de
vrouw ook haar uitsterste best om het er
zco netjes en ordelijk te hebben als maar
mogelijk was. Ieder had zijn kennissen en
vrienden, met wie hij zich ontspande, en
de woonkamer was vaak ledig en stil.
Menschen als X. zijn er velen, en als
men de uithuizigheid onder alle klassen der
maatschappij ziet toenemen, zou men ge
neigd zijn te vragen Is de eigen haard
dan geen goud meer waard
Zeker, het is niet wenschelijk, dal man
en kiuderen altijd bij moeders pappot blij
ven, daar buiten is ook wat te zien, te
leeren en te genieten.
Maar daar staat tegenover, dat, wil
meu werkelijk geluk en vrede in het huis
gezin, de huiskamer de plaats moet zijn,
waar men na gedanen arbeid in werkkring
of op school te zamen is, waar de banden,
steeds meer worden versterkt en aangetrok
ken. Die gewoon is zijn geluk elders te
zoeken, wordt hoe langer zco meer een
vreemdeling in zijn huiskamer en in het
hart der zijneD. Zijn woning wordt ten
langen leste niet meer dan de plaats waar
hij eet en drinkt en slar.pt, zijn logement
als 't ware. En dat is een groot ongeluk.
't Huisgezin moet voor elk waarachtig
mensch zijn wereld in 't klein zijn. Hoe
beter hij zich daar thuis gevoelt, met zoo
veel te meer lust en opgewektheid werkt
hij voor de zij? en, zooveel te beter is hij
gehard tegen den strijd in de groote we
reld daarbuiten.
Het huisgezin moet de plaats zijn waar
het kind gevormd wordt tot mensch, waar
het al wat het van school— en godsdienst
onderwijzer leerde, kan verwerken en in
toepassing ziet brengen. Het huisgezin, de
maatschappij in het klein, moet zijn de
kweekschool voor de maatschappij in het
groot.
Wél het huisgezin, waarin men zoozeer
prijs stelt op elkanders bijzijn, echtgenoo-
ten onderling, ouders en kinderen, dat
men met recht kan zeggen Eigen haard is
goud waard. Wat daar buiten ook te ge
nieten en te zien valtzoo goed, zoo gezel
lig als hier, is 't nergens.
IJe beste waarborgdat de maatschappij
goede, degelyke burgers zal hebben, vindt
men ontegenzeglijk hierindat het huisge
zin goedewaardige leden heeft." R. N.Bld.
't Is avond. Het naaiweik van den dag
is af en bezorgd. Gertrudeis vrij.
Zij heeft met haar oude moeder het a-
vondelen gebruikt, ze waren lang er mee
bezie. Een maaltijd der armen, langer dan
de fijce soupers der rijkeD want het huis
gezin, over dag door den arbeid verspreid,
vereenigt zich slechts aan den gemeen-
schappelijken maaltijd, en men eet langzaam
om het samenzijn te veilengen.
Gertrude heeft haar moeder naar bed
gebracht en alles in orde gemaakt voor
den volgenden dag.
Op een zeer verwijderde torenklok slaat
het negen uur. Rijtuigen gaan voorbij naar
den schouwburg. De Flavins, de naaste bu
ren, gann de trap af met den lantaarn in
de hand om bij hun neef Gaspard den a-
vond te passeeren. Hun klompen klinken
op de trap. Maar Gertrude let niet op die
geluiden daarbuiten. Ze gaat niet naar de
komedie zij gaat den avond niet doorbren
gen bij neef Gaspard.
Gertrude heeft wel wat anders te
doeD.
Ze heeft haar kamerdeur gesloten en de
lamp op tafel gezet, dicht bij haar naai
machine. Daarna doet ze de kast open en
haalt er een begonnen kleed uit, een wit
kleed.
Haar bruidskleed. Dit is nu het hare...
Na voor zooveel andere gelukkige bruiden
te hebben gewerkt, is zij nu voor zichzel-
ve begonnen.
lederen avond, als haar dagwerk af en
alle huisgenooten naar bed zijn, haalt ze
het kleed voor den dag en werkt er langen
tijd aan naar hartelust, met bevende vinge
ren.
Als ze maar even het stof aanraakt, komt
er een floers voor haar oogen, de vioger-
hoed trilt aan haar zwart geprikkelden vin
gertop, zij, de handige naaister, kan de
draad niet in den naald steken't Is
haar bruidskleed
Een paar dagen geleden schrikte ze, ze
dacht, dat ze er een vlek op had gemaakt,
verbeeld je. Maar het was niets, een drup
pel water, misschien een traan, die op het
blanke satijn gevallen was. Wat was ze
bang geweest.
Want binnnen een maand gaat ze trou
wen, Eiédéric wil het zoo, tegen het einde
van December. Ze willen het nienwe jaar
in hun eigen, warm nestje begroeten
Zij wil wel.
Hij is zoo meegaand, Erédéric, ofschoon
hij oogen heeft als een meisje en niet veel
baard
De naald blijft stil, Geitrude denkt, 't
Is een doodkalme avond. De lamp gaat
langzamerhand uit. In die stilte hoort
Gertrude haar ontroering. Ze denkt aan
het eiDde van haar jonge meisleven, iedere
knip met de schaar maakt dat korter. Ze
zal deze kamer verlaten, die haar zoo klein
zoo heel klein gekecd heeft en waai ze zoa
gelukkig is geweest-
Ze zal het blauwe behangsel verlateD,
waarvan iedere figuur een van haar droom
beelden in zich sluit.,. Op de stille straat
klinkt het dichtslaan van een deur. Ger
trude schrikt op; het is alsof die deur
haar verleden afsluit.
Ze lijkt naar de witte japon, die baar
een nieuw leven zal ontslaiten en tracht
haar het geheim te ontrukken, dat zij in
zich sluit.
Ze weet, wat een stok stof voor gehei
men, tranen en vreugde kan bevatten.
Meer dan een ander kent ze door ae
japonnen het intime van het leven.
En dat gebeurt haar iederen dag.
Ze wordt geroepen. „Gauw Gertrude, een
wit kleed.' En ze ziet het mooie echt
paar, de oogen stralend van geluk, vol fee-
derhtid, de kaarsen aangestoken, de pries
ter, die de handen uitstrekt, «ik zegen u
kinderen, weest gelukkig
Daarna houdt een rijtuig voor haar deur
stil.
Een jonge vrouw komt boven, de wan
gen rood van genoegen. «Gertrude, ik moet
een baljapon hebben voor a. s. Zaterdag,
zonder mankeeieD. O, iets heel elegants,
weet je, ik ga naar mevrouw de Lignè-
res.'
Gertrude hoort in de plooien der balja
pon, als in een zeeschelp, het lachen, de
geluiden van het feest, verlokkende walsto-
neD.
En dan spoedig„Gertrude een kin
derjurkje, een kanten mutsje, 't snoezigste
wat je hebt' O, die gelukkige moeder,
heen gebogen over de wieg van haar kind,...
het eerste lachen.de eersle stappen
«O, neen, Gertrude, geen lichte japor, daar
ben ik niet naar gestemd Arme vrouw.
En daarna...
....Daarna het zwarte kleed, de onvermij
delijke rouwjapon.
En daarom buigt Gertrude zich over haar
bruidskleed en wil in de plooien haar toe
komst lezen.
Schuman enWagner, door
elkaar beoordeeld.
Hannslick is in 1843 te Dresden. Den
eersten dag reeds begeeft hij zich naar
Shuman.
„Ik had hem zoo graag hooren spreken
van zijn leven en zijn composities, maar
Schuman zei geen woord al zijn aandacht
scheen ingenomen door de rookwolkjes,
die van zijn sigaar naar het plafond stegen.
Na verscheidene keeren tevergeefs getracht
te hebben, hem in de muzikale beweging
van Praag belang te doen stellen, begon
ik me min op mijn gemak te gevoelen.
Mecnende,' dat hij door zijn stilzwijgen mij
wilde doen vertrekken, stond ik plotseling
op om hem voor te wezen. Hij leg
de een hand op mijn schouder.
Maar ik moet u toch eerst nog aan
Clara voorstellen Hij opende de deur en
riep„Clara, rlaar is meneer Hannslick
uit Praaggij moet eens voor hem spe
len."
Ik had gesproken van mijn ongeduld,
den volgenden dag„Tannbauser" te hooren;
Schumann bood me tot mijn groote vreug
de aan,mij de zelfgeschreven partituur,
die juist verschenen was, te leeuen. Ik
vroeg hem, of hij met Wagner omging.
Neen, antwoorde Schaman: Ik vind
Wagner onmogelijk; hij is een knap man,
maar hij spreekt onophoudelijk. Men kan
toch niet onophoudelijk praten."
Den volgenden morsjen met de zware
partituur van «Tannhauser' onder den
arm, kwam ik vroegtijdig op het terras
van Brühl, ik ontbeet er, en ik begon
met een grooten ijver te spelen. Ttgen
twaalf uur ging ik Wagner bezoeken. Hij
ontving me zeer vriendelijk, praatte over
muziek, over Dresden, en belangrijke per
sonen uit de muziekwereld. Er was
sprake van Schuman
We staan met elkander op een coeden
voet, maar men kan niet met hem om
gaan ik vind hem onmogelijk,- hij weet
niette praten. Weinig tijd na mijn terug
keer uit Parijs, ging ik hem opzoeken
Ik vertelde hem allerhi inlerressante dingen
over de opera, de concerten, de componis
te", Schuman keek me strak aan, of wel
hij keek in de luchthij zei geen woord.
Ik sprong op, en vluchtte de deur uit.
Ik vind hem onmogelijk.'
Het B erliner Tageblatt
meldt uit Rome, dat de Italiaansche po
litie een reusachtig bedrog
heeft ontdekt. Een bende oplichters, onder
leiding eener Pransche gravin Saint Ar-
nand, eene kleindochter van den maarschalk,
van een zich hertog Foscoio di Bustello
noemendeu avonturier en vaneen publicist
Martinunci, sloeg op allerlei wijzen munt
uit de vrome belangstelling, welke bui-
tenlacdsche katholieken aan den dag plegen
te leggen voor den „gevangene" in het
Vaiicaan.
De bende strooide het praatje rond, dat
Leo niet zoozeer de gevangene van Italië
zou zijn, als wel van de onder de gees
telijke doorgedrongen vrijmetselaars, en dat
hij, in de onderaardsche gewelven van het
Yaticaan gevangen zou zitten, terwijl een
valsehe pans, een soort van demon, den
Stoel van Petrus zou hebben ingenomen.
De oplichters zamelden nu gelden in
om den paus te bevrijden en naar Frank
rijk te voeren. Ook tal van Fransche pries
ters en leeken moeten het praatje gelooid
en geld gegeven hebben. Zoo moeten de
monseigneurs Char en Clenard alleen meer
dan 20,000 lire hebben geofferd. Het geld
stroomde van alle kanten toe, daar de op
lichters hnnne circulaires overal heen
hadden gezonden.
Op aandringen van het Yaticaan heeft
de politie nu op de geheele bende de
hand gelegd. Gravin Saint-Arnaud had in
hare woning eene prachtige kapel, waarin
een Madonnabeeld, waar achter een van
de oplichters stond.
De zoogenaamde hertog di Bustello deed
zich voor als gezant van Honduras en
dreef op groote schaal handel in alle mo
gelijke lintjes.
Eenb'oertjein de omstre
ken van Trier reed dezer dagen met een
vat appelwijn naar de stad om het te
verkoopen. Het hoogste bod, wat hem ge
daan werd was 15 Mark. Liever dan zijn
wijn lot dezen lagen prijs af te staan gaf
hij hem aan de soldaten, verklaarde het
boertje, en hij voegde de daad bij het
woord. Hij reed er mee naar de kazerne
eö schonk aan iedere soldaat, na bekomen
verlof van den sergeant der wacht, een
soepketel vol wijn. Hij schonk zoolang
tot het vat leeg was en vertrok toen wel
tevreden onder een welgemeend „lehe hoch"
van de soldaten.
Lessen nit de natuur.
De beek. Gerritsen een boer, zat op
zekeren dag aan den kant van een beek,
die langs zijn weide liep. Hij keek ver
drietig naar zijn grazende koeien en scha
pen, die nauwelijks genoeg kregen
van het gras, dat de weide slechts karig
opleverde.
Zijn buurman Jansen had hem reeds
geruimen tijd gadegeslagen, kwam einde
lijk naar hem toe en vroeg, wat hem
deerde.
Och!" antwoordde Gerritsen,
„de grond van mijn weide is zoo slecht,
en wat ik er ook aan doe, aiets helpt. Ik
heb geen gras genoeg voor den geheelen
zomer-"
«Maar waarom doel gij ook niet, als
ik P" merkte Jansen op.
„Mijn grond ligt juist als de uwe, en was
vroeger even onvruchtbaar maar ik heb
het water van de beek er door heengeleid,
en nu groeit het gras zoo hoog als de
poolen van het vee.
Gerritsen was met dezen raad ingenomen.
Onverwijld giDg hij aan den arbeid,
maar deed dit zoo onbesuisd, dat het wa
ter de geheele weide overstroomde en met
zand en kiezelsteeuen bedekte. Nu zat hij
met de handen in het haar, liep woedend
naar zijn buurman en schold de
zen uit voor een slechten raadge
ver.
Maar Jansen antwoordde kalm Hoekunt
gij u zoo driftig maken over een raad,
dien ik u welwillend gaf p Gij zijt zelf
schuldig aan het ongeluk. Gij had im
mers het water in kleine greppels moeten
leidenmaar door het in een grooten
stroom over uw weide te laten vloeien,
hebt hij zelf gemaakt, dat uw land bedor
ven werd.'
Wil men verbeteringen aanbrengen, dan
moet men met beleid te werk gaan, an
ders verergerd meu de bestaande toestanden.
Naar Krammacher.) H. B.
Bedorven maag.
Een bedoiven maag kan gemakkelijk,
door zich te houden aan een doelmatig
dieet, zonder geneesmiddelen, in korten
tijk verholpen werden. Ze ontstaan door
het gebruik van spijzen, die te koud of
te heet, te \et of te sterk gekruid, zuur of
bedorven zijn, vooral echter door het ge
bruik van te veel voedingsmiddelen en
alcohol. Een «streng dieet" vereischt lich
te soep, kleine hoeveelheden afgekoelde
melk, enz. Wie er toe in staat is, vaste
een dag.
Zeer verkeerd is de verbreide gewoonte
de onaangename gevolgen van een al te
overvloedigen maaltijd metingelegden ha
ring en dergelijken zaken te bestrijden.
De dorst kan men door bron- of soda
water stillen, het laatste vooral, wanneer
zure oprispingen plaats hebben. In al de
gevallen, dat dtze zure oprispingen bene
vens hitte in de keel zich voordoen, wordt
het gebruik van alcaiische stoffen, als so
dawater, gebrande magnesia en dubbel
koolzuurhoudende natron ter neutralisee-
nng der overtollige zuren in de maag aan-
bevolen. Toch ga men er niet bij iedere
geringste storing in de spijsvertering toe
over, dadelijk natron in te nemen. Waar
men niet zeker weet, waaraan men lijdt
moet de arts beslissen. J
-Maanden had in het dom
Silverdale, in Staffordshire, een vreese
lijk ongeluk plaats. Een zekere Poulton
nog slechts enkele dagen gehuwd zat
met zijn vrouw en een pas uit den mi
litairen dienst terugkeerenden broeder te
praten, toen eensklaps een ontploffing
plaats had, waardoor bijna het geheele
huis vernield werd. Nadat de wolken
rook en stof waren opgetrokken, zagen
de ontstelde dorpsbewoners, die op den
hevigen slag waren toegesneld, dat de
jonge vrouw letterlijk aan stukken was
gescheurd. Boulton zelf was vreeselijk
verminktbeide armen waren hem van
het lichaam gerukt, en zijn beenen ver-
brijzeld, zoodat hij zieltogend naar het
hospitaal werd gebracht. Het ongeluk
was te wijten aan den gewe
zen soldaat, die ontplofbare stof in den
oven had gelegd om te drogen, en er
verder niet meer aan gedacht had, tot
dat de ontploffing gebeurde.
De militair zelve had slechts lichte
verwondingen.
Nog een s het geheim van
Meyerling. Door de opvoering van Ju-
l«s Lemaitre's nieuwe stuk les rots op
een der Parijsche theaters, is opnieuw het
drama van MeyerliDg in ieders ge
dachte gekomen.
Een oud Oostenrijksch-diplomaat deel
de aan een Parijsch dagblad over deze
tragedie de volgende, tot dusver onbe
kende bijzonderheden mede
Sedert eenige tijd vervolgde kroon
prins Rudolf mej. Yestera met zijn lief
de op zekeren dag op het oogenblik,
dat hij zich gereed maakte te paard te
stijgen tot het hijwonen eener revue,
die voor den keizer moest gehouden
worden, trad een zijner adjudanten bin
nen en bezwoer hem met zijn hofma
kerij op te houden. „Gij zijt machtig en
gelukkig koninklijke hoogheid, een geheel
volk ligt aan uw voeten een der schoon
ste hoedanigheden van souvereinen is
edelmoedigheid. Het is juist op deze
edelmoedigheid dat ik een beroep doe
om mij te laten behouden haar, die ik
liefheb. Ik bid u, wil mij niet van mee
ning doen veranderen omtrent freule
Yetsera, die ik zielsliefheb. Yergeef mij
mjjn vermetelheid en zie slechts een
excuus in mijn dolle liefde."
Aartshertog Rudoli kalmeerde 'prins
R. en beloofde. Maar het was slechts
belofte. Eenigen tijd later gaf de aarts-"
hertog aan zijn vrienden en adjudanten
een groot souper te Meijerling, ook prins
R. was er bij tegenwoordig. Gedurende
het souper was hij stil en somber, at wei
nig en dronk niets. Op het dessert, toen
de hoofden verhit waren door champagne
en Fransche wijnen stond hij op en richtte
zich regelrecht tot den aartshertog, zeg
gende
„Gij zijt een verrader en een
meineedige, ik kan u niet uitdagen,
want gij zijt de zoon van mijn souve-
rein, maar ik dood u."
En eer men tijd had hem vast
te pakken, stond hij achter den
aartshertog en doodde hem met een re
volverschot in den hals. Twee uur later
had mej. de Vetsera een einde aan haar
leven gemaakt.
Allen, die het souper hadden bijge
woond, dat op zoo'n treurige wijze ein
digde, ontvingen aanzienlijk belooningen
men koopt nog hun stilzwijgen door un
van tijd tot tijd onderscheidingen te ver-
leenen. Ziedaar hoe het komt, a u
eindigde de oude diplomaat, dat
vreeselijke geheim bewaard is geb eye
"Wat den moordenaar betreft, men
hem doen verdwijnen. Dit is ne wa
weet en ik ben blijde dat ik het gezeg
heb."
Aan het Fransche blad de veran
delijkkeid voor de waarheid van i
haal
Wr-»
Snelpersdruk van J. "VN inkel te Behagen.