Scliager Courant
Gemengd Nieuws.
Ter overdenking.
Om een Parapluie.
3 ij voegsel, behoorende bij de
ran ZONDAG 3 DEC. 1893.
Ufo. 2? 83.
Opgewonden bezoeker.
Pat lamme blad ran jon heeft me een lee-
lijke kool gestoofd 1
Redacteur (bedaard). Wanneer gij u na
der zoudt willen verklareD.
Bezoeker. In uw stadsnieuws van eer-
gister was u zoo goed publiek te maken,
dat een dief mijne woning was binnenge
drongen, geld uit mijne schrijftafel gestolen
had, maar gelukkig niet had opgemerkt
een kostbaar horloge, dat in dezellde
lade bewaard werd.
Itedacteur. Nu ja, wat zou dat
Bezoeker. "Wat dat zou? Die lamme
kerel, door jou mededeeling ingelicht, is
gisteren weer in mijn huis gedrongen en
heeft ook 't horloge meegenomen.
Het Kaartspel. Menig
kaartspeler heeft wellicht reeds opgemerkt,
dat een spel juist uit 52 kaarten bestaat.
Waarom heelt men niet een rond getal
genomen, b.v. 40 of 60? De 52 kaarten,
13 ran iedere kleur, schijnen echter met
voorbedachten rade te zijn gekozen. Dr.
H. Schreder zegt in zijn boek, getiteld:
Der Bilderschmuck der deuUchen Sprache
bladz. 343, hieromtrent het volgende: De
52 kaarten beteekenen het aantal weken
eens jaars. Elk jaar heeft vier jaargetijden,
die zooals men zegt, de vier kleuren (ei
genlijk maar twee, elk met twee verschil
lende vormen) moeten voorstellen. Ieder
jaargetijde heeft 13 weken, elke kleur van
het kaartspel heeft 13 kaarten. De eerste
kaarten dragen de getallen van 1 tot en
met 10 en vervolgens de prentjes boer.
vrouw en koning. Geeft men deze drie
laatste kaarten de daaropvolgende getallen,
alzoo 11, 12 en 13, en telt men vervol
gens al e getallen, eener kleur te zamen,
dan ve krijgt men 91. Dit is het aantal
dagen een vierendeel jaars. De vier
kleurei^j of vier jaargetijden geven thans
4X91 -3 364 dagen, of een jaar.
Aldqs kan men de beteekenis der ge
tallen Tn kleuren in het kaartspel verkla
ren.
Een familiedrama uit
Melschnitz, in de provincie Brandenburg
bericht. Daar leefde de familie Deissler in
zeer slechte verstandhouding. Eenige dagen
geleden kwam Deisseler van zijn werk te
rug, het eten was nog niet klaar, zoodat
Deissler zijn vrouw ging opzoeken, die
zich bevond in de kamer van ziju zoon.
De dejjr was gesloten. Deissler greep een
bijl en. beproefde daarmede de deur in te
slaan, waarop de zoon de deur open deed
en een vreeselijke worsteling tusschen vader
en zoon ontstond, waarbij de vader trachtte
zijn zoon met het vreeselijk wapen te dooden,
Desniettegenstaande bleef de zoon over
winnaar. Dol van woede greep de oude
een geladen geweer, dat hij op zijn zoor af
schoot,zoodat deze terstond den geest gaf,
terwijl de moeder uit het venster sprong,
om hulp te zoeken. Maar de moordenaar
was niet tevreden. Gewapend met een
mes, achtervolgde hij zijn vrouw en hiar
ingehaald hebbende, bracht hij haar een
paar diepe steken in den rug toe. Daarna
beproefde de dader zichzelven de keel af
te snijden, wat hem niet gelukte, zoodat
hij door ophanging een einde aan zijn
leven maakte. De politie vond drie lijken.
—"De mensch kan alles.
De hertog van Crequi had als gezant
van Lodewijk XIV den protector van En
geland, Olivier Comwell, zijne geloofsbrie
ven in eene voor dit doel gehouden open
bare audiëntie plechtig overhandigd en was
nu niet weinig verwonderd, toen Cromwell,
nadat hij het opschrift der geloofsbrieven
gelezen had, hem den rug toekeerde en
deed, alsof er geen Frausche gezant in de
zaal was. Crequi's verwondering maakte
weldra plaats voor grimmige woede over
deze onwaardige behandeling, en zeker zou
hij het liefst onmiddellijk eene verklaring
van de hem aangedane beleediging gevor
derd hebben, maar verschillende overwe
gingen deden hem besluiten, niet Crom
well maar den staatssecretaris Turlow om
opheldering te vragen.
Deze trok de schouders op. „Ik weet
werkelijk niet wat den toorn van mijnen
heer en gebieder kan hebben opgewekt,'
zeide hij. „Misschien is 't het opschrift
van den brief geweest.
„Oho", antwoordde Crequi, dit opschrift
kan niemand ergeren, want het luidt
Aan zijne doorluchtige hoogheid Olivier,
lord-protector van Engeland, Schotland en
Ierland. Is dat misschien niet genoeg
„Ik geloof het niet," antwoordde Tur
low. „Zijne hoogheid heeft mogelijk een
korter of vleiender aanhef van den koning
van Frankrijk verwacht."
,En die is?"
„Misschien: Aan onzen dierbaren broe
der, lord-protector.'
Grequi wist genoeg en schreef hierover
naar Parijs. Daar wekte het bericht onte
vredenheid aan het hof en Lodewijk zeide
tot de minister Mazarin, dat hij een man
als Olivier Gromwell onmogelijk zijnen
broeder kon noemen.
De minister echter glimlachte. rSire, de
mensch kan alles", zeide hij. »Gij zult, ja
gij moet zelfs dezen Cromwell uwen vader
noemeD, als gij datgene van hem verkrijgt,
wat hij wenscht."
De destijds nog zeer jonge koning liet
zich dit gezegd zijn, en Crequi ontving
den brief met het »geïnspireerde" opschrift,
waarop hij door Gromwell voor de tweede
maal ontvangen en met beleefdheden van
allerlei aard overstelpt werd. Zoo spelen de
menschen comedie met elkander.
Houdt goeden moed.
Durft te leven 1 kwel u niet
Met te veel gedachten,
Werk uw werk en zing uw lied
Onder blij verwachten 1
Denken doodt en doen verlicht
Op I de mensch moet handlen
Niet staêg met bedrukt gezicht
Als in droomen wandlen
Moed is een eigenschap, die elk ver
eert doch waarin ondanks dia vereering
en ongekunstelde bewondering, nog zoo
velen vaak te kort schieten.
't Lijkt soms, of wel enkele overmoe-
digen te veel van die eigenschap bezitten,
ontroofd is aan een ander deel der mensch-
heid, dat er liefst op uit is, anderen
de kastanjes uit 't vuur te laten
halen en ze dan kalm mee op te peuze
len.
En toch is moed onmisbaar voor zelf
behoud en zou, vooral in tijden als eenig
gevaar dreigt, het te wenschen zijn dat deze
eigenschap een gemeen goed van de mensch-
heid was, waarvan elk medeburger een goe
de dosis bezat.
Of hieraan iets te doen is
Ongetwijfeld.
Zoowel als men iemand vrees kan
aanjagen, kan men hem ook moed inspre
ken.
Om moedig te kunnen zijn is
in de eerste plaats noodig doorzicht
in de toestanden die men beleeft en
daarbij kalmte om te kannen overwegen
wat noodig is in het geval, waarop men
zich wil voorbereiden.
Dat daarbij zoowel geringschatting als
overschatting van eigen kracht of hulp
middelen gevaarlijk en nadeelig is, ligt
voor de hand.
Door geringschatting van eigen kracht
toch laat men 't hart in de schoenen zin
ken; waar door energie en vastberaden
heid nog veel te verhelpen zou zijn, zit
men moedeloos bij de pakken neer en laat
den tijd tot krachtig handelen ongebruikt
voorbijgaan.
Door overschatting van eigen kracht
komt men er toe hel gevaar lichter te
achten dan het is, men wapent zich niet
voldoende en als 't er toe komt, moet
men vaak leeren met schade en
schande.
Een kalm, verstandig mensch daarente
gen durft de zaken onder de oogen te
zien.
Strijd is immers 't gansche leven, nu
eens tegen dit, dan weder tegen
dat.
Eu wanneer hij weet, zóó staat 't er
mee, dat zou mij in ergste geval boven
't hoofd kunnen hangen, dan bereid hij
zich daarop voor, hij wapent zich zoo goed
hij kan en met de gerustellende gedach
te naar zijn beste weten en zijn beste
krachten te hebben gezorgd, gaat hij blij
moedig zijns weegs, vertrouwend op zijn
God.
Er is een soort van vogels, de struis
vogels, die gewoon zijn wanneer eenig gevaar
hen dreigt, den kop in de veêren ste
ken,
Daardoor zien zij het gevaar niet, stel
len zij zich gerust en wanen zich
veilig.
Kinderen, die bang 'zijn, doen 't zelfde,
wanneer ze in donker naar bed moeten.
Zoodra zij iets meenen op te merken,
dat hen verontrost, kruipen zij geheel on
der de dekens.
Nu kan men dat in vogels en kinderen
nog billijken, maar bij menschen mag zoo
iets niet voorkomen. En toch zijn er ve
len zoo.
Yelen zijn er, die angstig zijn om de
zaken flink onder de oogen te zien en zich
liever wijs trachten te maken, dat er geen
reden is tot eenige bezorgdheid, wanneer
znlks toch werkelijk het geval is.
Maar op deze menschen kan men wei
nig rekenen als de nood aan den man komt
en de tijd tot krachtig handelen daar is,
want onvoorbereid als zij zijn, slaat de
«rees hen ter neer en verlamt hen als het
ware.
Deze menschen motten bekeerd worden,
dit eischt het algemeen belang, want hoe
grooter de kudde schapen is, hoe meer er
voor den woll te snappen valt.
Wij beleven op dit oogenblik een zorge-
lijken tijd, dat wil zeggen, een tijd waarin
gezorgd, veel gezorgd moet worden; door
ieder in zijn kring en naar zijn vermo
gen.
In naburge landen maakte de cholera
talrijke slachoffers, in ons vaderland daar
entegen had de ziekte een bevredigend
verloop.
Maar die zich aan een ander spiegelt,
spiegelt zich zacht en zoo hebben wij het
voorbeeld gehad van plaatsen, die reeds
geteisterd werden en waar men ervaren
moest, dat wanneer men niet zoo goed mo
gelijk is gewapend tegen de ziekte men
weinig tegen de uitbreiding daarvan vermag.
Anderzijds had men niet kunnen zeg
gen dat wij overrompeld zouden zijn ge
worden, wanneer de ziekte ook onverhoopt
in ons land meer algemeen was opgetre
den.
Dit heeft ons 'tgroote voorrecht gegeven
dat wij gelegenheid hadden alles te doen
wat in ons vermogen was, dat voor elke
noodige voorziening ruimschoots tijd voor
radig was, maar 't heeft ons ook den tijd
gegeven om ons voor te bereiden op de
dingen, die komeu konden, om ons te
oefenen in kalmte en moed, en dat zijn
krachtige bondgenooten.
Zenuwachtige vrees maakt den mensch
reeds ziek op zich zelf en uit den aard
vatbaarder voor kwalen dan kalme, krach
tige menschen dit zijn.
Vrees baat niets en schaadt veel.
Wanneer wij inderdaad niet anders, niet
beter, niet meer kunnen, dan wij gedaan
hebben, dan moeten wij durven leven, dan
moeten wij ons niet langer kwellen met
sombere gedachten, maar met blijden
moed onzen weg verder bewandelen; er ko-
me wat wil.
Met al die bange wezels,
Die kwezels en die ezels,
Wie drommel weet er raad
Al trekfcen zich die Joppen
De haren uit hun koppen.
Ik weet niet of het baat 1
Maar handen uil de mouwen,
Couragie en vertrouwen
En wat gezond verstand 1
Dat zong onze groote volksdichter en
dat mogen wij gerust nazingen. Geen jere
miades voor den tijd, geen ontzielende
vrees of angst, maar beleid en moed en
vertrouwen, die hebben wij allen noodig,
allen zonder onderscheid.
R. N. hl.
Melaatschheid.
Dr. Arniag vestigt de aandacht op het
gevaar der melaatschheid, welke ziekte
zich in Europa door achteloosheid weer
schijnt uit te breiden en door het toene
mend verkeer een wereld-gevaar dreigt te
worden.
In West-Europa alleen zijn ongeveer
3000 gevallen van Lepra aanwezig, als in
Noorwegen 1200, Spanje 1200, Portugal
300, Sicilië 100, Frankrijk en Noord-Ita-
lië 100, IJsland 100 en Malta
70.
Bovendien zijn in de Parijzer hospita
len 80, in Londen 10 in Hamburg 15 en in
andere universiteitssteden verscheidene ge
vallen in de ziekenhuizen onder behande
ling.
Ook komen in Kurland en in de Rus
sische Oostzee-provincies vele gevallen voor,
terwijl in Bosnië 9 gevallen zijn waar
genomen.
Samenwerking der regeeringen om ver
spreiding der ziekte te voorkomen wordt
noodzakelijk geacht.
Gevaarlijke influenza. De
influenza breidt zich nog steeds uit in
Duitschland. In Opper-Silezië eindigen bij
na alle gevallen met den dood. Te Danzig
en te Berlijn neemt de ziekte een epide
misch karakter aan.
Omstreeks het j a 3r 1876
werden in Engelamd de eerste ovens op
gericht voor de verbranding van stadsvuil,
afval van dieren, meststoffen, straatvuil etc.
Thans bedraagt het aantal steden iu
Engeland, waar dergelijke ovens zijn op
gericht 55.
Het aantal ovens klom van 14 in 1876
tot 570 in 1893het aantal personen
dat van deze ovens gebruik maakt van
46,000 tot 7 millioen.
De ovens vertegenwoordigen 10,000
paardenkrachten, laten spoorwegen loopen,
pompen water op, verschaffen electrisch
licht en ziju in verschillend opzicht tot
algemeen nut.
Te Berlijn worden 6 dergelijke ovens op
gericht.
In het aan zee gelegen
plaatsje Melbourne, een geliefd doel van
de uitstapjes der bewoners in den omtrek,
brak brand uit in den winkel van een
zekeren (Jousin. Het vuur verbreidde zich
zoo snel, dat weldra het aan den winkel
grenzende woonhuis in lichte laaie stond.
Op eens verbreidt zich de verschrikkelijke
mare, dat de vijf kinderen van den ei
genaar zich daar nog in bevonden. Zij
waren reddeloos verloren, zoo niet een
vreemdeling, Joseph Thirmann Mvslis, met
doodsverachting in het brandende huis was
doorgedrongen. Het gelukte den wakkeren
man dan ook, twee der kinderen, die in
eeu der kamers rustig te bed lagen te
redden. Daarentegen verhinderde hem de
vlammen tot aan de slaapstede der drie
overigen door te dringen. Nu beproefde
Mislys zich van buiten door het venster
toegang te verschaffen. Dit was echter te
nauw. Kort beraden wist hij zich door wat
steenen van het venster den toegang te
verbreden.
Nauwelijks had hij echter zijn voet in
de opening geplaats of de muur stortte in
en begroef deu onverschrokken redder ou
der zijn puinhoopen.
Half verdoofd richtte hij zich na eeni
ge oogenblikken weder op, drong in het
huis en kwam na weinige minuten met
alle drie kinderen te voorschijn. Na deze
heldendaad was ook zijn kracht uitge
put.
Bewusteloos viel hij neder en een arts
liet hem dadelijk naar het gasthuis bren
gen. Daar bleek eerst hoe zwaar de man
gewond was. Zijn onderkaak is op twee
plaatsen gebroken, en voorts had hij ver
wondingen aan den schedel en in het ge
laat.
Een Iersche knaap van 12
jaren, Ferdiand de Dourcy, Z3g zijne moe
der, zijn zusje, en zijn broertje schier van
gebrek omkomen, en nam toen een wan-
hoopig besluit om zijne moeder te red
den.
Hij las overal advertentiën van dag- of
weekbladen, die het leven verzekeren van
dengeez, die door een ongeval het leven
verliest en op wiens persoon het laatste
nummer van het blad gevonden wordt. Ook
zijn er tal van kleederenwinkels in Dublin
die aan petfen, bretels, vesteD, enz. welke zij
verkoopen, een coupon hechten, voor hem die
op dezelfde wijze het leven verzekert.
De knaap was slechts 12 jaar oud. Hij
wist niet, dat zijn zelfopoffering vergeefs
zou zijn, daar al deze verzekeringen zelf
moord uitsluiten en hij nam het besluit zijn
leven te geven voor zijn moeder, broeder
en zuster.
Hij verdronk zichzelf in de diepe haven
van Portobello en liet den volgenden brief
achter:
Lieve moederIk heb 4 shilling 6y2
stuiver tot uw voordeel besteed en ik hoop
dat het geld dat het u bezorgt, u helpen
zal, om mij, wat ik ga doen, te vergeven.
Zeg aan de politie in de haven van Porto
bello te dreggen en wanneer ze mij ge
vonden hebben, dan moeten ze bekend ma
ken welke kleederen ik aan had en wat ze
in mijn zakken gevonden hebben. Ze zullen
een muts vinden die 6 stuivers gekost heeft
en u recht geeft op 200 pond st. verze
kerd geldeen paar bretels van 4y2 stui
vers, met een coupon eraan vast voor 300
pond; een lederen riem, van 6 stuivers,
met een coupon van 100 pond; en kranten
in den binnenzak van mijn buis., de eene
geeft u recht op 1000 pond en de anderen
op 500 pond elk alles te zamen, 3500
pond sterling. Besteed niet te veel geld
aan mijne begravenis, en pas op het geld
dat u rijk zal maken.
Uw liefhebbende zoon,
Ferddjand de Coubcy.
P. S. Dag moeder 1'
Gee.n van btiden spraken zij een woord,
hoewel het gezellig knappend en knetterend
haardvuur tot een vertrouwelijk gesprek
scheen uit te noodigen integeudeel hield
de jonge vrouw des huizes vast, ja bijna
dreigend, de rozeuroode lipjes op elkaar ge
klemd.
Zij scheen onverschillig voor wat er om
haar heen gebeurde, terwijl zij daar zoo zat,
ongeduldig met haar kleinen voet op den
groi d trappend en bij, haar man, ergerde
zich zichtbaar met zijn nieuwsblad, dat hij
met de grootste attentie inkeek, doch waar
van bij geen letter zag.
En waarom was dat alles
Om een parapluie, die hij had uitge
leend 1...
Het was de moeite wel waard... Voor de
tiende maal wel ging hij iD gedachten het
gebeurde na een stortbui was plotseling
opgekomen, zooals dat wel meer gebeurt;
zij was de kerk binnengegaan, waarin juist
de godsdienstoefening was begonnen en hij
had er de voorkeur aan gegeven, buiten te
blijven wachten, in een soort portaal, dat
drar was. Daar bevindt zich een oude da
me, die hem haar nood klaagt.
Hoe jammer, dat 't nu juist moet
gaan regenen.
Er zal hier geen rijtuig laDgs komen
ook. Ik heb geen parapluie bij mij en zal
dus niet op tijd kunnen zijn
Hij had haar aangekeken en geglimlacht;
dien haast vond hij allergrappigst voor een
oude dame, doch hij zag dat 't mensch zich
wezenlijk ongerust maakte.
Onmogelijk, zeide zij, om langer te
wachten, ik moet weg. Had ik mijn para
pluie maar bij me
Wilt u mij toestaan, dat ik u mijn
parapluie aanbied, mevrouw
Of zij het toestond Met een beminne-
lijken glimlach nam zij het aanbod
aan.
Maar u dan, mijnheer, wat doet u
dan P
Ik, mevrouw, ik beD niet gepres
seerd; bovendien is mijn vrouw in de kerk,
en zij heeft een parapluie, waarmede wij
best samen kunnen doen als het er op aan
komt.
Waar moet ik de parapluie terug
laten bezorgen
Hij gaf haar zijn kaartje, schreef er zijn
adres onder en eerst toen hij de oude da
me zich zag verwijderen, bemerkte bij dat
zij een alles behalve knappe taille had en
haar ruggegraat niet onberispelijk of liever
kaarsrecht genoemd kon worden.
Als ze mij mijn parapluie maar te
ruggeeft! dacht hij, terwijl hij half zijn
goede daad betreurde. Want die parapluie
was Jeanne's eerste cadeau, y
Zij hadden haar samen uitgezocht en er
toen nog zoo'n pret over gehad bij het
uitzoeken, en thans had hij dat kostbare
geschenk, zoo maar „sans faQon" aan eene
vreemde aangeboden!
Waarlijk hij vond zichzelven vrij dom.
De kerk ging uit en Jeanne was een
der eersten die buiten was.
Het regent bijna niet meer Jacques;
we kunnen er wel door.
Laat ons nog even wachten, had hij
geantwoord:die fijne Tegen maakt een mensch
nog natter.
Maar zij scheen het er nu eenmaal oj»
gezet te hebben haar eigen zin te doen.
Neen, niet wacüten!Kom, steek
uw parapluie op!
Ocb, ik hebik heb haar uitge
leend aan een dame.
WatDe parapluie, die ik u ge
geven heb! Ah!
J8, aan een oude dame, die werke
lijk in verlegenheid verkeerde.
Een oude dame!die qualificatie is
heusch niet onairdig!Ge hebt ze ze
ker al lang gekend... Kom, laat ons gaan!
Eu dat was nu alles. Jacques had zijn
vrouw zijn arm aangeboden; maar zij had
dien beslist geweigerd, en zoo waren zij,
zwijgend naast elkander loopend, thuis ge
komen, evenzeer zonder een woord te spre
ken; een half uur reeds had zij zitten
pruileD, zonder een woord te spreken; een
half uur reeds had zij zitten pruilen, zon
der hem zelfs met een blik te verwaardi
gen.
Boos had zij hoed en handschoenen er
gens neergeworpen en haar mantel over
een stoel gelegd en had zich daarna in een
fauteuil doen nedervallen, met de uitdruk
king van afgematheid en neerslachtigheid,
die de vrouwen steeds zoo spoedig weten
aan te nemen; hij had in 't vuur zitten
kijken, was daarna opgestaan om de popjes
en andere snuisterijen op den schoorsteen
te bestudeereD, had daarna een sigarette