Zondag 24 December 1093. 37ste Jaargang No. 2789. d i Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Uitgever, J. WINKEL. Bureau: SillAlzIII, f.aais, 19 4. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van l tot 5 regels f 0.25iedere regel meer 5et. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Gemeente S c ii a g e n. ilekendmakiitgen, Sara Catlmrina Dishoek, F E I L L E T O N. JLJ U U Roman van HERMAN HEIBERG. Patenten. Kerstmis. Binnenlaiidsch Nieuws. Alnneiiis- Laiilnil m vroeger wonecende te St. Maartensdijk, thar.s alhier, wordt in haar beiang ver zocht zich zoo spoedig mogelijk te vervoe gen ter gemeentesecretarie. Burgemeester en Wethouders ven Schagen Gelet op het door de staten der provincie vastgestelde en den 8 November j I. afge kondigde provinciaal reglement op de wegen in Noord-Holland Brengen bij deze in herinnering, dat een ieder zich naar de daarin vervatte voor schriften zal moeten gedragen. In het bijzonder wordt de aandacht ge vestigd op de navolgende bepalingen Ruiters of bestuurders van rij- of voor tuigen, elkander in tegengestelde richting voorbijrijdende, zijn verplicht rechts (van de hand) uit te halen. Wanneer zij in dezelfde richting achter elkander rijden, is de achterste, zoo die den voorste wenscht voorbij te rijden, verplicht dezen daarvan to verwittigen, waarna deze r e c h t s (van de hand) de voorbijrijdende links (bij de band) moet uithalen. Aangespannen honden moeten voorzien zijn van een passenden en doeltreffenden muilkorf van stevig metaaldraad. Bij het ontmoeten van ruiters of rijtuigent of door dezen achterop gereden wordende moeien de bestuurders van hondenwagens op den zijkaDt van den weg uitwijken, zich vóór den hond of de honden plaatsen en daar blj)ven tot dat ruiter of rijtuig hen zal zijn voorbij gegaan. Velocipèderijders is bet verbodeu bereden of aangespannen paarden achterop voorbij te rijden, zonder vooraf den ruiter of voerman te hebben gewaarschuwd door eene aan da velocipode bevestigde luid- klinkende bel, fluit of trompet, tusschen zonsonder- en opgang te rijden, zonder dat de velocipède voorzien is v«n een helder brandende laotaam, waarvan bet licht rech vooruit zichtbaar is. De molenaar, of die hem vervangt, is verplicht zijn windmolen, gelegen aan ot op een afstand van minder dau twintig meier van een rijweg, bij de nadering van losse of aangespannen paarden op den weg te doen stil staan wanneer hem dit door of viuwegeden berijder of voerman wordt verzocht en den molen niet weder in gang te brengen voor, het paard of de paarden zijn gepasseerd. Wie tot het voortstuwen van een vaartuig een boom gebruikt, is verplicht dien boom in te halen, zoodra dit noodig is om rij- ot voertuigen ongehinderd te laten voorbijgaan. Overtreding van een dezer bepalingen wordt gestraft met cene geldboete van teu U (Yertalingsrecht verzekerd.) 17. De tafel, waaraan de familie Fuld en ha- ro gasten zaten, was rijkelijk voorzien, maar bijna niets van hetgeen er zich op be vond, was betaald. Juist op den middag van dezen dag had er bij de Fulds een zeer pijn lijke scène plaats gehad wegens een onbe taalde rekening, en het zijden kleed, het welk Tazia droeg, en hetwelk haar een gra- veokind deed schijnen, was een geschenk ee- ner weldoenster, die met de geldelijke toe standen der familie Fuld zeer goed bekend was. Toen de musicus, mijnheer Berzini, na zijn voordracht van een lied, om een flescb selzerwater vroeg, moest dit eerst uit den kelder gehaald worden, en de sigaren, wel ke de oude heer zonder hare hoedanigheid aan to bevelen, aanbood, hadden geruimen tijd in het kistje gelegen. Bij een der vorige soupers welke Fuld too ongeveer een jaar geleden had bijge woond, had da gastheer hem, den gast, verlof gevraagd voor hem eenige der geïm porteerde te mogen laten inpakken, en mijn heer had een weinig verlegen en in de wer kelijkheid pijnlijk getroffen, dit cadeau in zijn jaszak verborgen. Be oude mevrouw Fuld met de bleeke warigen, lachte flauwtjes en zag zoo vrien delijk er uit, en toch had zij juist heden Weder zulke hevige pijnen, dat zij ter nau- wetriood rechtop zitten ken. En Franz von Bendler en Therese hadden gedaan of zij elksar voor 't eerst ontmoetten, en Tazia deed, alsof zij het volstrekt niet bemerkte, dot er aanhoudend tusschen Becdler en The rese over en weder blikken vaD verstand houding werden geworpen, terwijl haar hart Afïati smart dreigdn te bersten. Blok Therese was zeer opgeruimd, wan hoogste f 10.— Schagen, den 15 December 1893. Burgemeester en Wethouders voornoemd, W. A. HAZEU, Weth De Secretaris, DFNIJ8. M ii» ja .wa i - i De Burgemeester van Schagen brengt ter algemeeue kennis, dat de patenten, aangevraagd in de maanden Augustus, September en October, 2e kwartaal, dienst jaar 1893/94, Ier gemeentesecretarie door belanghebbenden kunnen worden atgehaakl vanaf zaterdag den 23sten tot en met vrijdag den 29sten dezer des voormiddags van 9 tot 12 ure, de invallende zon-en feest dagen uitgezonderd. Schagen, den 22 December 1893. De Burgemeester voornoemd, W. A. HAZEU. De Burgemeester a. i. van Schagen bren/t ter voorkoming van bekeuringen ter kennis der ingezetenen, dat de schoor- steenen in gevolge het bepaalde bij de po litieverordening dier gemeente, ten minste twee malen 's jsars,eu wel in Maart en December moeten worden geveegd en schoongemaakt. Schagen, 22 Dec. 1893. De burgemeester voornoemd, W. A. HAZEU. Ter keunis van belanghebbenden wordt gebracht dat op den 25 December a.s. (leu kerstdag) van dts vooruaiddags 11 to' des namiddags I2Y3 ure, ter Sccretaiie al hier gelegenheid zal bestaan tot het doen van aangiften voor den Burgerlijken Stand. Schagen, 22 Dec. 1893. De Ambtenaar v. d. Burgerlijktn Stand. W. A. HAZEU. De klokken luiden en hare geluid- golven planten zich voort door de ijle winterlucht. Zij trekken onze aandacht heden meer dan gewoonlijk, want de christelijke wereld viert haar Kerstfeest vandaag. En onwillekeurig worden wij getrokken binnen een zekeren gedachten- kring, waaruit niemand, hij zij wie hij wil, zich ten eenenmale vermag los te rukken. Het Christelijke ideaal treedt ona voor den geest, zooals 't kort maar in drukwekkend in 't kerstnachtlied wordt geteekend en als van zelf slaan wij 't oog op de werkelijkheid, die ons omringt. neer men op haar lette. Doch wanneer zij zich onopgemerkt waande, teekende haar gelaat innerlijke ontroering. De reeds sedert maan- deo bestaande strijd van haar gemoed was bij deze onverwachte ontmoeting mot Franz opnieuw eu in hevigen male ontwaakt. En Franz, ofschoon hij wiet, wat er bij do dames omgÏDg, gaf zich over aan een onbevangen opgeruimdheid, ja, door zijn hoa- diDg sleepte hij het gezelschap mede, zoodat zij allen vergaten, welke schaduwen zich n>ast hunne zetels hadden genesteld. Ten laatste dreigde Tazia te bezwijmen. Al hetgeen, wat Franz haar bij verschillen de gelegenheden had toegevoegd, betoogde hij nu door den, wijn en de opwindiog van het oogenblik alle teruggetrokkenheid latende varen met gloed en warmte te genover Thérèse vincent. Hij had alleen nog oogen voor Tbórèse, en Tazia zag, dat ook deze niet vermocht hem weerstand te bieden. En daar dit zoo open en bloot afspeelde, begrepen ook Ta- zia's ouders, hoe de zaken stonden, en de gedachte kwam bij hen op, dat dit kostba re souper door hen te vergee's was aan gericht 1 Dat nu ook Tazia juist dit jon ge meisje had uitgenoodigd, was een zeer ongelukkig toeval Zij waren nn eemnaal niet gelukkig die goede, brave Fulds Maar Franz was gelukkig. Toen de gas ten na hartelijk afscheid der lamilie Fulds, buiten waren gekomen, nam de musicus spoe dig afscheid van hem. Nu was Franz me» Therese alleenzij keek echter bevreesd achterom en zeide op zeer gejaagden en onrus'igen toon „Mijn verloofde wilde mij afhalen! Tegen ha ff twaalf baddm wij afgesproken, elkaar hier te outmoeteu. Ik begrijp volstrekt niet, dat bi) er nog niet is.1 - Zij het haar blik door de straat dwalen, en ook FraDz cvtrvie.l voor eenige oogenblikken een onbehaaglijk gevoel. Maar du week o.ras voor den borlstocht van rijn gemoed. Hij kon zich velvtn niet langer beheer- echen, en terwijl zij samen vooitwandelden, stroomden de woorden hem over de hp- P ls let niet, mejtffrocw Therere, ahot Let toeval op mijne hand is? Eerst kon ik Een vergelijking blijft niet uit en ver schillend zijn de uitkomsten waartoe men de menschen ziet geraken. Er zjjn er, die, bij voorkeur 't oog gevestigd hou dende op 't geen in de menschenwereld als schoon cu weldadig en beminnelijk zich aan hen vertoont, meenen, dat er reden is om intestemmen met hen, die van een kerstjubel durven spreken. Al is hun de schaduw niet verborgen ge bleven, die op 't leven der menschheid valt, zij is gering vergeleken met 't licht, dat zij allerw egen meenen te bespeuren en al geven zij toe, dat de heerlijkheid van 't kerstnachtlied nog op verre na niet verwezenlijkt is, toch staat 't voor hen vast, dat er op dien weg in voor- waartsche richting reeds zulke belang rijke schreden zijn gedaan, dat niemand behoeft te aarzelen om 't feest van de wedergeboorte der menschheid met opge wektheid mede te vieren. De nurksche mensch daarentegen is een andere beschouwing toegedaan. Hem klinkt 't lied van den kerstnacht weer zin wekkend in de ooren. Niet^ dat hij 't niet schoon vindt 0 neenhij kan hij erkent 't gaarne hij kan zich niets verheveners voorstellen. Maar welk een afstand scheidt, naar zijn oordeel, de werkelijkheid van 't ideaalHoe wei nig is er van dat ideaal in 't leven der menschheid verwezenlijkt 1 Zóó weinig, dat hij trilt van verontwaardiging over de oppervlakkige zelfgenoegzaamheid, die op de opgestapelde schat met zelfvoldoe ning meent te mogen wijzen. Zijn oog ziet niet 't beminnelijke maar 't hate lijke ellende in steê van geluk en ruw, of bijtend en schamper, snijdt hij 't woord af, als iemand tegenover hein durft loven en prijzen. De geschiedenis der menschheid, ook gedurende de laat ste achttien eeuwen, is Kern een geheel van onoplosbare raadselen, met veel duis ternis en weinig lichten als zijn oog hier of daar 't goede ontdekt, dan staat 't meesttijds nog met de martelaarskroon voor hem. Anderer jubel is hem een ergernis, een teeken van laakbare lucht hartigheid en elke toespeling op 't door achttien eeuwen aangevangen nieuwe leven der menschheid, schijnt hem hoon en bespotting toe. "Wel loopen zij uiteen, die aldus oor- deelen en toch, laat ons 't erkennen, beiden hebben tot zekere hoogte gelijk. Het is nog altijd zoo in de wereld naast 't goede staat 't kwade; naast 't schoo- ne 't leelijke naast 't verhevene 't be- krompeneer is geen reden om, met een terugblik op 't verledene, zich te verhoovaardigende som van 't goede wordt overtroffen door de som van 't kwaad, 't Zou erger dan dwaas zijn, niet te willen erkennen, dat er groote lij ts is verzuimden wie eenig gevoel heeft van solidariteit met degenen die ons vooraf zijn gegaan en denzelfden schoonen naam hebben gedragen als wij hij buigt 't hoofd en doet boete. Als familiën en geslachten, die fier zijn op 't geen hunne voorouders grootsch heb ben tot stand gebracht, maar niet min der treuren over datgene waarmede sommige leden hun naam hebben ge schandvlekt zoo ook wij. Maar al wa re er honderdmaal minder goeds tot stand gebracht, dan er toch werkelijk gewrocht is, ja al moest de menschheid eerst nu voor goed beginnen, met weg cijfering van alles wat reeds is gedaan hoe zou 't ons kunnen weerhouden om te getuigen, dat 't kerstideaal een goddelijk ideaal is en dat de menschheid reden heoft om met eerbied en dank baarheid op te zien tot den grooten men- schenzoon, die haar dat ideaal schonk en 't hoog hield in zijn leven. Dat is 't wat aan 't kerstfeest waar de en een hartverheffende beteekenis geelt. De herinnering aan den edele, die voor achttien eeuwen geboren, waarlijk niet te vergeefs heeft geleefd, Die, om dat zijn ideaal zoo hoog uitstak boven elkander, niet verwachten kon en zeker ook niet verwacht heeft, dat spoedig ve len 't zich zouden toeëigenen en, zoo zij 't al deden, het in al zijn volheid, even als hij, in hun leven verwezenlijken maar die toch ook, omdat hij er al de bekoorlijkheid en aantrekkelijkheid van kende voor 't menschenhart, vaststond in 't geloof, dat 't eenmaal der mensch heid volkomen zou toebeliooren. Die niet haastte maar aandroDg op vertrou wen en zicli door geen valschen schijn liet verblinden, omdat 't koninkrijk Gods in den mensch is. Die een arbeid wilde van binnen naar buiten en niet omge keerd die 't niet zocht in de lengte of breedte maar in de diepteen die, hoe wel hem een gemeenschapsideaal voor oogen stond, nochtans do groote waarde bepleitte van den enkelen mensch, om dat hij wist, dat slechts door toewijding aan den persoon en verheffing van diens waarde zijn stoute conceptie kon worden verwezenlijkt. Juist als in een kunst werk elk onderdeel zijn waarde heeft, d slechts op de straat ontmoeten. Na alle vergeefsche pogingen, uwe woning to ontdek ken, bracht het toeval mij in het concert gebouw, eu ik ontmoetto u daar weder. Nu trel ik u zoo geheel onverwacht bij de Fulds aan, en thans verzuimt wederom de man, dien gij voorgeeft lief te hebben, maar niet lief bebt, ik weet het, en ik herhaal het den tijd en geeft mij de gelegenheid, u nog maals te zeggen hoe gloeiend ik u bemin! Er verstreek geen dag, sedert ik u zag, op welken ik niet aan u dacht; slechts eene begeerte bezielde mij: u weder te zien, in uwe nabijheid te zijn, in uwe heerlijke oogen te zien, te voelen, dat ook gij mij niet hebt vergeten. Niet waar, mejuffrouw Therese,dier bare, aangebedeue Therese, gij zijt mij nog wel eeD weinig genegen. Mijn blik bedroog mij niet! Ik bevond mij heden avond in een roes; de wereld scbeen mij plotseling veran derd! Zij bemint u Zij is met hare gedach ten bij u, niet bij dien man zoo klonk het mij in de ooren. O neen, neen, Iaat mij het u zeggen, en ik bezweer u, dierbare Therese verbreek de onhoudbare verhouding, maak u los van den man, die „Om Gods wil houd op! Ik zie mijn verloofde daar ginds aan bet einde der straat. Hij zal dadelijk bij ons zijnIk bid u. Ga heen. Nog is het tijd. Nog heeft hg mij, dank zij zijne kortzichtigheid niet herkend. Adieu, adieuNeen, neen, niets meer M ar Franz von Becdler luisterde er niet naar. Hij vatte hare hand en bedekte die met kussen. Daarna (luisterde hij baar toe „Ik schrijf u onder letter V., morgen, postrestante, kantoor Passage, Behrenstraat Ik bid u haal dien brief af 1 Ik moet na der van u hooren Na deze woorden verwijderde hij zich «n tegenovergestelde richting. Therese liep Ot to Vincent tegemoet, terwijl zij zooveel mo gelijk haar onstuimig bloed trachtte te kal- mceren. Toen Therese den volgenden morgen ont waakte, gevoelde zij zich ziek. Haarlichaam Jred h aar overal pijn baar hoofd was lood zwaar. Den geheelen nacht hadden vreeselgke droomen haar gekweld. Nu eens hield zij Franz I zoowel in betrekking tot 't geheel als in verhouding tot de declcn, en 't op- zichzelf en naar zijn aard zuiver en vol komen moet zijn. Wij klagen dus niet, veel minder roe men wij, alleen wij laten niets afdingen opdeltooge waarde van het christelijk ideaal. Het is, onze trots het is onze vreug de en op tkerstfeest denken wij er aan met innige dankbaarheid. Maar ook - heffen wij t hoog, t is dan tevens om de voetstappen te drukken van hem, aan wien de mensch heid 't dank weet. Niet bij voorkeur in 't verledene staren wij met zijne tekort komingen, maar wij zien op de toekomst en spannen onze krachten in om zijn verheven werk te doen. Zien wij velen zich moeite geven om wanverhoudingen te verbeteren, misstanden te verwijderen en een hoogeren, edeler vorm te zoe ken voor 't leven der maatschappij, wij scharen ons met beslistheid aan hunne zijde, in de overtuiging dat 't geluk der menschheid ook daarmede zamenhangt. Evenwel zonder miskenning van 't uiterlijk, handhaven wij de meerderheid van t innerljjk en hooger dan de arbeid voor t stoffelijk welzijn van de massa staat de arbeid aan de zedelijke verheffing van den eenling ten koste gelegd. Hoe groot ook t lijden moge zijn, dat een mensch uitwendig lijden kan, niets is te verge- 1 ij ken bij t lijden der ziel. Hoe reiner mensch, des te hooger geluk en wat vorm men ook in de toekomst moge vinden voor 't zamenleven der menschheid denk u hem nog zoo edel er zal plaats zijn voor nijd, voor hartstocht, voor kwa de begeerte, enz., en is de mensch do- ze niet meester dan ook geen vrede, geen geluk. Er zal een worm zijn die knaagt, een vuur dat niet wordt ge- buscht. von BeDdler omarmd en luisterde tij naar zijne teedere woorden, en dan weder ver scheen Otto en scheurde haar vaa hem weg en slingerde hair, zinneloos van woe de, woest van zich En vreoseluku woorden waren daarbij over zijne lippen gevloeid zij was een vervloektehij wist niet, dat hij ter wereld iets meer verafschuwde, dan haar, en met den schurk, met haren verlei der, zou hg afrtkenenEn daarra had zij een vreest-lijke kreet geslaakt en was zij ontwaakt en langen tijd had zij noodig ge had, voor zij, droom van werkelijkheid onder scheidende, haar in angst verkeerend ge moed tot kalmte had gebracht. Otto had baar juist verlaten, en nog verkeerde zij onder den indruk xjjner troost woorden „Hot scheen hem toe, dat zij er bleek en afgemat nitzagzij moest zich vcoral ontzien, minder arbeiden Therese Vincent wierp zich in baar stoel achterover en gaf zich over aan hare ge dachten. Wat was er tot heden gebeurd Niets en toch iets, iets in hare oogen wat bijna onverzoenbaar was 1 Zij had bet voor Otto verzwegeD, dat Franz van Bendler bij Fulds was geweest; niets was dan ook van hetgeen later voorgevallen was, over hare lippen gekomen. Zij bad das geheimen en dat nog wel voor hem „Wie was die heer gaweest, die zich zoo spoedig had verwijderd had Otto gezegd. „De muziekdirecteur Berzini. Hij had niet op Otto's komst gewacht, omdat hij zich niet wel gevoeld had daarom had hij zich zoo haastig verwijderd.* Met deze verklaring had Otto Vincent zich gerust gesteld en daarna zonder eeni- g u achterdocht naar de gebeurtenissen van den avond gevraegd eu zijne vreugde er over te kennen gegeven, dat Therese weder eens was aitgeweest en zich vermaakt bad I Even als altijd was zij door zijn liefde rijk cn bezorgd optreden, ten zeerste ge troffen; evenals altijd had de ontroering over zijnen trouw, zijne liefde en zijn vertrou- weu haar verontrust. Haar geweten deed zich horren Netn, zij meebt hem niet be driegen, dat was een misdaad. Zij kon tot Eergisteren werddeboeren- behuizing bvhoorende aan en bewoond door P. Hart land I)z. te KOEDIJK, geheel in asch gelegd. Van huisraad en inboedel kou slechts Keer weinig gered worden. De algemeene commissie van weldadigheid te EDAM zal driemaal per week warin voedsel uitreiken aan de armen. De nieuwjaars—commissie deelt op den nieuwjaarsdag spek en meel uit. hem gaan en zeggenik kan u niet liel hebben, ik kun niet uwe vrouw worden. Maar een minnehandel achter zijn rug be ginnen, dat verboden haar plicht en eer. Zij wilde ook niet den brief van Franz van het postkantoor halen. Met alle wils kracht wilde zij de berinnering aan hem verbannen, en wanueer dat niet gelukte, wanneer haar gevoel sterker was dan ham g esteskracht, dan bad zij toch in ieder ga- val niet er toe mede gewerkt, hem te nade ren. Nog, nog was zij rein. Hare stilzwijgend heid, haar om de waarheid heendraaien, waren een gevolg van kieschheid. Dat zij steeds ge zwegen bad, wanneer Franz haar zeide, dat zij Otto niet liefhad, dat zij daardoor juist Franz meer had aaogemoedigd, dan door een harer woorden, dat bedacht Therese niet, en toen haar dit begon duidelgk to worden, ontvluchtte zij dit bewustzijn en zocht in de omstandigheden eene verontschuldiging. En telkens weder, terwijl zij daar zoo zat te werken, keerden hare gedachten terug tot hetzelfde onderwerp. Dikwijls te midden van de meest gewone huishoudelijke bezigheden waren hare gedachten eensklaps bij Franz. Zij zag hem voor zich, frisch, levenslustig; zij hoorde bem spreken en ondekte niet eens, dat zij haar werk vergat, maar alleen hoorde de woorden welke hij gisterenavond tot haar gesproken had: ja, aan zijn borst te rusten en bet geluk der liefde te genieten. Zij beminde bem hartstochtelijk. Eu dan sprak weder haar verstand en maakte het haar duidelijk, dat zij eigenlijk zich zelve uooe8t verachten, dat zij zich zoo ten buit gaf aan haren hartstocht. Zij verweet zich zelve dau haren verdorvenheid. En tocb, en toch kwam zij ten langen leste tot het besluit, den brief van het post kantoor te balen. Zij wilde hem niet ant woorden, bepaald niet maar nog een maal te hcoren voor de laatste maal dat hij baar lief bad, dat moest zij hebben als belconicg voor de kwelling der ontzeg ging. Maar daarmede was het ook voor goed a'gedaan. Dit aandenken wilde zjj tenmin ste van hem hebben en dan wilde zij voor dezen laatsten stap boeten, door zioh te verzoenen me» de gedachte, toch later Otto te zullen toebebooren. WORDT VERVOLGD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1893 | | pagina 1