Zondag 24 December 1093.
37ste Jaargang No. 2789.
d
i
Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's middags 12 ure, worden
ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Uitgever, J. WINKEL.
Bureau: SillAlzIII, f.aais, 19 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van l tot 5 regels f 0.25iedere regel meer 5et.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Gemeente S c ii a g e n.
ilekendmakiitgen,
Sara Catlmrina Dishoek,
F E I L L E T O N.
JLJ U U
Roman van HERMAN HEIBERG.
Patenten.
Kerstmis.
Binnenlaiidsch Nieuws.
Alnneiiis- Laiilnil
m
vroeger wonecende te St. Maartensdijk,
thar.s alhier, wordt in haar beiang ver
zocht zich zoo spoedig mogelijk te vervoe
gen ter gemeentesecretarie.
Burgemeester en Wethouders ven Schagen
Gelet op het door de staten der provincie
vastgestelde en den 8 November j I. afge
kondigde provinciaal reglement op de wegen
in Noord-Holland
Brengen bij deze in herinnering, dat een
ieder zich naar de daarin vervatte voor
schriften zal moeten gedragen.
In het bijzonder wordt de aandacht ge
vestigd op de navolgende bepalingen
Ruiters of bestuurders van rij- of voor
tuigen, elkander in tegengestelde richting
voorbijrijdende, zijn verplicht rechts (van
de hand) uit te halen.
Wanneer zij in dezelfde richting achter
elkander rijden, is de achterste, zoo die den
voorste wenscht voorbij te rijden, verplicht
dezen daarvan to verwittigen, waarna deze
r e c h t s (van de hand) de voorbijrijdende
links (bij de band) moet uithalen.
Aangespannen honden moeten voorzien
zijn van een passenden en doeltreffenden
muilkorf van stevig metaaldraad.
Bij het ontmoeten van ruiters of rijtuigent
of door dezen achterop gereden wordende
moeien de bestuurders van hondenwagens
op den zijkaDt van den weg uitwijken, zich
vóór den hond of de honden plaatsen en
daar blj)ven tot dat ruiter of rijtuig hen
zal zijn voorbij gegaan.
Velocipèderijders is bet verbodeu
bereden of aangespannen paarden achterop
voorbij te rijden, zonder vooraf den ruiter
of voerman te hebben gewaarschuwd door
eene aan da velocipode bevestigde luid-
klinkende bel, fluit of trompet, tusschen
zonsonder- en opgang te rijden, zonder dat
de velocipède voorzien is v«n een helder
brandende laotaam, waarvan bet licht rech
vooruit zichtbaar is.
De molenaar, of die hem vervangt, is
verplicht zijn windmolen, gelegen aan ot op
een afstand van minder dau twintig meier
van een rijweg, bij de nadering van losse of
aangespannen paarden op den weg te doen stil
staan wanneer hem dit door of viuwegeden
berijder of voerman wordt verzocht en den
molen niet weder in gang te brengen voor,
het paard of de paarden zijn gepasseerd.
Wie tot het voortstuwen van een vaartuig
een boom gebruikt, is verplicht dien boom
in te halen, zoodra dit noodig is om rij- ot
voertuigen ongehinderd te laten voorbijgaan.
Overtreding van een dezer bepalingen
wordt gestraft met cene geldboete van teu
U
(Yertalingsrecht verzekerd.)
17.
De tafel, waaraan de familie Fuld en ha-
ro gasten zaten, was rijkelijk voorzien,
maar bijna niets van hetgeen er zich op be
vond, was betaald. Juist op den middag van
dezen dag had er bij de Fulds een zeer pijn
lijke scène plaats gehad wegens een onbe
taalde rekening, en het zijden kleed, het
welk Tazia droeg, en hetwelk haar een gra-
veokind deed schijnen, was een geschenk ee-
ner weldoenster, die met de geldelijke toe
standen der familie Fuld zeer goed bekend
was.
Toen de musicus, mijnheer Berzini, na
zijn voordracht van een lied, om een flescb
selzerwater vroeg, moest dit eerst uit den
kelder gehaald worden, en de sigaren, wel
ke de oude heer zonder hare hoedanigheid aan
to bevelen, aanbood, hadden geruimen tijd
in het kistje gelegen.
Bij een der vorige soupers welke Fuld
too ongeveer een jaar geleden had bijge
woond, had da gastheer hem, den gast,
verlof gevraagd voor hem eenige der geïm
porteerde te mogen laten inpakken, en mijn
heer had een weinig verlegen en in de wer
kelijkheid pijnlijk getroffen, dit cadeau in zijn
jaszak verborgen.
Be oude mevrouw Fuld met de bleeke
warigen, lachte flauwtjes en zag zoo vrien
delijk er uit, en toch had zij juist heden
Weder zulke hevige pijnen, dat zij ter nau-
wetriood rechtop zitten ken. En Franz von
Bendler en Therese hadden gedaan of zij
elksar voor 't eerst ontmoetten, en Tazia
deed, alsof zij het volstrekt niet bemerkte,
dot er aanhoudend tusschen Becdler en The
rese over en weder blikken vaD verstand
houding werden geworpen, terwijl haar hart
Afïati smart dreigdn te bersten.
Blok Therese was zeer opgeruimd, wan
hoogste f 10.—
Schagen, den 15 December 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
W. A. HAZEU, Weth
De Secretaris,
DFNIJ8.
M ii» ja .wa i - i
De Burgemeester van Schagen brengt
ter algemeeue kennis, dat de patenten,
aangevraagd in de maanden Augustus,
September en October, 2e kwartaal, dienst
jaar 1893/94, Ier gemeentesecretarie door
belanghebbenden kunnen worden atgehaakl
vanaf zaterdag den 23sten tot en met
vrijdag den 29sten dezer des voormiddags van
9 tot 12 ure, de invallende zon-en feest
dagen uitgezonderd.
Schagen, den 22 December 1893.
De Burgemeester voornoemd,
W. A. HAZEU.
De Burgemeester a. i. van Schagen
bren/t ter voorkoming van bekeuringen
ter kennis der ingezetenen, dat de schoor-
steenen in gevolge het bepaalde bij de po
litieverordening dier gemeente, ten minste
twee malen 's jsars,eu wel in Maart en
December moeten worden geveegd en
schoongemaakt.
Schagen, 22 Dec. 1893.
De burgemeester voornoemd,
W. A. HAZEU.
Ter keunis van belanghebbenden wordt
gebracht dat op den 25 December a.s.
(leu kerstdag) van dts vooruaiddags 11 to'
des namiddags I2Y3 ure, ter Sccretaiie al
hier gelegenheid zal bestaan tot het doen
van aangiften voor den Burgerlijken Stand.
Schagen, 22 Dec. 1893.
De Ambtenaar v. d. Burgerlijktn Stand.
W. A. HAZEU.
De klokken luiden en hare geluid-
golven planten zich voort door de ijle
winterlucht. Zij trekken onze aandacht
heden meer dan gewoonlijk, want de
christelijke wereld viert haar Kerstfeest
vandaag. En onwillekeurig worden wij
getrokken binnen een zekeren gedachten-
kring, waaruit niemand, hij zij wie hij
wil, zich ten eenenmale vermag los te
rukken. Het Christelijke ideaal treedt ona
voor den geest, zooals 't kort maar in
drukwekkend in 't kerstnachtlied wordt
geteekend en als van zelf slaan wij 't
oog op de werkelijkheid, die ons omringt.
neer men op haar lette. Doch wanneer zij zich
onopgemerkt waande, teekende haar gelaat
innerlijke ontroering. De reeds sedert maan-
deo bestaande strijd van haar gemoed was
bij deze onverwachte ontmoeting mot Franz
opnieuw eu in hevigen male ontwaakt.
En Franz, ofschoon hij wiet, wat er bij
do dames omgÏDg, gaf zich over aan een
onbevangen opgeruimdheid, ja, door zijn hoa-
diDg sleepte hij het gezelschap mede, zoodat
zij allen vergaten, welke schaduwen zich
n>ast hunne zetels hadden genesteld.
Ten laatste dreigde Tazia te bezwijmen.
Al hetgeen, wat Franz haar bij verschillen
de gelegenheden had toegevoegd, betoogde
hij nu door den, wijn en de opwindiog
van het oogenblik alle teruggetrokkenheid
latende varen met gloed en warmte te
genover Thérèse vincent.
Hij had alleen nog oogen voor Tbórèse,
en Tazia zag, dat ook deze niet vermocht
hem weerstand te bieden. En daar dit zoo
open en bloot afspeelde, begrepen ook Ta-
zia's ouders, hoe de zaken stonden, en de
gedachte kwam bij hen op, dat dit kostba
re souper door hen te vergee's was aan
gericht 1 Dat nu ook Tazia juist dit jon
ge meisje had uitgenoodigd, was een zeer
ongelukkig toeval Zij waren nn eemnaal
niet gelukkig die goede, brave
Fulds
Maar Franz was gelukkig. Toen de gas
ten na hartelijk afscheid der lamilie Fulds,
buiten waren gekomen, nam de musicus spoe
dig afscheid van hem.
Nu was Franz me» Therese alleenzij
keek echter bevreesd achterom en zeide op
zeer gejaagden en onrus'igen toon
„Mijn verloofde wilde mij afhalen! Tegen
ha ff twaalf baddm wij afgesproken, elkaar
hier te outmoeteu. Ik begrijp volstrekt
niet, dat bi) er nog niet is.1 - Zij het
haar blik door de straat dwalen, en ook
FraDz cvtrvie.l voor eenige oogenblikken een
onbehaaglijk gevoel. Maar du week o.ras voor
den borlstocht van rijn gemoed.
Hij kon zich velvtn niet langer beheer-
echen, en terwijl zij samen vooitwandelden,
stroomden de woorden hem over de hp-
P ls let niet, mejtffrocw Therere, ahot
Let toeval op mijne hand is? Eerst kon ik
Een vergelijking blijft niet uit en ver
schillend zijn de uitkomsten waartoe men
de menschen ziet geraken. Er zjjn er,
die, bij voorkeur 't oog gevestigd hou
dende op 't geen in de menschenwereld
als schoon cu weldadig en beminnelijk
zich aan hen vertoont, meenen, dat er
reden is om intestemmen met hen, die
van een kerstjubel durven spreken. Al
is hun de schaduw niet verborgen ge
bleven, die op 't leven der menschheid
valt, zij is gering vergeleken met 't licht,
dat zij allerw egen meenen te bespeuren
en al geven zij toe, dat de heerlijkheid
van 't kerstnachtlied nog op verre na
niet verwezenlijkt is, toch staat 't voor
hen vast, dat er op dien weg in voor-
waartsche richting reeds zulke belang
rijke schreden zijn gedaan, dat niemand
behoeft te aarzelen om 't feest van de
wedergeboorte der menschheid met opge
wektheid mede te vieren.
De nurksche mensch daarentegen is
een andere beschouwing toegedaan. Hem
klinkt 't lied van den kerstnacht weer
zin wekkend in de ooren. Niet^ dat hij
't niet schoon vindt 0 neenhij kan
hij erkent 't gaarne hij kan zich
niets verheveners voorstellen. Maar welk
een afstand scheidt, naar zijn oordeel, de
werkelijkheid van 't ideaalHoe wei
nig is er van dat ideaal in 't leven der
menschheid verwezenlijkt 1 Zóó weinig,
dat hij trilt van verontwaardiging over
de oppervlakkige zelfgenoegzaamheid, die
op de opgestapelde schat met zelfvoldoe
ning meent te mogen wijzen. Zijn oog
ziet niet 't beminnelijke maar 't hate
lijke ellende in steê van geluk en ruw,
of bijtend en schamper, snijdt hij 't
woord af, als iemand tegenover hein
durft loven en prijzen. De geschiedenis
der menschheid, ook gedurende de laat
ste achttien eeuwen, is Kern een geheel
van onoplosbare raadselen, met veel duis
ternis en weinig lichten als zijn oog
hier of daar 't goede ontdekt, dan staat
't meesttijds nog met de martelaarskroon
voor hem. Anderer jubel is hem een
ergernis, een teeken van laakbare lucht
hartigheid en elke toespeling op 't door
achttien eeuwen aangevangen nieuwe
leven der menschheid, schijnt hem hoon
en bespotting toe.
"Wel loopen zij uiteen, die aldus oor-
deelen en toch, laat ons 't erkennen,
beiden hebben tot zekere hoogte gelijk.
Het is nog altijd zoo in de wereld naast
't goede staat 't kwade; naast 't schoo-
ne 't leelijke naast 't verhevene 't be-
krompeneer is geen reden om, met
een terugblik op 't verledene, zich te
verhoovaardigende som van 't goede
wordt overtroffen door de som van 't
kwaad, 't Zou erger dan dwaas zijn,
niet te willen erkennen, dat er groote
lij ts is verzuimden wie eenig gevoel
heeft van solidariteit met degenen die
ons vooraf zijn gegaan en denzelfden
schoonen naam hebben gedragen als wij
hij buigt 't hoofd en doet boete. Als
familiën en geslachten, die fier zijn op
't geen hunne voorouders grootsch heb
ben tot stand gebracht, maar niet min
der treuren over datgene waarmede
sommige leden hun naam hebben ge
schandvlekt zoo ook wij. Maar al wa
re er honderdmaal minder goeds tot
stand gebracht, dan er toch werkelijk
gewrocht is, ja al moest de menschheid
eerst nu voor goed beginnen, met weg
cijfering van alles wat reeds is gedaan
hoe zou 't ons kunnen weerhouden
om te getuigen, dat 't kerstideaal een
goddelijk ideaal is en dat de menschheid
reden heoft om met eerbied en dank
baarheid op te zien tot den grooten men-
schenzoon, die haar dat ideaal schonk
en 't hoog hield in zijn leven.
Dat is 't wat aan 't kerstfeest waar
de en een hartverheffende beteekenis
geelt. De herinnering aan den edele, die
voor achttien eeuwen geboren, waarlijk
niet te vergeefs heeft geleefd, Die, om
dat zijn ideaal zoo hoog uitstak boven
elkander, niet verwachten kon en zeker
ook niet verwacht heeft, dat spoedig ve
len 't zich zouden toeëigenen en, zoo zij
't al deden, het in al zijn volheid, even
als hij, in hun leven verwezenlijken
maar die toch ook, omdat hij er al de
bekoorlijkheid en aantrekkelijkheid van
kende voor 't menschenhart, vaststond
in 't geloof, dat 't eenmaal der mensch
heid volkomen zou toebeliooren. Die
niet haastte maar aandroDg op vertrou
wen en zicli door geen valschen schijn
liet verblinden, omdat 't koninkrijk Gods
in den mensch is. Die een arbeid wilde
van binnen naar buiten en niet omge
keerd die 't niet zocht in de lengte of
breedte maar in de diepteen die, hoe
wel hem een gemeenschapsideaal voor
oogen stond, nochtans do groote waarde
bepleitte van den enkelen mensch, om
dat hij wist, dat slechts door toewijding
aan den persoon en verheffing van diens
waarde zijn stoute conceptie kon worden
verwezenlijkt. Juist als in een kunst
werk elk onderdeel zijn waarde heeft,
d slechts op de straat ontmoeten. Na alle
vergeefsche pogingen, uwe woning to ontdek
ken, bracht het toeval mij in het concert
gebouw, eu ik ontmoetto u daar weder. Nu
trel ik u zoo geheel onverwacht bij de Fulds
aan, en thans verzuimt wederom de man,
dien gij voorgeeft lief te hebben, maar niet
lief bebt, ik weet het, en ik herhaal het
den tijd en geeft mij de gelegenheid, u nog
maals te zeggen hoe gloeiend ik u bemin!
Er verstreek geen dag, sedert ik u zag, op
welken ik niet aan u dacht; slechts eene
begeerte bezielde mij: u weder te zien, in
uwe nabijheid te zijn, in uwe heerlijke oogen
te zien, te voelen, dat ook gij mij niet
hebt vergeten.
Niet waar, mejuffrouw Therese,dier
bare, aangebedeue Therese, gij zijt mij nog
wel eeD weinig genegen. Mijn blik bedroog
mij niet! Ik bevond mij heden avond in een
roes; de wereld scbeen mij plotseling veran
derd! Zij bemint u Zij is met hare gedach
ten bij u, niet bij dien man zoo klonk
het mij in de ooren. O neen, neen, Iaat mij
het u zeggen, en ik bezweer u, dierbare
Therese verbreek de onhoudbare verhouding,
maak u los van den man, die
„Om Gods wil houd op! Ik zie
mijn verloofde daar ginds aan bet einde der
straat. Hij zal dadelijk bij ons zijnIk
bid u. Ga heen. Nog is het tijd. Nog
heeft hg mij, dank zij zijne kortzichtigheid
niet herkend. Adieu, adieuNeen, neen,
niets meer
M ar Franz von Becdler luisterde er niet
naar. Hij vatte hare hand en bedekte die
met kussen. Daarna (luisterde hij baar
toe
„Ik schrijf u onder letter V., morgen,
postrestante, kantoor Passage, Behrenstraat
Ik bid u haal dien brief af 1 Ik moet na
der van u hooren
Na deze woorden verwijderde hij zich «n
tegenovergestelde richting. Therese liep Ot
to Vincent tegemoet, terwijl zij zooveel mo
gelijk haar onstuimig bloed trachtte te kal-
mceren.
Toen Therese den volgenden morgen ont
waakte, gevoelde zij zich ziek. Haarlichaam
Jred h aar overal pijn baar hoofd was lood
zwaar. Den geheelen nacht hadden vreeselgke
droomen haar gekweld. Nu eens hield zij Franz
I zoowel in betrekking tot 't geheel als
in verhouding tot de declcn, en 't op-
zichzelf en naar zijn aard zuiver en vol
komen moet zijn.
Wij klagen dus niet, veel minder roe
men wij, alleen wij laten niets afdingen
opdeltooge waarde van het christelijk
ideaal. Het is, onze trots het is onze vreug
de en op tkerstfeest denken wij er aan met
innige dankbaarheid. Maar ook - heffen wij
t hoog, t is dan tevens om de voetstappen
te drukken van hem, aan wien de mensch
heid 't dank weet. Niet bij voorkeur in
't verledene staren wij met zijne tekort
komingen, maar wij zien op de toekomst
en spannen onze krachten in om zijn
verheven werk te doen. Zien wij velen
zich moeite geven om wanverhoudingen
te verbeteren, misstanden te verwijderen
en een hoogeren, edeler vorm te zoe
ken voor 't leven der maatschappij, wij
scharen ons met beslistheid aan hunne
zijde, in de overtuiging dat 't geluk der
menschheid ook daarmede zamenhangt.
Evenwel zonder miskenning van 't
uiterlijk, handhaven wij de meerderheid
van t innerljjk en hooger dan de arbeid
voor t stoffelijk welzijn van de massa staat
de arbeid aan de zedelijke verheffing van
den eenling ten koste gelegd. Hoe groot
ook t lijden moge zijn, dat een mensch
uitwendig lijden kan, niets is te verge-
1 ij ken bij t lijden der ziel. Hoe reiner
mensch, des te hooger geluk en wat vorm
men ook in de toekomst moge vinden
voor 't zamenleven der menschheid
denk u hem nog zoo edel er zal plaats
zijn voor nijd, voor hartstocht, voor kwa
de begeerte, enz., en is de mensch do-
ze niet meester dan ook geen vrede,
geen geluk. Er zal een worm zijn die
knaagt, een vuur dat niet wordt ge-
buscht.
von BeDdler omarmd en luisterde tij naar
zijne teedere woorden, en dan weder ver
scheen Otto en scheurde haar vaa hem
weg en slingerde hair, zinneloos van woe
de, woest van zich En vreoseluku woorden
waren daarbij over zijne lippen gevloeid
zij was een vervloektehij wist niet, dat
hij ter wereld iets meer verafschuwde, dan
haar, en met den schurk, met haren verlei
der, zou hg afrtkenenEn daarra had zij
een vreest-lijke kreet geslaakt en was zij
ontwaakt en langen tijd had zij noodig ge
had, voor zij, droom van werkelijkheid onder
scheidende, haar in angst verkeerend ge
moed tot kalmte had gebracht.
Otto had baar juist verlaten, en nog
verkeerde zij onder den indruk xjjner troost
woorden „Hot scheen hem toe, dat zij er
bleek en afgemat nitzagzij moest zich
vcoral ontzien, minder arbeiden
Therese Vincent wierp zich in baar stoel
achterover en gaf zich over aan hare ge
dachten. Wat was er tot heden gebeurd
Niets en toch iets, iets in hare oogen
wat bijna onverzoenbaar was 1 Zij had bet
voor Otto verzwegeD, dat Franz van Bendler
bij Fulds was geweest; niets was dan ook
van hetgeen later voorgevallen was, over
hare lippen gekomen. Zij bad das geheimen
en dat nog wel voor hem
„Wie was die heer gaweest, die zich zoo
spoedig had verwijderd had Otto gezegd.
„De muziekdirecteur Berzini. Hij had
niet op Otto's komst gewacht, omdat hij zich
niet wel gevoeld had daarom had hij zich
zoo haastig verwijderd.*
Met deze verklaring had Otto Vincent
zich gerust gesteld en daarna zonder eeni-
g u achterdocht naar de gebeurtenissen van
den avond gevraegd eu zijne vreugde er
over te kennen gegeven, dat Therese weder
eens was aitgeweest en zich vermaakt
bad I
Even als altijd was zij door zijn liefde
rijk cn bezorgd optreden, ten zeerste ge
troffen; evenals altijd had de ontroering over
zijnen trouw, zijne liefde en zijn vertrou-
weu haar verontrust. Haar geweten deed
zich horren Netn, zij meebt hem niet be
driegen, dat was een misdaad. Zij kon tot
Eergisteren werddeboeren-
behuizing bvhoorende aan en bewoond door
P. Hart land I)z. te KOEDIJK, geheel in
asch gelegd. Van huisraad en inboedel
kou slechts Keer weinig gered worden.
De algemeene commissie
van weldadigheid te EDAM zal driemaal
per week warin voedsel uitreiken aan de
armen.
De nieuwjaars—commissie deelt op den
nieuwjaarsdag spek en meel uit.
hem gaan en zeggenik kan u niet liel
hebben, ik kun niet uwe vrouw worden.
Maar een minnehandel achter zijn rug be
ginnen, dat verboden haar plicht en eer.
Zij wilde ook niet den brief van Franz
van het postkantoor halen. Met alle wils
kracht wilde zij de berinnering aan hem
verbannen, en wanueer dat niet gelukte,
wanneer haar gevoel sterker was dan ham
g esteskracht, dan bad zij toch in ieder ga-
val niet er toe mede gewerkt, hem te nade
ren.
Nog, nog was zij rein. Hare stilzwijgend
heid, haar om de waarheid heendraaien, waren
een gevolg van kieschheid. Dat zij steeds ge
zwegen bad, wanneer Franz haar zeide, dat zij
Otto niet liefhad, dat zij daardoor juist
Franz meer had aaogemoedigd, dan door een
harer woorden, dat bedacht Therese niet, en
toen haar dit begon duidelgk to worden,
ontvluchtte zij dit bewustzijn en zocht in
de omstandigheden eene verontschuldiging.
En telkens weder, terwijl zij daar zoo zat
te werken, keerden hare gedachten terug tot
hetzelfde onderwerp. Dikwijls te midden van
de meest gewone huishoudelijke bezigheden
waren hare gedachten eensklaps bij Franz.
Zij zag hem voor zich, frisch, levenslustig;
zij hoorde bem spreken en ondekte niet
eens, dat zij haar werk vergat, maar alleen
hoorde de woorden welke hij gisterenavond
tot haar gesproken had: ja, aan zijn borst te
rusten en bet geluk der liefde te genieten.
Zij beminde bem hartstochtelijk. Eu dan
sprak weder haar verstand en maakte het
haar duidelijk, dat zij eigenlijk zich zelve
uooe8t verachten, dat zij zich zoo ten buit
gaf aan haren hartstocht. Zij verweet zich
zelve dau haren verdorvenheid.
En tocb, en toch kwam zij ten langen
leste tot het besluit, den brief van het post
kantoor te balen. Zij wilde hem niet ant
woorden, bepaald niet maar nog een
maal te hcoren voor de laatste maal
dat hij baar lief bad, dat moest zij hebben
als belconicg voor de kwelling der ontzeg
ging. Maar daarmede was het ook voor goed
a'gedaan. Dit aandenken wilde zjj tenmin
ste van hem hebben en dan wilde zij voor
dezen laatsten stap boeten, door zioh te
verzoenen me» de gedachte, toch later Otto
te zullen toebebooren.
WORDT VERVOLGD.