Landbouw. Gemengd Nieuws. De Honderd Duizend. overdeelden boedel en van erfgenamen in SCHAGEX niets bekend is. Dat men zich in Alkmaar vroolijk maakt over deze historie en dat de drie „beetgenomen" advocaten er liefst niets van weten willen, is te begrijpea. Hoernsche Ct. Te WIERINGEN is eene nieuwe afdeeling van het Ned. Onderw. Genootschap opgericht. Maandagmorgen j.L stran- de bij CALLANTSOOG bij strandpaal 15 de vischkotter H. D. 283 onder schipper Scholder, van den reeder den Heer Pak ker te Helder. Voor men met de reddingsmiddelen die spoedig op de plaats der stranding aanwe- zig waren, hulp kon aanbrengen, werd het gpstrande vaartuig door de sleepboot Her cules vlot gebracht en naar den Helder gesleept. In den nacht tusschen za- terdsg en zondag j. 1. zijn te CALLANTS OOG eenige paarden van hun staart be roofd. De staarten waren tot bij het leven afgesneden. De politie doet ondersoek. Men schrijft ons uit GRO NINGEN Heden had in het Concerthuis de aan gekondigde Thee Thomson Matinée plaats. Zooals alle feestjes reeds in verschillende plaatsen des lands zoo gnl aangeboden, aan de verbruikers der producten dezer bekende Theefirma, muntte ook dit feestje weder uit door gezelligheid en een opge- wekten geest. De zaal van het Concerthuis was tot aan het nokje gevuld. Bij afwis seling van een muzieknummer werd tel kens een gedeelte van de Tombola, waar bij 150 fraaie prijzen waren, gratis verloot. Een algemeene hoera, ging telkenmale uit het publiek op, bij het uitreiken van een pop aan oude juffrouwen of als een dikke mijnheer b.v. een trompet trok. Ten slot te weid het zilvereu Theeservies verloot, dat eerst te Leeuwarden en later gerui- men tijd bij de firma Gebr. van Hoorn geë taleerd was. Eea kinderhand besliste alweder het lot wie de gelukkige bezitter of bezitster zou worden, van dit kostbare geschenk en werd, gevolgd door een fanfare, bekend ge maakt, dat Mejuffrouw de Wed. P. SLO- TER13EEK, Vlasstraat 602' te Groningen door het lot begunstigd is gewordeu. Ofschoon menig verlangend oog naar dit prachtig servies gericht werd, en het daar om voor menigeen eene teleurstelling was, dat het bezit hiervan hem of haar niet ten deel was gevallen, was toch ieder dank baar voor de genotvolle oogenblikken en de aardige cadeautjes door de firma Thom son verschaft. \erder werd medegedeeld, dat het Gro ninger en het Friesche publiek recht had om iedere week hare leêge zakjes in te zenden bij den winkelier, waar de thee ge kocht ia of rechtstreeks aan het hoofdkan toor, Kloveniersburgwal 25 te Amsterdam, om mee te dingen naar de wekelijksche prijs van f 25. Opgewekt en dankbaar ging ieder huis waarts, in de hoop nog menig kopje Thorn- son's Thee te drinken. In de gemeente HEER-HU- GOWAARD hebben in 1893 van de 349 kinderen boven de zes en beneden de twaalf jaren 830 kinderen onderwijs ontvangen, waarvan 13 in andere gemeenten; 19 kin deren ontvingen geen onderwijs. De heer B. Meurthoofd van school no. 2 is op de voordracht geplaatst voor de betrekking van hootd eener school te Amsterdam. De afdeeling Noord-Holland van de Ver eniging Het Kederlandsch Rundvee - Stamboek hield maandag te AMSTERDAM in Krantnapolsky hare 15e algemeene ver- gaderiug. De voorzitter, de heer De Goede, hield eene openinsgrede, welke uit deu aard der zaak niet bijzonder helder ge kleurd kou zijn, nu de landbouw sedert jaren in een kwijnenden toestand verkeert. Dat ook voor het Rundvee-stamboek de belangstelling dalende is, bleek wel uit het feit dat het ledental dezer Vereeniging in enkele jaren van 800 tot 400 is ge daald. Alleen staatshulp kon volgens spr. onzen landbouw voor [geheelen ondergang behoeden. Voor een land als het onze noemde hij de ontstentenis van een afzon derlijk ministerie voor den landbouw eene schande. Maar al was destijds de daartoe strekkende motie-Schepel door de Tweede Kamer verworpen, de aanstaaude uitbrei ding van het kiesrecht kan de landbou wers eu veefokkers zeker te hulp komen, zoo men zich vast voornam, geene candi- daten voor de Tweede tKamer te steunen, die zich niet stellig voor de instelling van een landbouw-ministerie verklaarden. In Januari van het vorige jaar, zoo voor de voorzitter voort, was de tongblaar nog heerschende onder ons vee. Engeland Duitschland, Frankrijk en België bleven langen tijd voor het Nederlandsche vee gesloten. Dat deze schadelijke toestand zoo spoedig mogelijk werd opgeheven, hebben wij zeer zeker aan den ij ter van den mi nister van buitenlandsche zaken te danken, maar eene bijzondere hulde onzerzijds komt deswege toe aan het Kamerlid Gerritten. Onmiddellijk na de wederopenstelhng van de genoemde landen voor ons vee, zag men de vreemdelingen ten onzent om het beste vee in grooten getale op te koopen. Dit leert ons opnieuw, dat wij moeten trachten al het inferieure vee te doen verdwijnen, en in verband hiermede verdient de hou ding der Provinciale Staten strenge afkeu ring, waar deze in beginsel besloten, dat het verstrekken van subsidie ter verbete ring van den veestapel uiet op den weg van dat lichaam lag. Een der aanwezigen, de heer Yisser, meende dat de ooizaak der weigering van subsidie gelegen was in omstandigheid, dat er in Noord-Holland naast de sfdeeling van het Nederlandsch Stamboek nogeen bijzonder Noord-Hollaodsoh stamboeiiba- staat. Wanneer beide lichamen zich ver- eenigden, zou, meende spreker, eene subsi die niet achterblijven. Deze meeniug werd door anderen niet gedeeld, en de voorzitter bleef er cp wijzen dat het hier gold niet de subsidiëering eener vereeniging, m»ar geldelijke hulp tot verbetering van den veestapel der pro vincie in het algemeen. Van het na deze discussie verhandelde stippen wij het volgende aan Amsterdam werd opnieuw aangewezen als de plaats, waar de volgende vergadering zal worden gehouden In de plaats der heeren De Goede, Vyn en Oostwoud Wijdents werden tot bestuursleden gekozeD, de heeren Fitter teBeemster, Haringhuitén te O o s t e r- b e e k en O. Glay te Haringhui zen. De gekozenen treden den len Januari 1895 in functie. De rekening over 1898 toonde een voor- deelig saldo aan van ca. f 300, terwijl de begrooting voor 1894 was opgemaakt met een beschikbair bedrag voor onvoorziene uitgaven ad ca. f 200. Uit deze bescheiden bleek, dat het ledeutal bij aanvang van 1893 438 bedroeg en thans gedaald is tot 380. Voorts werden aanhoudingspremiën voor jarige stieren uitgekeerd aan de heeren C. de Boer te Midwoud, P. Boekei te [S c h a g e n, Kater te Barsinger- h o r n, D. Hoogetoorn, A. de Goede. K, Zijp en fF. Bakker te Deemster, P. Koppen te Haarlemmermeer, en M. Akkerman te Sloten. Het denkbeeld werd geopperd om in het vervolg ook aanhoudingspremiën voor twee jarige stieren beschikbaar te stelleD. De kas bleek tegen die uitbreiding niet opgewas sen, waarom m«n een anderen weg insloeg en voorstelde 5 premiën a f 50 voor twee jarige, in plaats 10 a f 25 voor eenjarige stieren uit te loven, of wel althans een gedeelte der beschikbare som voor meerja rige stieren uit te loven. Dit voorstel vond echter niet voldoende instemming, zoodat ten slotte werd vastgesteld, als gewoonlijk 10 premiën f 25 voor eenjarige stieren beschikbaar te stellen. Ten slotte werd nog besloten aan den prijs, door de Vereeniging tot het houden van jaar/ijksche Paaschtenloonstellingen van vee te SCHAGEN in 1894, uit te loven voor stieren, geboren in 1892, toe te voe gen f 25, mits het bekroonde dier zal blij ken ingeschreven te zijn in het Neder landsch Ruudveestamboek en binnen de provincie Noord-Holland ter dekking be schikbaar zal blijven tot de eerstkomende zomer- Beemsterstierenmarkt. De heer K. de Goede stelde voor, nog maals bij Provinciale Staten om subsidie aan te kloppen. Men verwachtte daarvan echter niet veel, zoodat dit niet geschieden zal. Na nog eenige opmerkingen van huis houdelijk belang, werd de vergadering geslo ten. Niet ver van de plaats waar onder de monumentale Nieuwe Leuvebrug, de Maas iu de Leuvehaven stroomt, staan vele armzalige woningen. De nieuwere tijd met zijne prachtige huizen, zooals die gevonden worden aan den Boulevards, schijnt zich op een afstand tt* willen houden van die woningen uit een tijdperk, waarin de eischen voor het leven bescheidener moeten ziju geweest, dan in het tegenwoordige. In eene groote stad is echter geen hoekje zoo ellendig, zoo nauw, zoo donker, of het herbergt nog leven menschelijke wezens, die, door welke oor zaak dan ook, daar willen wonen, of daar moeten wonen, omdat het lot hen buiten hun kring stootte en in armoede dompel de. Zoo huisde dan op de plaats, die wij bedoelen in een dakkamertje het be- scheidenste van alle dakkamertjes in de buurt, eeu klein gezin. Een zieke man lag bewegenloos in een erbarmelijke bedstede op een stroomalras. Hij had de tering en zijne nog jonge vrouw staarde stil en droefgeestig Daar den hoestenden mao, wiens lichaam zich wel niet bewoog, maar wiens oogen echter nog vol leven en gloed, ia de duisternis van het kamertje flikkerden. Een arm meisje, nog onbewust van haar lot zat bij den haard en keek nieuwsgierig naar het langzaam uitdovende vuur. Eene stilte, als die van den naderenden dood, heerschte in de kamer van den eens zoo krachtigen en levenslustigen arbeider, aan wien, door de sedert zijne jeugd inge ademde ongezonde dampen, een vroeg en trenrig einde was bereid. Hij en zijn kind, zij wisten het nog niet, dat het einde onverbiddelijk naderde maar de dokter had het aan zijne vrouw gezegd, dat elke dag de dood kon bren gen. Zij had niets gezegd. Zij bad zelfs niet geschreid. Zij wist nauwelijks dat zij nog leefde, zoo weinig gevoel, zoo weinig denkkracht was haar ge bleven. Dat nual t de armoede van den menscK Het inner'ijk leven doet zij afster ven. De schadnwen van dec vroegen avond kropen naar boven. Langzaam drongen ze in het kamertje en hulden het in de som berheid van den nacht. Het bij den haard zittende kind, had vermoeid zijn hoofdje tegen den wand ge- eui'd en was ingesluimerd. In het dakkamertje was het nu zoo stil en donker geworden als in het graf. Men hoorde er alleen het rollen van de vrachtkarren op de straat beneden en het- fluiten van de stoombooten op de Maas. Plotseling dringt een lichtstraal in het kamertje. Buiten werd een lantaarn opge stoken. De vrouw schrikte en sloop geruisch- loos, met schuwen blik naar den zieken man en het kind. Zij legde dit, toen zij zag dat het sliep, te bed in een hoek, op stroo onder oude lappen. Dat was het le gertje van de kleine. Het onrustige oog van den zieke had het gezien en zijne gedachten werden er door wakker geroepen. „Louise," zeide hij nauwelijks verstaan baar. De vrouw ging naar het bed van den man, legde haar arm onder zijne schouders en richtte het bovenlichaam zonder eenige in spanning op, om hem jhet spreken gemakke lijk te makeD. „Hebt gij het loterijlot nog, Loui se." „Ja man." De collega's van haren man, hadden haar een twintigste lot in de staatsloterij geschonken om haar te helpen. Het was goed gemeend geweest, maar wat con tant geld zou haar beter geholpen heb ben. Het was van daag de laatste trekkings- di<g geweest en de honderdduizend was er tot dezen laat sten dag ingebleven, zoo dat de Hoofdprijs, de duizenden die wacht ten, weder eens bij den neus had geno- meo. „Ik geloof Louise, dat wij zullen winnen, en als wij winnen dan word ik weder ge zond. Dan kan ik kalm leven, zooals de dokter zegt, dat ik doen moet. Gij zult vroolijk en gelukkig zijn. Wij zullen vleescb eten, dan ben ik ook spoedig weer sterk." „Maar beste man," spreekt niet zooveel „doc- ter heeft het verboden," smeekte de vrouw wier hart van medelijden en droefheid beefde, toen zij den koortsgloed op het voorhoofd van haar man voelde. De docter had gezegd, dat de zieke voortdurend omslagen van ijs moest hebben. IJsHoe er aan te komen zonder geld P De medelijdende vrouw van een vischhandelaar uit de buurt had er aan geholpen en een slager zond van tijd tot tijd wat afval van vleesch voor bouil lon. „Ik ben kalm, Louise," zeide de man, „ge zult het zien, ik ben geheel kalm. Ga naar beneden Louise en kijk bij de Zwaan op de Vischmarkt na, hoeveel wij gewon nen hebben. Het is vandaag de laatste trekkingdag geweest, wij moeteu een prijs hebben, ik weet dat zeker. Toe ga gauw Louise en laat me uiet lang wach ten." Zij deed zwijgend een doek om en ging, omdat zij wist dat tegenspraak haar man nog meer zou opwinden. De oogen van den zieke glinsterden, toen hij de treden van de trap onder hare voe ten hoorde kraken. Zijne vingers begon nen op het beddelaken, een zenuwachtig spel te spelen, zijne lippen trilden en fluis terden „Nu zult ge het spoedig ook weten, wat ik reeds lang weet, dat wij een prijs winnen. Wij zullen rijk zijn, zeer rijk. O, ik behoef dan niet meer te werken en Louise kan mooi gekleed gaan, als zij wil en het kind ook en wij zullen het mooi speelgoed koopen." Wat hij verder zeide, ging verloren in een onverstaanbaar murmelen, maar zijne gedachten werkten voort. Het voorhoofd bedekte zich met koud zweet en onrustig bewoog hij zich heen en weer. Plotseling bleef hij stil liggen. Hij zag de kamer helder verlicht. „Zijt gij daar Louise. „Neen," zeide eene hem vreemde stem eu hij meende een klein mannetje te zieD, dat hem vriendelijk toeknikte. Onder den arm droeg de kleine man een kistje, ge vuld met goud. Met de rechterhand hield hij den zie ke een papiertje voor, waarop een groot getal met veel nullen stond. „Vrees niets en beweeg u niet," stelde het mannetje hem gerust„zieken moeten zich kalm houden. Ik ben een bediende van het loterijkantoor en kom u berichten, dat ge de honderd duizend hebt getrok ken. Gebruik ze in gezondheid." Hij zag den zieke nog eens vriendelijk aan, keek op zijn gouden horlog en ver- dweeu spoorloos en met hem het licht. De zieke staarde met zijne gloeiende oogen weder in de duisternis, die slechts afgewisseld werd door het phantasliscb spelende licht ren den lantaarn bene den. Hij werd benauwd, hij meende te stikken, heftig wierp hij het dek weg en richtte zich met moeite op. Akelig klonk de zagende ademhaling door de ledige kamer, het kind kreunde iu den slaap. Hij luisterde. De Irsp kraakte. Hij hooide di.t de deur geopend werd. „Louise 1" riep met inspanning. „Koor spoedig hier!" Zij snelde verschrikt toe. „Hij is hier geweest," fluisterde hij haar geheimzinnig toe, „de honderd dui zend heb ik ge n gelijk gehad Dicht mij wat booger op. Zoo is het goed. Lucht lucht „Man houdt u toch kalm." De vrouw schreide. Aan hare geoefen de ooren ontging hel niet, dat er eene verandering in het geluid der ademhaling was gekomen. Zij vreesde dat het einde was gekomen. „Waar hebt gij het geld steunde hij, „waarom geeft gij het mij niet „Maar ik heb niets." Gij hebt toch het geld, daf wij ge wonnen hebben „Wij hebben mets gewonnen, man." „Gij zegt de waarheid niet," riep de zieke en rukte zich met inspauning van zijn laatste krachten los. E r zij hem grijpen kon, uitte hij een kreet en zijn lichaam viel machteloos ne der. Een tweede kreet volgde en met dezen zonk de vrouw op het lijk van haar man neder. Het water van de Maas ruischte verder, aliijd verder naar de zie en vermengde zich daar met de eindslooze. Beneden op straat klonk een kreet van vreugde en boren in het dakkamertje, ver mengde zich het snikken van de arme vrouw met het zachte schreien van het nit den slaap gewekte kind. Zondagsblad KI. Gt. v. R. Of hij ook opkeek. Eene zangvereeniging in een stadja iu BadeD heeft er, door misplaatste zuinigheid, haar directeur heel leelijk in laten loopen. De goede man had vijf-en-twing jaar aau het hoofd van de vereeniging gestaan en die heuchelijke gebeurtenis konden de leden niet laten voorbijgaan zonder den jubilaris eeu bewijs van hunne hoogachting te ge ven. Men besloot den waardigen man een bokaal te overhandigen en daar juist een lid, die verkooper van zijn vak was, een dergelijk voorwerp bezat, dat hij indertijd als premie had gekregen en bij het voor billijken prijs Banbood, kocht de vereeni ging het. Op plechtige wijze en met al lerlei eerebetron werd het huldeblijk over handigd en de jubilaris was erg aangedaan en daukte met een stem, trillende van ontroering. Toen de tnan te huis kwam eu hij het geschenk eens nader bekeek, zag hij op het voetstuk, keurig gegraveerd, het op schrift „Tweede prijs voor den zwaarslen Os.' Onze tanden. Onze tanden kunnen geen menschenle- ven intê. Tenminste het mag maar een betrekkelijk klein getal gebeuren, die zich op zestig- enzeventig-jarigen leeftijd in een goed gebit kunnen verheugen. Het meeren- deel moet op die jaren al kabbelende en knauwende het voedsel voor de maag ge schikt maken. Tegelijk met den opbonw van ons lichaam wordt ook de grondslag gelegd van ons tandenstelsel, en nu mag het waar zijn, dat velen op betrekkelijk jeugdigen leeftijd een slecht gebit hebben, omdat hunne tanden werden opgebouwd uit grondstoffen, die niet deugden, die niet de noodige vastheid hadden, wij voor ons gelooven, dat menigeeD, die de lasten en onaangenaamheden moet verduren, welke slechte tanden en kiezen meebrengen, daar van zelf de schuld beeft. Van de tien per sonen zijn er wel negen, die aan een goe de behandeling van hunne tanden niet denken. Hoe klein is het getal dergenen, die da gelijks hun tanden behoorlijk zuiveren, het zij met een tandenborstel of bjj gebreke daarvan met een niet al te ruw stuk doek. En dat is toch bepaald noodzakelijk. De moeite op zich zelf is gering, en wie gere geld eiken morgen bij het wasschen den mond flink doorspoelt met water, is er ge- he :l vrij van. Wie zijn tanden schoonhoudt, kan er zeker van zijn, dat ze langer zullen duren. Zeer dikwijls zijn onreine tanden de oorzaak van een kwalijk rieken- den adem en dat is voor allen in 't alge meen, maar voor jonge menschen in het bijzonder om wel te bevroeden redenen minder aangenaam. Maar er is meer, waar door men zijn gebit benadeelt. Hoevelen hebben niet een puntig voorwerp, of wel eene schacht van een veer bij de haud, om onmiddellijk na 't gebruiken van 't een of ander, daarmee achtergebleven voedseldeel- tjes te verwijderen. Dat zijn voor het gebit schadelijke gewoonten. Hoe meer men er in steekt, prikt en wroet, hoe eerder wij ons gebit zullen verliezen. Niet alleen bescha digen wij daardoor het glazuur der tanden maar door die herhaalde bewerking zullen die op enkele plaatsen der kern bereiken. Die openiugen zijn de vergaflrplaatsen van veel vuil. Dat vuil is moeilijk te verwijderen't jegiut min of meer te rotten en tast de nog gave deelen aan. Wie een zieke tand geeft, of wel een kwade kies, hij late hem dadelijk verwijderen, want anders zal het bij die eene niet blijven, maar worden ook de onmiddellijk naast hem wonende huur lieden besmet en aangetast. Hoevelen zijn er, die bij eenige pijn in tand of kies on middellijk hun toevlucht nemen tot allerlei scherpe, bijtende middelen Die middeltjes zijn niet zelden de oorzaak, dat men de heele boel bederft. Nog moeten we onze tanden vrijwaren voor eene snelle afwisse ling in warmtegraad. Al te groote koude zoowel als overmatige hitte bederven de tanden. WTie alles naar linnen brengt, onverschil lig of het gloeiend heet of ijskoud is, kan er zeker van zijn, dat zijne tanden ver sleten zijn, als zijn lichaam nog gezond is. 't Is bij het slapen altijd aan te radeD, dat men zooveel mogelijk den mond gesloten houdtdit werkt ook heilzaam op ons tandstelsel. Bij menschen, die met geopen- den mond slapen, zijn de vochtige tanden steeds in aanraking met de daartusschen doorzuigende lucht, zeer tot nadeel van ds tandei zelf. Eindelijk nog zijn er velen, die de tanden maar altijd ts veel gebrui ken als nijptangen, breek-of scheurwetk- tuigen. Noten kraakt men er mede, draden trekt men er mede af, touw wordt er mee stuk getrokken, knoopen in touwen wor den er meê losgemaakt. Nu ja, dat alles kan maar dit is zekerwie het geringst aan al die tanden plagerij doet, is er, wat zijn gebit betreft, het best aan toe. 't Is waar, de tanden zijn altijd bij de hand, om genoemde werkzaamheden te verrichten, maar daarvoor hebben we wel andere werk tuigen en als we deze daarvoor bezigen, hebben we onze tauden en ons zelf een goeden dienst bewezen. Ouze tanden kun nen onze spijzen knippen en onze kiezen kannen die fijn malen, maar meer kunnen ze ook niet. Moed. Wat van andere woorden geldt, in dubbele mate van het woord „moed", namelijk dat het voor zeer uiteenloopende gevallen wordt gebezigd, en het zelden ook in ten eenenmale ver keerden zin wordt gebruikt. Moedig, bijvoorbeeld, heet hier de waag hals, die zonder eenige noodzaak zijn le ven in gevaar steltterwijl men daar moedig prijst, wie onopgevoed en onbe scheiden, tegenover ieder denzelfden hoogen toon dnrft aanslaan en zonder eenige zelf- beheersching ailes uitflapt, wat hem voor den mond komt. Ten onrechte natuurlijk I Immers tus schen waaghalzerij en brutaliteit aau den eer,en kaut, en werkelijken moed teran- derer zijde, gaapt een zeer breede en zeer diepe klove. Wie dan door ons met reden „moedig" genoemd mogen worden De krijgsheld, die, in spijt van doodende kogels en blik semende zwaarden, den naderenden vijand tegemoet sneltde zeevaarder, die, on danks loeiende stormen en ziedende golven, den breeden oceaan oversteektde brand wacht, die, in weerwil van zengende hitte en verstikkenden rook, aan de verterende vlammen haar prooi zoekt te ontrukken. Ja, deze allen, en nog zoovelen, hun gelijs, zijn moedig. Doch zij niet alleen! Immers, is er een moed, die durft, daar is ook een moed, welks rosin is, dat hij duldt. Of zou er geen moed toe noodig zijn, dag in dag uit, altoos en altoos wederom, dezelfde pijn te verduren, hetzelfde lijden te lijden Zou het geen moed vragen, in vrede samen te leven met eenen, wiens slecht humeur, wiens lichtgeraaktheid en balsturigheid als zoovele scherpe punten z\jn, welke telkens en telkens opnienwons wonden Zou er geen moed noodig zijn, om, trots allerlei miskenningen teleurstel ling, die het volvoeren van onzen plicht met zich brengt, toch dezen getrouw te blijven, zondereen duimbreed ter rechter— of ter linkerzijde af te wijken Moed om te durvenmoed om te dulden jabeide komen voor en na te pas. Wel ke van de twee het hoogst staat Of nog beter welke van beide wel de meeste ze delijke kracht vereischt Beantwoorde ie der die vraag eens voor zich. Doch reeds sta hier de zeker niet verwerpelijke opmer king, dat wij als Christenen in Jezus een voorbeeld hebben, ook van den hoogsten zedelijken moed. Welk een kracht bij hem I Geen dreigend gevaar hield hem terug van hetgeen hij zijn plicht rekende. Hou den wij dat voorbeeld altoos voor oogen Nieuw Leven) p. y. d. y. De elleude in Rusland. Een correspondent van de Daily Te- legraph te Petersburg heett eeu onderhoud gehad met een staatkundig „verdachte", die naar algemeen aangenomen wordt, doch de politie kan geen bewijzen tegen hem vinden geheel op de hoogte is van de bewegingen der nihilisten. Deze deelde hem "mede, dat in den nfgeloopen herfst het plan be stond een algemeenen opstand onder de plattelands-bevolking te verwekken. Indien dit plan volvoerd ware, zouden algemeen geachte personen ziek aan het hoofd der beweging hebben geplaatst. Het zijn niet meer alleen anarchisten, die opkomen te gen de treurige levensomstandigheden der boereu en werkliedenbij de ontevredenen hebben zich aanzienlijke, godsdienstige per sonen aangesloten, die ingezien hebben, dat de ontevredenen het recht aan hun zijde hebben. In het groote czarenrijk lijden millioenen honger tengevolge van den druk van een onnoodig groot leger en een uit- gebreiden overbodigen stoet van ambtena ren. Een duivelachtige onderdrukking heeft het volk tot wanhoop gebracht en het gevolg daarvan is, dat de geheime genoot schappen onrustbarend in aantal toenemen en de aanslagen veelvuldiger zullen wor den. De Daily Telegraph merkt bij deze mededeelingen op, dat de nieuwjaarsrecep tie uitgesteld is, wijl men te Petersburg een wanhoopsdaad der anarchisten vreesde. Bij de huiszoekingen in Frankrijk waren papieren gevonden, waaruit de mede plichtigheid van vele Russen en van on- lsngs te Petersburg aangekomen vreemde lingen bleek. De Fransche politie achtte deze bescheiden van zoo groot gewicht, dat ze door een vertrouwd persoon nsar Petersburg gebracht werden. In verband hiermede is het politietoo

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 2