Landbouw.
Gemengd Nieuws.
De Honderd Duizend.
overdeelden boedel en van erfgenamen in
SCHAGEX niets bekend is. Dat men zich
in Alkmaar vroolijk maakt over deze
historie en dat de drie „beetgenomen"
advocaten er liefst niets van weten willen,
is te begrijpea. Hoernsche Ct.
Te WIERINGEN is eene
nieuwe afdeeling van het Ned. Onderw.
Genootschap opgericht.
Maandagmorgen j.L stran-
de bij CALLANTSOOG bij strandpaal 15
de vischkotter H. D. 283 onder schipper
Scholder, van den reeder den Heer Pak
ker te Helder.
Voor men met de reddingsmiddelen die
spoedig op de plaats der stranding aanwe-
zig waren, hulp kon aanbrengen, werd het
gpstrande vaartuig door de sleepboot Her
cules vlot gebracht en naar den Helder
gesleept.
In den nacht tusschen za-
terdsg en zondag j. 1. zijn te CALLANTS
OOG eenige paarden van hun staart be
roofd. De staarten waren tot bij het leven
afgesneden. De politie doet ondersoek.
Men schrijft ons uit GRO
NINGEN
Heden had in het Concerthuis de aan
gekondigde Thee Thomson Matinée
plaats.
Zooals alle feestjes reeds in verschillende
plaatsen des lands zoo gnl aangeboden,
aan de verbruikers der producten dezer
bekende Theefirma, muntte ook dit feestje
weder uit door gezelligheid en een opge-
wekten geest. De zaal van het Concerthuis
was tot aan het nokje gevuld. Bij afwis
seling van een muzieknummer werd tel
kens een gedeelte van de Tombola, waar
bij 150 fraaie prijzen waren, gratis verloot.
Een algemeene hoera, ging telkenmale uit
het publiek op, bij het uitreiken van een
pop aan oude juffrouwen of als een dikke
mijnheer b.v. een trompet trok. Ten slot
te weid het zilvereu Theeservies verloot,
dat eerst te Leeuwarden en later gerui-
men tijd bij de firma Gebr. van Hoorn geë
taleerd was.
Eea kinderhand besliste alweder het lot
wie de gelukkige bezitter of bezitster zou
worden, van dit kostbare geschenk en
werd, gevolgd door een fanfare, bekend ge
maakt, dat Mejuffrouw de Wed. P. SLO-
TER13EEK, Vlasstraat 602' te Groningen
door het lot begunstigd is gewordeu.
Ofschoon menig verlangend oog naar dit
prachtig servies gericht werd, en het daar
om voor menigeen eene teleurstelling was,
dat het bezit hiervan hem of haar niet
ten deel was gevallen, was toch ieder dank
baar voor de genotvolle oogenblikken en
de aardige cadeautjes door de firma Thom
son verschaft.
\erder werd medegedeeld, dat het Gro
ninger en het Friesche publiek recht had
om iedere week hare leêge zakjes in te
zenden bij den winkelier, waar de thee ge
kocht ia of rechtstreeks aan het hoofdkan
toor, Kloveniersburgwal 25 te Amsterdam,
om mee te dingen naar de wekelijksche
prijs van f 25.
Opgewekt en dankbaar ging ieder huis
waarts, in de hoop nog menig kopje Thorn-
son's Thee te drinken.
In de gemeente HEER-HU-
GOWAARD hebben in 1893 van de 349
kinderen boven de zes en beneden de twaalf
jaren 830 kinderen onderwijs ontvangen,
waarvan 13 in andere gemeenten; 19 kin
deren ontvingen geen onderwijs.
De heer B. Meurthoofd van school
no. 2 is op de voordracht geplaatst voor
de betrekking van hootd eener school te
Amsterdam.
De afdeeling Noord-Holland van de
Ver eniging Het Kederlandsch Rundvee -
Stamboek hield maandag te AMSTERDAM
in Krantnapolsky hare 15e algemeene ver-
gaderiug. De voorzitter, de heer De Goede,
hield eene openinsgrede, welke uit deu
aard der zaak niet bijzonder helder ge
kleurd kou zijn, nu de landbouw sedert
jaren in een kwijnenden toestand verkeert.
Dat ook voor het Rundvee-stamboek de
belangstelling dalende is, bleek wel uit
het feit dat het ledental dezer Vereeniging
in enkele jaren van 800 tot 400 is ge
daald. Alleen staatshulp kon volgens spr.
onzen landbouw voor [geheelen ondergang
behoeden. Voor een land als het onze
noemde hij de ontstentenis van een afzon
derlijk ministerie voor den landbouw eene
schande. Maar al was destijds de daartoe
strekkende motie-Schepel door de Tweede
Kamer verworpen, de aanstaaude uitbrei
ding van het kiesrecht kan de landbou
wers eu veefokkers zeker te hulp komen,
zoo men zich vast voornam, geene candi-
daten voor de Tweede tKamer te steunen,
die zich niet stellig voor de instelling van
een landbouw-ministerie verklaarden.
In Januari van het vorige jaar, zoo
voor de voorzitter voort, was de tongblaar
nog heerschende onder ons vee. Engeland
Duitschland, Frankrijk en België bleven
langen tijd voor het Nederlandsche vee
gesloten. Dat deze schadelijke toestand zoo
spoedig mogelijk werd opgeheven, hebben
wij zeer zeker aan den ij ter van den mi
nister van buitenlandsche zaken te danken,
maar eene bijzondere hulde onzerzijds komt
deswege toe aan het Kamerlid Gerritten.
Onmiddellijk na de wederopenstelhng van
de genoemde landen voor ons vee, zag men
de vreemdelingen ten onzent om het beste
vee in grooten getale op te koopen. Dit
leert ons opnieuw, dat wij moeten trachten
al het inferieure vee te doen verdwijnen,
en in verband hiermede verdient de hou
ding der Provinciale Staten strenge afkeu
ring, waar deze in beginsel besloten, dat
het verstrekken van subsidie ter verbete
ring van den veestapel uiet op den weg
van dat lichaam lag.
Een der aanwezigen, de heer Yisser,
meende dat de ooizaak der weigering van
subsidie gelegen was in omstandigheid,
dat er in Noord-Holland naast de sfdeeling
van het Nederlandsch Stamboek nogeen
bijzonder Noord-Hollaodsoh stamboeiiba-
staat. Wanneer beide lichamen zich ver-
eenigden, zou, meende spreker, eene subsi
die niet achterblijven.
Deze meeniug werd door anderen niet
gedeeld, en de voorzitter bleef er cp wijzen
dat het hier gold niet de subsidiëering
eener vereeniging, m»ar geldelijke hulp
tot verbetering van den veestapel der pro
vincie in het algemeen.
Van het na deze discussie verhandelde
stippen wij het volgende aan Amsterdam
werd opnieuw aangewezen als de plaats,
waar de volgende vergadering zal worden
gehouden In de plaats der heeren De
Goede, Vyn en Oostwoud Wijdents werden
tot bestuursleden gekozeD, de heeren Fitter
teBeemster, Haringhuitén te O o s t e r-
b e e k en O. Glay te Haringhui
zen.
De gekozenen treden den len Januari
1895 in functie.
De rekening over 1898 toonde een voor-
deelig saldo aan van ca. f 300, terwijl de
begrooting voor 1894 was opgemaakt met
een beschikbair bedrag voor onvoorziene
uitgaven ad ca. f 200. Uit deze bescheiden
bleek, dat het ledeutal bij aanvang van
1893 438 bedroeg en thans gedaald is tot
380.
Voorts werden aanhoudingspremiën voor
jarige stieren uitgekeerd aan de heeren
C. de Boer te Midwoud, P. Boekei
te [S c h a g e n, Kater te Barsinger-
h o r n, D. Hoogetoorn, A. de Goede. K,
Zijp en fF. Bakker te Deemster, P.
Koppen te Haarlemmermeer, en
M. Akkerman te Sloten.
Het denkbeeld werd geopperd om in het
vervolg ook aanhoudingspremiën voor twee
jarige stieren beschikbaar te stelleD. De kas
bleek tegen die uitbreiding niet opgewas
sen, waarom m«n een anderen weg insloeg
en voorstelde 5 premiën a f 50 voor twee
jarige, in plaats 10 a f 25 voor eenjarige
stieren uit te loven, of wel althans een
gedeelte der beschikbare som voor meerja
rige stieren uit te loven. Dit voorstel vond
echter niet voldoende instemming, zoodat
ten slotte werd vastgesteld, als gewoonlijk
10 premiën f 25 voor eenjarige stieren
beschikbaar te stellen.
Ten slotte werd nog besloten aan den
prijs, door de Vereeniging tot het houden
van jaar/ijksche Paaschtenloonstellingen van
vee te SCHAGEN in 1894, uit te loven
voor stieren, geboren in 1892, toe te voe
gen f 25, mits het bekroonde dier zal blij
ken ingeschreven te zijn in het Neder
landsch Ruudveestamboek en binnen de
provincie Noord-Holland ter dekking be
schikbaar zal blijven tot de eerstkomende
zomer- Beemsterstierenmarkt.
De heer K. de Goede stelde voor, nog
maals bij Provinciale Staten om subsidie
aan te kloppen. Men verwachtte daarvan
echter niet veel, zoodat dit niet geschieden
zal.
Na nog eenige opmerkingen van huis
houdelijk belang, werd de vergadering geslo
ten.
Niet ver van de plaats waar
onder de monumentale Nieuwe Leuvebrug,
de Maas iu de Leuvehaven stroomt, staan
vele armzalige woningen.
De nieuwere tijd met zijne prachtige
huizen, zooals die gevonden worden aan
den Boulevards, schijnt zich op een afstand
tt* willen houden van die woningen uit
een tijdperk, waarin de eischen voor het
leven bescheidener moeten ziju geweest, dan
in het tegenwoordige.
In eene groote stad is echter
geen hoekje zoo ellendig, zoo nauw,
zoo donker, of het herbergt nog leven
menschelijke wezens, die, door welke oor
zaak dan ook, daar willen wonen, of daar
moeten wonen, omdat het lot hen buiten
hun kring stootte en in armoede dompel
de.
Zoo huisde dan op de plaats, die wij
bedoelen in een dakkamertje het be-
scheidenste van alle dakkamertjes in de
buurt, eeu klein gezin.
Een zieke man lag bewegenloos in een
erbarmelijke bedstede op een stroomalras.
Hij had de tering en zijne nog jonge
vrouw staarde stil en droefgeestig Daar den
hoestenden mao, wiens lichaam zich wel
niet bewoog, maar wiens oogen echter nog
vol leven en gloed, ia de duisternis van
het kamertje flikkerden.
Een arm meisje, nog onbewust van haar
lot zat bij den haard en keek
nieuwsgierig naar het langzaam uitdovende
vuur.
Eene stilte, als die van den naderenden
dood, heerschte in de kamer van den eens
zoo krachtigen en levenslustigen arbeider,
aan wien, door de sedert zijne jeugd inge
ademde ongezonde dampen, een vroeg en
trenrig einde was bereid.
Hij en zijn kind, zij wisten het nog
niet, dat het einde onverbiddelijk naderde
maar de dokter had het aan zijne vrouw
gezegd, dat elke dag de dood kon bren
gen.
Zij had niets gezegd. Zij bad zelfs niet
geschreid. Zij wist nauwelijks dat zij
nog leefde, zoo weinig gevoel,
zoo weinig denkkracht was haar ge
bleven.
Dat nual t de armoede van den menscK
Het inner'ijk leven doet zij afster
ven.
De schadnwen van dec vroegen avond
kropen naar boven. Langzaam drongen
ze in het kamertje en hulden het in de som
berheid van den nacht.
Het bij den haard zittende kind, had
vermoeid zijn hoofdje tegen den wand ge-
eui'd en was ingesluimerd.
In het dakkamertje was het nu zoo
stil en donker geworden als in het graf.
Men hoorde er alleen het rollen van de
vrachtkarren op de straat beneden
en het- fluiten van de stoombooten op de
Maas.
Plotseling dringt een lichtstraal in het
kamertje. Buiten werd een lantaarn opge
stoken.
De vrouw schrikte en sloop geruisch-
loos, met schuwen blik naar den zieken
man en het kind. Zij legde dit, toen zij
zag dat het sliep, te bed in een hoek, op
stroo onder oude lappen. Dat was het le
gertje van de kleine.
Het onrustige oog van den zieke had
het gezien en zijne gedachten werden er door
wakker geroepen.
„Louise," zeide hij nauwelijks verstaan
baar.
De vrouw ging naar het bed van den man,
legde haar arm onder zijne schouders en
richtte het bovenlichaam zonder eenige in
spanning op, om hem jhet spreken gemakke
lijk te makeD.
„Hebt gij het loterijlot nog, Loui
se."
„Ja man."
De collega's van haren man, hadden
haar een twintigste lot in de staatsloterij
geschonken om haar te helpen. Het was
goed gemeend geweest, maar wat con
tant geld zou haar beter geholpen heb
ben.
Het was van daag de laatste trekkings-
di<g geweest en de honderdduizend was
er tot dezen laat sten dag ingebleven, zoo
dat de Hoofdprijs, de duizenden die wacht
ten, weder eens bij den neus had geno-
meo.
„Ik geloof Louise, dat wij zullen winnen,
en als wij winnen dan word ik weder ge
zond. Dan kan ik kalm leven, zooals de
dokter zegt, dat ik doen moet. Gij zult
vroolijk en gelukkig zijn. Wij zullen vleescb
eten, dan ben ik ook spoedig weer
sterk."
„Maar beste man," spreekt niet zooveel „doc-
ter heeft het verboden," smeekte de vrouw
wier hart van medelijden en droefheid beefde,
toen zij den koortsgloed op het voorhoofd van
haar man voelde.
De docter had gezegd, dat de zieke
voortdurend omslagen van ijs moest
hebben. IJsHoe er aan te komen
zonder geld P De medelijdende vrouw van
een vischhandelaar uit de buurt had er
aan geholpen en een slager zond van tijd
tot tijd wat afval van vleesch voor bouil
lon.
„Ik ben kalm, Louise," zeide de man,
„ge zult het zien, ik ben geheel kalm. Ga
naar beneden Louise en kijk bij de Zwaan
op de Vischmarkt na, hoeveel wij gewon
nen hebben. Het is vandaag de laatste
trekkingdag geweest, wij moeteu een prijs
hebben, ik weet dat zeker. Toe ga
gauw Louise en laat me uiet lang wach
ten."
Zij deed zwijgend een doek om en ging,
omdat zij wist dat tegenspraak haar man
nog meer zou opwinden.
De oogen van den zieke glinsterden, toen
hij de treden van de trap onder hare voe
ten hoorde kraken. Zijne vingers begon
nen op het beddelaken, een zenuwachtig
spel te spelen, zijne lippen trilden en fluis
terden
„Nu zult ge het spoedig ook weten,
wat ik reeds lang weet, dat wij een prijs
winnen. Wij zullen rijk zijn, zeer rijk. O,
ik behoef dan niet meer te werken en
Louise kan mooi gekleed gaan, als zij wil
en het kind ook en wij zullen het mooi
speelgoed koopen."
Wat hij verder zeide, ging verloren in
een onverstaanbaar murmelen, maar zijne
gedachten werkten voort. Het voorhoofd
bedekte zich met koud zweet en onrustig
bewoog hij zich heen en weer.
Plotseling bleef hij stil liggen. Hij zag de
kamer helder verlicht.
„Zijt gij daar Louise.
„Neen," zeide eene hem vreemde stem
eu hij meende een klein mannetje te zieD,
dat hem vriendelijk toeknikte. Onder den
arm droeg de kleine man een kistje, ge
vuld met goud.
Met de rechterhand hield hij den zie
ke een papiertje voor, waarop een groot
getal met veel nullen stond.
„Vrees niets en beweeg u niet," stelde
het mannetje hem gerust„zieken moeten
zich kalm houden. Ik ben een bediende
van het loterijkantoor en kom u berichten,
dat ge de honderd duizend hebt getrok
ken. Gebruik ze in gezondheid."
Hij zag den zieke nog eens vriendelijk
aan, keek op zijn gouden horlog en ver-
dweeu spoorloos en met hem het
licht.
De zieke staarde met zijne gloeiende
oogen weder in de duisternis, die slechts
afgewisseld werd door het phantasliscb
spelende licht ren den lantaarn bene
den.
Hij werd benauwd, hij meende te stikken,
heftig wierp hij het dek weg en richtte
zich met moeite op.
Akelig klonk de zagende ademhaling
door de ledige kamer, het kind kreunde iu
den slaap.
Hij luisterde. De Irsp kraakte. Hij
hooide di.t de deur geopend werd.
„Louise 1" riep met inspanning. „Koor
spoedig hier!"
Zij snelde verschrikt toe.
„Hij is hier geweest," fluisterde hij
haar geheimzinnig toe, „de honderd dui
zend heb ik ge n gelijk gehad Dicht
mij wat booger op. Zoo is het goed. Lucht
lucht
„Man houdt u toch kalm."
De vrouw schreide. Aan hare geoefen
de ooren ontging hel niet, dat er eene
verandering in het geluid der ademhaling
was gekomen. Zij vreesde dat het einde
was gekomen.
„Waar hebt gij het geld steunde hij,
„waarom geeft gij het mij niet
„Maar ik heb niets."
Gij hebt toch het geld, daf wij ge
wonnen hebben
„Wij hebben mets gewonnen, man."
„Gij zegt de waarheid niet," riep de
zieke en rukte zich met inspauning van
zijn laatste krachten los.
E r zij hem grijpen kon, uitte hij een
kreet en zijn lichaam viel machteloos ne
der.
Een tweede kreet volgde en met dezen
zonk de vrouw op het lijk van haar
man neder.
Het water van de Maas ruischte verder,
aliijd verder naar de zie en vermengde
zich daar met de eindslooze.
Beneden op straat klonk een kreet van
vreugde en boren in het dakkamertje, ver
mengde zich het snikken van de arme
vrouw met het zachte schreien van het
nit den slaap gewekte kind.
Zondagsblad KI. Gt. v. R.
Of hij ook opkeek. Eene
zangvereeniging in een stadja iu BadeD
heeft er, door misplaatste zuinigheid, haar
directeur heel leelijk in laten loopen. De
goede man had vijf-en-twing jaar aau het
hoofd van de vereeniging gestaan en die
heuchelijke gebeurtenis konden de leden
niet laten voorbijgaan zonder den jubilaris
eeu bewijs van hunne hoogachting te ge
ven. Men besloot den waardigen man een
bokaal te overhandigen en daar juist een
lid, die verkooper van zijn vak was, een
dergelijk voorwerp bezat, dat hij indertijd
als premie had gekregen en bij het voor
billijken prijs Banbood, kocht de vereeni
ging het. Op plechtige wijze en met al
lerlei eerebetron werd het huldeblijk over
handigd en de jubilaris was erg aangedaan
en daukte met een stem, trillende van
ontroering.
Toen de tnan te huis kwam eu hij het
geschenk eens nader bekeek, zag hij op
het voetstuk, keurig gegraveerd, het op
schrift
„Tweede prijs voor den zwaarslen Os.'
Onze tanden.
Onze tanden kunnen geen menschenle-
ven intê. Tenminste het mag maar een
betrekkelijk klein getal gebeuren, die zich
op zestig- enzeventig-jarigen leeftijd in een
goed gebit kunnen verheugen. Het meeren-
deel moet op die jaren al kabbelende en
knauwende het voedsel voor de maag ge
schikt maken. Tegelijk met den opbonw
van ons lichaam wordt ook de grondslag
gelegd van ons tandenstelsel, en nu mag
het waar zijn, dat velen op betrekkelijk
jeugdigen leeftijd een slecht gebit hebben,
omdat hunne tanden werden opgebouwd
uit grondstoffen, die niet deugden, die niet
de noodige vastheid hadden, wij voor ons
gelooven, dat menigeeD, die de lasten en
onaangenaamheden moet verduren, welke
slechte tanden en kiezen meebrengen, daar
van zelf de schuld beeft. Van de tien per
sonen zijn er wel negen, die aan een goe
de behandeling van hunne tanden niet
denken.
Hoe klein is het getal dergenen, die da
gelijks hun tanden behoorlijk zuiveren, het
zij met een tandenborstel of bjj gebreke
daarvan met een niet al te ruw stuk doek.
En dat is toch bepaald noodzakelijk. De
moeite op zich zelf is gering, en wie gere
geld eiken morgen bij het wasschen den
mond flink doorspoelt met water, is er ge-
he :l vrij van. Wie zijn tanden schoonhoudt,
kan er zeker van zijn, dat ze langer
zullen duren. Zeer dikwijls zijn onreine
tanden de oorzaak van een kwalijk rieken-
den adem en dat is voor allen in 't alge
meen, maar voor jonge menschen in het
bijzonder om wel te bevroeden redenen
minder aangenaam. Maar er is meer, waar
door men zijn gebit benadeelt. Hoevelen
hebben niet een puntig voorwerp, of wel
eene schacht van een veer bij de haud, om
onmiddellijk na 't gebruiken van 't een of
ander, daarmee achtergebleven voedseldeel-
tjes te verwijderen. Dat zijn voor het gebit
schadelijke gewoonten. Hoe meer men er in
steekt, prikt en wroet, hoe eerder wij ons
gebit zullen verliezen. Niet alleen bescha
digen wij daardoor het glazuur der tanden
maar door die herhaalde bewerking zullen
die op enkele plaatsen der kern bereiken.
Die openiugen zijn de vergaflrplaatsen van
veel vuil.
Dat vuil is moeilijk te verwijderen't
jegiut min of meer te rotten en tast de
nog gave deelen aan. Wie een zieke tand
geeft, of wel een kwade kies, hij late hem
dadelijk verwijderen, want anders zal het
bij die eene niet blijven, maar worden ook
de onmiddellijk naast hem wonende huur
lieden besmet en aangetast. Hoevelen zijn
er, die bij eenige pijn in tand of kies on
middellijk hun toevlucht nemen tot allerlei
scherpe, bijtende middelen Die middeltjes
zijn niet zelden de oorzaak, dat men de
heele boel bederft. Nog moeten we onze
tanden vrijwaren voor eene snelle afwisse
ling in warmtegraad. Al te groote koude
zoowel als overmatige hitte bederven de
tanden.
WTie alles naar linnen brengt, onverschil
lig of het gloeiend heet of ijskoud is, kan
er zeker van zijn, dat zijne tanden ver
sleten zijn, als zijn lichaam nog gezond
is. 't Is bij het slapen altijd aan te radeD, dat
men zooveel mogelijk den mond gesloten
houdtdit werkt ook heilzaam op ons
tandstelsel. Bij menschen, die met geopen-
den mond slapen, zijn de vochtige tanden
steeds in aanraking met de daartusschen
doorzuigende lucht, zeer tot nadeel van ds
tandei zelf. Eindelijk nog zijn er velen,
die de tanden maar altijd ts veel gebrui
ken als nijptangen, breek-of scheurwetk-
tuigen. Noten kraakt men er mede, draden
trekt men er mede af, touw wordt er mee
stuk getrokken, knoopen in touwen wor
den er meê losgemaakt. Nu ja, dat alles
kan maar dit is zekerwie het geringst
aan al die tanden plagerij doet, is er, wat
zijn gebit betreft, het best aan toe. 't Is
waar, de tanden zijn altijd bij de hand, om
genoemde werkzaamheden te verrichten,
maar daarvoor hebben we wel andere werk
tuigen en als we deze daarvoor bezigen,
hebben we onze tauden en ons zelf een
goeden dienst bewezen. Ouze tanden kun
nen onze spijzen knippen en onze kiezen
kannen die fijn malen, maar meer kunnen
ze ook niet.
Moed. Wat van andere
woorden geldt, in dubbele mate van het
woord „moed", namelijk dat het voor
zeer uiteenloopende gevallen wordt gebezigd,
en het zelden ook in ten eenenmale ver
keerden zin wordt gebruikt.
Moedig, bijvoorbeeld, heet hier de waag
hals, die zonder eenige noodzaak zijn le
ven in gevaar steltterwijl men daar
moedig prijst, wie onopgevoed en onbe
scheiden, tegenover ieder denzelfden hoogen
toon dnrft aanslaan en zonder eenige zelf-
beheersching ailes uitflapt, wat hem voor
den mond komt.
Ten onrechte natuurlijk I Immers tus
schen waaghalzerij en brutaliteit aau den
eer,en kaut, en werkelijken moed teran-
derer zijde, gaapt een zeer breede en zeer
diepe klove.
Wie dan door ons met reden „moedig"
genoemd mogen worden De krijgsheld,
die, in spijt van doodende kogels en blik
semende zwaarden, den naderenden vijand
tegemoet sneltde zeevaarder, die, on
danks loeiende stormen en ziedende golven,
den breeden oceaan oversteektde brand
wacht, die, in weerwil van zengende hitte
en verstikkenden rook, aan de verterende
vlammen haar prooi zoekt te ontrukken.
Ja, deze allen, en nog zoovelen, hun
gelijs, zijn moedig.
Doch zij niet alleen! Immers, is er een
moed, die durft, daar is ook een moed,
welks rosin is, dat hij duldt.
Of zou er geen moed toe noodig zijn,
dag in dag uit, altoos en altoos wederom,
dezelfde pijn te verduren, hetzelfde lijden
te lijden Zou het geen moed vragen, in
vrede samen te leven met eenen, wiens
slecht humeur, wiens lichtgeraaktheid en
balsturigheid als zoovele scherpe punten
z\jn, welke telkens en telkens opnienwons
wonden Zou er geen moed noodig zijn,
om, trots allerlei miskenningen teleurstel
ling, die het volvoeren van onzen plicht
met zich brengt, toch dezen getrouw te
blijven, zondereen duimbreed ter rechter—
of ter linkerzijde af te wijken
Moed om te durvenmoed om te dulden
jabeide komen voor en na te pas. Wel
ke van de twee het hoogst staat Of nog
beter welke van beide wel de meeste ze
delijke kracht vereischt Beantwoorde ie
der die vraag eens voor zich. Doch reeds
sta hier de zeker niet verwerpelijke opmer
king, dat wij als Christenen in Jezus een
voorbeeld hebben, ook van den hoogsten
zedelijken moed. Welk een kracht bij hem I
Geen dreigend gevaar hield hem terug
van hetgeen hij zijn plicht rekende. Hou
den wij dat voorbeeld altoos voor oogen
Nieuw Leven) p. y. d. y.
De elleude in Rusland.
Een correspondent van de Daily Te-
legraph te Petersburg heett eeu onderhoud
gehad met een staatkundig „verdachte",
die naar algemeen aangenomen wordt,
doch de politie kan geen bewijzen
tegen hem vinden geheel op
de hoogte is van de bewegingen
der nihilisten. Deze deelde hem "mede,
dat in den nfgeloopen herfst het plan be
stond een algemeenen opstand onder de
plattelands-bevolking te verwekken. Indien
dit plan volvoerd ware, zouden algemeen
geachte personen ziek aan het hoofd der
beweging hebben geplaatst. Het zijn niet
meer alleen anarchisten, die opkomen te
gen de treurige levensomstandigheden der
boereu en werkliedenbij de ontevredenen
hebben zich aanzienlijke, godsdienstige per
sonen aangesloten, die ingezien hebben, dat
de ontevredenen het recht aan hun zijde
hebben. In het groote czarenrijk lijden
millioenen honger tengevolge van den druk
van een onnoodig groot leger en een uit-
gebreiden overbodigen stoet van ambtena
ren. Een duivelachtige onderdrukking heeft
het volk tot wanhoop gebracht en het
gevolg daarvan is, dat de geheime genoot
schappen onrustbarend in aantal toenemen
en de aanslagen veelvuldiger zullen wor
den.
De Daily Telegraph merkt bij deze
mededeelingen op, dat de nieuwjaarsrecep
tie uitgesteld is, wijl men te Petersburg
een wanhoopsdaad der anarchisten vreesde.
Bij de huiszoekingen in Frankrijk waren
papieren gevonden, waaruit de mede
plichtigheid van vele Russen en van on-
lsngs te Petersburg aangekomen vreemde
lingen bleek. De Fransche politie achtte
deze bescheiden van zoo groot gewicht,
dat ze door een vertrouwd persoon nsar
Petersburg gebracht werden.
In verband hiermede is het politietoo