Gemengd Nieuws. wezens onze medemenschen zijn voor wier zedelijke achterlijkheid wij allen solidair aansprakelijk zijn. dat oogenblik is nog zeer ver verwijderd. Laat ons niet overdrijven, door die ver antwoordelijkheid uit te breiden buiten re delijke grenzen. Met de afzonderlijke ge vallen van barbaarschheid hebben we na tuurlijk niets te maken. Geen onzer kan het help;n, dat een deugniet, die geprikkeld door zijne ruwe hartstochten, met de maatschappij in bot sing is geraakt, op zeker tijdstip een laf- hartigen moordaanslag pleegt. Dat een zoogenaamd beschaafd man, na jaren lang vertrouwen te hebben genoten, op een maal daarvan misbruik maakt en met de spaarpenningen van honderden de vlucht neemt; ons kan men en ons zeiven kun nen wij evenmiu daarvan een verwijt ma ken. Schijnt het tegenwoordig, dat men- schenlevens weinig meer in tel zijn, de- wijle de onbeduidendste twisten soms met revolverschoten en messteken worden be ëindigd, aan ons ligt het niet, dat woest geweld zoo vaak den boventoon voert. Maar dat het nog zoo is, strekt tot verwijt aan allen, die vóór ods hebben ge arbeid aan hun maatschappelijke taak, en dat het er nog zoo weiuig beter op wordt, dat hebben wij ons aan te trek- ken. Vooreerst moeten we de dingen in het ware licht stellen. Er wordt nogal hoog opgegeven van de hedendaagsche bescha ving de bewonderaars der negentiende eeuw, hun getal slinkt wat sedert ook het pessimisme zijn grove stem in het koor heeft gemengd, staan volstrekt niet ver legen als gij hun vraagt waarin dan toch wel de voortreffelijkheid van dezeD en den laatst verloopen tijd bestaathonderd fei len voor één. Maar let wel, al die vorde ringen betreffen slechts zaken van af wisselenden en voorbijgaan den aard, of, zoo zij een blijvend karakter dragen gelijk bet geval is met den vooruitgang op weten schappelijk en op industrieel gebied, dan hebben zij toch meest betrekking op de uiterlijkheden der maatschappij. Dat we nu onze gedachten kunnen overplanten met de snelheid van het he melvuur, de uitdrukking er van in zicht baren vorm kunnen verveelvoudigen bij duizendtallen in een punt des tijas, is een groot voordeelmaar zijn daardoor die ge dachten reiner, verhevener geworden en meer W8ard om te zijn voortgeplant en aan een massa onzer broeders en zusters medegedeeld? Dat we tal vau levens „be- noodigheden' zullen we maar zeggen, in vroeger tijd onbekend, kunnen bekomen met weinig moeite, is waar, doch le ven we daarom werkelijk aangenamer, ge zelliger, meer opgewekt, dan de vaderen die van vele dier zaken het toekomstig bestaan niet konden vermoeden Het komt ons alzoo voor, dat de werke lijke vooruitgang, die de menschheid ver wijdert van haar oorspronkelijke barbaarsch- hèid, niet ligt in datgene, waar men ge woonlijk meent haar te kunnen aanwijzen. Uitvindingen en ontdekkingen, nieuwe toepassingen van natuurwetten, verhoogde aanwending van beter georganiseerde ar beidskracht, we hebben voor dat alles den diepsten eerbied, en zullen steeds belang stellen, ons verhengen zelfs in eiken stap, verder in deze richting afgelegd, maar voor het wezen der beschaving is het slechts middel. Wil men nagaan, hoe groot de afstand is, die ons scheidt van het oer-menschelijke, van de alleenheer schappij der ruwe eu teugellooze kracht, die, hetzij in het voorbijgaan even opge merkt, in onzen tijd weer door enkelen gepredikt wordt als het toppunt van prac- tische levenswijsheid dan moeten we den blik laten gaan over de wereldgeschie denis, niet alleen letten op de uit wendige feiten, maar uit deze den geest bespeuren die ze bezielde. Dan moeten we vragen in welk opzicht zijn de on derlinge betrekkingen der menschen beter, hartelijker geworden, onder den invloed detgenen, die meer dan anderen besef hadden van de ware roeping van ons ge slacht, en wat is er gedaan, dat ons ver trouwen kan schenken op de toekomst? Wie daarover ernstig nadenkt, zal tot de overtuiging geraken, dat de Moriaan niet meer heelemaal pikzwart is. Er komen hier en daar lichte tintjes voor den dag. Wij hebben, bijvoorbeeld, geen slaver nij meer, geen wettelijk geoorloofde onder drukking van de vrouw. Ouders mogen hun kinderen niet meer voor een brandof fer den goden aanbieden, en ze ook niet meer verkoopen. Edelmoedigheid wordt niet meer gerekend een schandelijke zwak heid te zijn. Als er eens oorlog is ge voerd, dau worden de gevangeuen niet meer naar de slachtbank gebracht. Dief stal komt niet meer voor eer waardee- rende beoordeeling, als bewijs van slimheid, in aanmerking. En zoo zijn er nog een aantal dingen op te noemen, waaruit we zonder aan de bescheidenheid te kort te doen, mogen afleiden dat we niet meer staan vlak bij het begin der baan, die de barbaarschheid als punt van den uitgang, de zedelijke beschaving, de volmaking, dooi bet Christendom als eenig nummer van zijn programma aanbevolen, tot eind doel heeft. Maar I hoe dicht zijn we nog „aan meetWat is er in ons maatschappe lijk, iD ens individueel leven nog ontzag lijk veel, dat des oermenschen behoort Hoe bekrompen zijn nog onze begrip pen van recht, van waarheid, van eer Wat wordt er nog gelogen, wat gelas teed, hoeveel gruwelijke wreedheden wor den er Dog gepleegd in de wereld 1 En als we nu terecht beweren dat wijzelven, gij en wij, ons aan die leelijke dingen niet zoo heel erg schuldig rekenen, eilieve, laat ons voorzichtig zijn indien we eens in omstandigheden verkeerd hadden of nog verkeerden, die ons er tce brachten de gewone zelfbeheerscbing kwijt te ra ken En nu nog alleen deze opmerking, die eigenlijk onze gansche maatschappelijke roeping tracht te resumeeren Het kwaad, dat de wereld vervult, dat moeten wij pogen te doen verdwijnen. De onmetelijke omvang van dien arbeid mag ods niet weerhouden, er voortdurend ODze krachten aan te wijden. Zelts de afschuwelijkste on dervinding mag ons aan het welslagen niet doen wanhopen. De Moriaan moet zijn hnid veranderen, de barbaar zal mensch worden. R. Nbld. In bet jaar 1771 wa» Gale- veston lsland (Amerika) do verblijfplaats en het hoofdkwartier vsn den wereldberueh- ten zeeroover Lafitte en zijne bende. Het heette toen Campeachy lsland. Aan deze eenzame knst bracht de zee roover de gestolen goederen, begroef er zij ne schatten en maakte er zijne gevange nen af. Voor onze tegenwoordige Ameri- kaanscbe philantropen is het sangenaaui te weten, dat Jean Lafitte nooit een gehange ne opat, als bij ze kon ophangen of dood schieten. De koene roover in de Spaanscbe wate ren was een man van fijne, hoffelijke ma nieren, in groene uniform met een muts van ottervel; men beeft beweerd, dat Lafitte een man was van dichterlijke temperament, bedrog en listen niet kennende. Deze waar heid is zeker sterk met verdichting ge mengd, wat de volgende feiten aanwij zen. Toen de Engelschen New-Orleans wilden aanvallen, zond Commodore Percey, hun bevelhebber, de oorlogsbrik „Sofia" naar Lafitte en bood hem eene aanstelling aan in de vloot, benevens 1000 pond sterling voor zijne hulp bij den aanval cp New- Orleans. Lafitte stak het geld in den zak en zei- de, dat hij deo volgenden dag zou komen, om de vijandelijkheden te beginnen. Ja, hij ging zoover, te zeggen, dat hij het New-Orleans, heel heet zou maken. In denzelfden nacht echter, ging Lafitte naar den gouverneur van Louisiana en bood hem zijn diensten tegen de Britten aan, ouder voorwaarde van algebeele kwijtschel ding van siraf voor zijne vroegere misda den tegen de Vereenigde Staten. Dit aanbod werd aargenomen en Lafit te en de zijnen vochten met zulk een succes tegen de Engelschen, dat het tegen hen door Lafitte gepleegde bedrog, ncoit onder zocht is kunnen worden. De geschiedschrijver kan hieruit leeren, dat bedrog niet maar van gisteren is, doch eene gewoonte van de Amerikanen, die eer waardig is door de schimmel van de oud heid. „De onafhankelijke Zedenleer in do praktijk.' Onder dit opschrift lezen wij in de Limb. Koerier de volgende opmerkingen, welke o. i. waard zijn overdacht te wor den. „De Parijsc.he pers", zoo schrijft men daar, „heeft zich dezer dagen bezig gehou den met een voorval, dat inderdaad ernsti ge overweging verdient. Dat enkele feit toch toont duidelijker en treffender dan de over tuigendste redeneeringeii aan, waar de zoo genaamde onafhankelijke zedenleer, die van God noch gebod hooren wil, den mensch heenvoert. Het geval is het volgende in den nacht van Zondag op Maandag hebben drie per sonen, vader, moeder, en dochter, zich ge- zamelijk door zelfmoord het leven benomen. Was het ellende of honger, die hen tot deze wanhopige daad dreef? O neeD, het was een koelbloedige, kalm overlegde toe passing van de moderne wereldwijsheid, die den mensch veroorlooft, als het leven hem niet langer bevalt, er eenvoudig een eind aan te maken. De heer Caubet, 70 jaar oud, was ma kelaar in assurantieszijn vrouw make laarster in diamanten hun drie-en-twintig jarige dochter gaf piano- en teekenles. Het gezin bewoonde in de rue des Martyrs te Parijs een woning van 1200, volgens an deren 1580 francs huur. Met de gezame- lijke inkomsten scheen men dus best te kun nen rondkomen. Maar wat was het geval De heer Canbet was voorzitter van het radicaal—socialis tisch comité van het IXe arrondissement en lid van de schoolcommissie. Aan die titels kan men wel zien dat hij druk aan politiek deed. Daarbij was hij op en top vrijdenker, zooals van ie mand, die zulk een gewichtige politieke rol in zijn wijk vervult, wel te verwachten was. Ondanks ziju democratische denkbeelden droomde hij van tortuin en aanziendaar om had hij aan zijn dochter een fijne ar tistieke opleiding laten geven, die haar een beroemde naam en voordeeltjes van tentoonstellingen of schouwbnrgeu moest aanbrengen. Het kleine gezin, waarvan al de leden geld verdienden, leefde er goed, zelfs royaal van orde of spaarzaamheid is natuurlijk voor de vrome, eenvoudige burgerluidjcs. Daarbij zal de politiek van den ouden heer wel eens afbreuk gedaan hebben aan zijn makelaarsaffaire. Zeker is het in elk geval, dat de haurtermijn van Januari verscheen. zonder dut er geld in kaz W6S om te betalen. Men was zcl.s al twee term'jDen ten aclitir. De posi'ie kon netelig worder, maar ho peloos was ze toch Dog niet. De huisheer toonde zich niet lastig; hij had zelfs ern uitstel van zes maanden loegestaaa, om de schuld af te doen. Wat er nog aan gereed geld voorhanden was, zou met de opbrengst der overtollige meubelen wel voidoende zijn geweest, om zich voorloopig te redden. Maar onze politicus, voorzitter van het radicaal-socialistisch comité tn lid der schoolcommissie, droeg bet hart nogal hoog; hij verkoos niet van de welwillendheid van den huisheer te profiteeren en wilde evenmin dat ziju geldgebrek telend werd. Zijn vrouw had een broer, Fouqmt met name, een bekend juwelier uit de aveneue de 1' Opéra. Men besloot zich tot hem te wendeo, om het toodige geld voor de be taling der hoor 'e krijgen. Daar dit al voor deo tienden of twintigsten keer was, wei gerde Fonquet. Toen Dam het gezin Set besluit, zich eenvoudig door zelfmoord van alles af te maken. Maar dit moest met groots plech tigheid en ophef gebeuren. Er werd een doodenmaal gehoudtn met oesters, cham pagne en wat verder tot een fijn diner be hoort. Er werden brieven rondgestuurd aan de vrienden en bekenden om hun kennis te gaven van het beslnit der familie; er werd een olograpisch testament opgesteld, waarin een burgerlijke uitvaart met lijkverbranding werd geëisebt. Nadat voor dit alles gezorgd was, trokken de heer en mevrouw Caubet en hun dochter hun siaatiekleeren aan de moeder een japon van zwarte kant; hel meisje haar wit baltoilet. Met hnn drietjes legden zij zich naast el kander op twee matrassen in den salon. En na eerst j wat landanum ingenomen te hebben, staken zij de komforen m :t houts kool aan. Eenige uren daarna waren ze dood. De vreeselijke les, die nit deze treurige geschiedenis te trekken valt, ligt voor de hand. Het is deze: dat de onafhankelijke zedenleer, die men voor het Christelijk ge loof in de plaats denkt te stellen, wel ge makkelijk te beoefenen is als alles naar wensch gaat, maar dat zij den mensch hul peloos in den steek laat, zoodra hij hulp noodig heeft om den tegenspoed het hoefd te bieden. De genoemde heer Fouquet, wien men zijn hardvochtigheid verweet en dien men zelfs voor den afloop aansprakelijk wilde stellen, heeft in korte woorden de moraal der geschiedenis aangegeven. „Zij hebben zich van kant gemaakt," zei hij, „Ditt om aan den honger te ontkomen, maar aan een moeielijkheid te ontsuappen, die hen in hun trots, in hun eigenliefde kwetste, en omdat moeder en dochter zich niet wilden verlagen tot eerzamen arbeid, dien zij beleedigend achtten voor haar waardigheid. De opvoeding, die Caubet heeff laten geven aan zijn dochter, aan die arme JeaDne, ie de ware oorzaak van dit verschrikkelijke drama." En zoo is het. lladden de Caubels in plaats van naar de onafhankelijke zeden leer hun hartstochten en begeerten den vrijen teugel te laten, hun dwaze eer— en praalzucht wat ingetoomd, zij zouden voor eerst niet zoo licht in geldelijke moeielijk- heden zijn geraakt, en als dat buiten hun schuld het geval geweest was, zoudeD zij stel lig in het plichtbesef en het vertrouwen op de Voorzienigheid kracht hebben gevonden om het menschelijk opzicht te trotseeren en zich door spaarzaamheid en arbeid er weer boven op te werken. Wij vragen ons met huivering af wat er van de wereld moet terecht komen als die zoogeuaamde onafhankelijke zedenleer meer en meer iu practijk mocht worden gebrachteen toomelooze ongebondenheid van alle hartstochten en de zelfmoord tot bekroning, zoodra de botviering diei lusten wordt gedwarsboomd, ziedaar, wat de menschelijke maatschappij ons op 't laatst moet te aanschouwen geven. Het is de morale indépendanle en action, de onaf hankelijke zedenleer iu practijk. H. Bruin brood. Dr. J. R. Allinson, de bekende Engelsche hygiënist, zegt over het bruin brood o. a. het vol gende „Jonge kinderen dienen als eenig voedsel bruin brood en inelk gegeven te worden het bevordert het tanden krijgen en het kind zal met dit voedsel groot en sterk en opgewekt worden. Wanneer kinderen en jongelieden slechts wittebrood eten, hebben zij aanleg voor Engelsche ziekte, krijsen zwakke beenen en kippenborsten. Bij gebruik van bruin brood bestaat er niet zooveel behoefte aan vleeschvoeding en zal men minder geneigd zijn tot over matig drankgebruik. Zoogende moeders dienen bruin brood te etenhet gebeurt vaak, dat zij haar tanden verliezen of been verzwakking krij gen, daar het te veel voedsel vergt. At men dit brood, dan was dat kwaad ver holpen en zoude het kind eveneens spoe diger tanden krijgen en kunnen IcopeD. Ouden van dageu moesten steeds bruin brood eten, omdat het bevordelijk is voor de spijsvertering en het „constipatie" (verstoppingen) voorkomt, die op hoogen leeftijd bepaald gevaarlijk zijn, omdat een moeielijke stoelgang oorzaak kan zijn van het springen van een haarvat in de her senen m. a. w. een beroerte veroorzaken. Oude lieden, die bruin brood eten, worden niet zoo spoedig stijf en s'.ram als wittebroodeters. De laatsten nemen te veel kalkzuuten op die, om de gewrichten zich afzettend, maken dat meD voor den tijd stijf is. Een dotje van een doenter. Te Berlijn is een drie en twintig-jarige dochter van een restauratie—houder in het Noorden der stad ervan doorgegaan, liefst zeven en twintig-duizend golden in pa pieren van waarde van haar vader mede nemende. Het jonge meisje was dor.dtrdag vroeg van huis gegaan en toen zij na ver loop van vier uren niet nas teruggekeerd, begon de vader argwaan te koesteren hij het nazien van zijn kas, deed hij de verpletterende ontdekking dat met zijn dochter ook "alle spaarpenningen waren verdweoen slechts f 250 iu contant geld had de juffer achtergelaten. Een dadelijk in 't werk gestelde poging om te beletten, dit de papieren werden verzilverd, mis lukte, want de lieve dochter had de p-i- pieren inmiddels bij den bankier van haar vader, onder voorwendsel dat zij uit zijn naam kwam, iD klinkende munt omgezet. Van het meisje is tot nog toe geen spoor gevonden, E e n r ij k e n goedman, w ij len de heer T. H. Adam te Newport, heeft overwegende dat ééne kloeke daad vele raillioenen van woorden overtreft bij testament eene som van 50,000 be schikbaar gesteld tot bevordering van theoretisch cn practisch landbouwonder wijs. Het beschimmelen van ingemaakte vruchten voorkomt men daar door, dat men na het inkoken ervan, ter wijl men de lucht afsluit, de bovenste laag met een in sterke rhuin of cognac gedrenkt papier bedekt en de bus weer zorgvuldig sluit. Naar aanleiding van de pogingen, door de Engelsche regeering ge daan, om uitlevering te verkrijgen van den heruchten oplichter Jahez Balfour, deelt de Daily News het volgende mede Voor eenige jaren omstreeks 1882 of 84 ging een beambte van een bank in Engeland, er met de kas van door; hij vluchtte uaar Argentinië en wist zoo aan de vervolging der politie te ontkomen. Dat verdroot deo directeur van Scotland-Yard en hij zon op middelen, om den vluchte ling te achterhalen. Een bekwaam detecti ve werd naar Buenos-Ayres gezonden. Deze had spoedig den ontrouwen kassier opge spoord, die op het land was gaan wonen en zich op de schapenteelt toelegde. De detective had zich spoedig zoo in de vrien- schap van den vluchteling weten in te dringen, dat deze er volstrekt geen be zwaar in zag een uitstapje met hem naar Buenos-Ayres te maken. Daar lag een Biitsch oorlogschipweldra was kennis gemaakt met den kapitein en deze noodigde den detective uit tot een souper en een bal aanboord, er bijvoegende dat zijn Engelsche vrienden volgaarne welkom zouden zijn als hij die meebracht. De detective bracht het verzoek over aan zijn vriend, den gevluch- ten kassier en gaarne nam deze de invi tatie aan. Doch toen de avond van het leest kwam, en de boot klaar lag om de heeren aan boord te brengen, kreeg de ge vluchte kassier in eens veel minder plezier in het bezoek. „Neen", zeide hij, „neen waarde X* (en tot groote verwondering van den detective Doemde hij deze bij zijn wa ren naam, die hij in Argentnie nooit ge bruikt had,) „ik denk dat het naar boord gaan heel gemakkelijk wezen zal, maar het weer aan wal gaan daar zit 'in de kneep. Nootlottige vergissing. Drie grieplijders in de San Gil kazerne te Madrid werden dezer dagen de slachtoffers eener treurige vergissing. De officier van gezondheid van het regiment begaf zich, na de lijders onderzocht te hebbeu, naar de apotheek, om zelf een geneesmiddel voor ziju patiënten te bereiden, maar be diende zich bij vergissing van een flesch carbolzuur. Hij was daarna er bij tegenwoor dig, toen men het geneesmiddel aan de patiënten toediende. De uitwerking was snel en verschrikkelijk. Bij onderzoek der ge bruikte flesschen bleek, welk een schrome lijke vergissing begaan was. Dadelijk wer den alle pogingen in het werk gesteld, om de werking vau de bijtende vloeistof, die deu lijcers vooral vreeselijke maagpijnen bezorgde, tegen te gaan. Een dragonder bracht er echter het leven niet af. De onoplettende geneeskundige zal zich voor deu krijgsraad moeten verantwoor den. Een dokter, die de zieken een goed voorbeeld geeft. Voor eenigeu tijd vierde de geneesheer Borsy, te Harre, zijn honderdsten geboor tedag. De oude heer is vlug en vroolijk en zoo slank als een denneboom. Een dag bladschrijver vroeg hem naar het geheim vau zijn leven. „Ik ben een bepaald vijand van 6en voorgeschreven manier van leven', gaf de oude geneesheer ten antwoord, „ik tenminste doe daar niemendal aan, mijn lijfspreuk is „Van alles iets, maar niets bovenmatig. Ik sta iederen dag, zomer en winter om zeven uur opscheeren doe ik zeiven, want ik heb geen tijd om op den barbier te wachten en dan ga ik uit om mijn patiënteB te bezoeken. Sedert gerui- men tijd heb ik het rijden in een rijtuig, dat mij vermoeit, opgegeven. Ik ga te voet en enkel als 'tleelijk weder is of er sneeuw op de stralen ligt, maak ik vaD de tram gebruik, maar dit behoort toch tot de uitzonderingen. Vandaag zelts, op mijn verjaardag, ben ik sedert zeven uur op de heen en ik heb tot van middag visites getnaak. Toen ik te huis kwam, heb ik een oude kip gegeten." „Drinkt u koffie?" vroeg de dagbladschrijver. „Of ik koffie driuk Dat zal waar zijn, dat is zcowat een hartstocht van me. In de ko loniën dronk ik wel veertig koppen per dag. U ziet daaruit, dat koffie geen vergift is, zeoals sommige doctors beweerd hebben. Ik heb altijd een uitstekende eetlust ge had en ik mankeer geen enkelen tand." Toen hij dit zeide lachte de grijsaard en tusschen zijn kersroode lippui kwamen twee rijen prachtige witte tanden te voor schijn. „Is u nooit inuwleveu ernstig ziek geweest „Ik ben nooil ziek ge weest en ook niet weten, wat rheumatiek of jicht is, als ik dat niet bij mijn patiën ten te zien kreeg. Aan mijn oud lichaam mankeert niels, met een enkele uitzondtringsedert vier jaar heb ik een oog verloren of eigenlijk gezegd heeft een collega het mij ontnomen. Het is het linker. Ik had cr een lichte ongesteldheid aan en liet een collega roe pen, die van het oog zijne bepaalde stu die heeft gemaakt en dien ik dus ten vol le meende te mogen vertrouwen. Niettegen staande ik het niet met hem eens was, sphreef hij bloedzuigers voor. Acht dagen later was ik een éeDoogige. Hoe de oude heer Borsy met zoo eigen aardige opvattingen, ziju patiënten wel behandelt is eeu vraag die de dagbladschrij ver vergat te doen. Om de hennen des winters too goed als in den zomer te doen leggen. Verzamel gedurende den zomer jonge netelplanten en laat ze goed drogen. Wan neer gij in den winter die netelen in lauw water weekt en ze dan met aardap pelen, rijst, en zemelen mengt, zullen de hen nen zeer vroeg leggen. Te Londen stierf dezer da- gen jonge tapper, Alfred Axter, tenge volge van eenige valsche tanden, die hij een jaar geleden ingeslikt had in een hoestbui. Bij de lijkbeschonwing bleek een verzwering in de maag te zijn ont staan. Te StarajaRoussa (Rusland) was onlangs een jonge dame, gravin Schalyty, overleden, naar men dacht. Haar dokter twijfelde echter, of zij wel dood was. Men wachtte zeven dagen. Toen het meisje iD dien tijd geen teeken van le ven had gegeven, riep men verscheidene geneesheeren samen tot een consult, en allen verklaarden, dat de jonge gravin dood was. Op aandringen van den huisdokter wachte men nog drie dagen met de begra- venis, doch op den tienden dag ging men daartoe over. Maar juist toen de kist in het graf werd neergelaten, hoorde aen daarin flau we kreten en gesteun. De kist werd onmiddellijk opengemaakt en nu bleek het, dat de huisdokter gelijk had gehad en dat het meisje slechts schijn dood was geweest. De doodgewaande was spoedig volkomen hersteld, en zij hoopt bij haar zestien jaren nog op een lang leven. Het dezer dagen verschenen bulletin van het Duitsche Kais. Gesund- heitsamr te Berlijn geeft nader bericht betreffende de cholera in Bel gië. Nadat in de Novembertnaand nog slechts enkele sporadische gevallen van cholera in België voorgekomen en in De cember de ziekte geheel geweken werd ge acht, brak in de eerste week van lauua- ri de cholera opnieuw uit in Namen, Hoey en Luik. Daaronder kwamen verscheidene sterfgevallen voor. Men ge looft dat de ziektekiemen uit het ten vo rige jare besmette bekken van Charleroi door de Ssmbre zijn aangevoerd en in de Maas geiaakt, van wa»r zij de genoemde plaatsen hebbeu hesmet. In de 2e helft van Januari breidde de ziekte zich ook in de provincie Belgisch Limburg uit, waar te St. Troud op 18 Januari reeds 15 ziektegevallen met 11 sterfgevallen waren geconstateerd. Het bl ij kt nu, dat de cho- lera-epidemie te Namen het gevolg is van talrijke gevallen, in den laatsten herfst te Charleroi voorgekomen. Sommige zaken uit de ziekenkamers kwamen in de Sanibre eu de kiemen werden door de rivier me degevoerd, met het gevolg, dat de ziekte no op verschillende plaatsen tusschen Na men en Charleroi heerscht, te Namen in de volkrijke en vuile wijken. Tot diusdag waren 50 ziekte- eu 32 sterfgevallen voor gekomen. In een ordonnantie van 1524 betreffende het gedrag der groote heeren aan het hof van Brandenburg vindt men voorgeschreven dat: 1. De heeren aan het hof moeten komen met een zindelijk buis en gepoetste laarzen en niet dronken zijn als zij Zijne hoogheid begroeten 2. Niet na ieder hapje moeten drinken, want dan worden zij „te vol"; 3. Niet de handen in den schotel moe ten steken of de afgekloven beentjes er weer opleggen, noch deze schier de tafel gooien 4. Niet hnn vingers aflikken, op hun bord spuwen of met het tafellaken hun ceus snuiten; 5. Niet zoo „beestachtig' drinken, dat zij van hun stoelen vallen. Gezellige toestandeD. Te Ronda, bij Malaga, in Spanje, werd de rijke grondeigenaar Juan Gastano door vijf te paard zittende straikroovers mede- gesleurd. De boeven eischten een hoog los geld en en gaven in een brief, dien zij aan den commandant van den burgerwacht schreveD, als verontschuldiging te kennen, dat zij enkel door den nood eu 't gebrek, die in de geheele prrvincie heerschen, tot

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 6