Gemengd Nieuws.
wezens onze medemenschen zijn voor wier
zedelijke achterlijkheid wij allen solidair
aansprakelijk zijn. dat oogenblik is nog
zeer ver verwijderd.
Laat ons niet overdrijven, door die ver
antwoordelijkheid uit te breiden buiten re
delijke grenzen. Met de afzonderlijke ge
vallen van barbaarschheid hebben we na
tuurlijk niets te maken.
Geen onzer kan het help;n, dat een
deugniet, die geprikkeld door zijne ruwe
hartstochten, met de maatschappij in bot
sing is geraakt, op zeker tijdstip een laf-
hartigen moordaanslag pleegt. Dat een
zoogenaamd beschaafd man, na jaren lang
vertrouwen te hebben genoten, op een
maal daarvan misbruik maakt en met de
spaarpenningen van honderden de vlucht
neemt; ons kan men en ons zeiven kun
nen wij evenmiu daarvan een verwijt ma
ken. Schijnt het tegenwoordig, dat men-
schenlevens weinig meer in tel zijn, de-
wijle de onbeduidendste twisten soms met
revolverschoten en messteken worden be
ëindigd, aan ons ligt het niet,
dat woest geweld zoo vaak den boventoon
voert.
Maar dat het nog zoo is, strekt tot
verwijt aan allen, die vóór ods hebben ge
arbeid aan hun maatschappelijke taak, en
dat het er nog zoo weiuig beter
op wordt, dat hebben wij ons aan te trek-
ken.
Vooreerst moeten we de dingen in het
ware licht stellen. Er wordt nogal hoog
opgegeven van de hedendaagsche bescha
ving de bewonderaars der negentiende
eeuw, hun getal slinkt wat sedert ook
het pessimisme zijn grove stem in het koor
heeft gemengd, staan volstrekt niet ver
legen als gij hun vraagt waarin dan toch
wel de voortreffelijkheid van dezeD en den
laatst verloopen tijd bestaathonderd fei
len voor één. Maar let wel, al die vorde
ringen betreffen slechts zaken van af
wisselenden en voorbijgaan den aard, of, zoo
zij een blijvend karakter dragen gelijk bet
geval is met den vooruitgang op weten
schappelijk en op industrieel gebied, dan
hebben zij toch meest betrekking op de
uiterlijkheden der maatschappij.
Dat we nu onze gedachten kunnen
overplanten met de snelheid van het he
melvuur, de uitdrukking er van in zicht
baren vorm kunnen verveelvoudigen bij
duizendtallen in een punt des tijas, is een
groot voordeelmaar zijn daardoor die ge
dachten reiner, verhevener geworden en
meer W8ard om te zijn voortgeplant en
aan een massa onzer broeders en zusters
medegedeeld? Dat we tal vau levens „be-
noodigheden' zullen we maar zeggen, in
vroeger tijd onbekend, kunnen bekomen
met weinig moeite, is waar, doch le
ven we daarom werkelijk aangenamer, ge
zelliger, meer opgewekt, dan de vaderen
die van vele dier zaken het toekomstig
bestaan niet konden vermoeden
Het komt ons alzoo voor, dat de werke
lijke vooruitgang, die de menschheid ver
wijdert van haar oorspronkelijke barbaarsch-
hèid, niet ligt in datgene, waar men ge
woonlijk meent haar te kunnen aanwijzen.
Uitvindingen en ontdekkingen, nieuwe
toepassingen van natuurwetten, verhoogde
aanwending van beter georganiseerde ar
beidskracht, we hebben voor dat alles den
diepsten eerbied, en zullen steeds belang
stellen, ons verhengen zelfs in eiken stap,
verder in deze richting afgelegd, maar
voor het wezen der beschaving is het
slechts middel. Wil men nagaan, hoe
groot de afstand is, die ons scheidt van
het oer-menschelijke, van de alleenheer
schappij der ruwe eu teugellooze kracht,
die, hetzij in het voorbijgaan even opge
merkt, in onzen tijd weer door enkelen
gepredikt wordt als het toppunt van prac-
tische levenswijsheid dan moeten we
den blik laten gaan over de wereldgeschie
denis, niet alleen letten op de uit
wendige feiten, maar uit deze den geest
bespeuren die ze bezielde. Dan moeten
we vragen in welk opzicht zijn de on
derlinge betrekkingen der menschen beter,
hartelijker geworden, onder den invloed
detgenen, die meer dan anderen besef
hadden van de ware roeping van ons ge
slacht, en wat is er gedaan, dat ons ver
trouwen kan schenken op de toekomst?
Wie daarover ernstig nadenkt, zal tot
de overtuiging geraken, dat de Moriaan
niet meer heelemaal pikzwart is. Er komen
hier en daar lichte tintjes voor den dag.
Wij hebben, bijvoorbeeld, geen slaver
nij meer, geen wettelijk geoorloofde onder
drukking van de vrouw. Ouders mogen
hun kinderen niet meer voor een brandof
fer den goden aanbieden, en ze ook niet
meer verkoopen. Edelmoedigheid wordt
niet meer gerekend een schandelijke zwak
heid te zijn. Als er eens oorlog is ge
voerd, dau worden de gevangeuen niet
meer naar de slachtbank gebracht. Dief
stal komt niet meer voor eer waardee-
rende beoordeeling, als bewijs van slimheid,
in aanmerking. En zoo zijn er nog een
aantal dingen op te noemen, waaruit we
zonder aan de bescheidenheid te kort te
doen, mogen afleiden dat we niet meer
staan vlak bij het begin der baan, die de
barbaarschheid als punt van den uitgang,
de zedelijke beschaving, de volmaking,
dooi bet Christendom als eenig nummer
van zijn programma aanbevolen, tot eind
doel heeft.
Maar I hoe dicht zijn we nog „aan
meetWat is er in ons maatschappe
lijk, iD ens individueel leven nog ontzag
lijk veel, dat des oermenschen behoort
Hoe bekrompen zijn nog onze begrip
pen van recht, van waarheid, van eer
Wat wordt er nog gelogen, wat gelas
teed, hoeveel gruwelijke wreedheden wor
den er Dog gepleegd in de wereld 1 En als
we nu terecht beweren dat wijzelven, gij
en wij, ons aan die leelijke dingen niet
zoo heel erg schuldig rekenen, eilieve,
laat ons voorzichtig zijn indien we
eens in omstandigheden verkeerd hadden
of nog verkeerden, die ons er tce brachten
de gewone zelfbeheerscbing kwijt te ra
ken
En nu nog alleen deze opmerking, die
eigenlijk onze gansche maatschappelijke
roeping tracht te resumeeren Het kwaad,
dat de wereld vervult, dat moeten wij
pogen te doen verdwijnen. De onmetelijke
omvang van dien arbeid mag ods niet
weerhouden, er voortdurend ODze krachten
aan te wijden. Zelts de afschuwelijkste on
dervinding mag ons aan het welslagen
niet doen wanhopen. De Moriaan moet
zijn hnid veranderen, de barbaar zal
mensch worden. R. Nbld.
In bet jaar 1771 wa» Gale-
veston lsland (Amerika) do verblijfplaats
en het hoofdkwartier vsn den wereldberueh-
ten zeeroover Lafitte en zijne bende. Het
heette toen Campeachy lsland.
Aan deze eenzame knst bracht de zee
roover de gestolen goederen, begroef er zij
ne schatten en maakte er zijne gevange
nen af. Voor onze tegenwoordige Ameri-
kaanscbe philantropen is het sangenaaui te
weten, dat Jean Lafitte nooit een gehange
ne opat, als bij ze kon ophangen of dood
schieten.
De koene roover in de Spaanscbe wate
ren was een man van fijne, hoffelijke ma
nieren, in groene uniform met een muts
van ottervel; men beeft beweerd, dat Lafitte
een man was van dichterlijke temperament,
bedrog en listen niet kennende. Deze waar
heid is zeker sterk met verdichting ge
mengd, wat de volgende feiten aanwij
zen.
Toen de Engelschen New-Orleans wilden
aanvallen, zond Commodore Percey, hun
bevelhebber, de oorlogsbrik „Sofia" naar
Lafitte en bood hem eene aanstelling aan
in de vloot, benevens 1000 pond sterling
voor zijne hulp bij den aanval cp New-
Orleans.
Lafitte stak het geld in den zak en zei-
de, dat hij deo volgenden dag zou komen,
om de vijandelijkheden te beginnen. Ja,
hij ging zoover, te zeggen, dat hij het
New-Orleans, heel heet zou maken.
In denzelfden nacht echter, ging Lafitte
naar den gouverneur van Louisiana en bood
hem zijn diensten tegen de Britten aan,
ouder voorwaarde van algebeele kwijtschel
ding van siraf voor zijne vroegere misda
den tegen de Vereenigde Staten.
Dit aanbod werd aargenomen en Lafit
te en de zijnen vochten met zulk een succes
tegen de Engelschen, dat het tegen hen
door Lafitte gepleegde bedrog, ncoit onder
zocht is kunnen worden.
De geschiedschrijver kan hieruit leeren,
dat bedrog niet maar van gisteren is, doch
eene gewoonte van de Amerikanen, die eer
waardig is door de schimmel van de oud
heid.
„De onafhankelijke
Zedenleer in do praktijk.'
Onder dit opschrift lezen wij in de
Limb. Koerier de volgende opmerkingen,
welke o. i. waard zijn overdacht te wor
den.
„De Parijsc.he pers", zoo schrijft men
daar, „heeft zich dezer dagen bezig gehou
den met een voorval, dat inderdaad ernsti
ge overweging verdient. Dat enkele feit toch
toont duidelijker en treffender dan de over
tuigendste redeneeringeii aan, waar de zoo
genaamde onafhankelijke zedenleer, die van
God noch gebod hooren wil, den mensch
heenvoert.
Het geval is het volgende in den nacht
van Zondag op Maandag hebben drie per
sonen, vader, moeder, en dochter, zich ge-
zamelijk door zelfmoord het leven benomen.
Was het ellende of honger, die hen tot
deze wanhopige daad dreef? O neeD, het
was een koelbloedige, kalm overlegde toe
passing van de moderne wereldwijsheid, die
den mensch veroorlooft, als het leven hem
niet langer bevalt, er eenvoudig een eind
aan te maken.
De heer Caubet, 70 jaar oud, was ma
kelaar in assurantieszijn vrouw make
laarster in diamanten hun drie-en-twintig
jarige dochter gaf piano- en teekenles. Het
gezin bewoonde in de rue des Martyrs te
Parijs een woning van 1200, volgens an
deren 1580 francs huur. Met de gezame-
lijke inkomsten scheen men dus best te kun
nen rondkomen.
Maar wat was het geval De heer Canbet
was voorzitter van het radicaal—socialis
tisch comité van het IXe arrondissement en
lid van de schoolcommissie.
Aan die titels kan men wel zien dat
hij druk aan politiek deed. Daarbij was
hij op en top vrijdenker, zooals van ie
mand, die zulk een gewichtige politieke
rol in zijn wijk vervult, wel te verwachten
was.
Ondanks ziju democratische denkbeelden
droomde hij van tortuin en aanziendaar
om had hij aan zijn dochter een fijne ar
tistieke opleiding laten geven, die haar
een beroemde naam en voordeeltjes van
tentoonstellingen of schouwbnrgeu moest
aanbrengen.
Het kleine gezin, waarvan al de leden
geld verdienden, leefde er goed, zelfs royaal
van orde of spaarzaamheid is natuurlijk
voor de vrome, eenvoudige burgerluidjcs.
Daarbij zal de politiek van den ouden heer
wel eens afbreuk gedaan hebben aan zijn
makelaarsaffaire. Zeker is het in elk geval,
dat de haurtermijn van Januari verscheen.
zonder dut er geld in kaz W6S om te betalen.
Men was zcl.s al twee term'jDen ten aclitir.
De posi'ie kon netelig worder, maar ho
peloos was ze toch Dog niet. De huisheer
toonde zich niet lastig; hij had zelfs ern
uitstel van zes maanden loegestaaa, om de
schuld af te doen. Wat er nog aan gereed
geld voorhanden was, zou met de opbrengst
der overtollige meubelen wel voidoende zijn
geweest, om zich voorloopig te redden.
Maar onze politicus, voorzitter van het
radicaal-socialistisch comité tn lid der
schoolcommissie, droeg bet hart nogal hoog;
hij verkoos niet van de welwillendheid
van den huisheer te profiteeren en wilde
evenmin dat ziju geldgebrek telend werd.
Zijn vrouw had een broer, Fouqmt met
name, een bekend juwelier uit de aveneue
de 1' Opéra. Men besloot zich tot hem te
wendeo, om het toodige geld voor de be
taling der hoor 'e krijgen. Daar dit al voor
deo tienden of twintigsten keer was, wei
gerde Fonquet.
Toen Dam het gezin Set besluit, zich
eenvoudig door zelfmoord van alles af te
maken. Maar dit moest met groots plech
tigheid en ophef gebeuren. Er werd een
doodenmaal gehoudtn met oesters, cham
pagne en wat verder tot een fijn diner be
hoort.
Er werden brieven rondgestuurd aan de
vrienden en bekenden om hun kennis te
gaven van het beslnit der familie; er werd
een olograpisch testament opgesteld, waarin
een burgerlijke uitvaart met lijkverbranding
werd geëisebt. Nadat voor dit alles gezorgd
was, trokken de heer en mevrouw Caubet
en hun dochter hun siaatiekleeren aan de
moeder een japon van zwarte kant; hel
meisje haar wit baltoilet.
Met hnn drietjes legden zij zich naast el
kander op twee matrassen in den salon.
En na eerst j wat landanum ingenomen te
hebben, staken zij de komforen m :t houts
kool aan. Eenige uren daarna waren ze
dood.
De vreeselijke les, die nit deze treurige
geschiedenis te trekken valt, ligt voor de
hand. Het is deze: dat de onafhankelijke
zedenleer, die men voor het Christelijk ge
loof in de plaats denkt te stellen, wel ge
makkelijk te beoefenen is als alles naar
wensch gaat, maar dat zij den mensch hul
peloos in den steek laat, zoodra hij hulp
noodig heeft om den tegenspoed het hoefd
te bieden.
De genoemde heer Fouquet, wien men
zijn hardvochtigheid verweet en dien men
zelfs voor den afloop aansprakelijk wilde
stellen, heeft in korte woorden de moraal
der geschiedenis aangegeven. „Zij hebben
zich van kant gemaakt," zei hij, „Ditt
om aan den honger te ontkomen, maar
aan een moeielijkheid te ontsuappen, die
hen in hun trots, in hun eigenliefde
kwetste, en omdat moeder en dochter zich
niet wilden verlagen tot eerzamen arbeid,
dien zij beleedigend achtten voor haar
waardigheid. De opvoeding, die Caubet
heeff laten geven aan zijn dochter, aan die
arme JeaDne, ie de ware oorzaak van dit
verschrikkelijke drama."
En zoo is het. lladden de Caubels in
plaats van naar de onafhankelijke zeden
leer hun hartstochten en begeerten den
vrijen teugel te laten, hun dwaze eer— en
praalzucht wat ingetoomd, zij zouden voor
eerst niet zoo licht in geldelijke moeielijk-
heden zijn geraakt, en als dat buiten hun
schuld het geval geweest was, zoudeD zij stel
lig in het plichtbesef en het vertrouwen op
de Voorzienigheid kracht hebben gevonden
om het menschelijk opzicht te trotseeren
en zich door spaarzaamheid en arbeid er
weer boven op te werken.
Wij vragen ons met huivering af wat
er van de wereld moet terecht komen als
die zoogeuaamde onafhankelijke zedenleer
meer en meer iu practijk mocht worden
gebrachteen toomelooze ongebondenheid
van alle hartstochten en de zelfmoord tot
bekroning, zoodra de botviering diei lusten
wordt gedwarsboomd, ziedaar, wat de
menschelijke maatschappij ons op 't laatst
moet te aanschouwen geven. Het is de
morale indépendanle en action, de onaf
hankelijke zedenleer iu practijk. H.
Bruin brood. Dr. J. R.
Allinson, de bekende Engelsche hygiënist,
zegt over het bruin brood o. a. het vol
gende
„Jonge kinderen dienen als eenig voedsel
bruin brood en inelk gegeven te worden
het bevordert het tanden krijgen en het
kind zal met dit voedsel groot en sterk
en opgewekt worden. Wanneer kinderen
en jongelieden slechts wittebrood eten,
hebben zij aanleg voor Engelsche ziekte,
krijsen zwakke beenen en kippenborsten.
Bij gebruik van bruin brood bestaat er
niet zooveel behoefte aan vleeschvoeding
en zal men minder geneigd zijn tot over
matig drankgebruik.
Zoogende moeders dienen bruin brood
te etenhet gebeurt vaak, dat zij haar
tanden verliezen of been verzwakking krij
gen, daar het te veel voedsel vergt. At
men dit brood, dan was dat kwaad ver
holpen en zoude het kind eveneens spoe
diger tanden krijgen en kunnen IcopeD.
Ouden van dageu moesten steeds bruin
brood eten, omdat het bevordelijk is voor
de spijsvertering en het „constipatie"
(verstoppingen) voorkomt, die op hoogen
leeftijd bepaald gevaarlijk zijn, omdat een
moeielijke stoelgang oorzaak kan zijn van
het springen van een haarvat in de her
senen m. a. w. een beroerte veroorzaken.
Oude lieden, die bruin brood eten,
worden niet zoo spoedig stijf en s'.ram als
wittebroodeters. De laatsten nemen te veel
kalkzuuten op die, om de gewrichten zich
afzettend, maken dat meD voor den tijd
stijf is.
Een dotje van een doenter.
Te Berlijn is een drie en twintig-jarige
dochter van een restauratie—houder in het
Noorden der stad ervan doorgegaan, liefst
zeven en twintig-duizend golden in pa
pieren van waarde van haar vader mede
nemende. Het jonge meisje was dor.dtrdag
vroeg van huis gegaan en toen zij na ver
loop van vier uren niet nas teruggekeerd,
begon de vader argwaan te koesteren
hij het nazien van zijn kas, deed hij de
verpletterende ontdekking dat met zijn
dochter ook "alle spaarpenningen waren
verdweoen slechts f 250 iu contant geld
had de juffer achtergelaten. Een dadelijk
in 't werk gestelde poging om te beletten,
dit de papieren werden verzilverd, mis
lukte, want de lieve dochter had de p-i-
pieren inmiddels bij den bankier van haar
vader, onder voorwendsel dat zij uit zijn
naam kwam, iD klinkende munt omgezet.
Van het meisje is tot nog toe geen spoor
gevonden,
E e n r ij k e n goedman, w ij
len de heer T. H. Adam te Newport,
heeft overwegende dat ééne kloeke daad
vele raillioenen van woorden overtreft
bij testament eene som van 50,000 be
schikbaar gesteld tot bevordering van
theoretisch cn practisch landbouwonder
wijs.
Het beschimmelen van
ingemaakte vruchten voorkomt men daar
door, dat men na het inkoken ervan, ter
wijl men de lucht afsluit, de bovenste
laag met een in sterke rhuin of cognac
gedrenkt papier bedekt en de bus weer
zorgvuldig sluit.
Naar aanleiding van de
pogingen, door de Engelsche regeering ge
daan, om uitlevering te verkrijgen van den
heruchten oplichter Jahez Balfour, deelt
de Daily News het volgende mede
Voor eenige jaren omstreeks 1882
of 84 ging een beambte van een bank
in Engeland, er met de kas van door; hij
vluchtte uaar Argentinië en wist zoo aan
de vervolging der politie te ontkomen. Dat
verdroot deo directeur van Scotland-Yard
en hij zon op middelen, om den vluchte
ling te achterhalen. Een bekwaam detecti
ve werd naar Buenos-Ayres gezonden. Deze
had spoedig den ontrouwen kassier opge
spoord, die op het land was gaan wonen
en zich op de schapenteelt toelegde. De
detective had zich spoedig zoo in de vrien-
schap van den vluchteling weten in te
dringen, dat deze er volstrekt geen be
zwaar in zag een uitstapje met hem naar
Buenos-Ayres te maken. Daar lag een Biitsch
oorlogschipweldra was kennis gemaakt
met den kapitein en deze noodigde den
detective uit tot een souper en een bal
aanboord, er bijvoegende dat zijn Engelsche
vrienden volgaarne welkom zouden zijn als
hij die meebracht. De detective bracht het
verzoek over aan zijn vriend, den gevluch-
ten kassier en gaarne nam deze de invi
tatie aan. Doch toen de avond van het
leest kwam, en de boot klaar lag om de
heeren aan boord te brengen, kreeg de ge
vluchte kassier in eens veel minder plezier
in het bezoek. „Neen", zeide hij, „neen
waarde X* (en tot groote verwondering van
den detective Doemde hij deze bij zijn wa
ren naam, die hij in Argentnie nooit ge
bruikt had,) „ik denk dat het naar boord
gaan heel gemakkelijk wezen zal, maar het
weer aan wal gaan daar zit 'in de
kneep.
Nootlottige vergissing.
Drie grieplijders in de San Gil kazerne te
Madrid werden dezer dagen de slachtoffers
eener treurige vergissing. De officier van
gezondheid van het regiment begaf zich,
na de lijders onderzocht te hebbeu, naar
de apotheek, om zelf een geneesmiddel
voor ziju patiënten te bereiden, maar be
diende zich bij vergissing van een flesch
carbolzuur. Hij was daarna er bij tegenwoor
dig, toen men het geneesmiddel aan de
patiënten toediende. De uitwerking was snel
en verschrikkelijk. Bij onderzoek der ge
bruikte flesschen bleek, welk een schrome
lijke vergissing begaan was. Dadelijk wer
den alle pogingen in het werk gesteld, om
de werking vau de bijtende vloeistof, die
deu lijcers vooral vreeselijke maagpijnen
bezorgde, tegen te gaan. Een dragonder
bracht er echter het leven niet af.
De onoplettende geneeskundige zal zich
voor deu krijgsraad moeten verantwoor
den.
Een dokter, die de zieken
een goed voorbeeld geeft.
Voor eenigeu tijd vierde de geneesheer
Borsy, te Harre, zijn honderdsten geboor
tedag. De oude heer is vlug en vroolijk
en zoo slank als een denneboom. Een dag
bladschrijver vroeg hem naar het geheim
vau zijn leven. „Ik ben een bepaald vijand
van 6en voorgeschreven manier van leven',
gaf de oude geneesheer ten antwoord, „ik
tenminste doe daar niemendal aan, mijn
lijfspreuk is „Van alles iets, maar niets
bovenmatig. Ik sta iederen dag, zomer en
winter om zeven uur opscheeren doe ik
zeiven, want ik heb geen tijd om op den
barbier te wachten en dan ga ik uit om
mijn patiënteB te bezoeken. Sedert gerui-
men tijd heb ik het rijden in een rijtuig,
dat mij vermoeit, opgegeven. Ik ga te
voet en enkel als 'tleelijk weder is of er
sneeuw op de stralen ligt, maak ik vaD
de tram gebruik, maar dit behoort toch
tot de uitzonderingen. Vandaag zelts, op
mijn verjaardag, ben ik sedert zeven uur
op de heen en ik heb tot van middag
visites getnaak. Toen ik te huis kwam,
heb ik een oude kip gegeten." „Drinkt
u koffie?" vroeg de dagbladschrijver. „Of
ik koffie driuk Dat zal waar zijn, dat is
zcowat een hartstocht van me. In de ko
loniën dronk ik wel veertig koppen per
dag. U ziet daaruit, dat koffie geen vergift
is, zeoals sommige doctors beweerd hebben.
Ik heb altijd een uitstekende eetlust ge
had en ik mankeer geen enkelen tand."
Toen hij dit zeide lachte de grijsaard en
tusschen zijn kersroode lippui kwamen
twee rijen prachtige witte tanden te voor
schijn. „Is u nooit inuwleveu ernstig
ziek geweest „Ik ben nooil ziek ge
weest en ook niet weten, wat rheumatiek
of jicht is, als ik dat niet bij mijn patiën
ten te zien kreeg.
Aan mijn oud lichaam mankeert niels,
met een enkele uitzondtringsedert vier
jaar heb ik een oog verloren of eigenlijk
gezegd heeft een collega het mij ontnomen.
Het is het linker. Ik had cr een lichte
ongesteldheid aan en liet een collega roe
pen, die van het oog zijne bepaalde stu
die heeft gemaakt en dien ik dus ten vol
le meende te mogen vertrouwen. Niettegen
staande ik het niet met hem eens was,
sphreef hij bloedzuigers voor. Acht dagen
later was ik een éeDoogige.
Hoe de oude heer Borsy met zoo eigen
aardige opvattingen, ziju patiënten wel
behandelt is eeu vraag die de dagbladschrij
ver vergat te doen.
Om de hennen des winters
too goed als in den zomer te doen leggen.
Verzamel gedurende den zomer jonge
netelplanten en laat ze goed drogen. Wan
neer gij in den winter die netelen in
lauw water weekt en ze dan met aardap
pelen, rijst, en zemelen mengt, zullen de hen
nen zeer vroeg leggen.
Te Londen stierf dezer da-
gen jonge tapper, Alfred Axter, tenge
volge van eenige valsche tanden, die hij
een jaar geleden ingeslikt had in een
hoestbui. Bij de lijkbeschonwing bleek
een verzwering in de maag te zijn ont
staan.
Te StarajaRoussa (Rusland)
was onlangs een jonge dame, gravin
Schalyty, overleden, naar men dacht. Haar
dokter twijfelde echter, of zij wel dood
was. Men wachtte zeven dagen. Toen het
meisje iD dien tijd geen teeken van le
ven had gegeven, riep men verscheidene
geneesheeren samen tot een consult, en
allen verklaarden, dat de jonge gravin
dood was.
Op aandringen van den huisdokter
wachte men nog drie dagen met de begra-
venis, doch op den tienden dag ging men
daartoe over.
Maar juist toen de kist in het graf
werd neergelaten, hoorde aen daarin flau
we kreten en gesteun.
De kist werd onmiddellijk opengemaakt
en nu bleek het, dat de huisdokter gelijk
had gehad en dat het meisje slechts schijn
dood was geweest.
De doodgewaande was spoedig volkomen
hersteld, en zij hoopt bij haar zestien jaren
nog op een lang leven.
Het dezer dagen verschenen
bulletin van het Duitsche Kais. Gesund-
heitsamr te Berlijn geeft nader bericht
betreffende de cholera in Bel
gië.
Nadat in de Novembertnaand nog
slechts enkele sporadische gevallen van
cholera in België voorgekomen en in De
cember de ziekte geheel geweken werd ge
acht, brak in de eerste week van lauua-
ri de cholera opnieuw uit in Namen,
Hoey en Luik. Daaronder kwamen
verscheidene sterfgevallen voor. Men ge
looft dat de ziektekiemen uit het ten vo
rige jare besmette bekken van Charleroi
door de Ssmbre zijn aangevoerd en in de
Maas geiaakt, van wa»r zij de genoemde
plaatsen hebbeu hesmet.
In de 2e helft van Januari breidde de
ziekte zich ook in de provincie Belgisch
Limburg uit, waar te St. Troud op 18
Januari reeds 15 ziektegevallen met 11
sterfgevallen waren geconstateerd.
Het bl ij kt nu, dat de cho-
lera-epidemie te Namen het gevolg is van
talrijke gevallen, in den laatsten herfst te
Charleroi voorgekomen. Sommige zaken
uit de ziekenkamers kwamen in de Sanibre
eu de kiemen werden door de rivier me
degevoerd, met het gevolg, dat de ziekte
no op verschillende plaatsen tusschen Na
men en Charleroi heerscht, te Namen in
de volkrijke en vuile wijken. Tot diusdag
waren 50 ziekte- eu 32 sterfgevallen voor
gekomen.
In een ordonnantie van
1524 betreffende het gedrag der groote
heeren aan het hof van Brandenburg vindt
men voorgeschreven dat:
1. De heeren aan het hof moeten komen
met een zindelijk buis en gepoetste laarzen
en niet dronken zijn als zij Zijne hoogheid
begroeten
2. Niet na ieder hapje moeten drinken,
want dan worden zij „te vol";
3. Niet de handen in den schotel moe
ten steken of de afgekloven beentjes er weer
opleggen, noch deze schier de tafel gooien
4. Niet hnn vingers aflikken, op hun
bord spuwen of met het tafellaken hun ceus
snuiten;
5. Niet zoo „beestachtig' drinken, dat
zij van hun stoelen vallen.
Gezellige toestandeD.
Te Ronda, bij Malaga, in Spanje, werd
de rijke grondeigenaar Juan Gastano door
vijf te paard zittende straikroovers mede-
gesleurd. De boeven eischten een hoog los
geld en en gaven in een brief, dien zij
aan den commandant van den burgerwacht
schreveD, als verontschuldiging te kennen,
dat zij enkel door den nood eu 't gebrek,
die in de geheele prrvincie heerschen, tot