Een vlek. Een mislukte oplichterij. Trouwbrieven en TrouwkaarteB worden gedrukt ter drukkerij van de SCHAGER COURANT» Op verlangen mede geadresseerd bezorgd en gepost. en maken. Niets staat roorts de samenwerking, e verbroedering, de verzoening op welke oor alle goedgezinden met zooveel klem i onze dagen wordt aangedrongen, teer in den weg, dan de vooroordeelen an klasse, van godsdienstige of politieke vertniging. Zeer velen zijn van mee- ing, dat wie zijn gevoelens niet deelt, f dom öt slecht moet zijn, mogelijk rel beide. Onze wegen loopen te zeer jteen, zegt men dan, om werkzaam te ijn aan dezelfde taakde geest, die n ezielt, is niet de mijne uw idealen heb- en voor mij geen waardelaat ons niet n een kunstmatig verband brengen wat iet bij elkander behoort. Het tegendeel is waar. Allemenschen ebooren bij elkaar, en moeten zooveel uogelijk naar vereeniging trachten. Wat och ziet men gebeuren, als personen an beschaving, tot verschillende partijen -ehoorende, in commissies samenkomen oor eenigen maatschappelijken arbeid ien komt tot de ontdekking dat man- ten, van wie men weinig toenadering 'erwachtte, heel anders zijn dan men ach had voorgesteld. Het is nog niet ang geleden, dat een der socialistische eiders, op uitnoodiging der Regeering id uitmakende van een comité ter voor- ichting omtrent de arbeiderquaestie, openlijk verklaring aflegde van den gun- itigen indruk, dien hij verkregen had van zijn .kapitalistische* medeleden. l)at a de vrucht der samenwerkingmen leert »r waardeering uit, maar deze is ommo- ?elijk, als reeds vooraf een onuitroeibaar vooroordeel scheiding beeft gemaakt Is iet ook niel alzoo met de verhouding Aisschen werklieden en werkgevers We nebben dikwjjls van weerszijden een alles- lehalven vleiende taxatie gehoord doch 'ewoonlijkt blijkt deze volkomen onjuist e zijn, als er maar vertrouwelijke be spreking kan plaats hebben. Er is geen enkele groep van personen, hoe ook ge naamd, mits zij niet vooraf doortrokken eijn van de vooroordeelen van den baat, met wie men niet zou kunnen opschie ten als men begint met de eischen der beleefdheid en der welwillendheid voorop te stellen. Vooroordeelen zijn gevaarlijke vijanden, die veel goeds tegenhouden. Hen te be- Btrijden met de wapenen van de humani- ilt en van het gezond verstand, ach ten wij dringend noodig. Holt. Nieuwslij. De laatste gast was vertrokken, het kraken van de wielen der rijtuigen in 't kiezelzand werd niel meer gehoord, het was stil geworden in het groote landhui». Een uur vroeger was de prachtige zaal ge vold geweest met gasten om den geboor tedag te vieren van de eenige dochter en erf genaam van graaf Carthew en tevens haar verloving met Philip Dene, den rijken graaf van Hazeldene en Denewood. Dit engagement kwam trouwens niet onver wacht; reeds zes maanden lang was 't be sproken. Aan de theetafel gezeten vonden de dames lady Awdiy Carthew het geschik- ste vronwtje voor den jongen knappen graaf, op de bals werd over niets anders gesproken en op de jacht roemden de hee- ren om strijd de schoonheid van de rijke erfgename niet minder dan haar lieftallig heid en deugd, en hoewel zij in stilte Philip Dene benijdden, moesten zij toch er kennen, dat hij alle eigenschappen bezat, om zijn aanstaand vrouwtje gelukkig te maken. Hoewel echter een pubbk geheim, was officieel nog niets van het aanzoek van den jongen graaf bekend en daarom werden de invitaties voor het bijwonen van de partij op het baitenverblijf van Carthew gaarne aangenomen't is voor velen altijd een ge noegen, wanneer hnnne verwachtingen wor den bevestigd, vooral waar 't een engage ment betreft. Iu 't vooruitzicht, van een spoedige en schitterende huwelijkspartij was het juist geëindigde bal een beslist succes geweest. .Goeden nacht, lief kind," zeide de gravin, terwijl zij haar dochter kuste. #Wees voorzichtig, dat ge geen koude vat, als ge dadelijk Philip vaaiwel zegt.' Toen stond zij op en be^af zich naar haar eigen vertrekken. Zoo bleef lady Aw- dry alleen. Het zachte bruine haar schit terde van diamanten, waarvan ook eenige strengen den schoonen hals versierden. Het witte balcostunm hing in rijke plooien op den gepolijsten eikenhouten grond, terwijl om haar heen hier en daar bloemen lagen, die zij langzaam een voor een nit de bo- quet trok, welke zij in haar hand had en onachtzaam wegwierp. De heerlijke bloemen en planten, waar mede de zaal versierd was, waren niel be stand geweest tegen de hitte te midden van pracht,weelde en vroolijkheid waren zij ver welk tgelukkige kinderen van Flora! En Awdry? Zij stond daar als een geknakte bloem De rijzige, flinke gestdte Van Philip Dene kwam uit de schaduw der kanten gordijen van een geopend venster te voor schijn. .Ben je vermoeid, Awdry? vroeg hij op bezorgden toon. Zij maakte met haar hoofd en ontken nende beweging, maar sprak geen woord. «Maar je gelaat is anders nog bleeker dan je japon en er zijn znlke donkere krin gen gekomen om je oogen.' Hij nam hare vingers in lijn hand. ,Je hand is ijskoud en met zulk een warmte 1 Ik z»l bellen voor je kamenier: laat ze je een sjaal bren gen en ga dan dadelijk naar bedil* Terwijl hij sprak, had hij reeds de daad bij 't woord gevoegd, maar toen de ka- Jmenier verscheen, zeide lady Awdry: .Lsat het licht in de bibliotheeek aan steken en de kachel aanmaken en zorg dan dat ik spoedig een kop warme koffis kr g.* Toen wendde zij zich tot haar beminde. fIk wilde nog een paar woorden met je wisselen, alvorens ik naar bed ga.' Hij kon niets andets doen dan haar naar de bibliotheek volgen, waar de brandende kaard, de neergelaten gordijnen, hei zachte lamplicht en de dampende koffie, een ge- zelligen indruk maakten. Zeer langzaam, als wenschte zij tijd te winnen, dronk Awdry h&ar koffis uit. ,Dsnk je, ik blijf liever staan," zeide zij, toen Philip een gemakkelijken stoel bij het vnnr schoof. Plotseling zette zij het kopje heftig op het schoteltje en zette bei de op de tafel. Philip* zeide zij toen in zenuwachtige opgewondenheid, rdie schijn- verhouding, die klucht moet eindigen,* Haar gelaat was nog bleeker geworden en haar schoone anders zachte oogen schit terden nn van verontwaardiging. fSchijnvertooning 1 KluchtW at meen je, Awdry Philip trachtte haar handen in de zijne te nemen, maar zij weerde hem at en lag ze op haar hart, dat heftig klop te. Haar borst zwoegde, tranen scholen in haar oogen. .Raak me niet aan of ik roep om hulp, en tracht je niet te verdedigen, want ik wil je niet aanhooren. Niets kan de laagheid vergoelijken tegenover mij en... tegenover die andere vrouw, 't Is een vlek, «en don kere vlek in je leven, die onoitwischbaar is I' Het gelaat vtn den jongen man, eerst doodsbleek, was purperrood geworden. (Maar...' Het meisje beefde van aandoening, zij stampte op den vloer en vervolgde tZwijg Ge handelt nog lager, nog wre der tegenover die andt re arme vronw, dao tegenover mij Was haar liefde je niet genoeg, dat ge ook de m ij ne tracht te ver werven Want ik had je lief, Piiilip en... nog bemin ik je.' Zij brak in snikken los, tranen rolden over haar wangen, maar haas tig veegde zij ze weg en de wilde stort vloed van wooiden en verwijtingec vervol de zijn loop. „Nieta tevreden met één vronw diep ongelukkig te maken, moest nog een twee de als je offer vallen. Hoe kan een man een vrouw liefhebben, die de plaats moet innemen van eene, die bij reeds beminde? Hoe kan een vader zijn kinderen in de oo gen zien, als daar een andere zoon is, wieu hij zijn vaderlijke bescherming onthoudt en... .Groote God 1 Awdry, ben je krank zinnig .Wat Hij was doodsbleek geworden, terwijl hij sprak, maar met vasten blik zag hij het meisje in de oogen en zijn handen op haar schouders leggend, dwong hij haar, hem aan te zien. (Zwijg," zeide zij fluisterend, #ik wil je verdediging niet booren. Verleden Maan dag, den dag, d.t ge aan mijn vader om mijn hand vroegt, is er een jon^e vrouw, zeer schoon, maar vermoeid, gekleed ineen costuum dat vroegeren rijkdom verraadde, op Hazeldene aangekomen. Zij had een kind bij zich, een jongentje." Handenwringend stond zij voor hem, niet langer bij machte haar hart te be- dwiugen. (En het leek zao op jou O, bet leek zoo op, jou Philip liet zijn at men machteloos langs zijn lichaam vallen en mompelde bijnatoon loos (Ga verder .Ik ontmoette het kind den volgenden dag. Op kinderlijke wijze vertelde hij me toen, dat hij met zijn moeder van Londen gekomen was om bij je te blijven. Yer- der vernam ik, dat zij haar intrek geno men had in 't kleine pavilloen bij de ou- de brug de brug, die het landgoed van mijn vader aan dat van jon verbindt, de brng, die ge oveikomt, als je naai mij toe kwam. Telkens ging je de woning van die on geluk kige vrouw voorbij, wanneer je bij mij vandaan kwam. Je kuste bet kind voor je uw lippen op de mijne drukte, Fhilip Dene, ik zal nimmer je vronw worden, wees tevreden met je overwin ning en maak h&ar gelukkig.... haar en 't kind I* N igma&ls wil hij spreken, maar zij be lette het hem. Hij zona in een stoel en bedekte het gelaat met beide handen, ter wijl zij, hoog opgericht, bewegingloos in 't vuur staarde. Het slaan eener torenklok in de verte, deed haar tot de werkelijkheid terugkeeren, Zij haalde een pakje brieven te voorschijn en wierp ze een vooreen in het vuur, toen deed zij den ring, meteen grooten diamant bezet, van haar vinger. Het goud klonk tegen de ijzere plaat, toen zij het kleinood weg wierp. Voor het geluid was wegge storven, was zij uit de kamer verdwe nen. Reeds langer dan een our zat Philip Dene in dezelfde houding. Het was doodstil in huis geworden, het vnnr was langzaam eitgegaan. De aanbrekende dag schemerde reeds tasschen de reter. der gordijnen door, de lamp scheen wel een gloeiende spijker. (Zoo heeft Awdry Elise gezien. Arme Elise, zoo schoon en ach, zoo zwak. Ik hield veel van haar en nog. En ook van het kind. Wat een aardige jongen is 't niet Duizenden vaders en moeders zou den hun halve fortuin willen afstaan voor zulk een zoon en toch is hij 't levend bewijs voor zijn moeders schande en ja Awdry had gelijk de mijne.' Philip stond op, liep eenige oogenblik- ken de ksmer op en neer eD trok toen een gordijn weg om vervolgens voor bet venster plaats te nemen. .Wat een heerlijke zonsopgang *at een schoone wereld. Mijn wereld is ver* woest door een orkaan, vernield, niets is mij overgebleven. Ik zal naar Elise gaan arm kind, en met kaar en het kind uaar elders gaan, waar we vrede kunnen vinden. Dan misschieD, als Awdry alles weet, zal ze mij vergiffenis schenken." Hij bad het raam opgeschoven en zijn hand reeds in 't kozijn gelegd om zoo het hnis te verlaten, toen eenig geritsel zijn oor trof. (Daar komt iemand. Wie kan dat zijn, op dit nar Instinctmatig drong hij zich tegen den muur en liet het gordijD weer dicht vallen zoodat hij voor ieders oog verborgen stond. De deur werd zachtjes geopend en Awdry trad binnen, nog geheel gekleed. Alleen het lange ha.r hing thans los over haar schouders. Nog snikte zij en de roode, gezwollen oogen getaigden hoe ze geweend had. Zij ging regelrecht naar den haard, knielde neer en begon met haar fijne vingers in de asch te woeleB. .Mijn ring mijn verlovingsring," snik te zij. (Ik moet hem vinden. Ik moet den ring terugvinden, dien Philip mij gaf. Met hoeveel teedere woordjes stak hij hem aan mijn vinger, drie dagen geleden en no is bij weg, weg, zooals zijn lief de, gebroken als mijn hart. Hoe beminde ik hem, niettegenstaande ik hem weg zond." Opnienw begon zij te weenen en steun de met het gloeiende hoofd tegen de kou de ijzeren tralies van den haard. „Awdry, mijn lieveling!" Philip nam haar op en drukte haar aan zijn borst. Met zijn koude handen wreef hij over de gezwollen oogen en het verwarde haar, dat over haar voorhoofd hing, bracht hij naar achteren. Zij zag hem aan en zeide: „Je bent teruggekomen, Philip, maar ga weer heeu! Al was ik misschien krankzinnig een nur geleden, krankzinnig van smart en jaloezie op. „Op mijn stiefzuster. Kijk niet zoo verwonderd, lieveling. Mijn moeder her trouwde na mijns vaders dood. Het was een groote fout harerzijds, waarvan zij haar geheele leven berouw heelt gehad. Toen ze stierf, vertrouwde zij een meisje aan mijn zorgen toe, Elise. Maar ik liet haar bij haar vader en zag niet naar haar om. (Haar geschiedenis van lijden, ellende en ontbering thans te vertellen, kan ik niet. Zij is gestruikeld op den levensweg, door mijn scbnld, alleen de mijne en het kind dat voor haar een schande is, is voor mij een vlek in mijn leven, een onuit- wischbare vlek! Zij schreef mij verleden week nit Londen, waar ze op een vlieringkamertje woonde en riep mijn medelijden in voor haar en 't kind." „O, Philip, en ik „Wilde me niet laten spreken een uur geleden; maar nu weet je alles en „Ik moet mijn ring terugvinden." Zijde aan zijde knielden zij neder voor den uitgebranden haard. Haar vingers doorzochten de asch, terwijl de btnine lokken haar bleeke wangen streelden. „Eindelijkl" riep Philip triomfeerend. „En nu, geef me nogmaals je hand." „Nogmaals en voor altijd" fluisterde zij, terwijl zij bloosde. „En dan zullen we Elise en het kind bij ons nemen, dan zullen we samen trachten die donkere vlek nit te wisschen." Toen ik nog commissaris van politie te X. was, woonde daar een ontvanger der belastingen, die doorgaans veel gelden in kas had. De ontvanger, een rustig, solied man, werd door alle in woners der stad hooggeëerd en was bij ons, die in nadere betrekking tot hem stonden, zeer gezien. Gedurende een reeks van ja ren ontmoetten wij elkander dagelijks in het eenige koffiehuis, dat zich in de stad bevond. In de laatste jaren werden echter de be zoeken van den ontvanger zeldzamer en wannier hij kwam, was hij verstrooid en schrikte soms op nit zijn diepe overpein zingen. Nooit gaf hij ons een verklaring van zijn veranderde stemming en wij schre ven die toe aan de omstandigheid, dat zijn oudste zoon, die boekhouder op een han delskantoor geweest was, plotseling ont slagen en naar Amerika was vertrok ken. Zoo liep tenminste het gerucht door de stad. Somtijds overviel mij echter, ik weet zelf niet waarom, een andere gedachte. Zou de kas van den ontvanger wel in or de zijn Hij werd al een dagje onder, de kas werd groot en bevatte soms aanmer kelijke sommen hoe licht kon er een a- buis plaats gehad hebben Daarbij kwam nog, dat, ondanks de zuinigheid, ja zelfs gierigheid van den ontvanger, zijn oitga- ven voor zijn talrijke familie zeer groot en de inkomsten Daar evenredigheid gering waren. En daarbij nog die lichtzinnige zoonEvenwel hadden de inspecties nooit I een tekort opgeleverd en altijd sloot de kas tot op den laatsten penning. Het was in den nazomer van het jaar 18 Ik zat in de schemering in ons kof fiehuis, toen de bediende uit het tegeno verliggende logement mij riep en mij me dedeelde, dat er twee heeren in het ho tel afgestapt waren, die mij dringend wensch- ten te spreken en mij lieten vragen, waar n- hen wilde ontvangen, en wanneer ik he gUd Jag) Daar mijn huis ver ,n Tond m asTsfeisa TmfL ministerieel. inspecteur. iL minister, rolgens .ellenJI «wichtige (teheime zending bela.1 ik gflgktijdig betberel n.tmg om den heeren inspecteurs op h»n ...l..g» bepaalde gehoorzaamheid en hulp leCDit'bevel was zóó zeldzaam en voor mij, die reeds zoo lang commissaris was zoo nieow, dat het mij eerst veraste. Wat was erin mijn omgeving gebeurd; welktno daad was er begaan, waarvan ik mets 1had vernomen f Ik onderzocht den geloootsbnef uiterst nauwkeurig hij droeg de mij wel bekende onderteekening van den minister en het groote zegel van het ministerie ik moest gehoorzamen. Waarmede kan ik de heeren dienen I' vroeg ik. n (Met niets anders, mijnheer, dan dat gij ons opgeeft, waar wij n hedenavond be paald kunnen vinden, ten einde uw hulp in te roepen." „Ik blijf thuis.' „Wij danken n en hopen, dat wij u met behoeven lastig te vallen." Ik verwijderde mij, na de gewone be leefdheidsbetuigingen en ging naar huis. Ik was zeer mis moedig, daar ik mij, als werktuig ter ontdekking eener misdaad, overtroffen geloofde. Onderweg trof ik een politieagent aan. „Wat is er voor nieuws?vroeg ik hem. ,Niets, volstrekt niets, mijnheer de com missaris. Ik heb in de laatste drie dagen zelfs geen enkelen landlooper gevonden.' „Kom mede,'zeide ik tot hem, „en blijf bij mij wachten." Thuis gekomen, liet ik hem beneden en begaf mij naar mijn kaaaer. Ik liep onrustig op en neer en wachtte op de din gen, die komen moesten. jHet sloeg zeven, acht, eindelijk negen uur en alles bleef rustig. Reeds geloof de ik, dat er niets meer te doen zou ko men, toen er plotseling hevig gescheld werd. Ik sidderde en opende de deur. Snik kend stormde het tienjarig dochtertje van den ontvanger binnen. (Om Godswil, mijnheer, help hem! help hemTwee mannen, die hedenavond de kas nagezien hebben, willen papa in hech tenis nemen. Papa vraagt, of u terstond komt.« Nu werd mij alles dnidelijk. Het wa ren buitengewone inspecteurs; er was een tekort verraden en ontdekt. Ik ijlde naar de woning van den oatvanger. „'t Is goed, dat gij komt, wij wilden reeds om u zenden. Neem den ontvanger Becker gevangen. In de kas is een te kort van /7000. „Vervloekt zij hij, die dat zegt I" riep de ontvanger. (Vervloekt zij de schurk, die dat zegtEr ontbreekt een brieventasch met f 7000, maar die Hebt gij mij onsto- len/ terwijl ik buiten was. Dieven Schur ken, die gij zijt. Neem hen gevangen, mijnheer de commissaris." (Dce nw plicht, commissaris,* riep een der heeren op bevelenden toon, terwijl hij zijn geloofsbrief omhoog hield. (Bedaard, bedaaid," zeide ik. (Van het oogenblik, dat gij den ontvanger beschul digt, heeft nw geloofsbrief geen waarde meer. Ik heb thans, door het mij verleende ambt, de kracht om zellstandig te hande len, te onderzoeken en te beslissen." (Bedenkt wel wat gij doet^ wij zullen aan den minister bericht moeten inleveren hoe weioig gij Genoeg," viel ik hem in de rede; (ik ken mijn plicht.' Nu begon het verhoor en ik kwam tot het volgende besluitDe beide raadshee- ren waren tegen 7 uur des avonds bij den ontvanger gekomen, hadden zich als be voegd doen erkennen en hadden toen in zage der boeken en opneming der kaa verlangd. Dat was geschied. Zij hadden met groote vlugheid de boeken opgesteld en waren toen aan het natellen gegaan. Plotseling was toen het dienstmeisje van den ontvanger in de kamer gekomen met de boodschap, dat er een man aan de deur was, die dringend verlangde hem te spre ken. Hij had echter geen tijd en stuurde de meid weg. Juist was men begonnen verder te tellen, toen het meisje weder binnen trad. (Mijnheer, de man laat zich aiet weg sturen, hg heelt een gewichtige bood schap.» »Ik heb je immers reeds gezegd, dat ik geen tijd heblaat hem wachten." (Hij heeft een boodschap van uw zoon uit Amerika.' (Van mijn zoon!?" (Hebt gij een zoon in Amerika, mijn heer de ontvanger ,J», mijnheer." „Ga dan even zien wat die man wil.' De ontvanger was naar buiten gegaan. Hij beweerde, dat er onder aan de trap een man had gestaan, die hem gewenkt had toen echter op eens omgekeerd en de deur uitgeloopen was. Toen hadden de inspecteurs hem verteld, dat er 1 7000 aan de kas ontbrak. De ontvanger had dit ontkend en be weerd, dat er, toen hij de kamer had ver laten, een roode brieventasch met f7000 in den rechterhoek der kast gelegen had, die nn was verdwenen. Het was tot hevige woorden gekomen, de heeren hadden van arresteeren gesproken en de ontvanger had hen voor dieven en schurken uitgemaakt en om hulp geroepen. Zoo stond de zaak. Alle drie hadden legen de uitdrukkelijke bepaling gehandeld, dat er, zoolaDg de opening der kas duur- de, geen mensch de kamer mocht verlaten. De ontvanger Becker heeft de onbe schaamdheid ons van den diefstal te be schuldigen. Goed, als wij de brieventaach gestolen hebben, moeten wij die bij ons hebben; wij verzoeken n dos dringend, mijnheer de commissaris, ons te onder zoeken." Dit verzoek moest ik aannemen. Het onderzoek begon en zoo nauwkeurig mo gelijk. Nergens een spoor der brieventasch, nergens de voering der kleederen los, er was° geen twijfel mogelijk. De heeren had den de brieventasch niet. De ontvanger was kermend in een stoel gezonken en bedek te zijn gelaat met de handen. Ik neem u gevangen, mijnheer de ont vanger," begon ik, (en zal n, daar de nacht te ver verstreken is, tot morgen in uw huis laten bewaken.' (Dat gaat niet aan, mijnheer de com missaris, wij verzoeken n, den ontvanger weg te laten voeren, daar wij de kas in beslag moeten nemen.' Het in beslag nemen der kas is mijn zaak,' antwoordde ik fik sta er voor in, dat de ontvanger niet zal wegloopen en verzoek u morgen vroeg te 7 ure weder hier te veschijnen, ten einde een rapport op te maken." Blijkbaar beviel dit den heeren niet; zij beriepen zich op het bevel des minis ters en eischten herhaaldelijk de wegvoe ring van den ontvanger. Mijn besluit stond echter vastik sloot de kas, nam de sleutel mede en riep, door het op den tnin uitziende veDiter, den politieagent. Deze was mij gevolgd en ik had hem gelast in den tuin te wachten tot ik hem zou roepen. Nn droeg ik hem kortelijk op, daar de wacht te houden en nismand uit of in te laten. Een anderen agent stelde ik voor het venster des ont vangers, en toen verwijderde ik mij met de beide vreemde heeren, die naar hun logement gingen. Ik snelde naar hnis en ging naar bad. Ik kon echter niet slapen. Moest ik aan de schuld des ontvangers gelooven P Was hij niet altijd een braaf, oppassend man ge weest? Zoudon dan de beide heeren de brie ventasch gestolen hebben Onmogelijk I Was de man, die den ontvanger had wil len spreken, een werktuig in hun hand ge weest of wie was hij anders Neen er was geen twijfel aan, de ontvanger was de schul dige liet begon in het Oosten te dagen, toen ik mijn legerstede weder verliet. Ik ging naar het huis des ontvangers en wel door den tuin, waarin de agent Leonards op en neer liep. Hij wist nog van niets en maak te hem met de zaak bekend. >Mijn God", zeide hij, toen ik giste renavond in den tuin was, zag ik iemand, die van het veld naar den tuin sloop, maar terugkeerde, toen hij mij zag. Ook verbeeldde ik mij vannacht, dat er iemand naar het huis wilde sluipen. Mijn sabel maakte echter geraas en toen vluchtte hij." Zonderling Stond die man met de zaak in betrekking In de kamer van den ont vanger brandde nog licht. Ik ging naar boven en trad de kamer binnen. Iu ver twijfeling de handen wringende, doodsbleek kwam hij mij tegemoet. (Ik ben onschuldig ik ben onschuldig, dat zweef ik n. O, mijn God mijn God, mijne arme vrouw en kinderen „Mijnheer de commissarismijnheer de commissaris 1" klonk opeens Leonard's stem „hier ligt een roode brieventasch in het gias Wij stonden een oogenblik als ver steend. (Het geld erinl Het geld erin! Zeven biljetten van f 1000.» De ontvanger zonk op de kniën en hield de handen ten hemelvreugdetranen stroom den uit zijn oogeu en zijn lippen stamel den een dankgebed „Mijn vrouw, mijn kinderen 1' Ik riep ze allen binnen, die den gehee— len nacht in tranen hadden doorgebracht, en zij stortten zich aan de voeten van den geliefden man en omhelsden zijn knieën en juichten luid», dat God hem gered had. In de deur stond de politieagent Leo— nard met de brieventasch in de hand en in het oog van den ouden soldaat parelde een traan, die over zijn gebruinde wang rol de. „Vooruit nu! naar het logement!' riep ik. Wij kwamen er, doch het nest was leeg; de neeren waren vertrokken zonder de reke ning te vragen en hadden nog de zilveren kandelaar van den kastelein medegeno men. Het leed geen twijfel meer De beide schelmen hadden gebruik gemaakt van de oogenblikkelijke afwezigheid van den ont vanger om de brieveutasch uit het venster te werpen. De boodschapper was hnn helper ge weest en zou de tasch in den tuin hebben opgezocht. Ofschoon de politie alle moeite heeft in het werk gesteld, zijn de schurken nooit ontdekt.De Ecko. Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 6