Een vlek.
Een mislukte oplichterij.
Trouwbrieven en TrouwkaarteB
worden gedrukt ter drukkerij
van de SCHAGER COURANT»
Op verlangen mede geadresseerd
bezorgd en gepost.
en maken.
Niets staat roorts de samenwerking,
e verbroedering, de verzoening op welke
oor alle goedgezinden met zooveel klem
i onze dagen wordt aangedrongen,
teer in den weg, dan de vooroordeelen
an klasse, van godsdienstige of politieke
vertniging. Zeer velen zijn van mee-
ing, dat wie zijn gevoelens niet deelt,
f dom öt slecht moet zijn, mogelijk
rel beide. Onze wegen loopen te zeer
jteen, zegt men dan, om werkzaam te
ijn aan dezelfde taakde geest, die n
ezielt, is niet de mijne uw idealen heb-
en voor mij geen waardelaat ons niet
n een kunstmatig verband brengen wat
iet bij elkander behoort.
Het tegendeel is waar. Allemenschen
ebooren bij elkaar, en moeten zooveel
uogelijk naar vereeniging trachten. Wat
och ziet men gebeuren, als personen
an beschaving, tot verschillende partijen
-ehoorende, in commissies samenkomen
oor eenigen maatschappelijken arbeid
ien komt tot de ontdekking dat man-
ten, van wie men weinig toenadering
'erwachtte, heel anders zijn dan men
ach had voorgesteld. Het is nog niet
ang geleden, dat een der socialistische
eiders, op uitnoodiging der Regeering
id uitmakende van een comité ter voor-
ichting omtrent de arbeiderquaestie,
openlijk verklaring aflegde van den gun-
itigen indruk, dien hij verkregen had
van zijn .kapitalistische* medeleden. l)at
a de vrucht der samenwerkingmen leert
»r waardeering uit, maar deze is ommo-
?elijk, als reeds vooraf een onuitroeibaar
vooroordeel scheiding beeft gemaakt Is
iet ook niel alzoo met de verhouding
Aisschen werklieden en werkgevers We
nebben dikwjjls van weerszijden een alles-
lehalven vleiende taxatie gehoord doch
'ewoonlijkt blijkt deze volkomen onjuist
e zijn, als er maar vertrouwelijke be
spreking kan plaats hebben. Er is geen
enkele groep van personen, hoe ook ge
naamd, mits zij niet vooraf doortrokken
eijn van de vooroordeelen van den baat,
met wie men niet zou kunnen opschie
ten als men begint met de eischen der
beleefdheid en der welwillendheid voorop
te stellen.
Vooroordeelen zijn gevaarlijke vijanden,
die veel goeds tegenhouden. Hen te be-
Btrijden met de wapenen van de humani-
ilt en van het gezond verstand, ach
ten wij dringend noodig.
Holt. Nieuwslij.
De laatste gast was vertrokken, het
kraken van de wielen der rijtuigen in 't
kiezelzand werd niel meer gehoord, het
was stil geworden in het groote landhui».
Een uur vroeger was de prachtige zaal ge
vold geweest met gasten om den geboor
tedag te vieren van de eenige dochter en erf
genaam van graaf Carthew en tevens haar
verloving met Philip Dene, den rijken
graaf van Hazeldene en Denewood. Dit
engagement kwam trouwens niet onver
wacht; reeds zes maanden lang was 't be
sproken. Aan de theetafel gezeten vonden
de dames lady Awdiy Carthew het geschik-
ste vronwtje voor den jongen knappen
graaf, op de bals werd over niets anders
gesproken en op de jacht roemden de hee-
ren om strijd de schoonheid van de rijke
erfgename niet minder dan haar lieftallig
heid en deugd, en hoewel zij in stilte
Philip Dene benijdden, moesten zij toch er
kennen, dat hij alle eigenschappen bezat,
om zijn aanstaand vrouwtje gelukkig te
maken.
Hoewel echter een pubbk geheim, was
officieel nog niets van het aanzoek van den
jongen graaf bekend en daarom werden de
invitaties voor het bijwonen van de partij
op het baitenverblijf van Carthew gaarne
aangenomen't is voor velen altijd een ge
noegen, wanneer hnnne verwachtingen wor
den bevestigd, vooral waar 't een engage
ment betreft.
Iu 't vooruitzicht, van een spoedige en
schitterende huwelijkspartij was het juist
geëindigde bal een beslist succes geweest.
.Goeden nacht, lief kind," zeide de
gravin, terwijl zij haar dochter kuste.
#Wees voorzichtig, dat ge geen koude vat,
als ge dadelijk Philip vaaiwel zegt.'
Toen stond zij op en be^af zich naar
haar eigen vertrekken. Zoo bleef lady Aw-
dry alleen. Het zachte bruine haar schit
terde van diamanten, waarvan ook eenige
strengen den schoonen hals versierden. Het
witte balcostunm hing in rijke plooien op
den gepolijsten eikenhouten grond, terwijl
om haar heen hier en daar bloemen lagen,
die zij langzaam een voor een nit de bo-
quet trok, welke zij in haar hand had en
onachtzaam wegwierp.
De heerlijke bloemen en planten, waar
mede de zaal versierd was, waren niel be
stand geweest tegen de hitte te midden van
pracht,weelde en vroolijkheid waren zij ver
welk tgelukkige kinderen van Flora!
En Awdry?
Zij stond daar als een geknakte bloem
De rijzige, flinke gestdte Van Philip
Dene kwam uit de schaduw der kanten
gordijen van een geopend venster te voor
schijn.
.Ben je vermoeid, Awdry? vroeg hij op
bezorgden toon.
Zij maakte met haar hoofd en ontken
nende beweging, maar sprak geen woord.
«Maar je gelaat is anders nog bleeker
dan je japon en er zijn znlke donkere krin
gen gekomen om je oogen.' Hij nam hare
vingers in lijn hand. ,Je hand is ijskoud
en met zulk een warmte 1 Ik z»l bellen
voor je kamenier: laat ze je een sjaal bren
gen en ga dan dadelijk naar bedil*
Terwijl hij sprak, had hij reeds de daad
bij 't woord gevoegd, maar toen de ka-
Jmenier verscheen, zeide lady Awdry:
.Lsat het licht in de bibliotheeek aan
steken en de kachel aanmaken en zorg dan
dat ik spoedig een kop warme koffis kr g.*
Toen wendde zij zich tot haar beminde.
fIk wilde nog een paar woorden met je
wisselen, alvorens ik naar bed ga.'
Hij kon niets andets doen dan haar naar
de bibliotheek volgen, waar de brandende
kaard, de neergelaten gordijnen, hei zachte
lamplicht en de dampende koffie, een ge-
zelligen indruk maakten.
Zeer langzaam, als wenschte zij tijd te
winnen, dronk Awdry h&ar koffis uit.
,Dsnk je, ik blijf liever staan," zeide
zij, toen Philip een gemakkelijken stoel bij
het vnnr schoof. Plotseling zette zij het
kopje heftig op het schoteltje en zette bei
de op de tafel. Philip* zeide zij toen in
zenuwachtige opgewondenheid, rdie schijn-
verhouding, die klucht moet eindigen,*
Haar gelaat was nog bleeker geworden
en haar schoone anders zachte oogen schit
terden nn van verontwaardiging.
fSchijnvertooning 1 KluchtW at meen
je, Awdry Philip trachtte haar handen
in de zijne te nemen, maar zij weerde hem
at en lag ze op haar hart, dat heftig klop
te. Haar borst zwoegde, tranen scholen in
haar oogen.
.Raak me niet aan of ik roep om hulp,
en tracht je niet te verdedigen, want ik
wil je niet aanhooren. Niets kan de laagheid
vergoelijken tegenover mij en... tegenover
die andere vrouw, 't Is een vlek, «en don
kere vlek in je leven, die onoitwischbaar
is I'
Het gelaat vtn den jongen man, eerst
doodsbleek, was purperrood geworden.
(Maar...'
Het meisje beefde van aandoening, zij
stampte op den vloer en vervolgde
tZwijg Ge handelt nog lager, nog wre
der tegenover die andt re arme vronw, dao
tegenover mij Was haar liefde je niet
genoeg, dat ge ook de m ij ne tracht te ver
werven Want ik had je lief, Piiilip en...
nog bemin ik je.' Zij brak in snikken los,
tranen rolden over haar wangen, maar haas
tig veegde zij ze weg en de wilde stort
vloed van wooiden en verwijtingec vervol
de zijn loop.
„Nieta tevreden met één vronw diep
ongelukkig te maken, moest nog een twee
de als je offer vallen. Hoe kan een man
een vrouw liefhebben, die de plaats moet
innemen van eene, die bij reeds beminde?
Hoe kan een vader zijn kinderen in de oo
gen zien, als daar een andere zoon is, wieu
hij zijn vaderlijke bescherming onthoudt
en...
.Groote God 1 Awdry, ben je krank
zinnig
.Wat
Hij was doodsbleek geworden, terwijl hij
sprak, maar met vasten blik zag hij het
meisje in de oogen en zijn handen op haar
schouders leggend, dwong hij haar, hem aan
te zien.
(Zwijg," zeide zij fluisterend, #ik wil je
verdediging niet booren. Verleden Maan
dag, den dag, d.t ge aan mijn vader om
mijn hand vroegt, is er een jon^e vrouw,
zeer schoon, maar vermoeid, gekleed ineen
costuum dat vroegeren rijkdom verraadde,
op Hazeldene aangekomen. Zij had een kind
bij zich, een jongentje."
Handenwringend stond zij voor hem,
niet langer bij machte haar hart te be-
dwiugen.
(En het leek zao op jou O, bet leek zoo
op, jou
Philip liet zijn at men machteloos langs
zijn lichaam vallen en mompelde bijnatoon
loos (Ga verder
.Ik ontmoette het kind den volgenden
dag. Op kinderlijke wijze vertelde hij me
toen, dat hij met zijn moeder van Londen
gekomen was om bij je te blijven. Yer-
der vernam ik, dat zij haar intrek geno
men had in 't kleine pavilloen bij de ou-
de brug de brug, die het landgoed van
mijn vader aan dat van jon verbindt, de
brng, die ge oveikomt, als je naai mij toe
kwam.
Telkens ging je de woning van die on
geluk kige vrouw voorbij, wanneer je bij
mij vandaan kwam. Je kuste bet kind
voor je uw lippen op de mijne drukte,
Fhilip Dene, ik zal nimmer je vronw
worden, wees tevreden met je overwin
ning en maak h&ar gelukkig.... haar en 't
kind I*
N igma&ls wil hij spreken, maar zij be
lette het hem. Hij zona in een stoel en
bedekte het gelaat met beide handen, ter
wijl zij, hoog opgericht, bewegingloos in 't
vuur staarde.
Het slaan eener torenklok in de verte,
deed haar tot de werkelijkheid terugkeeren,
Zij haalde een pakje brieven te voorschijn
en wierp ze een vooreen in het vuur, toen
deed zij den ring, meteen grooten diamant
bezet, van haar vinger. Het goud klonk
tegen de ijzere plaat, toen zij het kleinood
weg wierp. Voor het geluid was wegge
storven, was zij uit de kamer verdwe
nen.
Reeds langer dan een our zat Philip
Dene in dezelfde houding. Het was doodstil
in huis geworden, het vnnr was langzaam
eitgegaan.
De aanbrekende dag schemerde
reeds tasschen de reter. der gordijnen
door, de lamp scheen wel een gloeiende
spijker.
(Zoo heeft Awdry Elise gezien. Arme
Elise, zoo schoon en ach, zoo zwak. Ik
hield veel van haar en nog. En ook van
het kind. Wat een aardige jongen is 't
niet Duizenden vaders en moeders zou
den hun halve fortuin willen afstaan voor
zulk een zoon en toch is hij 't levend
bewijs voor zijn moeders schande en
ja Awdry had gelijk de mijne.'
Philip stond op, liep eenige oogenblik-
ken de ksmer op en neer eD trok toen
een gordijn weg om vervolgens voor bet
venster plaats te nemen.
.Wat een heerlijke zonsopgang *at
een schoone wereld. Mijn wereld is ver*
woest door een orkaan, vernield, niets is
mij overgebleven. Ik zal naar Elise gaan
arm kind, en met kaar en het kind uaar
elders gaan, waar we vrede kunnen vinden.
Dan misschieD, als Awdry alles weet, zal
ze mij vergiffenis schenken."
Hij bad het raam opgeschoven en zijn
hand reeds in 't kozijn gelegd om zoo het
hnis te verlaten, toen eenig geritsel zijn
oor trof.
(Daar komt iemand. Wie kan dat zijn,
op dit nar
Instinctmatig drong hij zich tegen den
muur en liet het gordijD weer dicht vallen
zoodat hij voor ieders oog verborgen stond.
De deur werd zachtjes geopend en Awdry
trad binnen, nog geheel gekleed. Alleen
het lange ha.r hing thans los over haar
schouders. Nog snikte zij en de roode,
gezwollen oogen getaigden hoe ze geweend
had.
Zij ging regelrecht naar den haard, knielde
neer en begon met haar fijne vingers in de
asch te woeleB.
.Mijn ring mijn verlovingsring," snik
te zij. (Ik moet hem vinden. Ik moet
den ring terugvinden, dien Philip mij gaf.
Met hoeveel teedere woordjes stak hij hem
aan mijn vinger, drie dagen geleden
en no is bij weg, weg, zooals zijn lief
de, gebroken als mijn hart. Hoe beminde
ik hem, niettegenstaande ik hem weg
zond."
Opnienw begon zij te weenen en steun
de met het gloeiende hoofd tegen de kou
de ijzeren tralies van den haard.
„Awdry, mijn lieveling!"
Philip nam haar op en drukte haar
aan zijn borst. Met zijn koude handen
wreef hij over de gezwollen oogen en het
verwarde haar, dat over haar voorhoofd
hing, bracht hij naar achteren.
Zij zag hem aan en zeide:
„Je bent teruggekomen, Philip, maar
ga weer heeu! Al was ik misschien
krankzinnig een nur geleden, krankzinnig
van smart en jaloezie op.
„Op mijn stiefzuster. Kijk niet zoo
verwonderd, lieveling. Mijn moeder her
trouwde na mijns vaders dood. Het was
een groote fout harerzijds, waarvan zij
haar geheele leven berouw heelt gehad.
Toen ze stierf, vertrouwde zij een meisje
aan mijn zorgen toe, Elise. Maar ik liet
haar bij haar vader en zag niet naar haar
om.
(Haar geschiedenis van lijden, ellende en
ontbering thans te vertellen, kan ik niet.
Zij is gestruikeld op den levensweg, door
mijn scbnld, alleen de mijne en het kind
dat voor haar een schande is, is voor
mij een vlek in mijn leven, een onuit-
wischbare vlek!
Zij schreef mij verleden week nit Londen,
waar ze op een vlieringkamertje woonde
en riep mijn medelijden in voor haar
en 't kind."
„O, Philip, en ik
„Wilde me niet laten spreken een uur
geleden; maar nu weet je alles en
„Ik moet mijn ring terugvinden."
Zijde aan zijde knielden zij neder voor
den uitgebranden haard. Haar vingers
doorzochten de asch, terwijl de btnine
lokken haar bleeke wangen streelden.
„Eindelijkl" riep Philip triomfeerend.
„En nu, geef me nogmaals je hand."
„Nogmaals en voor altijd" fluisterde
zij, terwijl zij bloosde.
„En dan zullen we Elise en het kind bij
ons nemen, dan zullen we samen trachten
die donkere vlek nit te wisschen."
Toen ik nog commissaris
van politie te X. was, woonde daar een
ontvanger der belastingen, die doorgaans
veel gelden in kas had. De ontvanger,
een rustig, solied man, werd door alle in
woners der stad hooggeëerd en was bij ons,
die in nadere betrekking tot hem stonden,
zeer gezien. Gedurende een reeks van ja
ren ontmoetten wij elkander dagelijks in
het eenige koffiehuis, dat zich in de stad
bevond.
In de laatste jaren werden echter de be
zoeken van den ontvanger zeldzamer en
wannier hij kwam, was hij verstrooid en
schrikte soms op nit zijn diepe overpein
zingen. Nooit gaf hij ons een verklaring
van zijn veranderde stemming en wij schre
ven die toe aan de omstandigheid, dat zijn
oudste zoon, die boekhouder op een han
delskantoor geweest was, plotseling ont
slagen en naar Amerika was vertrok
ken.
Zoo liep tenminste het gerucht door de
stad. Somtijds overviel mij echter, ik weet
zelf niet waarom, een andere gedachte.
Zou de kas van den ontvanger wel in or
de zijn Hij werd al een dagje onder, de
kas werd groot en bevatte soms aanmer
kelijke sommen hoe licht kon er een a-
buis plaats gehad hebben Daarbij kwam
nog, dat, ondanks de zuinigheid, ja zelfs
gierigheid van den ontvanger, zijn oitga-
ven voor zijn talrijke familie zeer groot
en de inkomsten Daar evenredigheid gering
waren. En daarbij nog die lichtzinnige
zoonEvenwel hadden de inspecties nooit
I een tekort opgeleverd en altijd sloot de
kas tot op den laatsten penning.
Het was in den nazomer van het jaar
18 Ik zat in de schemering in ons kof
fiehuis, toen de bediende uit het tegeno
verliggende logement mij riep en mij me
dedeelde, dat er twee heeren in het ho
tel afgestapt waren, die mij dringend wensch-
ten te spreken en mij lieten vragen, waar
n- hen wilde ontvangen,
en wanneer ik he gUd Jag)
Daar mijn huis ver ,n Tond m
asTsfeisa
TmfL ministerieel. inspecteur.
iL minister, rolgens .ellenJI
«wichtige (teheime zending bela.1
ik gflgktijdig betberel n.tmg om den
heeren inspecteurs op h»n ...l..g»
bepaalde gehoorzaamheid en hulp
leCDit'bevel was zóó zeldzaam en voor mij,
die reeds zoo lang commissaris was zoo
nieow, dat het mij eerst veraste. Wat was
erin mijn omgeving gebeurd; welktno
daad was er begaan, waarvan ik mets 1had
vernomen f Ik onderzocht den geloootsbnef
uiterst nauwkeurig hij droeg de mij wel
bekende onderteekening van den minister
en het groote zegel van het ministerie
ik moest gehoorzamen.
Waarmede kan ik de heeren dienen I'
vroeg ik. n
(Met niets anders, mijnheer, dan dat gij
ons opgeeft, waar wij n hedenavond be
paald kunnen vinden, ten einde uw hulp
in te roepen."
„Ik blijf thuis.'
„Wij danken n en hopen, dat wij u met
behoeven lastig te vallen."
Ik verwijderde mij, na de gewone be
leefdheidsbetuigingen en ging naar huis. Ik
was zeer mis moedig, daar ik mij, als werktuig
ter ontdekking eener misdaad, overtroffen
geloofde.
Onderweg trof ik een politieagent
aan.
„Wat is er voor nieuws?vroeg ik
hem.
,Niets, volstrekt niets, mijnheer de com
missaris. Ik heb in de laatste drie
dagen zelfs geen enkelen landlooper
gevonden.'
„Kom mede,'zeide ik tot hem, „en blijf
bij mij wachten."
Thuis gekomen, liet ik hem beneden
en begaf mij naar mijn kaaaer. Ik liep
onrustig op en neer en wachtte op de din
gen, die komen moesten.
jHet sloeg zeven, acht, eindelijk negen
uur en alles bleef rustig. Reeds geloof
de ik, dat er niets meer te doen zou ko
men, toen er plotseling hevig gescheld
werd. Ik sidderde en opende de deur. Snik
kend stormde het tienjarig dochtertje van
den ontvanger binnen.
(Om Godswil, mijnheer, help hem! help
hemTwee mannen, die hedenavond de
kas nagezien hebben, willen papa in hech
tenis nemen. Papa vraagt, of u terstond
komt.«
Nu werd mij alles dnidelijk. Het wa
ren buitengewone inspecteurs; er was een
tekort verraden en ontdekt. Ik ijlde naar de
woning van den oatvanger.
„'t Is goed, dat gij komt, wij wilden
reeds om u zenden. Neem den ontvanger
Becker gevangen. In de kas is een te
kort van /7000.
„Vervloekt zij hij, die dat zegt I" riep de
ontvanger. (Vervloekt zij de schurk, die
dat zegtEr ontbreekt een brieventasch
met f 7000, maar die Hebt gij mij onsto-
len/ terwijl ik buiten was. Dieven Schur
ken, die gij zijt. Neem hen gevangen,
mijnheer de commissaris."
(Dce nw plicht, commissaris,* riep een
der heeren op bevelenden toon, terwijl hij
zijn geloofsbrief omhoog hield.
(Bedaard, bedaaid," zeide ik. (Van het
oogenblik, dat gij den ontvanger beschul
digt, heeft nw geloofsbrief geen waarde
meer. Ik heb thans, door het mij verleende
ambt, de kracht om zellstandig te hande
len, te onderzoeken en te beslissen."
(Bedenkt wel wat gij doet^ wij zullen
aan den minister bericht moeten inleveren
hoe weioig gij
Genoeg," viel ik hem in de rede; (ik
ken mijn plicht.'
Nu begon het verhoor en ik kwam tot
het volgende besluitDe beide raadshee-
ren waren tegen 7 uur des avonds bij den
ontvanger gekomen, hadden zich als be
voegd doen erkennen en hadden toen in
zage der boeken en opneming der kaa
verlangd. Dat was geschied. Zij hadden
met groote vlugheid de boeken opgesteld
en waren toen aan het natellen gegaan.
Plotseling was toen het dienstmeisje van
den ontvanger in de kamer gekomen met
de boodschap, dat er een man aan de deur
was, die dringend verlangde hem te spre
ken. Hij had echter geen tijd en stuurde
de meid weg. Juist was men begonnen
verder te tellen, toen het meisje weder
binnen trad.
(Mijnheer, de man laat zich aiet weg
sturen, hg heelt een gewichtige bood
schap.»
»Ik heb je immers reeds gezegd, dat
ik geen tijd heblaat hem wachten."
(Hij heeft een boodschap van uw zoon uit
Amerika.'
(Van mijn zoon!?"
(Hebt gij een zoon in Amerika, mijn
heer de ontvanger
,J», mijnheer."
„Ga dan even zien wat die man wil.'
De ontvanger was naar buiten gegaan.
Hij beweerde, dat er onder aan de trap
een man had gestaan, die hem gewenkt
had toen echter op eens omgekeerd en
de deur uitgeloopen was. Toen hadden de
inspecteurs hem verteld, dat er 1 7000 aan
de kas ontbrak.
De ontvanger had dit ontkend en be
weerd, dat er, toen hij de kamer had ver
laten, een roode brieventasch met f7000
in den rechterhoek der kast gelegen had, die
nn was verdwenen. Het was tot hevige
woorden gekomen, de heeren hadden van
arresteeren gesproken en de ontvanger had
hen voor dieven en schurken uitgemaakt
en om hulp geroepen.
Zoo stond de zaak. Alle drie hadden
legen de uitdrukkelijke bepaling gehandeld,
dat er, zoolaDg de opening der kas duur-
de, geen mensch de kamer mocht verlaten.
De ontvanger Becker heeft de onbe
schaamdheid ons van den diefstal te be
schuldigen. Goed, als wij de brieventaach
gestolen hebben, moeten wij die bij ons
hebben; wij verzoeken n dos dringend,
mijnheer de commissaris, ons te onder
zoeken."
Dit verzoek moest ik aannemen. Het
onderzoek begon en zoo nauwkeurig mo
gelijk. Nergens een spoor der brieventasch,
nergens de voering der kleederen los, er
was° geen twijfel mogelijk. De heeren had
den de brieventasch niet. De ontvanger was
kermend in een stoel gezonken en bedek
te zijn gelaat met de handen.
Ik neem u gevangen, mijnheer de ont
vanger," begon ik, (en zal n, daar de
nacht te ver verstreken is, tot morgen in
uw huis laten bewaken.'
(Dat gaat niet aan, mijnheer de com
missaris, wij verzoeken n, den ontvanger
weg te laten voeren, daar wij de kas in
beslag moeten nemen.'
Het in beslag nemen der kas is mijn
zaak,' antwoordde ik fik sta er voor in,
dat de ontvanger niet zal wegloopen en
verzoek u morgen vroeg te 7 ure weder
hier te veschijnen, ten einde een rapport
op te maken."
Blijkbaar beviel dit den heeren niet;
zij beriepen zich op het bevel des minis
ters en eischten herhaaldelijk de wegvoe
ring van den ontvanger.
Mijn besluit stond echter vastik sloot
de kas, nam de sleutel mede en riep, door
het op den tnin uitziende veDiter, den
politieagent. Deze was mij gevolgd en ik
had hem gelast in den tuin te wachten
tot ik hem zou roepen. Nn droeg ik hem
kortelijk op, daar de wacht te houden en
nismand uit of in te laten. Een anderen
agent stelde ik voor het venster des ont
vangers, en toen verwijderde ik mij met
de beide vreemde heeren, die naar hun
logement gingen.
Ik snelde naar hnis en ging naar bad.
Ik kon echter niet slapen. Moest ik aan
de schuld des ontvangers gelooven P Was
hij niet altijd een braaf, oppassend man ge
weest? Zoudon dan de beide heeren de brie
ventasch gestolen hebben Onmogelijk I
Was de man, die den ontvanger had wil
len spreken, een werktuig in hun hand ge
weest of wie was hij anders Neen er was
geen twijfel aan, de ontvanger was de schul
dige
liet begon in het Oosten te dagen, toen
ik mijn legerstede weder verliet. Ik ging
naar het huis des ontvangers en wel door
den tuin, waarin de agent Leonards op en
neer liep. Hij wist nog van niets en maak
te hem met de zaak bekend.
>Mijn God", zeide hij, toen ik giste
renavond in den tuin was, zag ik iemand,
die van het veld naar den tuin sloop,
maar terugkeerde, toen hij mij zag. Ook
verbeeldde ik mij vannacht, dat er iemand
naar het huis wilde sluipen. Mijn sabel
maakte echter geraas en toen vluchtte
hij."
Zonderling Stond die man met de zaak
in betrekking In de kamer van den ont
vanger brandde nog licht. Ik ging naar
boven en trad de kamer binnen. Iu ver
twijfeling de handen wringende, doodsbleek
kwam hij mij tegemoet.
(Ik ben onschuldig ik ben onschuldig,
dat zweef ik n. O, mijn God mijn God,
mijne arme vrouw en kinderen
„Mijnheer de commissarismijnheer de
commissaris 1" klonk opeens Leonard's stem
„hier ligt een roode brieventasch in het
gias
Wij stonden een oogenblik als ver
steend.
(Het geld erinl Het geld erin! Zeven
biljetten van f 1000.»
De ontvanger zonk op de kniën en hield
de handen ten hemelvreugdetranen stroom
den uit zijn oogeu en zijn lippen stamel
den een dankgebed
„Mijn vrouw, mijn kinderen 1'
Ik riep ze allen binnen, die den gehee—
len nacht in tranen hadden doorgebracht,
en zij stortten zich aan de voeten van den
geliefden man en omhelsden zijn knieën en
juichten luid», dat God hem gered had.
In de deur stond de politieagent Leo—
nard met de brieventasch in de hand en
in het oog van den ouden soldaat parelde
een traan, die over zijn gebruinde wang rol
de.
„Vooruit nu! naar het logement!' riep
ik.
Wij kwamen er, doch het nest was leeg;
de neeren waren vertrokken zonder de reke
ning te vragen en hadden nog de zilveren
kandelaar van den kastelein medegeno
men.
Het leed geen twijfel meer De beide
schelmen hadden gebruik gemaakt van de
oogenblikkelijke afwezigheid van den ont
vanger om de brieveutasch uit het venster
te werpen.
De boodschapper was hnn helper ge
weest en zou de tasch in den tuin hebben
opgezocht.
Ofschoon de politie alle moeite heeft in
het werk gesteld, zijn de schurken nooit
ontdekt.De Ecko.
Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen,