gemengd nieuws.
B ij voegsel, behoorende bij de
Scliager Courant,
DONDERDAG 24 MEI 1894.
Ko. 2834.
Een moord is onlangs te
Parijs het gevolg geweest van een dron-
kemansgrap. Een beschonken marinier
liep met een kameraad langs de straat
en trachtte een vrouw te kussen, die hij
voor den wenkel van haren man vond
zitten. Het vrouwtje riep haren man, die
in den winkel was, en toen deze buiten
kwam, gaf de beschonken soldaat hem
een bajonetsteek ir, de borst, waaraan hij
binnen weinige minuten stierf.
De twee mariniers werden door toege
schoten voorbijgangers en bewoners der
straat gegrepen en aan de politie over
geleverd.
Het ongewone, schrijft de
Parijsche correspondent van het U. D., het
onmogelijke schijnt hier nog alleen de
aandacht te prikkelen zoo stroomt thans
alles naar de voorstelling van een Fakir of
Indisch toovenaar toe. De man is zoo goed
als naakt en men kan hem betasten en
bevoelen, om zich te overtuigen of zijn
toeren slechts bedrog zijn of niet, trouwens
ik zag ze hem verrichten bij vrienden van
mij in eene gewone kamer, vlak bij mij.
Hij neemt, onder meer, een adder, laat
zich door het dier bijten, snijdt het dan
den hals af en eet den kop voor onze oo-
gen op. Daarna neemt hij een dolk en haalt
daarmede zijn eigen oog uit, laat het u
bekijken en duwt het dan weder op zijne
plaats. Hij heeft ook een degen, waarmede
hij zich den buik doorsteekt, zoodat de
punt er aan de andere zijde weer uitkomt.
Zijne aldus verkregen wonden heelt hij door
er de handen op te leggen. Wij vroegen
hem of hij ook gelijk sommige andere fa
kirs de macht bezit op de vlakke hand
eenige zaadkorrels te leggen en ze in het
volgende oogenblik, langzaam te doen ont
kiemen. Hij antwoordde ontkennendzijn
macht is alleen geneeskracht van wonden.
Hij beweert, dat er zulke eene wilsinspan-
D'Dg toe noodig is, om zich op één der
verschillende machten van den fakir toe te
leggen, dat de zinnen van al het overige
worden afgestompt, dat hij niet in staat zou
z\jn iets meer te leeren, of iets anders uit
te voeren. Zoo heeft men andere fakirs, die
°p het water loopenzij zouden weer zij
ne kunsten niet kunnen doen. Deze voor
stellingen zijn zoo vreeselijk om aan te zien,
dat er telkens verscheidene vrouwen flauw
vallenmaar toch is het er dagelijks
stampvol, en betwist men elkander de plaat
sen.
Een royaal feestje.
Voor de viering van den 60n verjaar
dag van de keizerinweduwe van China
had de regeering 38 millioen taels, pl.
86 milioen gulden, uitgetrokken, maar
volgens den é^aWa/^-correspondent zal
er nog 12 millioen taels te kort komen.
Blücher als speler.
De beroemde Pruisische generaal Blü-
c~®r> btkend onder den bijnaam van
nMaarschalk Voorwaarts," was een harts-
telijk speler en toch er altijd op uit
°m anderen, die aan dezelfde ondeugd
Z1ch schuldig maakten, te trachten te ge
lezen, Eens was hij op een kleine bad
plaats des avo ids aan 't spelen geweest
met eeneu ouden ritmeester, en aan dezen
had bij maar even zeveD-en- twintig dui
zend thalers verloren. Blücher bleef na
dit verlies zeer kalm en begon de cou
rant te lezen. Zoo lezende kwam hij bij
eene advertentie, waarin een notaris een
zeer schoon, lief gelegen' en vruchtbaar
landgoed voor dertigduizend thalers aan
bood, Blücher, die ziju speelschuld niet
dadelijk betaald had liet dieu notaris ko
men en begaf zich met hem in eene zij
kamer, waar hij het landgoed kocht en
den notaris dadelijk de eigendoms-bewij-
zeu schrijven liet. Met deze papieren be
gaf hij zich naar den ritmeester en zeide
dat hij hem de speelschuld betalen wilde,
als de ritmeester hem eene bede wilde
inwilligen,
De ritmeester, die veel van Blücher
hield, was daar toe aanstonds bereid, en
belootde op zijn woord van eer aan het
verzoek van den veldmaarschalk te zullen
voldoen.
.,Goed" zeide Blücher, „vanavond
moet gij voor het laatst van uw leven ge
speeld hebben, en nu ik uw woord van
eer heb, ben ik overtuigd, dat gij het
nooit meer doen zult."
De ritmeester stond verslagen, want
dat had hij niet verwacht.
,.En thans wil ik u mijn speelschuld
betalen," hernam Blücher. „Wets slechts
zoo goed, dit papier op deze plaats met
uwe handteekening te voorzien."
De ritmeester deed het, en toen Blü
cher hem liet zien wat hij onderteekend
had, bleek het dat hij thans eigenaar
was van een schoon landgoed.
De oude ritmeester nam zijn ontslag
nit den dienst, betrok zijn landgoed,
speelde nooit weder en leefde zeer geluk
kig. Nog altijd behooren deze goederen
aan de kleinkinderen van den gelukkigen
winner.
Te Trentham, Engeland,
heeft een vrouw zich met haar twee kin
deren verdronken wegens de voortdurende
mishandelingen door haar man.
Een jonge, mooie vrouw
mej. S., die te Bécon-les-Bruyèrts een af
gelegen zomerhuis bewoont, werd dezer
dagen 's nachts wakker door een ongewoon
gedruisch. Het scheen haar toe, dat men
hetvenster harer slaapkamer tracht te openen.
Denkende, dat zij te doen had met een
vermetelen minnaar, wien zij reeds lang
moede was, nam ze een revolver en
schoot. De kreet van een menschelijk we
zen was echter niet het antwoord, maar
het onrustbarend geknor van een
beer.
Terzelfder lijd bemerkte zij dat het dier
op zijn achterste pooten rechtop was gaan
staan met open muil en met de voorpoo-
ten op het kozijn van haur kruisraam. Zij
bekwam spoedig van haren schrik, toen
zij een herenleider zag aankomen, die zijn
dier zocht. Daar de heldhaftige dame echter
met den kogel uit het vuurwapen den
beer licht aan het oor heeft gewond,
heeft de eigenaar haar in rechten aange
klaagd en eischt schadevergoeding.
Erzijn menschen die zich,
door armoede gedreven, van het leven be-
rooven, anderen doen het uit minnesmart
of andere gemoedsredeneD, maar dat ie
mand zich wilde verdoen omdat de le
vensmiddelen zoo duur worden, is zeker
iets geheel nieuws. Een als zeer gierig
bekend staande juffrouw te Parijs begaf
zich dezer dagen naar haar groentenboer
om provisie in te slaan. Tot haar verba
zing waren de eieren opgeslagen.
„Wat," zei ze, „heb je geen eieren meer
van 4 voor een duobeltje Is het moge
lijk Wel, lieve tijd, waar moet, dat heen
geen vier eieren meer voor een dubbeltje,
o jé, o jé... nu, dan weet ik wr,t me te
doen staat
Ze verliet rood van woede en veront
waardiging den winkel, ging naar huis,
begoot daar alles met petroleum, stak er
de *lam in en wachtte, op een leuning
stoel gezeten, den dood af.
De bnren kwamen op de brandlucht af,
doofden de vlammen die ook haar kleeren
reeds hadden aangetast en droegen haar
meer dood dao levend naar een naastbij-
zijnde apotheek.
Toen zij bijkwam, was haar eerste kreet,
„mijn geld, mijn waardeu, ze zitten in
mijn leunstoel. Gelukkig kon men haar
den stoel, waarvan de zitting vol goud en
bankpapier zat, onbeschadigd toonen. Daar
na liet ze zich naar een ziekenhuis bren
gen. De politie maakte tegen de brand
stichtster proces-verbaal op.
Het Englsche tijdschrift
Cornhill bevat in zijn Mei-nommer een
hoogst belangrijk artikel over de gewaar
wordingen van een hachisch-kauwer. Eerst
deelt de schrijver mede, dat de voorwer
pen om hem heen langzamerhand als in
fantatische kleederen werden gehuld, toen
voelde hij een kittelige drukking om zijn
hart, waardoor hij in hevig lachen uit
barstte. Zijn stem klonk hem als een ka
nonschot in de ooren. Hij scheen de ge
dachten van allen die om hem heen stonden,
te kunnen lezen.
„Gedachten," schrijft hij verder, »door-
kruisten mijn hoofd met duizelingwekken
de snelheid, een lange reeks van rekenkun
stige vraagstukken werden voor mij opge
lost als de eenvoudigste zaken, ook de meest
ingewikkelde denkbeelden zag ik klaar
en duidelijk onder woorden gebrachtik
zag al die figuren en gedachten helder
voor mij, maar ze vlogen zoo peilsnel, dat
het mij niet mogelijk zou geweest zijn
ze op papier te zetten. Mijn hoofd werd
zoo gloeiend alsof het een vuurklomp
was, die gloeiende sterren om zich heen
wierp van een schitterend licht, zoo licht
en zoo fraai gekleurd, dat niets in de na
tuur dit kan evenareD.
Behalve dit alles verloor ik geheel het
bewustzijn van tijd, en ik zou niet heb
ben kunnen zeggen of dit alles een mi
nuut of een eeuw duurde.
Ik heb geen woorden om de zonderlin
ge gevoelens te beschrijven, die mijn li
chaam doorleefde. Nu eens voelde ik dat
ik met mijn voet aan de aarde raakte, en
dat ik tot mijn >n den modder zonk
waaruit ik mijn v« ^dan met de groot
ste moeite wegtrok, ijl het scheen dat
ik bij iederen stap houuerden ponden moest
oplichtendan weer was ik zoo licht als
een veertje, en ik herinner me, dat ik me
stevig aan een boom vasthield, uit vrees
dat ik plotseliüg in de lucht zou worden
opgeheven met de snelheid van een zeep
bel.
Ik had rilliogen over mijn geheele li
chaam, alsof het door electrische schokken
werd beroerd, en ik doorleefde de vreese-
lijkste aandoeningen. Het was of een ijze
ren hand mijn hoofd vastgreep en het ver
morzelde, ik werd duizelig en ik sidder du
nog als ik bedenk hoe hevige pijnen ik
doorstond.
De schrik van een man, die in een af
grond neerstort, of gevoel van een marle-