laar, die aan een paal gebonden, de vlam men ziet Daderen van den brandstapel, is misschien iets in vergelijking van den schrik en angst, die ik in die vreeselijke oogen- blikken, die eeuwen schenen te dnren, door leefde. Ik was wanhopend. Ik wilde mezelven en deze gruwelijke, martelende vervolging ontvluchten. Daarna voelde ik dat ik opzwol en groo- ter werd, steeds grooter, tot ik eindelijk met mijn hoofd aan het blauwe hemelge welf raakte." Daar de werking van dit kruid een zeer snel verloop heeft, ging de gebruiker spoe dig daarop naar huis, en hij was pas bui tenshuis of het herkreeg zijn macht 07er hen. „Het scheen me", zoo eindigt hij, „als of ik tusschen eindelooze muren liep en alsof daaruit de heerlijkste muziek me te- genklonk. Dit vervulde me met genoegen en scheen de angst en schrik, die ik te voren doorstond, te verdrijven. Ik begon nu een heerlijk, gelukkig ge voel te krijgen, zoo opgewekt als nooit een sterveling wasik zwom in ean zee van ge not, zoowel physiek, moreel als intellectueel. Ik had oneindige liefde in mijn hart voor de geheele natuur. Eenige uren later begonnen deze visioe nen weer te verdwijnen, en ik voelde be hoefte aan eten. Ik ging een restaurant binnen en at met gulzigheid wat men mij voorzetteik moet hierbij vermelden, dat eten en drinken me zoo heerlijk voorkwamen, dat ambrozijn en nectar er slechts gewoon brood en zure wijn bij geleken. Toen ik op mijn kamer kwam, viel ik in een diepen en kalmen slaap, en 's mor gens was van de uitwerking van de hachisch niets over, dan een bleek uiterlijk, een aangename moedeloosheid, en een treu rig, spijtig gevoel tegen de werkelijkheid waarin ik weder ontwaakt was. Op den eersten Pinkster- dag heeft te Zürich in een hotel een vree- selijk drama plaats gehad. De portier van het hotel vervolgde se dert lang een kamermeisje met lief desverklaringen en bewaakte haar met eeue jaloersche oplettendheidhij meende te be merken, ten onrechte zooals later gebleken is, dat zij wat al te vriendelijk was tegen over een der gaster, M. Bick, eigenaar eener papierfabriek te Stuttgait, die de feestdagen in Zürich doorbracht. Toen de portier den gast op de trap ontmoette, interpelleerde hij hem daarover en bracht hem met een borstel een slag in het aangezicht toe. M. Bick liep Daar zijne kamer, waar het kamermeisje hem hielp om de wonde te wasschen. Toen de portier dit zag werd hij zoo woedend, dat hij een revolverschot op het meieje loste en haar doodelijk wondde. Daarna loste hij twee schotten op M. Bick, die een half uur later reeds een lijk was. .Nadat hij nog ep den toesnellenden eigenaar van het hotel had geschoten, zon der hem te treffen, liep de razende portier Daar zijne kamer en schoot zich daar door den kop. Spokerij in het knekel huis. In een groot dorp in de nabij heid van Schandau, in Saksen, had onlangs des nachts een akelig voorval plaats. De nachtwacht, die langs het knekelbuisje op het kerkhof liep, hoorde met een grafstem erin zeggen: „dat is van mij en dat is van jou!" De man wa9 versteend van ontzet ting zijn tanden klapperden nog harder dan de beenderen, die blijkbaar in het huisje door elkander werden geworpen. „O, lieve hemel, de dooden verdeelen hun beenen on der elkander", mompelde de wakkere nacht wacht vol afgrijzen en ging zoo hard hij kon aan den haal; onderweg kwam hij den burgemeester tegen, die, met den secretaris, uit een avondzitting van den gemeenteraad kwam. „Burgemeester", schreeuwde de nachtwacht, „in het knekelhuis verdeelen de dooden de beenderen onder elkander." De twee heeren schudden het hoofd, maar gingen toch, nadat een paar stevige knechts waren gehaald, om van de partij te zijn, naar het spookachtige knekelhuis. Zachtkens sloop men naderbij en hoorde werkelijk weder het akelige„dat is van mij, en dat van jou 1" Burgemeester en secretaris wilden op de vlucht gaan, maar de twee knechts waren niet zoo benauwd als de heeren en wilden eerst haring of kuit van het geval hebben. De een klom op de |schouders van den anderen en gluurde door een raampje naar binnen. De drie vreesachtigen meenden ie der oogenblik een beenderige vuist te zul len zien te voorschijn komen om den on verlaat den nek om te draaien. Eensklaps schreeuwde de knecht echter naar binnen „Wacht 'reis, smeerlappeen, ik zal jelui helpen deelen!" Het bleek dat in het knekelhuis drie vagebonden zaten, die uit den teiin van den burgemeester een partij peren hadden ge stolen, die zij thans netjes onder elkander verdeelden. De spoken werden dadelijk beetgepakt en behoorlijk achter slot gezet. Bismarck over de school- jeugd. Van lieverlede wordt Iriedrieheruhe het gelietdkoosde bedevaartsoord voor politieke en niet-politieke menschenkinderen van al lerlei geslacht, leeftijd en beroep. Staat kundigen, hardloopers, parlementsleden, deputaties van vrouwen, wielrijders, hard loopers, Krieger- Vereine en schoolkinderen wisselen elkaar af en ontlokken den grooten oudkanselier begroetingsredevoeringen, welke zijne vereerders allicht den wensch op de lippen zouden breDgen, dat prins Bismarck wat minder toeschietelijk met zijne rede voeringen was. Want zijn naam „man van ijzer' verbleekt op bedenkelijke wijze, nu hij de rol vervult van den gemoedelijken, praatgragen ouden heer. Intusschen, hij weet altijd toch nog aan de eenvoudigste dingen een pakkenden vorm te geven. Zoo b. v. zijne toespraak vóór eenige dagen tot de kweekelingeD, leeraars en bestuur ders der kweekschool van onderwijzers Seminarte Lünebrug, die hem een be zoek brachten en wien Bismarck over de verhoudiug tusschen onderwijzers en leer lingen sprak. Zoo zeide hij o. a. „Vergeet vooral nooit, dat in het kind een scherpe opmerkingsgave ligt, welke zich wel is waar niet openlijk tegenover den onderwijzer uit, maar alleen, als zij onder elkaar of in gezelschap van anderen zijn. Als men dan goed toeluistert, staat men vaak verstomd over het natuurlijk inzicht in de menschelijke uatuur waarvan kinde ren bij de beoordeeling hunner ouders en onderwijzers blijk geven. Ik wil daarmede slechts zeggennadert uwe leerlingen niet met het gevoel uwer ambtelijke waardeen uwer maatschappelijke positie, maa r boven al met liefde jegens de jongeren. Ik ben overtuigd, dat gij hierbij op wederkeerig— heid zult kunnen staat maken bij de meeste kinderen en dat gij bovendien daardoor u- we taak oneindig lichter maakt, zoo gij bij de kinderen de overtuiging wekt, dat de liefde en laat ik zeggen, de achting tua- schen ouders, onderwijzers en kinderen we- derzijdsch zijn. In het kind immers steekt een mensch, een schepsel Gods, dat zijner zijds aanspraak heeft op achting en op steun wegens zijne zwakheid en hulpeloosheid en dat dan ook van harte met vriendelijkheid moet behandeld worden ik zou willen zeg gen evenals de man^ voorkomender, toe geeflijker is tegen de vrouw, juist omdat hij de sterkste is, zoo bestaat er in nog grootere mate eene soortgelijke verhouding van overwicht tusschen onderwijzer en kind maar juist in die sterkere positie schuilt voor ieder edeldenkende de oorzaak van belangstelling in den jongen persoon, die aan zijn bescherming is toevertrouwd. Daar om zou ik u slechts op het hart willen drukken, wees vergevensgezind en billijk, vriendelijk en welwillend. Voor ouders is dit geen verdienste, want bij hen is het de liefde voor eigen vleesch en bloed; ook wel doet het egoïsme zijn invloed gevoelen; maar van den onderwijzer eischt dat zeke ren strijd met zijn gevoel van zelfwaarde over hetgeen hij kunnen en weten moest en moest verrichten en tot stand brengen, om in het ambt, hetwelk hij bekleedt, te worden geplaatst. Die overwinning op uw zellbewustzijn, om in het kind eene plant te zien, welke te beter zich ontwikkelt, naarmate zij met zachtheid wordt behandeld, derhalve het gebod der liefde, dit moge u- we leid-ster zijn in uwe dagtaak De grauwe rups. Men zal zich herinneren, welke groole schade in den vorigen zomer werd aan gericht door de z. g. grauwe rups (agro- tis.) Daar het te vreezen is, dat genoemd insect dit jaar weder in massa zal optre den, zoo schijnt het nuttig om hieronder mede te deeleD, wat in eene der laatste zittingen van de société nationale d'Agri- culture de France door een voornaam des kundige werd medegedeeld, terwijl de aandacht in het bijzonder wordt gevestigd op een middel tot bestrijding door hem aangegeven, bestaande in het herhaald om ploegen van het land. De grauwe rups is een van de schade lijkste insecten voor onzen land- en tuin bouw zij verwoest een groot aantal plan ten de beetwortel, de peen, de cichorei, de knolraap, de graangewassen, de sla, enz. De schade dit jaar aan de beetwortel cultuur veroorzaakt, bedraagt 20 h 30 pOt. van de opbrengst; het is dus van groot gewicht om ze geheel uit te roeien, want de vermenigvuldiging is zeer groot en dreigt een ramp voor het a. s. jaar te worden. De leefwijze van de grauwe rups is be studeerd in een diepe kist, beplant met beetwortelen en peen en bedekt met gaas. Den 80en Mei 1891 werden 's nachts de eieren gelegd en dit duurde eenige dagen de eieren waren verspreid; lo. op de kroon van de peen en den beetwortel2o. een gedeelte op de aarde op eenige centime ters vau de plant verwijderd 3o. een an der gedeelte op de bladeren der planten. De jonge rupsen zijn van den 8sten tot den 12den dag te voorschijn gekomen en zij kruipen in den grond vier h vijf dagen na de geboorte. Man en vrouw zijn, als het «vare de beide riemen van een roeiboot, die wel ieder apart werken maar altijd in dezelfde richting, als de boot namelijk vooruit zal komen, Hoei eens met één riem, en als een tol draait het bootje in de rondte. Snelpersdruk van J. "Winkel te Schagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 6