Zondag 3 Juni 1894.
38ste Jaargang Ho. 2337.
B ij voegsel.
GEMENGD NIEUWS.
EEX MISVERSTAND.
Eb
ra BBE
Het was misschien te veel verwacht,
dat hij het minnebriefje zou geven, te
veel verwacht, dat de kleine enveloppe
onverschillig aangenomen en verdwaald
geraakt onder andere papieren, nogmaals
in zijn gedachten zou terugkomen. In
ieder geval, het gebeurde niet. Hij was
nog jong, niettegenstaande zijn vrouw
hem ontvallen was. Hij was echter be
sloten te hertrouwen.
Herman Rainham trachtte zich zelf
wi)9 te maken, dat zijn eigen geluk niet
de eerste reden was tot den stap, maar
de toekomst van zijn dochtertje. Wat wist
hij van do kunst om een klein meisje
op te voeden
Verstandige menschen had hij hooren
beweren en volgaarne had hij dit
dictum aangenomen dat het verstan
digst, wat een man in zijn omstandig
heden kon doen, was een tweede vrouw
te zoeken, verstandig zoowel voor zijn
eigen toekomst als voor die van zijn
dochtertje.
Toen hij in de ontvangkamer van Josine
van Dalen stond, met den hoed in zijn
hand, een weinig zenuwachtig, vroeg hij
zich zelf af of deze Februaridag hem een
andere, huwelijksjeugd zou geven, of de
plant van 't huiselijk geluk weder zou
uitbotten, dan wel ot de ontbladerde tak
ken zich niet weder zouden sieren met
het frissclie groen wegens gebrek aan de
zon der liefde.
Hij beminde haar, maar hij kwam op
een dag, dat haar vrouwelijke hoogmoed
een geduchten slag had ontvangen. In
de weinige seconden, haar toegestaan al
vorens hij sprak, nam Josine van Dalen
haar besluit. Zij dacht dat hij haar vriend
schap tot haar neef Frank kende en daar
jaloersch op was, dat hij hem vóór wilde
zijn met een huwelijksaanzoek. Eenmaal
had zij wel gehoopt, dat de familiebe
trekking tusschen haar en Frank voor
een inniger zou plaats maken, maar dat
behoorde tot het verleden. Het schrijven
van minnebriefies had een kinderlijk ka
rakter behouden en ofschoon zij kort ge
leden hem nog zoo'n epistel had toege
zonden, had zij geen antwoord ontvangen.
Dat was vernederend. Als zij met de ge
woonte om minnebriefjes te schrijven,
gebroken had, goed, maar dat hij de
eerste zou zijnEn te meer nog, dat
hij haar reden had gegeven, te verwach
ten, dat het zijne een besliste verklaring
zou inhouden Hier, binnen haar bereik
had zij het middel om hem te straffen,
in ieder geval om hem te toonen, dat
het haar onverschillig was.
Josine luisterde met gedwongen aan
dacht naar hetgeen Herman Rainham
tot haar zeide, maar hij bemerkte het
niet. Toen hij sprak van zijn dochtertje,
onbewimpeld, zonder omwegen, zag zij
hem aan. Zijn gelaat teekende ernst en
verwachting en vreemd genoeg, roerde
deze haar meer, dan de hartstochtelijkste
woorden van zijn lippen ooit zouden heb
ben gedaan. Plotseling legde zij haar
hand in de zijne en sprekend van Ce
cilia, zeide zij
„Ik zal veel van haar houden, zij zal
mij even dierbaar zijn alsof het mijn
eigen dochtertje was. Ik zal voor haar
borgen," i
En toen hij was heengegaan, gevoelde
Z1j geen berouw, 't Is waar, dat zij zich
in zekeren zin gebonden gevoelde, zij
begreep dat zij iets gedaan had, wat niet
gemakkelijk ongedaan gemaakt kon wor
den.... maar het was slechts dat oproerig
verlangen naar vrijheid, dat dikwijls met
een daad, die onvoorwaardelijk een zegel
drukt op onze toekomst, vergezeld gaat.
Dien nacht schrikte zij wakker, 't was
haar alsof zij omringd was door een on-
doordringbaren nevelhaar hart klopte
heftig was het de stem van Frank niet,
die haar in de ooren had geklonken
Op haar huwelijksdag was zij voor
Herman Rainham een schitterendeprinses,
ver boven hem verheven, maar zich zelf
nederbuigend naar hem, teneinde hem
te bekronen, met den zegen harer liefde.
Iemand, die hem dien dag had gezien,
kon wel getwijfeld hebben of de toekomst
voor zijn dochtertje wel de eerste be
weegreden van dat huwelijk wai.
Frank was natuurlijk bij de plechtig
heid tegenwoordig. Op 't oogenblik, dat
haar echtgenoot haar verlaten had, zeide
hij tot haar
„Je keurde mij dus geen antwoord
waardig?"
Zij zag hem aan, geen spier op haar
gelaat bewoog zich. Niemand mocht ver
moeden, welk een vreeselijke uitwerking
deze woorden op haar gemoed hadden.
„Wat bedoel je, Frank?"
„O, niet veel. Minnebriefjes behoeven
niet altijd beantwoord te worden, maar
ik had gehoopt, dat je mij toch wel
een paar woorden zou hebben waardig
gekeurd in Februari. Niettegenstaande
zult ge mijn geheim wel bewaren. Nie
mand weet 't behalve jij, of 't moest je
echtgenoot zijn. Wat scheelt je, Josine
Je kijkt me aan, alsof je er niets van be
grijpt!"
„Dat doe ik ook niet,"
„Je hebt toch mijn brief ontvangen.
Het was te laat voor de post en daar
om gaf ik hem aan Rainham, omdat ik
wist, dat hij je den volgenden dag zou
zien."
„Aan mijn echtgenoot
„Ja, ik zal hem even vragen..."
„Frank," zeide zij terwijl haar hand
zwaar op zijn arm legde, „vergeet het.
Spreek er nooit meer van.,terwille van
mij."
Hij zag haar verwonderd aan, maar
toen hij bemerkte, hoe bleek zij was en
hoe gejaagd, bracht hij 't gesprek op
een ander onderwerp.
Herman Rainham had zijn vrouw zijn
huis binnengeleid. Hij bracht haar naar
de kamer zijner eerste echtgenoot, geheel
opnieuw gemeubeld en zeide „Welkom
thuis
En in een opwellig van zijn vreugde,
sterkte hij half de armen naar haar uit,maar
ze deed alsof ze 't niet bemerkte. Zij
ging de kamer binnenhet schitterende
licht der kroonlamp scheen te sterk voor
zijn oogen,want hij bedekte zijn gelaat met
de hand, een oogenblik bleef hij besluite
loos staan, toen sloot hij zachtjes de
deur en ging naar zijn dochtertje.
Dat was natuurlijk genoeg, meenden
de bedienden, maar waarom nam hij zijn
vrouw niet mee En waarom bleef hij
uren bij 't kind, tot de geheele middag
voorbij was en de avond viel En dat
de eerste dag van het huwelijkMaar
bovenal, waarom sloop een statige, rit
selende gestalte door de vertrekken, toen
allen zich ter ruste hadden begeven, naar
de kinderkamer, waar zij naast het sla
pende kind nederknielde en weende
Langzamerhand, toen Cecilia ouder
werd, verwonderde zij zich waarom haar
vader en moeder, als zij alleen waren,
tot elkander spraken alsof zij in een
voornaam gezelschap waren.
Op zekeren dag sprong zij van de pi-
anotabouret, zette zich, neer op 't voeten
kussen bij haar moeder, vastbesloten de
oorzaak hiervan te vinden.
„Zeg ma, waarom zijn u en pa toch
altijd zoo stijf tegen elkaar net of er
bezoek is. Als er iemand hier is, weet ik
wel, dat ik stil moet zitten en niet met
mijn voeten mag schommelen, maar is er
niemand, dan is dat een groot ver
schil."
„Papa en ik zijn geen kinderen," klonk
het antwoord, „Groote menschen mogen
zoo veranderlijk niet zijn, Cis.»
„Dan wil ik nooit groot worden. En
ik ben zeker, dat ik nooit zal trouwen
als ik niets anders te doen heb, dan te
zitten den heelen dag te ztiten en
niets geen plezier te hebben.'
Mevrouw Rainham boog zich voorover
en sloot het kleine mondje met een kus.
Het was goed dat de opmerkzaamheid
van het kind door iets anders werd ge
trokken en zij de tranen niet zag, die
in haar moeders oogen glinsterden. Er
was een tijd geweest, dat ook haar het
leven, zooals zij thans leidde, te zwaar
viel een tijd, dat zij haar echtgenoot
had willen vertellen, dat de daad, die
hem in haar oogen verlaagd en onteerd
had, haar niet onbekend gebleven was.
Maa1- zij kon het niet doen, toen niet en
nu niet. Het zou de kloof slechts wijder
maken; wat zij thans nog dragen kon,
zou dan ondragelijk worden. Nooit had
zij er aan getwijfeld, dat de inhoud van
den brief hem bekend was en hij hem
uit egoïsme niet had afgegeven. En de
arme jongen die hom geschreven had was
nu dood. Slechts een paar maanden had
hij nog geleefd, nadat het huwelijk vol
trokken was, nooit had zij hem weer ge
zien. Hij was dood en haar echtgenoot
had hem vermoord zedelijk vermoord.
Herman had zich eerst verwonderd,
maar zich meer en meer teruggetrokken
in zijn studeerkamer. Hij wist niets van
haar strijd en haar koelheid had lang
zamerhand zijn vurige liefde uitgedoofd.
In den laatsten tijd kwam een kleine en
gel wel eens de studeerkamer binnen
zweven, en bracht een kleine afwisseling
in de eentonigheid van zijn bestaan. Zij
zette zich dan neder bij een groote kist
die vol papieren was. Zij vond het een
heerlijk iets daarin te snuffelen, de losse
bladen aan elkander te naaien, hier en
daar wat te lezen en nu en dan op te
zien met een zucht, totdat hij zijn werk
terzijde legde en met een glimlach ver
klaarde dat zij de plaag zijns levens was.
Dat was het gewone teeken om de ge
drongen, ernstige wolk op haar lief ge
zichtje te doen verdwijnen. Op zekeren
middag snuffelde zij weder in de groote
kist, waar zij een brief vond. Mejuffrouw
van Dalen stond er op. Haar vader zat
over een boek gebogen en haar pogingen
om zijn aandacht te trekken hadden alle
schipbreuk geleden. Ten laatste schoof
zij den brief vlak onder zijn neus.
„Een brief voor mama, hij is niet
eens geopend," zeide ze.'
Hij bekeek het adres. Vreemd
het
schrift kwam hem bekend voor, maar
wie de schrijver was, kon hij zich niet her
inneren.
Na een kleine aarzeling zeide hij:
„Breng hem maar naar je moeder
Hij nam een pen en schreef op de
enveloppe: „Cecilia vond dit zooeven
onder mijn oude papieren. Ik begrijp
niet, hoe deze brief in mijn bezit geko
men is, de hand komt mij wel bekend
voor, maar op 't oogenblik kan ik mij
niet herinneren wie de schrijver is.
Misschien kan je het geheim oplossen."
Het was een gedicht, zooals Frank's
brieven altijd waren geweest. Het was
vol half humoristische teederheid van
trouwe vriendschap en het eindigde met
de hoop dat zij den „ouden Rainham*
gelukkiger zou maken dan zijn eerste
vrouw en met het verzoek voor haar
gelukwenschen voor zijn aanstaand huwe
lijk, daar hij „de gelukkigste sterveling
was." Wel was zijn engagement nog voor
ieder een geheim, maar haar wilde hij
toch deelgenoote maken van zijn geluk.
Het werd later en later, maar mevrouw
Rainham zat onbewegelijk met den brief
in haar hand, zij dacht aan de vele jaren
van bitterheid en teleurstelling, van zorg
en gekrenkten hoogmoed, aan haar toege
ven aan een verdichtsel - zij had hem nooit
bemind. En haar echtgenoot, dien zij
door haar koelheid had afgestooten?...
Cecilia sloop de kamer binnen.
„Mama," zeide zij zachtjes, „waarom
komt u niet beneden
Haar moeder boog zich over haar heen
en drukte haar aan 't hart
„Ik ga met je mee, lieveling, maar
wacht maar even in de eetzaal... ik moet
papa alleen spreken."
Zij ging naar zijn studeerkamer,
waar Herman aan 't raam zat. Hij wil
de voor licht schellen, toen zij binnen
trad, maar zij hield hem tegen.
„Het is beter zoo voor hetgeen ik
te zeggen heb, Herman. Ik kom je ver
giffenis vragen."
En aan zijn voeten geknield, met het
hoofd rustend op zijn knie, den brief
van Frank in haar hand, vertelde zij
hem alles en vroeg hem toen, of hij 't haar
vergeven kon. Zij was niet voorbereid
voor de groote liefde, die haar wachtte,
die onveranderd was gebleven en slechts
was ingeslapen onder haar teruggetrok
kenheid. Hij nam haar in zijn armen en
drukte haar aan zijn hart met meer
teëderheid misschien, dan hij op zijn
huwelijksdag gedaan zou hebben.
I.
Het was geen menagerie om mee te
spotten, die van den dierentemmer God-
hurec: zijn rijke verzameling van dieren,
zijn acht tijgers, Conrad, de prachtige Nu-
midische leeuw en het stou'moedig optreden
van den dierentemmer, dit alles rechtvaar
digde den goeden roep, die van de me
nagerie uitging. Ook kon niet worden ont
kend, dat zich voor den ingang der tent,
aan de kas een groote attractie bevond in
de gedaante eener lieve jonge vrouw, een
bleeke blondine met grijze oogen en inne-
menden glimlach, een groot contrast met
de grandiose schoonheid der wilde dieren
van haar echtgenoot. En, zoo zei men, dat
contrast bestond niet alleen in het uitwen
dige. Want men wist uit goede bron, dat
madame Godhurec even gemakkelijk te na
deren was, als het onraadzaam en gevaar
lijk geweest zou zijn, de tijgers en Con
rad met een bezoek te vereeren.
Pierre Godhurec had zijn wilde dieren
zoo wat overal opgedaan, zijn jongere
jaren had hij doorgebracht cuet het door
kruisen der geheele wereld in alle richtin
gen wat Mariette zijn vrouw betreft,
die had hij gevonden te Bordeaux, bij ge
legenheid van een groot volksfeest. Nood
lottige vondst, die hij daar gedaan had
Bijna iederen avond, aangetrokken zonder
twijfel door de instinctmatige belaDgsttdling,
zooveel vrouwen eigen, voor alles wat woest
en ontzettend is, bezocht zij de menagerie
en volgde in angstige spanning alle bewe
gingen van den dierentemmer. Pierre ein
digde met deze lieve, trouw wederkeeren-
de verschijning op te merken en het ge
volg whs, wat man misschien al vermoed
heeft. Was Pierre een knap jonkman, hij
was niet minder onbegrijpelijk naïef en
Mariette, die even handig als schoon was,
slaagde er zonder moeite in, zich te doen
trouwen.
Aanvankelijk ging alles goed. Mariette
was een ongewone vrouw, met eigenaardige
bekoorlijkheden, een fijnen, listigeu glim
lach, maar een betooverenden glimlach te
vens, geschikt om een engel zichzelven te
doen vergeten. Welk een onbeschrijfelijke
geheimzinnige glimlach 1 En wat wist Ma
riette er een handig gebruik van te maken
Toch had zij, toen zij Pierre trouwde, niet
alleen een bewijs gegeven van haar handig
heid, want ook de liefde was aan baar be
sluit niet vreemd geweest; zij bewonderde
den man, wiens roekelooze moed haar met
ontzetting vervulde, oprecht.
Groot was dan ook de teleurstelling, de
ontgoocheling, toen haar duidelijk werd,
dat in Godhurec twee verschillende per
sonen veteenigd warende dierentemmer
en de echtgenoot. Zoo streng, hardvochtig
en onverschrokken als de eerste was, zoo
teeder, zoo zwak en onderworpen toonde
zich de tweede. Mariette was er de vrouw
niet naar, zulke gevoelens op prijs te stel
len de suikerzoete genegenheid van haar
man stond haar spoedig tegen.
Zij had geen meester kunnen vinden,
het zij zoo 1 zij zou een slaaf hebben En
het denkbeeld, dat die gevierde dierentem
mer, die de verscheurende monsters com
mandeerde naar welgevallen, voor haar den
nek zou krommen, zou beven en weenen
als een kind, zoo dikwijls zij wilde, scheen
haar buitengewoon aanlokkelijk. Het kwam
baar bovendien voor als een zeldzaam ge
not, dien Hercules, wien zij toebehoorde
en die haar met een vuistslag zou kunnen
verpletteren, laaghartig te bedriegen. Hij
was als een pikant gerecht voor haar,
waarvan de nasmaak overheerlijk is.
Da dag evenwel kwam, waarop de die
rentemmer de waarheid wist. Zijne verwijten
waren vreeselijkMariette waande zich,
letterlijk verloren. Maar toeD zij zag, dat
hij haar niet doodde en dat hij, na als
een bezetene te hebben geraasd en ge
tierd, lafhartig tranen had gestort, kramp
achtig snikkend, toen kon zij de macht,
die zij over hem bezat, ten volle nagaan
en zich weder geheel geruststellen. En
wederom speelde die duivelsche glim
lach om haar, straks door schrik verbleek
te lippen, en Godhurec, als door een on-;
gekende kracht gedwongen, Btortte zich
snikkend aan haar voeten.
Het was alles, maar het was genoeg :j
toen hij weder opstond begreep Pierre, dat
hij voor altijd het recht om te verwijten
verloren hadhij moest vergeven en hij
vergaf.
Toen begon een onhoudbaar leven voor
hem; een aanhoudende strijd tusschen zijn
eigen waarde en zijn liefde, die hem me-
dogenloos ondermijnde, had hij van nu af
aan te voeren.
Des avonds, als hij in de opera optrad
zag hij zijn Mariette steeds omringd door,
een gansche sch .re saletjonkers. Zij praat
te, schertste, vermaakte zich al intrigeerend,
voor allen had zij een glimlach, en de
minnaars traden zingende, het hart van
vreugde vervuld, de menagerie binnen.
Daar ondervroegen zij den dierentemmer,
wuifden hem met de hand een familiaal
goeden dag toe, en terwijl zij hem warn
toejuichten, wendden zij het hoofd naar dt
jonge vrouw, die van verre hun haai
schitterend witte tandjes toonde.
Elke keer was het bij Godhurec dezelf
de vruchtelooze verontwaardiging, dezelfdt
machtelooze woede en ieder oogenblik ooi
weer dezelfde lafheid. Niet alleen ver
kropte hij zijn smarte en zijn schaamte
maar hij droeg stilzwijgend de ver
achting, die hij op aller gelaat las
Hij begreep zijn onteering; hij gevoelde g
dat in die zedelijke schipbreuk alles zoi
ten onder gaan: zijn geweten, zoowel al
zijn gevoel van eigenwaarde, zijn moed zoo
wel als zijn eergevoel, maar één hoop koes
terde hij nog, een krankzinnige hoop
maar zoo troostrijk tevens! Misschien zoi
hij er met inspanning van alle krachte
in slagen kunnen, weder de genegenhei-
zijner vrouw te winnen: misschien zoude
Maritte's oogen weder sehittere
van dien helderen glans van oprechte be
wondering en liefde, die vroeger haar aar
gezicht sierden
II.
Sedert een paar dagen was de menageri
Godhurec te Marseille; en dezen avon
verdrongen de nieuwsgierigen zich voor d
tent, want men wist, dat de dierentemmt
met den leeuw Conrad een geheel nieuw
toer zou doen. Pierre is zichtbaar opgewor
den, terwijl hij het strijdperk binnentreec
niet, wijl hij bang is, maar wat h
nu voor het publiek zal gaan verrichte
is niet geheel zonder gevaar, gegeve
het prikkelbare humeur en de woesthe: