Buitenlandsch Nieuws.
CA KNOT vermoord.
Uit en voor d8 Pers.
SS8^08* om over te nemeB-
patroon met kruit geruid laten ontploffen.
Hij plaatste te dien einde het gevaarlijk
voorwerp op een paal en sloeg er toen op
met een hamer.
De gevolgen waren roor den jongeling
zeer noodlottig, want hij kreeg de lading
in zijn gezicht. Zijn eene oog werd daar
bij zoo gekwetst, dat hij het gebrnik daar
van voor altijd zal moeten missen, het
licht is er mt en 't zal nog te bezien staan
ot hij het zal kunnen behouden.
ALKM AA R.I ndebesluurs-
vergadering der #Alkmaarsche Harddrare-
rijvereeniging* is besloten: lo. de jaar-
lijksche harddraverij niet te houden op £9
Augustne, maar op Donderdag, den 30
dier maand men aehtte dit wenschelijker,
omdat den 28sten d. a. te Groningen eene
harddraverij plaats heeft2°. tot deze
harddraverij alleen toe te laten paarden, in
Nederland geboren, ten einde het fokken van
iulandsche harddravers aan te moedigen.
Te Purmerende, waar deze zelfde bepaling
gold, waren den 15 Juni 11. 19 paarden
ter mededinging aanwezig. De prijzen van
f 200 en f 100 voor de eene en f75 en
f 50 voor de andere harddraverij, blijven
gehandhaafd.
Toen Sadi Carnot, de president der
Franache Republiek, zaterdagmorgen uit
Parijs naar Lyon vertrok, in gezelschap
van den minister-president Dupuy, zijn
secretaris generaal Borius en eenige of
ficieren van zijn militair huis, kon hij
zeker niet vermoeden, dat de toejuichin
gen, die de Parijsche bevolking hem na
zond, de laatsten zouden zijn, die hij
zou hooren.
De tocht naar Lyon had niets bijzon
ders. De tentoonstelling werd Zondag
geopend en 's avonds omstreeks halftien
zou Gamot van het tentoonstellingsge
bouw naar den schouwburg rijden, waar
een galavoorstelling zou plaats hebben.
Met den President zat in het rijtuig de
prefect Rivaud. Een man dringt door
de menigte heenhij heeft de houding
van iemand, die een verzoekschrift wil
overhandigen, het papier, dat den
dolk verbergt, dien hij in de hand heeft.
Met dien dolk brengt de man Carnot een
steek toe in de hartstreek. De prefect
gaf den moordenaar een slag, zoodat hij
over den grond tuimelde. Het publiek
wierp zich als razend op den moorde
naar en het koste de politie veel moei
te hem levend naar de gevangenis te
brengen.
Gamot was na den dolkstoot ineenge
zonken en werd door generaal Borius en
den maire naar bed gebracht, waar ter
stond geneeskundige hulp werd ontboden.
Eerst had men nog hoop op behoud, toen
het bloedverlies tot staan was gebracht.
Lang duurde dat echter niet. Het werd
minder en kwart voor een uur was Pre
sident Carnot overleden.
Men kan zich geen denkbeeld vormen
van de onsteltenis, welke door dien moord
in de stad werd gebracht. De prefect
reed naar den schouwburg om aan het
publiek kennis te geven,dat de voorstelling
niet kon doorgaan. Een uitbarsting van
woede tegen den moordenaar was het
antwoord.
De moordenaar is een jonge man van
22 jaar, Italiaan van afkomst, Cesare
Giovanni Santo. Hij woonde sedert 6
maanden te Cette en was 's morgens te
Lyon aangekomen. Hij werd geboren te
Monte-Visconti.
Over de reden tot den moord weigerde de
man zich uit te latenhij zou alleen
tot de rechters daarover spreken. Mis
schien hebben wij te doen met een uit
barsting van den volkshaat tusscben Ita
lië en Frankrijk, die reeds lang aan 't
werken is misschien is het een gewoon
anarchistisch bedrijf, misschien ook is
het een daad van hoogmoedswaanzin en
wilde de man zijn naam in de geschiede
nis bewaard doen blijven.
De moordenaar werd gesignaleerd als
gevaarlijk anarchist.
De moordeuaar was een bakker. Men
verbaast zich, dat hij als vreemdeling
niet onderworpen was aan het verban-
ningsbesluit. Hij heeft Cette Zaterdag
moeten verlaten. "Wegens gebrek aan geld
legde hij den geheelen afstand van Vien-
ne naar Lyon te voet af.
De woede van het volk was onbeschrij
felijk het scheurde den moordenaar de
kleeren van het lijf en wilde hem lyn
chen. De politie bevrijdde hem en deed
de kleeren zoo goed als 't ging herstel
len.
Eenige bij zonderheden over de laatste
oogenblikken van den heer Carnot.
Te middernacht ontving hij den aarts
bisschop, die eenige oogenblikken bij hem
bleef en zich vervolgens in een aan
grenzend vertrek terugtrok. Te half een
scheen de dood nabij. De aartsbisschop
werd geroepen en diende het laatste o-
liesel toe. De heer Carnot was zijn toe
stand volkomen bewust en zeide twee
maal „Ik ga heen."
Op dit oogenblik zeide men tot hem:
,Uw vrienden zijn daar, mijnheer de
president." Met een nauwelijks hcorbare
stem antwoordde Carnot„Ik ben zeer
verheugd dat zij gekomen zijn."
De heer Carnot is gestorven op een
ijzeren ledikant, geplaatst tusschen de
beide vensters der kamer, welke hij be
woonde, en aan de voeten van het staat
siebed.
Niet de wond door den dolk veroor
zaakt, is 12,8 cM, diep, maar die, wel
ke de geneesheeren gemaakt hebben om
de bloedstorting tegen te gaan. Om kwart
voor één uur stond de hartslag
stil.
De woede van het volk tegen de Ita
lianen neemt onophoudelijk toe. Infante
rie bewaakt het Italiaacsche consulaat.
De trein, waarmede mevrouw Carnot
en een der zoons van wijlen den presi
dent naar Lyon vertrokken waren, kwam
te 7 uur maandagmorgen aan het station
Yaise aan, waar de weduwe en haar
zoon uitstapten om betuigingen van sym
pathie te vermijden. Een landauer bracht
hen onmiddellijk naar de prefectuur.
De oudste zoon van Carnot die als
officier te Dyon in garnizoen ligt, was
reeds om 4 uur maandagmorgen te Lyon
aaugekumen. Toen hij het station met
zwart behangen zag, dreigde hij in zwijm
te vallen; men moest hem steunen bij
het bestijgen van het rijtuig.
De vlaggen, die van de openbare ge
bouwen en de particuliere wouingen
woeien, zjjn alle vervangen door rouw
vlaggen. Den geheelen nacht is bij het
lijk gewaakt door officieren van het Ely-
sée. Het lichaam is gestoken in een ge
kleed kostuum, om den hals hangt het
grootkruis van Legioen van Eer. Het
lijk is op het doodsbed gephotographeerd.
Mevrouw Carnot heeft geweigerd het
lichaam van wijlen haar gemaal te laten
balsemen en heeft den wensch te ken
nen gegeven, het zoo spoedig mogelijk
naar Parijs, naar de kapel in bet Elysée,
overgebracht te zien.
Maandag hield de ministerraad een
zitting onder leiding van den heer Dupuy,
die zijn ambtgenooten de omstandigheden
van den aanslag mededeelde. Het lijk
van Carnot is maandagnacht te Parijs
aangekomen. Het ministerie zal bij de
Kamer een wetsontwerp indienen, waar
bij machtiging gevraagd wordt de begra
fenis op staatskosten te doen plaats heb
ben.
Het Journal Officieel bevattede
volgende mededelingen „De pre
sident van den Senaat, in zijne hoe
danigheid van voorzitter der nationale
vergadering, heeft besloten, dat beide
kamers den 27en Juni in Congres te
Yersailles zullen bijeenkomen, ten einde
tot de verkiezing van een president der
Republiek over te gaan."
Het is onmogelijk de beslissing van
het congres te voorspellen. Dupuy heeft
tegen zich zijn dubbelzinnige houding
in de afgeloopen week, Périer zijn orle-
anistisch verleden. Generaal Gallifet zal
nooit door Parijs geduld worden.
Cavaignac heeft kans als man van het
gezag en kan rekenen op de stemmen
der radicalen voor zijn voorstel betreffen
de een inkomstenbelasting, Constans,
Freycinet, Challemel Lacour en Brisson
worden geacht geen kans te hebben. In-
tusschen zal men mat het onverwachte
rekening moeten houden, want de ge-
heele wereld is overvallen door de tij
ding. De beurs is zeer zenuwachtig en
opende met een vrij belangrijke daling.
Alle dagbladen geven een gelijkluidend
verslag van den moord en de betuigin
gen van leedwezen zijn algemeen. Alle,
van de Soleit tot de Pelite Pépubliqu
(80C.) en de Intransigent zijn veront
waardigd; alle erkennen, dat Carnot een
eerlijk man was en een bewaker van
de grondwet. Hij was als staatsman de
verpersoonlijking van uitterlijk waardig-
heidsvertoon, en trad te weinig persoon
lijk op dan dat men heftig zou kunnen
bestrijden. Men vindt het algemeen ge
lukkig, dat de moordenaar geen Fransch-
man was.
Men schijnt voorzien te hebben, dat
er iets broeidede politiemacht, die den
president op zijn reizen vergezelde, was
sterker dan ooit. De prefect Lépin, de
directeur der veiligheid en agenten wa
ren medegereisd.
Het dagblad Le Matin zegt dat vol
gens de meeniug van de prefectuur van
politie de moord het gevolg is van een
samenzwering van kosmopolitische anar
chisten, die besloten hadden in 't groot
hun slag te slaan, door de samenzwe
ring tegen den czaar, den aanslag op
den heer Crispi, den moord op Carnot.
Morgen zou wellicht een koning of kei
zer getroffen worden.
Anderen zijn van oordeel, dat de anar
chisten hun dooden willen wreken, aan
welke Carnot steeds weigerde gratie te
verleenen.
De dood van Carnot is in de gegeven om
standigheden een zware slag voor Frank
rijk en bij de wijze waarop hij viel,
zal hij door vriend en vijand betreurd
worden en met een mengeling van wee
moed en wrevel grafwaarts worden ge
bracht.
Sadi Carnot, de vierde President der
Fransche Republiek, is 13 Augustus
1837 te Limoges geboren en was bijna
57 jaar oud. Hij is de oudste zoon van
Hippolitie Carnot, lid van de Kamer van
Afgevaardigen voor de stad en later
Minister van Onderwijs, tijdens de twee
de Republiek van 1848. Ook zijn groot
vader, Lazare Carnot, speelde een poli
tieke roltijdens de nationale conventie
stond hij aan het Ministerie van Oor
log en onder de meest moeitevolle om
standigheden wist hij een leger uit te
rusten, dat den buitenlandschen vijand
afweerde, waardoor hij zich den eere
naam verwierf van „Qrganisateur de la
victoire".
Sadi Carnot was ingenieur van beroep
en van 1871 af lid van de Kamer. Yan
1880 tot 1882 was bij Minister van O-
penbare "Werken en van 1885 tot 1886 j
Miifister van Financiën. Na zijn aftreden
wenl hij lid van den Senaat.
De verkiezing van Sadi Carnot tot
President der Republiek op 3 Dee. 1887
geschiedde met 616 van de 852 stem
men. Men weet, dat die uitslag niet was
verwacht. Over het beleid van Carnot
is in den laatsten tijd meermalen ge
sproken en niet altijd in even gunstigen
zin. Men zal echter de kleine fouten van
Carnot thans vergeten en rouw dragen
om den man, die zulk een lot niet had
verdiend.
Vergadering cloi- I -i
berale TTnie.
De „Liberale Unie" heeft op 16 dezer
een moeieljjken dag beleefd. Het was te
verwachten, dat de eerste maal, dat >i«
algemeene vergaderiug bijeenkwam, de
strijd, die iu den lande gevoerd was, ook
in den boezem der verseniging zou ge
streden worden.
De uitslag van dien strijd was te voor
zien. Dat de meerderheid aan de zijde
van het Bestuur zou staan, was te ver
wachten. Het Bestuur toch had gestuurd
in de richting, die sedert lange jaren ge
volgd was, had gehandeld overeenkom
stig de beslissing der Algemeene Verga
dering over de kiesrechtontwerpen van
den Minister Tak, en dit vooral moet
niet vergeten worden het had de
groote meerderheid der liberale partij in
den lande aan zijne zijde. Dit immers
is zonneklaar gebleken door den uitslag
der Kamer-verkiezingen.
De gekozen liberalen toch zijn voor
verreweg de meerderheid aanhangers van
de kiesrecht-ontwerpen van den heer Tak.
De meerderheid der liberale kiezers
heeft zich dus uitgesproken in denzelf
den geest als de meerderheid der libera
le kiesvereenigingen, aangesloten bij de
„Liberale Unie". Dat de houding van
het Bestuur goedgekeurd en op voort-
arbeiden in dezelfde richting aangedron
gen zou worden, was vooraf zoo goed
als zeker. Even zeker was het echter,
dat eene minderheid met kracht daarte
gen zou opkomen Men moest ziende
blind zijn om iets anders te kunnen
denken. Dat de minderheid zich ver
weerde, was haar recht dat zij het met
warmte deed, was te versachten. Dat er
dus van weerskanten harde woorden ge
vallen zijn het ware beter geweest dit
te vermijden, men had de zaken kun
nen behandelen zonder persoonlijk kwet
send te worden maar dat er ook per
soonlijke onaangenaamheden zouden voor
vallen, was voor hen,die de kaart des lands
kenden, geene verrassing. Als het zwerk
overladen is met electriciteit, dan komt
er ontlading daarbij gebeurt wel eens
een ongeluk, maar de lucht wordt er
door gezuiverd. Het onweer in de
„Liberale Unie" moest ook komen
dat het hier of daar zou inslaan, was te
voorzien moge de zuivering der
lucht er het heilzaam gevolg van
zijn
Na te pleiten over de gevoerde beraad
slagingen zou tot nists dienen. Het ligt
ook niet in ons plan. Wel willen wij twee
belangrijke vragen behandelen.
De eerste is dezeWas geene ver
zoening mogelijk geweest tusschen meer
derheid en minderheid
Er zijn stemmen opgegaan, die dezo
verzoening predikten. Daar waren er on
der, die verzoening opvatten in den zin
van onderwerping der meerderheid aan
de minderheid, dio verzoening predikten
met haat in het hart. Maar daar waren
ook mannen, die werkelijk meenden, dat
men scheuring en strijd voorkomen kan,
en die meenden dat men aan allen, die
van linker tot rechter bij de liberale
partij behooren, plaats kon laten in het
oude partijverband.
Zij wezen er op, dat er zooveel is,
wat ons vereent, en zoo weinig, wat ons
verdeelt. Dat wij zulke stemmen gaarne
hooren, wij bekennen het volmondig. Dat
wij zelve liever vergaren dan verstrooien,
is onzen lezers bekend.
Maar hier van verzoening te spreken
was alleen mogelijk door misverstand
omtrent oorzaak en gevolg. Niet de uit
spraak van deze vergadering zou den
strijd doen ontbranden, haar uitspraak
was een gevolg, een noodwendig uitvloei
sel van den bestaanden strijd, van het
bestaande meeningsverschil. Dit te ver
bloemen of te bemantelen, zou de kiem
van nieuwen strijd in den boezem der
„Liberale Unie" hebben vastgelegd.
Nu zullen wellicht sommige kiesver
eenigingen zich aan de Unie onttrekken.
Dit is mogelijk. Dat is dan echter niet
een gevolg van het nu genomen besluit,
maar eenvoudig van het door dat besluit
gebleken verschil van gevoelen over een
ingrijpend beginsel.
Dat verschil bestaat. Het is niet door
het besluit van eenige vergadering weg
te nemen.
Het kan zeer wel zijn, dat als eene
vereeniging besluit zich van de „Libe- j
rale Unie" af te scheiden, zij in haar
midden leden heeft, die hot met dat
besluit niet eens zijn en zich op hunne
beurt van die vereeniging afscheiden
zooals omgekeerd uit vereenigingen, die
in de „Liberale Unie" blijven, leden
treden kunnen, die op haar standpunt
niet staan. Op die wijze zal de „Libera
le Unie" in aantal leden achteruitgaan,
dat zal wel niet te keeren zijn. Doch
wat zjj in uitgebreidheid verliest, aal
zij winnen in
dan eene instelling, die, doo
„aar buiten indruk maakt, maar wegens
innerlijke voosheid inderdaad weim0
niets vermag. „„wit de
En dan nog. Ten slotte wordtde
houding, die men tegenover vraagsti^
ken van algemeen belang inneemt niet
uitsluitend bepaald door het parbyweiv
band. Het blijft dus mogelijk, dat zij die
nu wegens den kiesrechtstrijd uiteengaan
later - zij het dan in verschillende
groepen samenwerken tot bereiking
van een doel, waarover zij het onder
ling eens zijn. En het zal die samen
werking zijn, die ten slotte, op veel ge
zonder grondslag, dan die het bedekken
der waarheid vermag te geven, de ver
zoening te weeg zal brengen, die nu
schijn zou wezen, maar dan werkelijk
heid worden kan.
ns-examen voor.
Op zekeren avond zat de
tikelen over staathuishoudkundige v
stukken geschreven, en bereidde- l
tevens bij een bekenden knappen \r i-
in Den Haag voor het candidaaUno-^
junct-commies met twee jongelui^- a<*"
veneens voor genoemd examen arbeidd
op het kantoor van den notaris, die 1
eens een ernstig onderzoek naar de l-D°^
de van het drietal instelde. De '«1JQö*
l slotso®
hunner g6.
De tweede vraag, die zich noodwendig
opdringt, is die, welke onze houding voor
de toekomst moet zijn, de houding van
hen, die met de richting der „Liberale
Unie" blijven instemmen.
Dat is gezegd door het Bestuur bij
monde van den voorzitter die, helaas
besloten heeft zijne taak neer te leggen,
die hij zoo waardig, zoogoed en zoo on
partijdig vervulde in het openings
woord, waarmede hij de afgevaardigden
ter algemeene vergadering welkom
heette.
„"Wat moet," zoo vroeg de Voorzit
ter, „thans het standpunt zijn van dege-
n#n, die in 1891, 1892 en 1893 de groo
te meerderheid vormden in onze Ver
eeniging, die het verkiezingsprogramma
van 1891 vaststelden, die in 1892 een
kiesrecht verlangden, overeenkomstig de
ontwerpen der toenmalige Regeering, die
in 1893 de dringende noodzakelijkheid
erkenden van krachtige sociale hervor
mingen P
Naar des bestuurs oordeel dit, dat wij
onwrikbaar vasthouden aan onze begin
selen;
dat wij blijven verlangen eene rege
ling van het kiesrecht, die niet wordt
beheerscht door de vrees enkele onge-
•ehikten op te nemen, maar die uitgaat
van de gedachte, dat geene geschikten
mogen worden buitengesloteneen
kiesrecht, dat, op vertrouwen gegrond,
vertrouwen wekt en bevrediging schenkt,
een kiesrecht, dat is losgemaakt van
bezit of census, in welken vorm ook
dat wij blijven aandringen op tot
standkoming van de wetgevende maat
regelen, die reeds in onze programma's
van 1887 en 1891 als dringend nood
zakelijk werden voorgesteld, met name
van die, welke in verband staan met de
sociale vraagstukken
dat wij, in een woord, blijven arbeiden
met alle kracht en onverpoosd aan de
ontwikkeling van onze staatsinstellingen
in vooruitstrevenden, in democratischen
zin.
Doch terwijl wij die beginselen onver
zwakt willen gehandhaafd zien, erkennen
wij, dat rekening moet worden gehou
den met de plichten, welke de staatkun
dige toestand van het oogenblik ons op
legt. Mag van hen, die in den verkie
zingsstrijd de meerderheid verwierven,
zelf beheersching worden verlangd, zij
die in de minderheid bleven, behooren
aan de tegenwoordige Regeering gele
genheid te laten, hare denkbeelden aan
gaande het kiesrecht in wetsvoorstellen
te belichamen, Althans en in ieder geval
dient men nadere verklaringen der Re
geering omtrent hare plannen af te
wachten."
Ziedaar een programma, dat aan dui
delijkheid niets to wenschen overlaat.
Wij handhaven onze beginselen, wij
houden vast aan onze overtuiging. Na
tuurlijk. Dat zijn geen gelegenheidsdin-
gen, die men aanneemt of aflegt naar
willekeur en naar omstandigheden. Zij
beheerschen ons doen, zij beheerschen
ons oordeel. Ons oordeel ook over en
onze houding tegenover hetgeen' de
nieuwe regeering doen zal; wij zullen ha
re voorstellen toetsen aan onze beginse
len en zullen gaarne medewerken om
tot stand te brengen, wat zij in overeen
stemming daarmede voorstelt want
het is ons om de zaken, niet om de per-
8onen te doen.
Zoo wachten wij rustig, bewust van
onze eigen kracht, sterk in het vertrou
wen op de toekomst, de dingen af, die
komen zullen, gereed om voor onze be
ginselen op te komen, waar en wanneer
zij met gevaren bedreigd worden be
reid ook om de Regeering te steunen,
in zoover zij het ons mogelijk maakt,
doen handhaving onze beginselen te
- Prof. O'Aulnis do
Hourouill.
Met Anecdotes van beroemde mannen
komt men gewoonlijk eerst aandragen als
J van het tooneel hunner werkzaamhe
den^ zijn verdwenen.
Nu prof. De Bourouill nog kort gele
dus de tM kraCHtig g6Weerd heeft'is
aprVu hJd aangewezen om een bijzon-
dfepen 1dagen weer o'p te
Pr r' r? eerrespondent van de
r. Gr Cl. geeft haar ten beste en zij
Frof. De Bourouill was jaren geleden
adjunct-commies aan hit ministerie
van financien werkzaam. De ion^e amb
*naar had in tijdschriften ei jL
er van was, dat z.
instelde,
i. twee
rust den tremplin-sprong konden wa
maar dat den jongen adjunct-comi^
ernstig werd afgeraden zich aan u
examen te onderwerpen. Twee uur
prijkte in de Staafs-Courant de be
ming van den heer D'Aulnis de BourS
tot professor m de staathuishouding
aan de hoogesekool te Utrecht
Men kan zich de verbazing van 1,
tweetal a.s. candidaat-notarissen voor n
len, die hun poveren leergenoot Dw
ling tot professor verheven zagen
F»artij formatie
In De Nederlander van Zondag' 11
antwoordt de Redactie op een in»P
den stuk, waarin wordt aangedr? ,Z°n*
dat de Linker vleugel der LüSjfJf1
tij in de Kamer „gezamenlijk een w"
gramma van beginselen opmak* I
diegenen zich terugtrekken, die diaSj?
niet instemmen, en men aldus wetewat
men aan die partij of groep heeft"0
het navolgende
„Het zou de omgekeerde wereld we-
zen indien leden der kamer als zooda"
nig een program van beginselen gineea'
opmaken, ten richtsnoer voor een part"
in den lande. Integendeel dunkt ons dit
de taak van de georganiseerde kiezer»
(of niet kiezers), opdat door de partij.
genooten de candidaat-volksvertegenwoor-
digers kunnen worden getoetst aan bet
program en aan wenschen, die tijdelijk
op den voorgrond staan, en opdat hier
door vanzelf gewaarborgd worde een
daarmede overeenstemmende aaneenslui
ting der gekozenen in de Kamer.
„Nu heeft natuurlijk de pers tot de
vorming eener partij in wording en tot
de vaststelling van een program het hare
bij te dragen. "Wel dienen haar roeping
en haar beteekenis ten deze niet te
worden overschatmet name heeft zij.
zelve zich te hoeden voor den waan,
alsof zij het maar voor het zeggen had,
en alsof do kiezers de schapen waren, ge
neigd om zich te bewegen overeenkomstig
den wenk des herders. Doch ongetwij
feld heeft zij voor te lichten naar haar
inzicht, door de uiteenzetting ervan te
nopen tot overweging, en de gedragslijn
te teekenen, die volgens haar meening
de beste is.
„Aldus pogen wij in de laatstverstre-
ken weken te doen, nu de loop der
staatkundige gebeurtenissen drijft naar
een gewijzigde partijgroepeering. Of juis
ter wij begonnen met dat pogen, geeni-
zins van plan het te laten bij hetgeen
te dien einde uit onze pen is gevloeid.
Reeds inzóóver mogen wij eenige ge-
duldsoefening vergen van de inzenders,
waar zij nog aanleiding vonden tot het
zetten van eenige vraagteekens.
„Een dier vraagteekens, rakend de kies
rechtkwestie, willen wij wel reeds thans
trachten weg te nemen door de
belijdenis, dat onzes erachtens de partij,
aan welker vorming wij wenschen te ar
beiden voor ons deel, goed zal doen, in
dien zij ten opzichte van het genoem
de vraagstuk, en ook in het algemeen
met practischen zin ziek plaatst op het
terrein der bestaande grondwet, om te
eischen wat op dit terrein bereikbaar
is. j
„In trouwe, met die beperking wacht
haar nog voor langen tijd genoeg werk
aan den winkel. Want is dit aldus be
reikbare verkregen, dan heeft zij haar
krachten te beproeven en haar klachten
in te spannen voor hetgeen haar eigen
lijk doelwit wezen moetden wetgever
te brengen tot betere betrachting van
zijn plicht tegenover
nooden en behoeften.
„Wat ons, in verband met dit
wel een weinig heeft verrast, is de ver
wondering der inzenders, dat zij niet e
hooren kregen, welke onze beginselen zlJn
omtrent de verhouding tusschen staat en
maatschappij. Yindt die verwondering
misschien haar grond hierin, dat zij 0
nu toe niet tot den kring onzer trou«
lezers hebben toebehoord Ycrzweg®
toch hebben wij die beginselen nooit-
terwijl wij zullen voortgaan ze teyer
digen, kan men er gerust op zijn,
wij beoogen, de wetgeving, binnen
grenzen der mogelijkheid, dienstbaar
maken, zoowel aan het versterken
maatschappelijk zwakken en aan hun
scherming tegen overmacht, als aan
zóódanige verdeeling van het dusgenaa
de maatschappelijk inkomen, die
dan tot heden berust op arbeid en U
soonlijke verdienste.
„Zeker zal de partij, welke ons
den geest staat, het streven daarbee
schrijven hebben op haar banier i en
gelooven inderdaad, dat het
dert, waarop zulk een partij vasten
kan erlangen, haar gelederen vullen
contingenten, die tot dusver wer e
geduid met verschillende namen- -
het naderen van een tijdstip is ?e -jjn
ders dan het reeds aangebro e g„
ervan zelf. Gelijk het ongeraden
zou. een vrucht te plukken, l,'^r ~0fef
aan het rijpen is, zoo ook zim ,ejjen.
haasting slechts tot teleurstel! ng te
Van de beide kanten, aan we' ^jgenen
vormen party haar volgelingen o