Buitenlandsch Nieuws. CA KNOT vermoord. Uit en voor d8 Pers. SS8^08* om over te nemeB- patroon met kruit geruid laten ontploffen. Hij plaatste te dien einde het gevaarlijk voorwerp op een paal en sloeg er toen op met een hamer. De gevolgen waren roor den jongeling zeer noodlottig, want hij kreeg de lading in zijn gezicht. Zijn eene oog werd daar bij zoo gekwetst, dat hij het gebrnik daar van voor altijd zal moeten missen, het licht is er mt en 't zal nog te bezien staan ot hij het zal kunnen behouden. ALKM AA R.I ndebesluurs- vergadering der #Alkmaarsche Harddrare- rijvereeniging* is besloten: lo. de jaar- lijksche harddraverij niet te houden op £9 Augustne, maar op Donderdag, den 30 dier maand men aehtte dit wenschelijker, omdat den 28sten d. a. te Groningen eene harddraverij plaats heeft2°. tot deze harddraverij alleen toe te laten paarden, in Nederland geboren, ten einde het fokken van iulandsche harddravers aan te moedigen. Te Purmerende, waar deze zelfde bepaling gold, waren den 15 Juni 11. 19 paarden ter mededinging aanwezig. De prijzen van f 200 en f 100 voor de eene en f75 en f 50 voor de andere harddraverij, blijven gehandhaafd. Toen Sadi Carnot, de president der Franache Republiek, zaterdagmorgen uit Parijs naar Lyon vertrok, in gezelschap van den minister-president Dupuy, zijn secretaris generaal Borius en eenige of ficieren van zijn militair huis, kon hij zeker niet vermoeden, dat de toejuichin gen, die de Parijsche bevolking hem na zond, de laatsten zouden zijn, die hij zou hooren. De tocht naar Lyon had niets bijzon ders. De tentoonstelling werd Zondag geopend en 's avonds omstreeks halftien zou Gamot van het tentoonstellingsge bouw naar den schouwburg rijden, waar een galavoorstelling zou plaats hebben. Met den President zat in het rijtuig de prefect Rivaud. Een man dringt door de menigte heenhij heeft de houding van iemand, die een verzoekschrift wil overhandigen, het papier, dat den dolk verbergt, dien hij in de hand heeft. Met dien dolk brengt de man Carnot een steek toe in de hartstreek. De prefect gaf den moordenaar een slag, zoodat hij over den grond tuimelde. Het publiek wierp zich als razend op den moorde naar en het koste de politie veel moei te hem levend naar de gevangenis te brengen. Gamot was na den dolkstoot ineenge zonken en werd door generaal Borius en den maire naar bed gebracht, waar ter stond geneeskundige hulp werd ontboden. Eerst had men nog hoop op behoud, toen het bloedverlies tot staan was gebracht. Lang duurde dat echter niet. Het werd minder en kwart voor een uur was Pre sident Carnot overleden. Men kan zich geen denkbeeld vormen van de onsteltenis, welke door dien moord in de stad werd gebracht. De prefect reed naar den schouwburg om aan het publiek kennis te geven,dat de voorstelling niet kon doorgaan. Een uitbarsting van woede tegen den moordenaar was het antwoord. De moordenaar is een jonge man van 22 jaar, Italiaan van afkomst, Cesare Giovanni Santo. Hij woonde sedert 6 maanden te Cette en was 's morgens te Lyon aangekomen. Hij werd geboren te Monte-Visconti. Over de reden tot den moord weigerde de man zich uit te latenhij zou alleen tot de rechters daarover spreken. Mis schien hebben wij te doen met een uit barsting van den volkshaat tusscben Ita lië en Frankrijk, die reeds lang aan 't werken is misschien is het een gewoon anarchistisch bedrijf, misschien ook is het een daad van hoogmoedswaanzin en wilde de man zijn naam in de geschiede nis bewaard doen blijven. De moordenaar werd gesignaleerd als gevaarlijk anarchist. De moordeuaar was een bakker. Men verbaast zich, dat hij als vreemdeling niet onderworpen was aan het verban- ningsbesluit. Hij heeft Cette Zaterdag moeten verlaten. "Wegens gebrek aan geld legde hij den geheelen afstand van Vien- ne naar Lyon te voet af. De woede van het volk was onbeschrij felijk het scheurde den moordenaar de kleeren van het lijf en wilde hem lyn chen. De politie bevrijdde hem en deed de kleeren zoo goed als 't ging herstel len. Eenige bij zonderheden over de laatste oogenblikken van den heer Carnot. Te middernacht ontving hij den aarts bisschop, die eenige oogenblikken bij hem bleef en zich vervolgens in een aan grenzend vertrek terugtrok. Te half een scheen de dood nabij. De aartsbisschop werd geroepen en diende het laatste o- liesel toe. De heer Carnot was zijn toe stand volkomen bewust en zeide twee maal „Ik ga heen." Op dit oogenblik zeide men tot hem: ,Uw vrienden zijn daar, mijnheer de president." Met een nauwelijks hcorbare stem antwoordde Carnot„Ik ben zeer verheugd dat zij gekomen zijn." De heer Carnot is gestorven op een ijzeren ledikant, geplaatst tusschen de beide vensters der kamer, welke hij be woonde, en aan de voeten van het staat siebed. Niet de wond door den dolk veroor zaakt, is 12,8 cM, diep, maar die, wel ke de geneesheeren gemaakt hebben om de bloedstorting tegen te gaan. Om kwart voor één uur stond de hartslag stil. De woede van het volk tegen de Ita lianen neemt onophoudelijk toe. Infante rie bewaakt het Italiaacsche consulaat. De trein, waarmede mevrouw Carnot en een der zoons van wijlen den presi dent naar Lyon vertrokken waren, kwam te 7 uur maandagmorgen aan het station Yaise aan, waar de weduwe en haar zoon uitstapten om betuigingen van sym pathie te vermijden. Een landauer bracht hen onmiddellijk naar de prefectuur. De oudste zoon van Carnot die als officier te Dyon in garnizoen ligt, was reeds om 4 uur maandagmorgen te Lyon aaugekumen. Toen hij het station met zwart behangen zag, dreigde hij in zwijm te vallen; men moest hem steunen bij het bestijgen van het rijtuig. De vlaggen, die van de openbare ge bouwen en de particuliere wouingen woeien, zjjn alle vervangen door rouw vlaggen. Den geheelen nacht is bij het lijk gewaakt door officieren van het Ely- sée. Het lichaam is gestoken in een ge kleed kostuum, om den hals hangt het grootkruis van Legioen van Eer. Het lijk is op het doodsbed gephotographeerd. Mevrouw Carnot heeft geweigerd het lichaam van wijlen haar gemaal te laten balsemen en heeft den wensch te ken nen gegeven, het zoo spoedig mogelijk naar Parijs, naar de kapel in bet Elysée, overgebracht te zien. Maandag hield de ministerraad een zitting onder leiding van den heer Dupuy, die zijn ambtgenooten de omstandigheden van den aanslag mededeelde. Het lijk van Carnot is maandagnacht te Parijs aangekomen. Het ministerie zal bij de Kamer een wetsontwerp indienen, waar bij machtiging gevraagd wordt de begra fenis op staatskosten te doen plaats heb ben. Het Journal Officieel bevattede volgende mededelingen „De pre sident van den Senaat, in zijne hoe danigheid van voorzitter der nationale vergadering, heeft besloten, dat beide kamers den 27en Juni in Congres te Yersailles zullen bijeenkomen, ten einde tot de verkiezing van een president der Republiek over te gaan." Het is onmogelijk de beslissing van het congres te voorspellen. Dupuy heeft tegen zich zijn dubbelzinnige houding in de afgeloopen week, Périer zijn orle- anistisch verleden. Generaal Gallifet zal nooit door Parijs geduld worden. Cavaignac heeft kans als man van het gezag en kan rekenen op de stemmen der radicalen voor zijn voorstel betreffen de een inkomstenbelasting, Constans, Freycinet, Challemel Lacour en Brisson worden geacht geen kans te hebben. In- tusschen zal men mat het onverwachte rekening moeten houden, want de ge- heele wereld is overvallen door de tij ding. De beurs is zeer zenuwachtig en opende met een vrij belangrijke daling. Alle dagbladen geven een gelijkluidend verslag van den moord en de betuigin gen van leedwezen zijn algemeen. Alle, van de Soleit tot de Pelite Pépubliqu (80C.) en de Intransigent zijn veront waardigd; alle erkennen, dat Carnot een eerlijk man was en een bewaker van de grondwet. Hij was als staatsman de verpersoonlijking van uitterlijk waardig- heidsvertoon, en trad te weinig persoon lijk op dan dat men heftig zou kunnen bestrijden. Men vindt het algemeen ge lukkig, dat de moordenaar geen Fransch- man was. Men schijnt voorzien te hebben, dat er iets broeidede politiemacht, die den president op zijn reizen vergezelde, was sterker dan ooit. De prefect Lépin, de directeur der veiligheid en agenten wa ren medegereisd. Het dagblad Le Matin zegt dat vol gens de meeniug van de prefectuur van politie de moord het gevolg is van een samenzwering van kosmopolitische anar chisten, die besloten hadden in 't groot hun slag te slaan, door de samenzwe ring tegen den czaar, den aanslag op den heer Crispi, den moord op Carnot. Morgen zou wellicht een koning of kei zer getroffen worden. Anderen zijn van oordeel, dat de anar chisten hun dooden willen wreken, aan welke Carnot steeds weigerde gratie te verleenen. De dood van Carnot is in de gegeven om standigheden een zware slag voor Frank rijk en bij de wijze waarop hij viel, zal hij door vriend en vijand betreurd worden en met een mengeling van wee moed en wrevel grafwaarts worden ge bracht. Sadi Carnot, de vierde President der Fransche Republiek, is 13 Augustus 1837 te Limoges geboren en was bijna 57 jaar oud. Hij is de oudste zoon van Hippolitie Carnot, lid van de Kamer van Afgevaardigen voor de stad en later Minister van Onderwijs, tijdens de twee de Republiek van 1848. Ook zijn groot vader, Lazare Carnot, speelde een poli tieke roltijdens de nationale conventie stond hij aan het Ministerie van Oor log en onder de meest moeitevolle om standigheden wist hij een leger uit te rusten, dat den buitenlandschen vijand afweerde, waardoor hij zich den eere naam verwierf van „Qrganisateur de la victoire". Sadi Carnot was ingenieur van beroep en van 1871 af lid van de Kamer. Yan 1880 tot 1882 was bij Minister van O- penbare "Werken en van 1885 tot 1886 j Miifister van Financiën. Na zijn aftreden wenl hij lid van den Senaat. De verkiezing van Sadi Carnot tot President der Republiek op 3 Dee. 1887 geschiedde met 616 van de 852 stem men. Men weet, dat die uitslag niet was verwacht. Over het beleid van Carnot is in den laatsten tijd meermalen ge sproken en niet altijd in even gunstigen zin. Men zal echter de kleine fouten van Carnot thans vergeten en rouw dragen om den man, die zulk een lot niet had verdiend. Vergadering cloi- I -i berale TTnie. De „Liberale Unie" heeft op 16 dezer een moeieljjken dag beleefd. Het was te verwachten, dat de eerste maal, dat >i« algemeene vergaderiug bijeenkwam, de strijd, die iu den lande gevoerd was, ook in den boezem der verseniging zou ge streden worden. De uitslag van dien strijd was te voor zien. Dat de meerderheid aan de zijde van het Bestuur zou staan, was te ver wachten. Het Bestuur toch had gestuurd in de richting, die sedert lange jaren ge volgd was, had gehandeld overeenkom stig de beslissing der Algemeene Verga dering over de kiesrechtontwerpen van den Minister Tak, en dit vooral moet niet vergeten worden het had de groote meerderheid der liberale partij in den lande aan zijne zijde. Dit immers is zonneklaar gebleken door den uitslag der Kamer-verkiezingen. De gekozen liberalen toch zijn voor verreweg de meerderheid aanhangers van de kiesrecht-ontwerpen van den heer Tak. De meerderheid der liberale kiezers heeft zich dus uitgesproken in denzelf den geest als de meerderheid der libera le kiesvereenigingen, aangesloten bij de „Liberale Unie". Dat de houding van het Bestuur goedgekeurd en op voort- arbeiden in dezelfde richting aangedron gen zou worden, was vooraf zoo goed als zeker. Even zeker was het echter, dat eene minderheid met kracht daarte gen zou opkomen Men moest ziende blind zijn om iets anders te kunnen denken. Dat de minderheid zich ver weerde, was haar recht dat zij het met warmte deed, was te versachten. Dat er dus van weerskanten harde woorden ge vallen zijn het ware beter geweest dit te vermijden, men had de zaken kun nen behandelen zonder persoonlijk kwet send te worden maar dat er ook per soonlijke onaangenaamheden zouden voor vallen, was voor hen,die de kaart des lands kenden, geene verrassing. Als het zwerk overladen is met electriciteit, dan komt er ontlading daarbij gebeurt wel eens een ongeluk, maar de lucht wordt er door gezuiverd. Het onweer in de „Liberale Unie" moest ook komen dat het hier of daar zou inslaan, was te voorzien moge de zuivering der lucht er het heilzaam gevolg van zijn Na te pleiten over de gevoerde beraad slagingen zou tot nists dienen. Het ligt ook niet in ons plan. Wel willen wij twee belangrijke vragen behandelen. De eerste is dezeWas geene ver zoening mogelijk geweest tusschen meer derheid en minderheid Er zijn stemmen opgegaan, die dezo verzoening predikten. Daar waren er on der, die verzoening opvatten in den zin van onderwerping der meerderheid aan de minderheid, dio verzoening predikten met haat in het hart. Maar daar waren ook mannen, die werkelijk meenden, dat men scheuring en strijd voorkomen kan, en die meenden dat men aan allen, die van linker tot rechter bij de liberale partij behooren, plaats kon laten in het oude partijverband. Zij wezen er op, dat er zooveel is, wat ons vereent, en zoo weinig, wat ons verdeelt. Dat wij zulke stemmen gaarne hooren, wij bekennen het volmondig. Dat wij zelve liever vergaren dan verstrooien, is onzen lezers bekend. Maar hier van verzoening te spreken was alleen mogelijk door misverstand omtrent oorzaak en gevolg. Niet de uit spraak van deze vergadering zou den strijd doen ontbranden, haar uitspraak was een gevolg, een noodwendig uitvloei sel van den bestaanden strijd, van het bestaande meeningsverschil. Dit te ver bloemen of te bemantelen, zou de kiem van nieuwen strijd in den boezem der „Liberale Unie" hebben vastgelegd. Nu zullen wellicht sommige kiesver eenigingen zich aan de Unie onttrekken. Dit is mogelijk. Dat is dan echter niet een gevolg van het nu genomen besluit, maar eenvoudig van het door dat besluit gebleken verschil van gevoelen over een ingrijpend beginsel. Dat verschil bestaat. Het is niet door het besluit van eenige vergadering weg te nemen. Het kan zeer wel zijn, dat als eene vereeniging besluit zich van de „Libe- j rale Unie" af te scheiden, zij in haar midden leden heeft, die hot met dat besluit niet eens zijn en zich op hunne beurt van die vereeniging afscheiden zooals omgekeerd uit vereenigingen, die in de „Liberale Unie" blijven, leden treden kunnen, die op haar standpunt niet staan. Op die wijze zal de „Libera le Unie" in aantal leden achteruitgaan, dat zal wel niet te keeren zijn. Doch wat zjj in uitgebreidheid verliest, aal zij winnen in dan eene instelling, die, doo „aar buiten indruk maakt, maar wegens innerlijke voosheid inderdaad weim0 niets vermag. „„wit de En dan nog. Ten slotte wordtde houding, die men tegenover vraagsti^ ken van algemeen belang inneemt niet uitsluitend bepaald door het parbyweiv band. Het blijft dus mogelijk, dat zij die nu wegens den kiesrechtstrijd uiteengaan later - zij het dan in verschillende groepen samenwerken tot bereiking van een doel, waarover zij het onder ling eens zijn. En het zal die samen werking zijn, die ten slotte, op veel ge zonder grondslag, dan die het bedekken der waarheid vermag te geven, de ver zoening te weeg zal brengen, die nu schijn zou wezen, maar dan werkelijk heid worden kan. ns-examen voor. Op zekeren avond zat de tikelen over staathuishoudkundige v stukken geschreven, en bereidde- l tevens bij een bekenden knappen \r i- in Den Haag voor het candidaaUno-^ junct-commies met twee jongelui^- a<*" veneens voor genoemd examen arbeidd op het kantoor van den notaris, die 1 eens een ernstig onderzoek naar de l-D°^ de van het drietal instelde. De '«1JQö* l slotso® hunner g6. De tweede vraag, die zich noodwendig opdringt, is die, welke onze houding voor de toekomst moet zijn, de houding van hen, die met de richting der „Liberale Unie" blijven instemmen. Dat is gezegd door het Bestuur bij monde van den voorzitter die, helaas besloten heeft zijne taak neer te leggen, die hij zoo waardig, zoogoed en zoo on partijdig vervulde in het openings woord, waarmede hij de afgevaardigden ter algemeene vergadering welkom heette. „"Wat moet," zoo vroeg de Voorzit ter, „thans het standpunt zijn van dege- n#n, die in 1891, 1892 en 1893 de groo te meerderheid vormden in onze Ver eeniging, die het verkiezingsprogramma van 1891 vaststelden, die in 1892 een kiesrecht verlangden, overeenkomstig de ontwerpen der toenmalige Regeering, die in 1893 de dringende noodzakelijkheid erkenden van krachtige sociale hervor mingen P Naar des bestuurs oordeel dit, dat wij onwrikbaar vasthouden aan onze begin selen; dat wij blijven verlangen eene rege ling van het kiesrecht, die niet wordt beheerscht door de vrees enkele onge- •ehikten op te nemen, maar die uitgaat van de gedachte, dat geene geschikten mogen worden buitengesloteneen kiesrecht, dat, op vertrouwen gegrond, vertrouwen wekt en bevrediging schenkt, een kiesrecht, dat is losgemaakt van bezit of census, in welken vorm ook dat wij blijven aandringen op tot standkoming van de wetgevende maat regelen, die reeds in onze programma's van 1887 en 1891 als dringend nood zakelijk werden voorgesteld, met name van die, welke in verband staan met de sociale vraagstukken dat wij, in een woord, blijven arbeiden met alle kracht en onverpoosd aan de ontwikkeling van onze staatsinstellingen in vooruitstrevenden, in democratischen zin. Doch terwijl wij die beginselen onver zwakt willen gehandhaafd zien, erkennen wij, dat rekening moet worden gehou den met de plichten, welke de staatkun dige toestand van het oogenblik ons op legt. Mag van hen, die in den verkie zingsstrijd de meerderheid verwierven, zelf beheersching worden verlangd, zij die in de minderheid bleven, behooren aan de tegenwoordige Regeering gele genheid te laten, hare denkbeelden aan gaande het kiesrecht in wetsvoorstellen te belichamen, Althans en in ieder geval dient men nadere verklaringen der Re geering omtrent hare plannen af te wachten." Ziedaar een programma, dat aan dui delijkheid niets to wenschen overlaat. Wij handhaven onze beginselen, wij houden vast aan onze overtuiging. Na tuurlijk. Dat zijn geen gelegenheidsdin- gen, die men aanneemt of aflegt naar willekeur en naar omstandigheden. Zij beheerschen ons doen, zij beheerschen ons oordeel. Ons oordeel ook over en onze houding tegenover hetgeen' de nieuwe regeering doen zal; wij zullen ha re voorstellen toetsen aan onze beginse len en zullen gaarne medewerken om tot stand te brengen, wat zij in overeen stemming daarmede voorstelt want het is ons om de zaken, niet om de per- 8onen te doen. Zoo wachten wij rustig, bewust van onze eigen kracht, sterk in het vertrou wen op de toekomst, de dingen af, die komen zullen, gereed om voor onze be ginselen op te komen, waar en wanneer zij met gevaren bedreigd worden be reid ook om de Regeering te steunen, in zoover zij het ons mogelijk maakt, doen handhaving onze beginselen te - Prof. O'Aulnis do Hourouill. Met Anecdotes van beroemde mannen komt men gewoonlijk eerst aandragen als J van het tooneel hunner werkzaamhe den^ zijn verdwenen. Nu prof. De Bourouill nog kort gele dus de tM kraCHtig g6Weerd heeft'is aprVu hJd aangewezen om een bijzon- dfepen 1dagen weer o'p te Pr r' r? eerrespondent van de r. Gr Cl. geeft haar ten beste en zij Frof. De Bourouill was jaren geleden adjunct-commies aan hit ministerie van financien werkzaam. De ion^e amb *naar had in tijdschriften ei jL er van was, dat z. instelde, i. twee rust den tremplin-sprong konden wa maar dat den jongen adjunct-comi^ ernstig werd afgeraden zich aan u examen te onderwerpen. Twee uur prijkte in de Staafs-Courant de be ming van den heer D'Aulnis de BourS tot professor m de staathuishouding aan de hoogesekool te Utrecht Men kan zich de verbazing van 1, tweetal a.s. candidaat-notarissen voor n len, die hun poveren leergenoot Dw ling tot professor verheven zagen F»artij formatie In De Nederlander van Zondag' 11 antwoordt de Redactie op een in»P den stuk, waarin wordt aangedr? ,Z°n* dat de Linker vleugel der LüSjfJf1 tij in de Kamer „gezamenlijk een w" gramma van beginselen opmak* I diegenen zich terugtrekken, die diaSj? niet instemmen, en men aldus wetewat men aan die partij of groep heeft"0 het navolgende „Het zou de omgekeerde wereld we- zen indien leden der kamer als zooda" nig een program van beginselen gineea' opmaken, ten richtsnoer voor een part" in den lande. Integendeel dunkt ons dit de taak van de georganiseerde kiezer» (of niet kiezers), opdat door de partij. genooten de candidaat-volksvertegenwoor- digers kunnen worden getoetst aan bet program en aan wenschen, die tijdelijk op den voorgrond staan, en opdat hier door vanzelf gewaarborgd worde een daarmede overeenstemmende aaneenslui ting der gekozenen in de Kamer. „Nu heeft natuurlijk de pers tot de vorming eener partij in wording en tot de vaststelling van een program het hare bij te dragen. "Wel dienen haar roeping en haar beteekenis ten deze niet te worden overschatmet name heeft zij. zelve zich te hoeden voor den waan, alsof zij het maar voor het zeggen had, en alsof do kiezers de schapen waren, ge neigd om zich te bewegen overeenkomstig den wenk des herders. Doch ongetwij feld heeft zij voor te lichten naar haar inzicht, door de uiteenzetting ervan te nopen tot overweging, en de gedragslijn te teekenen, die volgens haar meening de beste is. „Aldus pogen wij in de laatstverstre- ken weken te doen, nu de loop der staatkundige gebeurtenissen drijft naar een gewijzigde partijgroepeering. Of juis ter wij begonnen met dat pogen, geeni- zins van plan het te laten bij hetgeen te dien einde uit onze pen is gevloeid. Reeds inzóóver mogen wij eenige ge- duldsoefening vergen van de inzenders, waar zij nog aanleiding vonden tot het zetten van eenige vraagteekens. „Een dier vraagteekens, rakend de kies rechtkwestie, willen wij wel reeds thans trachten weg te nemen door de belijdenis, dat onzes erachtens de partij, aan welker vorming wij wenschen te ar beiden voor ons deel, goed zal doen, in dien zij ten opzichte van het genoem de vraagstuk, en ook in het algemeen met practischen zin ziek plaatst op het terrein der bestaande grondwet, om te eischen wat op dit terrein bereikbaar is. j „In trouwe, met die beperking wacht haar nog voor langen tijd genoeg werk aan den winkel. Want is dit aldus be reikbare verkregen, dan heeft zij haar krachten te beproeven en haar klachten in te spannen voor hetgeen haar eigen lijk doelwit wezen moetden wetgever te brengen tot betere betrachting van zijn plicht tegenover nooden en behoeften. „Wat ons, in verband met dit wel een weinig heeft verrast, is de ver wondering der inzenders, dat zij niet e hooren kregen, welke onze beginselen zlJn omtrent de verhouding tusschen staat en maatschappij. Yindt die verwondering misschien haar grond hierin, dat zij 0 nu toe niet tot den kring onzer trou« lezers hebben toebehoord Ycrzweg® toch hebben wij die beginselen nooit- terwijl wij zullen voortgaan ze teyer digen, kan men er gerust op zijn, wij beoogen, de wetgeving, binnen grenzen der mogelijkheid, dienstbaar maken, zoowel aan het versterken maatschappelijk zwakken en aan hun scherming tegen overmacht, als aan zóódanige verdeeling van het dusgenaa de maatschappelijk inkomen, die dan tot heden berust op arbeid en U soonlijke verdienste. „Zeker zal de partij, welke ons den geest staat, het streven daarbee schrijven hebben op haar banier i en gelooven inderdaad, dat het dert, waarop zulk een partij vasten kan erlangen, haar gelederen vullen contingenten, die tot dusver wer e geduid met verschillende namen- - het naderen van een tijdstip is ?e -jjn ders dan het reeds aangebro e g„ ervan zelf. Gelijk het ongeraden zou. een vrucht te plukken, l,'^r ~0fef aan het rijpen is, zoo ook zim ,ejjen. haasting slechts tot teleurstel! ng te Van de beide kanten, aan we' ^jgenen vormen party haar volgelingen o

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 2