Alitmm Nitiws-,
AiUïttltit- k LllHllf
r nellen.
Zondag 1 Juli 1834.
38ste Jaargang ïïo. 2845.
I Ik oo aaD86naami<' knarste de stem we-
I ^rdfr,6611 toon'. die de zooeven gesproken
I ^e ksn'x1 duidelijk weerlegde. „Waar-
I n Tan dienst zijn
Het geheim geopenbaard.
4
Uitgever J. WINKEL
Bureau: 8CHAOKK. Izaan, D 4.
Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60.
Afzonderlijke nummers 5 Cents.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25iedere regel meer 5ct
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Bij dit nummer behoort
een Bijvoegsel.
gemeente Sc hagen.
FEUILLETON.
ïr-ïSLi.- °,,k he'
I
l.
njt blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en
Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden
i nV'ERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
jvGEZONDEIS STUKKEN één dag vroeger.
Bekendmakingen.
Borgemeester en Wethouders van Scha-
m brengen ter kennis van belanghebben-
dat ingevolge de door den Raad dier
neente vastgestelde regeling betrekkelijk
onderzoek naar de broeiing van
hooi, enz.: .ij
le de gemeente is verdeeld in een noor
delijke en eenZuidelijke Hooistekerswijk,
en de scheidingslijn tusschen die wijken
vordt geacht te zijn getrokken vanaf de
brug aan LaDge Snevert, door de Hoep,
over de Markt, naar en door Je Heeren-
slraat langs de Loet, de Meinsweg en
het pad loopende langs het Schagerwiel
en vandaar langs den dijk, liggende aan
den zuidkant van den polder Burghotn
tot aan de gemeente St. Maarten
2e. dat voor het loopend jaar tot Hooi-
stekers zijn benoemd
Voor de Noordelijke Wijk:
Willem Bleeker, Noord, wijk A ne. 41,
Arie Kant, Nes, wijk H, no. 14.
I Voor de Zuidelijke Wijk
Jan ROOS, Hoep, wijk C, no. 51/128.
enTijs Bijpost, Laan, wijk D, no, 17,
8e. dat ingevolge bet bepaalde bij de po
litieverordening voor deze gemeente
ieder houder van hooi en stroo, die daar
in gevaar voor brand door broeiing ont
dekt, verplicht is daarvan onverwijld
"kennis te geven aan den Burgemeester
en een der Hooistekers,voor de hooistekers
wijk waarin hij woonachtig is, zullende
de hooistekers bovendien ten allen tijde
tot het onderzoeken van het hooi en
stroo moeten worden toegelaten.
Ie. Dat niet-naleving der sub. 3
vermelde bepaling strafbaar is gesteld
Roman van August Niemann.
5.
w naam Qottlieb Bennewitz stond met
dikke letters op het huis te lezen.
Scheer von Winowsky giDg een hem aan
wezen deur binnen, ging drie groote ka-
vol jongelieden, aan hunne lessenaars
kir' ^°°r' en TOn^ 'n T'erd0 den ou-
I wlf, waartegenover een bleeke, jonge
met een pen achter het oor,
h'Iel ^6'" vroeg °P 8aerPenden toon
j opbeer von Winowsky haalde zijn por-
l 6 zak en ga^ zïln 'isRokaar-
•jj,,er' ii bemerkte ,heel goed, dat bij
il niet zeer vleiend werd aangezien.
I kl vilt T°n ^6Dnew''z bad direct bemerkt,
I toorrip f00r' msnschen zijn bezoeker be-
I tcii ei Ca00n döze voorzichtigheidshalve
I Wuft tWarte rok en hoogen hoed had aan-
'0I1 Winowsky zag onwillekeu-
I *kra st0e' om) maar er was geen
l ^fcn f6*8' dfln een met leder over-
Mijnhe0r Rennewitz en zijn
I ^rok UUr 8'0Qden beiden naast een kan-
I vrÜ^e'd, om een onderhoud
I At i« oogen ,e verzoeken."
l*>Aer R, boekhouder,antwoordde
I^MieimTn."1'*' ,6n V00r hem heb ik
m b'er n'e' om zaken te behan-
Ukeu ?«an be' dan anders betref-
Atbet
t 6l«ken ?B'tlcuR0|,e aangelegenheden,
'°ode o eer Bennewitz."
°^6n zaëen den bezoeker zeer
j4 "ena aan
i, ni heer Wegelin," zeide de
6 y
heerenkt!UdeI8iDgheen' en geen
V Bh be g den bijzondcren blik,
?0r*it :w d I8n beengaan toewierp.
Qü&r Kaf
'd, mijnheer ,m'd toeschijnt, zeer
r. dat ik over familie
met eene boete van ten boog3te f 25.-—
Schager, den 26 Juni 1894.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
S. BERMAN.
De Secretaris,
DENIJS.
De Burgemeester van Scbagen, daartoe
de noodige aanschrijving ontvangen heb
bende, brengt ter algemeene kennis, dat
tot den werkelijken dienst worden opge
roepen, onderstaande verlofgangers der
lichtingen 1891, 1892 en 1898, te weten:
Honijk, Gerrit
behoorende tot het Regiment Grenadiers
en Jagers, (garnizoen 's Gravenhage) tegen
9 Juli a. s,
Kiezeling, Andries
Kant, Klaas
Menleveld, Pieter
Nottelman, Jan
Veer, Cornelis
behoorende tot het 4e Regiment Vesting
artillerie, (garnizoen Helder) tegen 13
Augustus a. s.
Melk, Jan
de Wit, Cornelis
behoorende tot het 2e Regiment Veldar
tillerie, (garnizoen 's Gravenhage) tegen
16 Augustus a. s.
Wit, Cornelis
behoorende tot het 7e Regiment Infan
terie, (garnizoen Amsterdam) tegen 17
Augustus a. s.
Welke verlofgangers op genoemde da
tums bij hun corps present zullen moeten
zijn vóór des namiddags 4 ure.
Schagen, 28 Juni 1891.
De Burgemeester voornoemd,
S. BERMAN.
De Regeering heeft gevolg gegeven
aan de uitnoodiging om de stukken be
treffende de ontbinding over te leggen,
en als aanhangsel en tot noodzakelijke
toelichting daarvan tevens de stukken be
treffende de samenstelling van het vorig
Ministerie.
Heel veel nieuws vonden wij er niet
zal
van
zaken
„lk ben niet verwonderd ben nooit
verwonderd geweest, zal nooit verwonderd
worden," sprak de knarsende stem. „Ik heb
genoeg van bet leven gezien, om mij ner
gens meer over te verwonderen, en ik weet,
wat mij in elke omstandigheid te doen
staat."
„Des te Leter, mijnheer, zoo kan ik de
zaak zonder omwegen behandelen.'
„Waarom ik n tevens dringend verzoek."
„Ter zake dan, mijnheer, gij hebt een
nicht
„Mijnbeer, ik heb twee nichten. Maar wat
gaat u dat aan
„Gij hebt twee DichteD, van wie de eene
Geertruida Bennewitz heet en de dochter is
van uw gestorven broeder. Voor deze nicht
interresseert zich mijn beste vriend, een
man in de beste omstandigheden verkeerende
en die mij opgedragen heeft, u te verzoe
ken, om hem een onderhoud met n toe te
staan, en a zoodoende om de hand van
juffrouw Geertruida te vragen."
„Zeer, zeer vereerend. Wie is die intieme
vriend van u
„Mijnbeer Wolf Schrötter.
„O, zoo mjjnheer Wolf Schrötter 1"
Een grijns, welke mijnheer von Winowsky
verre van aangenaam vond, ontsierde het
gelaat van den oude, teen hij den naam
herhaalde.
„Dus uw vriend verkeert in de beste
omstandighedenwat voor een zaak heett
hij dan
„Mijnheer Wolf Schrötter is, wat de
engelschen een private gentleman
noemen", antwoordde Winowsky met de
grootste kalmte. „Hij leeft van zijne ren
ten en hondt zich voor tijdverdrijf met de
sport bezig. Hij is een mijnheer met een
alom goed bekenden naam, gaat om met het
hoogste gezelschap en kan alles aanbieden,
wat het leven van zijne echtgenoote kan
veraangenamen."
Zoo, bij leeft van zijn renten! zeide
de "oude, wiens grijns zich nog scherper
afteekende. „En zijn kapitaal niet waar,
springt over bekken en sloten. Zeg 'ogen
uw intiemen vriend, dat ik mij zeer gestreeld
gevoel door zijn aanrotk maar daarvan
Jeen gebruik kan maken. Ik betreur het
j zeer, dat ik zijn geëerd bevoek niet
kunnen ontvangen. Ik ben eon man
zaken en verbeuzel mijn tijd niet aan Dut-
Ttt'. "w- iei-
I de*Camillo kalm en bedaard, „maar het zoo
geen kwaad zijn, wanneer gij iets minder
^ii.n. tn werk ein»t. Ik wil er niet van spre-
km d.l zeer volt oud»" >'°b «•'■fs
:'.™d»
in. Alleen geeft het zekere voldoening,
dat onze opvatting omtrent het geheele
vraagstuk, omtrent de houding der vo
rige Regeering en hare beweegredenen,
daarin nu offieiëel bevestigd zijn. Wie
onze beschouwingen, trouwens die van
de meeste der voorstanders van de kies
recht-ontwerpen, lezen zou, na van de
nu openbaar gemaakte stukken kennis
genomen te hebben, zou zelfs in de
meening kunnen komen, dat de laatste
de bouwstoffen hadden geleverd voor
eerste. Eene nadere verdediging van de
houding der vorige Regeering is dan ook
niet noodig, zelfs niet tegen de artikelen,
die hare tegenstanders nu op de mede
gedeelde stukken opbouwen en die, in
strekking, en grootendeels in inhoud,
volkomen overeenstemmen met al, wat
na de intrekking der kieswet werd ge
schreven.
Wij wenschen onzerzijds slechts te
wijzen op een paar punten, waaromtrent
althans eenig nieuw licht ontstoken wordt.
Vooreerst worden een paar legenden te
niet gedaan. Bijv. die omtrent den wed
loop tusschen de ministers Tak en Pier-
son, daar nu gebleken is, dat, wat de
heeren Tak en Pierson zouden doen en
de wijze waarop zij het zouden ten uit
voer brengen, reeds vaststond voordat zij
samen in het kabinet zitting namen.
Ook de legende, dat de heer Tak zij
ne ambtgenooten huns ondanks in het
kiesrechtvraagstuk zou hebben meege
sleept op een weg dien zij niet gaan
wilden.
De heer Tak heeft, alvorens eene
portefeuille te aanvaarden, medegedeeld,
welken weg hij gaan wilde, gaan wil
de ook in zake het kiesrecht, en daarmede
hebben zijne ambtgenooten hunne instem
ming betuigd.Met dat programma is al,wat
naderhand gezegd en gedaanis,iu volkomen
overeenstemming, en slechts door middel
van drogredenen en scheeve voorstellingen
is een betoog te leveren, dat de intrekking
der kieswetten en de ontbinding der
Kamer niet is de volkomen logische ont
wikkeling van hetgeen in Tak's ontwerp-
schoonzoon zou willen zijn, eveomin als ik
meer wil redeneeren over zijn rijkdom en
voortreffelijk karakter. Maar dit zal ik u nog
zeggen, dat mijn vriend 'geen man is, die
zich zoo maar terzijde laat zetten. Ik heb
Dog nooit gezien, dat hij een eenmaal op
gevat plan opgegeven heeft, en geen zwa
righeden, die hem ooit afschrikken. Dat zult
gij toch moeten in overweging nemen, mijn
beer Bennewitz I Op vierentwintig uur zal
het toch niet aankomen. Doe onderzoek naar
bem. Wat zijt gij daarmede gebaat, om een
man te beleedigen, wien ieder ander hoog
achting en eerbied bewijst Het is tocb geen
misdaad, uwe nicht te willen trou
wen."
„Zijt gij klaar?"
„Ja."
„Nu, dan wil ik u zeggen, wat ik denk.
Onderzoek te doen, is overbodig. De naam
Wolf Schrötter is daartoe te bekend. Hij
staat in alle couranten ongeveer op dezelf
de manier als wanneer men over gedresseer
de honden, danseressen of andere virtnosen
spreekt en leest. Mijnheer Schrötter mag een
prachtexemplaar zijn, een prachtexemplaar
van een geluksridder, maar mijn buis is een
solied huis. Ik heb mijnheer Schrötter
gister op de wedrennen gezien, en dat heeft
mij meer dan voldaan. Wanneer mijne nich
ten trouwen, zullen zij trouwen met so-
liede mannen van zaken. Daar zal ik voor
zorgen. Ik ken mijn plicht. En daarover be
hoef ik mij niet eerst vierentwintig uren te
bezinnen. Zeg dit alles aan uwen vriend, groet
hem en zeg hem, dat de oude Bennewitz
zijne oogen open beeft."
Wolf Schrötter bevond zich op de ren
baan en kon zich wederom over zijn suc
ces verheugen, ook heden hadden zijne paar
den weder gewonnen. Zijn geest was ech
ter in de slad, bij zijn zaakwaarnemer en
afgevaardigde. Daar kwam mijnheer von Wi
nowsky aan, nog voor dat de wedrennen
waren afgeloopen.
„Het is gegaan, zooals ik het u voor
speld heb," sprak hij. „Leipzigs millionair
heelt weinig eerbied voor lieden zooals u,
geachte heer. De oude Bennewitz heelt mij
zooder veel complimenten de deur uitge
gooid."
Wolfs donkerblauwe oogen fonkel
den.
„Gij zult dat begrijpen," ging Camillo
voort. „Mij komt de zaak zeer duidelijk
voer. De oude boekhandelaar siddert bij de
gedachte aan eene verbinding met een man
van uwe carrière. Wij mogen hem dat niet
kwalijk nemen. Het is zijn instinct. Er zijn
uilen en adelaars."
„Waarachtig," antwoordde Schrötter „dat
program omtrent het kiesrecht werd ge
zegd. Daarin toch staat o.a. dat de re
geling van het kiesrecht zoover moet
gaan als de grondwet het toelaat en
verder: „Wanneer eene meerderheid in
de Tweede Kamer hare medewerking
tot deze regeling weigerde, of de behan-
ling van het daartoe strekkende ont
werp door zijdelingsche tegenwerking
wist te ondervangen, zoude dit ten ge
volge moeten hebben dat aan de Koningin-
Regentes een voorstel tot ontbinding der
Kamer werd gedaan." Is het niet, als
of die laatste formule geschreven is met
het oog op de houding, die de meerder
heid in de Tweede Kamer heeft aange
nomen en op het geval, dat zich door
de aanneming van het amendement de
Meyier voordeed
Kan alzoo de heer Tak met volkomen
gerustheid de openbaarmaking der stuk
ken aanzien, minder aangenaam moet zij
zijn voor zijn vroegeren ambtgenoot, den
heer van Tienhoven. De houding van de
zen, door de anti-Takkianen zoo luide ge
prezen, staatsman vertoont zich in deze
stukken niet in het voordeeligst licht.
Hij heeft bij den heer Tak aangedron
gen op zijne toetreding tot het te vormen
kabinet, hij heeft van den heer Tak
de mededeeling uitgelokt van de voor
waarden, waarop die staatsman daartoe
bereid was, hij heeft die voorwaarden
aan zijne overige toekomstige ambtge
nooten meegedeeld, en ze mede aange
nomen hij wist du3 van den aanvang,
hoe de houding der Regeering zijn zou
en heeft aan die houding zijne
goedkeuring en voor zooveel noodig
zijne medewerking verleend. Zoo zij,
die in en buiten de Kamer Tak's kies-
rechtontwerpen bestrijden, nog kunnen
aanvoeren, dat die ontwerpen h. i. in
strijd zijn met de grondwet, of uit een
oogpunt van wetgeving niet deugen, dit
kan de meening niet zijn van den heer
van Tienhoven, die den 23 Jan. 1.1. met
de andere ministers éenstemmingna ern
stige en langdurige gedachtenwisseling,
het gewijzigd wetsontwerp tot regeling
der kiesbevoegdheid heeft goedgekeurd
en toen dus nog stond op het standpunt
van het gemeenschappelijk program
ma.
Het ware trouwens anders niet mo
gelijk geweest, dat tot korten tijd vóór
17 Maart „ongestoorde en vruchtbare
samenwerking" had bestaan.
Wie anders dan de heer van Tienhoven
is aan dat programma ontrouw geworden
Bijna nog zonderlinger is de houding
van den heer van Tienhoven bij de vor
ming van het kabinet. Het blijkt toch
uit de nu medegedeelde stukken, dat H.
M. de Koningin-Regentes niet volledig
door hem is ingelicht over hetgeen bij
de onderhandeling met zijne ambtgenoo
ten is vastgesteld, en dat een volledig
Regeeringsprogramma bevatte, een pro
gramma dat op schrift gesteld was en
dus eenvoudig had kunnen overgelegd
worden. H. M. is in de meening gebracht,
in strijd met hetgeen was overeengeko
men en vastgesteld, dat alleen bij ver
werping der kieswet Kamerontbinding
zou moeten plaats hebben. Yelen hebben
het druk g»had en hebben het nog druk
over de ontbinding op losse gronden, en
de zooals nu blijkt geheel ten onrechte,
beweerde geheimzinnigheid van den heer
Tak tegenover zijne ambtgenooten, die
reeds vóór zijn optreden wisten, welken
weg hij gaan zou. Hun zij als een dank
baarder onderwerp ter behandeling aan
bevolen de achterhouding van den heer
van Tienhoven, als samensteller van een
kabinet tegenover de Kroon, omtrent de
afspraken voor het geval van een con
flict tusschen de Regeering en de meer
derheid der Kamer, waarin de Kroon het
beslissende woord zou moeten spreken.
had ik niet gedacht, dat de eerste maal, dat
ik mat eerlijke bedoelingen kom, op tegen
stand zon stuiten. Maar men is nooit ie oud
om te leeren."
„Ironie van bet noodlot, mijnheer."
„Ik ben de oude Bennewitz dankbaar,"
voegde Wolf er aan toe.
„Ik ook mijnheer Schrötter. Yoor trouwen
deugt gij nu eenmaal niet."
„OhoIk ben de oude dankbaar, dat bij
mij de zaak interressant maakt. Nu is de
blonde mij nog meer waard."
Hij had bet hoofd opgeheven en blikte
in bet verschiet, alsof hij alle hindernissen
voor zich zag, en bereid was, ze allen te
overwinnen.
„Dat wist ik," mompelde Camillo.
Toen Wolf dien avond in zijn hotel te
rugkeerde, vond bij er een briefje voor hom,
waarvan bet adres door een vrouw ge
schreven was. Er 'stonden in twee regels.
„Kom morgen tusschen twaalf en half één
weder in de Grimmaiscbestraat 1"
„Ha l" zeide Wolf.
Hij drukte het biljet aan de lippen,
lachte, sliep dien nacht voortreffelijk en liet
den volg.nden morgen mijnheer 'von
Winowsky met paarden en jockeys alleen
vertrekken. Slechts de gele wagen mot de
vossen en een ïijknecht hield hij bij
zich.
Om twaalf nur stond bij aan den hoek van
het café Francais.
Tot zijne verwondering kwam de blonde
niet, wel dook de rembrandhoed nit het ge
woel op. Hij groette en zag vragend het
bleeke gelaat aan.
„Gij zijt verwonderd," zeide Felicitas,
„Mijne nicht kan niet komen. Overigens
ik heb n geschreven."
Wolf bleef haar verwonderd aanzien,
terwijl hij aan hare zijde ging.
„Gij hebt wat moois gedaan," sprak Fe
licitas. „Oom is woedend en bet beeft gis
teravond gedonderd. Maar wij kennen a
nog slechts mijn nicht is a toch nog ge
heel en al vreemd. Er zijn toch buitenge
wone mannen."
„Geachte juffrouw, laat ik u eerst hartelijk
danken. Gij zijt zeer goed, en ik hoop, dat
gij mij middelen en wegen zult verschaffen,
waarmede ik mijn doel kan bereiken."
„Wanneer het nw doel is, mijne nicht te
huwen, hebt gij daartoe het slechtste mid
del gekozen."
„Dat schijnt roo. Ik bid u, geef mij een
beter."
„Ja maar, ik ben hier alleen maar ge
komen om u te laken. Mijn nicht en ik,
durven van nu af nauwelijks meer een
vrije beweging maken. Geortrnida ma» niet
buiten komen."
Het schijnt, dat de heer van Tien
hoven ook na de intrekking der wet
ontbinding der Kamer onraadzaam heeft
geoordeeld. Wat dan wel had moeten
geschieden, wordt in zijn schrijven aan
H. M. niet gezegd. Maar wat ook ge
schied ware, in ieder geval zou de Kroon
partij gekozen hebben in zake het kies
rechtgeschil met al de nadeelen, daar-
„Maar gij schjjnt toch
„Op mij komt het minder aan. Ik ben
niet mooi."
Zij zag daarbij van onder den rand van
den hoed, zoo ernstig en toch zoo schalk-
achlig en spottend, dat Wolf er geheel door
in de war gebracht werd.
Hij mocht haar niet zeggen, dat hij baar
op dat oogenblik gevaarlijk vond, het had
als eon verborgen complimentje geklonken.
Maar hij zag haar aan, op een manier, die
het haar toch duidelijk bewees.
„Mijn doel was, n nadere berichten te
brengen," gicg zij voort. ,En dan moest ik
u voor onbedachte en gevaarlijke stappen
waarschuwen."
„En welke stappen noemt gij dan niet
gevaarlijk?"
„Dat moet ge zelf weten."
„Goed. Ik zal in Leipzig blijven, en ik
hoop, dat gij mij gelegenheid zult verschaf
fen, uwe nicht te zien en te spreken. Ten
minste wanneer zij het mij niet kwalijk
genomen heeft."
„Ik heb nog nooit gehoord, dat een jong
meisje een huwelijksaanzoek kwalijk geno
men heeft."
„Ook niet wanneer het zoo ongelegen
kwam?4
„Geertruida heeft geweend. Maar ik ge
loof, dat zij n vergeven heeft. Terwille van
haar, heb ik u hier ontboden."
„En hoe kan ik na met uwe nicht in
briefwisseling treden
„Schrijf mij onder het adres Mijnheer
Wegelin boekhouder, met dubbel couvert,
en zet op het binnenste couvert juffrouw Fe
licitas Bork. Ik zal het dan aan mijn nicht
geven."
„Ik kon n de hand kussen, mijn lieve
juffrouw."
„Laat dat lieverHet mocht opzien
baren."
„En door n zal ik antwoord beko
men
„Ja, tenminste wanneer Geertruida ant
woorden wil. Laat ons nu scheiden, het
is beter."
„Ik gehoorzaam," sprak Wolf, „en ik dank
n van ganscher harto."
Hij groette en ging terzijde, Felicitas
zette haar weg voort.
„Dat is een doortastend persoontje," zeide
Wolf tot zichzelf, „en wanneer ik niet de
blonde lief had, zoo zou de zwarte waar
achtig gevaarlijk worden. Somwijlen bemerkt
men in het gehoel niat, dat tij leelijk is.
Het is ook beel moeilijk te zeggm, wat
mooi en wat leelijk is. Wanneer ik de schoo-
ne blonde niet liefhad, kon ik do zwarte
zelfs zeer schoon vinden. Welke oogen
WORDT VERVOLGD.