Uit en voor de Pers. Gewetensvrijheid. GEMENGD NIEUWS. Het Testament van fDommen Driek". en Wilhelmus van Nassauwen, die rond gedeeld en na de openingsrede gezongen werden met begeleiding van bet orgel.Met begeleiding van het Fanfare-corps zongen de kinderen de voor deze gelegenheid ge leerde liederen en daarna ging iren over tot het oitreiken der getuigschriften aan de leerlingen, die met 1 Mei de school hebben verlateu,en der prijzen voor de kinde ren, die minder dan tien willekeurige ver zuimen hadden. Ieder kind ontving den prijs, dien het vooraf had mogen opgeven, en aan de vroolijke gezichten kon men zien, dat al len tevreden waren. De prijzen zagen er dan ook allen even keurig uit. Uit de Kerk ging men in optocht door de ge- meeute, Waarbij onophoudelijk het fanfa re corps zijue opwekkende tooen liet hoo- ren en zijne mooiste stukken ten best: gaf. En zoo kwam men op het feestter rein, den boomgaard van den heer P. Vries, waar de kinderen werden onthaald en aan verschillende spelen kouden deel nemen. Allen brachten hier eenige uren gezellig door en voor de leden van Volks onderwijs was ruimschoots gelegenheid alles bij te wonen, waarvan natuurlijk een druk gebruik werd gemaakt. Het weder was den geheelen namiddag prachtig en de kinderen hebben dan ook volop geno ten. Dat dit feest ook nu weder zoo goed gislaagd is, daarvoor komt het bestuur der afdeeling met zijnen wakkeren voor zitter en het fanfare-corps een woord van dank toe. Wij ontvangen van den heer G. van Deth een schrijven, waaruit blijkt, dat hij den strijd tegen Neerbosch hier opgeeft om dien te gaan voortzetten „aan de andere zijde van den Oceaan, in Amerika, waar een roep om reebt nooit onbeantwoord blijft.' Over ongeveer drie maanden zal hij te rug komen om van 't Lindenhout „de on echtheid van al die mooie getuigenissen uit Amerika voorde voeten ie slingeren.' (TeL) Cholera! De weduwe Augustijn te HELDER, die aan cholera lijdende was, is overleden. Haar lijk is terstond begraven. De woning der overledene is onder politietoezicht ge steld. Te AKKERWOUD E, inde gemeente Dantnmadeel viel het 8-jarig dochtertje van den cichoreifabrikant Anne- ma, spelende in de zoogenaamde wascb. De moeder, het ongeluk ziende, sprong te water, om hot kind te redden, met het droevig gevolg, dat beiden in de diepte verdwenen en r.a eenigen tijd levenloos werden opgehaald. Op de volgende lenke manier heeft men te APELDOORN een kippendief gevat. Gedurende de geheele week werden te Apeldoorn aan de Brinklaan en Eendracht steeds kippen vermist. Er werd besloten door een paar flinke lui, om op den loer te gaan liggen. Zaterdagnacht kwam de kippendief weer. Zij lieten hem stil begaan tot hij in het hok zat en sloten hein toen op. De eene der wachters, een slager, hield met een hakmes de wacht voor het hok, terwijl de andere de marechaussees ging halen. Toen hij uit het hok kwam, bleek de dief zekere v. D. te zijn, die naar het buis van arrest te Zutfen is overgebracht. Aandeel inde winst. Het stelsel, om het personeel eener on derneming aandeel te geven in de winst, wordt reeds in tal van indnstrieele onder nemingen toegepasthier te lande is voor al door den heer Van Marken in deze lof felijk voorbeeld gegeven. Ook bij enkele groote landbouw-onder- nemingen (bij kleine stuit het vooralsnog op groole practische bezwaren) is het par ticipatie-stelsel in de laatste tijden inge voerd en met gnnstig gevolg zoowel voor de grondeigenaars als voor hunne pachters en de arbeiders. Een enkel voorbeeld, dat wij aan een Duitsch tijdschrift ontleenen, komt ons merkwaardig geuoeg voor, om het onder de aandacht vaa onze lezers te brengen. Een Fransche grondbezitter heett in het departement Ille-et-Bilaine 24 boerderijen van een gezamenlijke oppervlakte van 1600 H.A. Tengevolge van de laatste landbouw crisis was de toestand van zijne pachters zoo hachelijk geworden, dat zij hunDe ver plichtingen tegenover hem niet meer kon den nakomen. De in zijn inkomen bedreig de graaf nam nu de exploitatie in eigen beheer en als redmiddel richtte hij een groole melkerij op, met aandeel in de winst. Bij liet n.1. twee groote kamers voor boterbereiding met stoom boawen, vulde de stallen met duizend koeien en vaarzen van het beroemde Jersey-ras en maakte zijn vroegere pachters tot een soort compagnons, die de opdracht hadden, een zoo groot mogelijk kwantum melk te pro- duceeren zij mochten alle opbrengsten vaa de bouwerij hunner boerderijen ten eigen bate aanwenden en behoefden slechts de melk af te leveren, waarvoor zij in den zomer 4% en in den winter 5*/2 centimes (respectievelijk 2*/j0 cent en 24/io cen0 per liter ontvingen. Het jaarlijksch inkomen van eiken pachter van melk alleen be draagt meer dan de hanr, die hij vroeger moest betalenbovendien ontvangt hij een derde en zijn personeel 2/( van de waarde der op zijn boerderij geboren die ren. Overtreft het netto bedrag van den verkoop vsn de boter eener boerderij de vroegere pacht, de vcor de melk betaalde som, de intrest en de amortizeericg van het bedrijfskapitaal, dan komt daarvan de helft aan den grondbezitter en aan den l>achter nu geworden beheerder eener boer derij, en zijn personeel elke een vierde. Een gedeelte van het aandeel in de winst van het personeel wordt gestort in een fonds ter verzekering tegen ouderdom. De ze wijze van exploitatie is in 1886 op 11 boerderijen en sedert langzamerhand op de overige in Monthorin, als mede op een deel der andere goederen van den graaf met gunstig gevolg toegepast. Een paar voorbeelden mogen voldoende zijn De boerderij La Bouletière (27 H. A.) i bracht vroegor een pacht op van 2270 fres; reeds in het eerste jasr onder de nieuwe wijze van beheer ontving de eigenaar 2786 en in de volgende jaren resprctievelijk S436Vj, 5072, 5369'/j en 6000 >/2 francs. Aan den beheerdei(de vroegere pachter)werd 27133/4)2974l 2, 3175V2, 3590 en 3731»/4 francs uitbetaald, terwijl het persmeel jaar lijks 180710 francs als aandeel ont- ving. Van La Berhaudais (19 H. A..) die vroe ger een pacht van 1300 francs opbracht, ontving in hel bedrijlsjaar 189091 de graaf 3103, de expachter 1749y4, de ar beiders ieder 190 francs. Goddartl (8 H. A. vroegere pachtsom 760 francs) gaf in hetzelfde bedrijfsjaar 1659, 1054 en 100 francs. En wat de moreele en sociale vruchten betreft, zoo schrijft Louis Hervé, thans verheugt zich de landelijke bevolking der grafelijke do meinen in een buitengewone welvaart, die haar door de geheele streek wordt benijd. De vijandige houding tusschen landheer eu pachters heeft plaats gemaakt voor achting en genegenheid. De arbeiders koesteren de dezelfde gevoelens, ook heeft bij hen de natuurlijke onverschilligheid vaD een loou- arbeider plaats gemaakt voorden ijver, aan eigenbelang verbonden. De Nederlander. Tengevolge van de paniek, bij de re geeringen ontstaan naar aanleiding van den moord op president Carnot, siju door die regeeringen en vooral door de Fransche regeering bete ngelings wel ten* gedecre teerd, die in het wezen der zaak groot ge vaar opleverea voor de individueele vrij heid. Deze omstandigheid gaf de Arnhemsche Cl. aanleiding daartegen eenig protest te doen hooren. Het Kathol, orgaan de lijd' capittelde de Arnhemsche en deze geeft in haar no. van Zondag 1.1. aan de lijd de volgende krachtige repliek: Het Amsterdamsche blad gaat van de meening uit, „dat de overheid van alle eeuwen volkomen in haar recht was, wan neer zij tegen de ontluikende dwaling de kracht aanwendde van den wettelijken arm," en dat zij, die met ons instemmen, veel eer moeten dankbaar zijn, dat de inquis- tie eenige eeuwen geleden rechtmatige pogingen heeft aaugewend om toestanden te voorkomen „gelijk het einde dezer eeuw ze te zien geeft'. Deze meening stemt in 't geheel niet met de onze over een wij kennen geene overheid het recht toe om uit te maken wat rontluikende dwaling" is, veel minder zich daartegen te wapenen en aldus de vrijheid van den ken en oordeelen want daarop komt het neder te onderdrukken met geweld, Wat de historische toespeliog op de zege ningen der inqnisitie, het werktnig waar mede Kerk en Staat -ontluikende dwalin gen* wisten te beteugelen, aangaat, zij het ons vergund op te merken, dat niet uit sluitend en voor bet eerst het einde der negentiende eeuw toestanden te zien geeft zooals die, waartegen men wil zien woeden. In vroegere eeuweD, nagenoeg in alle be kende landen, hadden er maatschappelijke beroeringen, standenoorlogen met moord en gruweltooneelen plaats, zelfs in landen waar de Kerk met hare krachtige onder drukking van „ontluikende dwalingen" on betwist hel gezag voerde, zonder dat deze geestelijke politie die uitspattingen, gezwe gen nog van de „dwalingen* waaruit ze voortkwamen, heett kunnen voorkomen. Wij houden du eenmaal niet van officieele waarheid, uoch van oiflcieele dwalingde geschiedenis, zelis van die Kerken, die op hare onveranderlijkheid van leer veel laten voorstaan, leert dat de waar heid van heden niet zelden de dwaling van morgen is, en omgekeerd. Wie aan de lessen der geschiedenis hecht, moet wel tot de overtuiging komen dat alleen in de volkomen vrijheid van den meoschelijken geest de waarborg voor ontwikkeling en beschaving gelegen is, geenszins in het officieel stempel van waarheid en dwaling, door de kerkelijke overheid verleend, om niet eens te spreken van de gewelddadige onderdrnkking van de laatste door den sterken arm. In zooverre koD de lijd deze opvatting billijken, want ook bij de Katho lieken is bet woord bekend, dat in het bloed van martelaren de grondslagen vau de Kerk gevestigd worden. Op een ander gebied heeft het Amster- damsch blad onze bedoeling slecht gevat, en daardoor eeoe voorstelling van onze be schouwingen gegeven, die niet strookt met den inhoud, zelfs niet van de daaraan ont leende critaten. Onze gedachtengaDg was j deze het gebrek aan solidariteit onder de menschen is eigenlijk de oorzaak van de tegenwoordige omstandigheden, de verschil lende standen zijn van elkander verwijderd, vervreemd, en ten slotte elkanders vijanden gewordeD. Dit is geen verschijnsel van on- zen tijd alleen, de kwaal dagteekent ai. ▼»n eeuwen her, en gnolgelijk zijn de uitwerkselen nut als op zichzelf staande verschijnselen te behandelen en oit te roeien. Het is geen uit windige wonde die wï te genezen hebben, maar tene innerlij ke kwaal de gentzing moet niet gezocht wordt n io den eanwtndirg van chirorgische middelen, maar in de langzame bestrijding der inwendige kwaal. Hoe nu de lijd bier tegenover de vraag stelt, of de anarchist niit beweren zal dat de „de onbewuste loop der historie sldus den weg moet banen tot de zegepraal van zijoe theorie", is ons niet duidelijk. Der gelijke beweringen toch kunnen door nie mand worden verboden noch voorkomen. Zelfs de in dit artikel verheerlijkte in quisitie heeft nooit gevestigde overtuigingen en doordachte meenii'geu uit de geesten kunnen verdelgenmen kan de menschen door moreele en lichamelijke pijnigingen tol eeoe uiterlijke afzwering van hunne met de ofEcieele strijdende mesningen dwin gen, men kan hen ter dood crengen, maar de zaak is daarmede niet uit. De sterke arm is machteloos waar het geldt eene welgevestigde overtuiging, die in de oogen van de overheid eene „ontluikende dwaling is, te doen vervangen door eene huldiging van hetgeen, naar de leering dierzelfde over heid. de waarheid is. Dwalingen wijken voor overreding, niet voor geweld. Indien dit zoo is, indien werkelijk gedachten tolvrij lijn hetgeen de lijdal is 't onwillig, zal moeten toegeven dan kan meu niet voorkomen, dat iemand uit zekere gegc- veus verkeerde, gevolgtrekkingen maakt, of zich in zijn inwendigen mensch met barokke of wanstaltige droombeelden bezig houdt. Maar wat beteekeet dan de opmerking Het gesteld geval is evengoed mogelijk onder de heerschappij van den dwaDg als in het rijk der vrijheid. Dat wij meenen voor de waarheid te strijden, en dus andere achten in dwaling te zijn, merkt de lijd te recht ophet is niet alleen de plicht van iedereen, die zich met de gemeene belangen inlaat, voor zij ne opvattingen als de juiste te strijden te genover die van anderen, die hem onjuist voorkomen, maar het kan ook onmogelijk anderszijn, en wij we.ten dat het bij de heeren van de Tijd in dit opzicht evenzoo gesteld is als bij ons. Maar de gevolgtrekking van het blad, dat zoo er waarheid en beschaving en vrijheid is, dus „de ware vrijheid rech ten heeft, waarop de valsche niet kan bogen; dat de ware vrijheid gehuldigd dient, ter wijl de valsche met alle kracht als een ramp voor de samenleving moet worden bestreden", nemen wij alleen aan met eene restriciie, die waarschijnlijk door onze te genstanders niet zal worden beaamd. Zij ligt in het woord „bestreden"strijden met het woord, met alle binnen ons be reik liggende wapenen vau overreding en oordeel, vóór de vrijheid en de beschaving die wij als zoodanig huldigen, en tegen de wanbegrippen, die anderen onder die beuamÏDgen aan den man trachten te brengen, dit beschouwen wij als onzen plicht. Maar niemand heelt het recht verder te gaan en den sterken arm van de overheid in te roepen om andersden kenden, die voor andere begrippen en op vattingen strijden, te dwingen voor waar heid aan te nemen wat in hunne oogen, naar hunne overtuiging onwaarheid is. Juist hieriu ligt het verschil 'tusschen de voorstanders en tegenstanders van ge- loofsververvolgiDg en ketterjacht op elk gebiedop dit punt is er geen overeen stemming, geen toenadering zelfs moge lijk. Ten slotte eene persoonlijke opmerking. „Laat de Arnhemsche Courantdie zoo zielroerend weet te pleiten voor de „toe- nadering en bevrediging* waar het de »- narchisten betreft [hetgeen wij, soit dit en passant niet hebben gedaan] eerst eens toonen dat het haar ernst is, door een woord te spreken, waardoor zij hare ver ontwaardiging lucht geeft over de karakterlooze Jesuilen-Uelze* in üuitsch- laud. Deze insinuatie is zeer te onpas aan gevoerd tegen ons, die de zoogenoemde uit zonderingswetten en alwat daarmede samen hangt nooit in bescherming hebben geno men dit woord van verontwaardiging zou ons dus weinig moeite kosten. Maar het moet ons toch van 't hart, dat de lijd hier een zeer onhandig argnment gebruikt. De KulturJcampf in Duitschland is niets anders daa de door ons veroordeelde ket terjacht en geloofsvervolging geweestin de afkeuring daarvan doen wij voor nie mand onder. Maar de Tijd ziet over 't hoofd dat de overheidsmaatregelen tegen „ont luikende dwalingen", die zij in de histo rie bewondert en voor het heden terug- wenscht, geheel overeenstemmen met aard en bedoelingen van hetgeen zij in Dnitsch land veroordeelt. Men begrijpt de reden van deze conse quentie wanneer men aanspraak maakt op het bezit van de absolute waarheid, waarnevens alle andere meeningen en denkbeelden dwaling en lengen zijn, moet men wel eischen, dat de geheels wereld zich blindelings onderwerpt, onwil lig zijnde, naar de wijze der Inqusitiedoor geweld gedwongen of, ullimum remedium afgemaakt wordt. Met dit laatste, ook al volstrekt onoverkomelijk punt van verschil tusscheD het Amsterdamsch blad en ons, zullen wij het artikel van de Tijd verder laten rusten." „Die domme Driek I die domme Driek I' zoo lieten zich de dorpelin gen altjjd ait als er van Driek Griozeu- berger, den armen koemeier, En htcr toen de .arme oemelki zitter van een der »anJeD Qfden waf, en uit het welvarend uorp g bleef Grinzenberger nog altyd de Driek', maar „die er zeer warm i Ta ia het blijft toch maar al ïjd ».a, j», ug j zoo letg zai Jommen hebben net g t iemand van ons nooit overkomen. Zoo spraken de dorpehngf spraken ook de familieleden ns Grin» bergerzijn broeder, de graanhandelaar, i'.ijle t hof uit het nabijgelegen dorp, zijn neven ,n nichten, j», «11. d. de s»ad en neef van Gnnzenberger sprak „ooit anders over hem dan als de domme Driek. Overigens had memand van zijne familie zich ooit om hem bekommerd eerst toen hij stierf, plotseling stierf, toen wakkerde de liefdegloed voor den afgestor vene tot ets hellevlam aan, en broeders en zusters, neven en nichten, wisten^niet ze wel naar het hoe spoedig ze wel naar het sterfhuis zonden gaan. Met een vierspan kw»m de boerin van Bernardhof aanjagen; haastig sprong ze van den wagen en erbarmelijk huilend nep ze uit „Och, heerel hoe akelig! Driek dood en ik ben er niet eens bij geweestwie moest hem nu de oogen sluiten zijne vrouw reeds laDg dood, al zijn kinders dood, en ik, zijne eenige eigen zuster Trees, Trees, waarom heb je niet dadelijk om mij gestuurd", zeide zij tot de huis houdster. Och lieve tijd,' jammerde deze, „wan neer had ik dat moeten doeD 1 van morgen vroeg was de boer nog zoo gezond als een visch, om elf gaat hij liggen, om twaalf uur sterft hij aan een beroerte, zoo als de dokter zegt, en alles is zoo haastig gebeurd. Dadelijk ben je hier gekomen, boerin, en kijk eens, het lijk is nog niet eens koud Het lijk van Grinzenberger was ook nog warm, toen zijn broeder, de graanhande laar, in razenden galop kwam aanhollen. Na verloop van twee, drie uren, waren al de neven en nichten in het sterfhuis en vóór het avond was, verscheen ook de kan tonrechter uit de stad en tegelijk met dezen de „arme stumper" die door Trees per telegraaf ontboden was. Het geheele dorp was builen zich zelf van verwondering „over de groote familie van domme Driek en over de groote lief de voor hem, waar vroeger niemand iets van bespeurd had. En voorwaar, de eerzame dorpsbewoners zouden nog meer verwonderd zijn geweest, indien ze gezien hadden hoe zorgvuldig de dikke boerin, Drieke's zuster, alles 0 en hanteerde. Geen meubelstuk bleef onbetast, alleB werd afgestoft, kasten en laden werden geopend, de inhoud zorg vuldig nagegaan en netjes terecht gelegen, en hoe langer zij met dit werk beeig was, des te verdrietelijker scheen zij sr over te worden, zooals de hnishonding hier ingericht was. „Er is hier bepaald iets niet in orde zeide ze, met een strengen blik op de huishoudster zieude. Wat zou er niet in orde zijn vroeg deze snel, „misschien met het testament Sedert jaren reeds draagt de boer een klein leeren zakje op zijne bloote borst, daar is een briefje in en dat mag eerst na zija dood gelezen worden. En wat er verder gebeuren moet, dat zal notaris Stein wel weten.' De boerin was het zich dadelijk bewust, wat onder zoodaninge omstandigheden haar plicht was. In een oogenblik was het zak je van de borst des overledenen in hare han den en zij las hardop den inhoud van het briefje aan de omstanders voor „Ik begeer, dat mijn dikke wandelstok naast mij in de kist gelegd wordt.' Dat was de geheele inhoud van het brief je. Onmiddellijk vlogen aller oogen zoekend door de kamer. „De stok ligt naast den boer', zeide de huishoudster, „hij heeft dien altijd bij zich gehouden, over dag hield hij hem in de hand en's nachts nam hij hem mee naar bed* De kantonrechter fronsde de wenkbrau- wen; „zijn slok wil hij mee in 't graf ne men hm 1 waar is dan die stok Hij liep naar het bed, maar de boerin en de dikke graanhandelaar waren hem voor, wijl, zooals ze zeiden, zij het mee ste recht hadden bnn lieven broeder den laatslen liefdedienst te bewijzen. De stok werd op de aangeduide plaats gevonden. „Het is dezelfde dikke knuppel, dien Driek bij zich had', zeide de boerin met ontroering en ze kon zich haast niet van den stok scheiden. Maar helaas, al de anderen waren ook familielieden van Gnnzenberger en elk hunner wilde den „langjarigen getrouwen' van den overledene nog eens aandachtig beschouwen. Ja, de kantonrechter kon niet nalaten hem van de rechter in de linkerhand te laten ba- anceeren en vond dat hij voor een gewonen stok al buitengewoon zwaar was. En dat vonden nn plots ding ook al de anderende stok ging nogmaals vau hand tot hand, verwonderd vroeg men elkaar wat hem toch zoo zwaar konde maken d«ar klinkt plotseling een schreeuw van de boerin een rinkelen als van op den grond vallende goudstukken en aller blik i- gevestigd op blinkende dukaten, waar van eenigen op een hoop liggen en eeni gen nog in de kamer rondrollen. atj Wat is dat wat is er nu gebeurd nep e aan de kaluae opmerkzaamheid gewende kantonrechter, middeD in de con- aeroatie wt, „de stok van den orerledene zie ik daaruitgehold en uit'de h'i *at '.ijk eens, nog meet goudstukken I n uit. Inderdaad, dat is de a» "'^et ?oort van portemonnaieMa*/ rD!eu*"e «v 1* OQ W/. alle dingen, wie heeft den »t0v ,tiA yÜt Ja, wie? de beide stukken en hï i!"'' je dukaten lagen bij de boerin ,1 graankooper, maar beiden verkl.o.j den hoog en laag, dat zij niet begrepen de stok van Driek stok geraakt C „Wellicht onze neef de verzenm't meende de boerin, terwijl ze „aar a"' „armen stamper' wees, ma%r wij' V u®* eerst uit te maken, wien het oeld t hoort, mij dunkt, wij moesten dadeliik den notaris zenden.» Allen stemden hierin toe en de V tonrechter gaf den raad, dadelijk een gen in te spannen, wijl de notaris no* ft| weg woonde. 0 1 Na lang wachten kwam de r.ota deze vond het noodig de goodstnku! te tellen. »Juist zoo, driehonderJ Z Dl er zijn", zeide hij, terwij! hij het S®" den zak stak. „Het testament m.„ drie uren vóór de begrafenis geon.^^8' den, daarom kom ik DonderdL,, acht uur hier tenrg, om bet voor te!,»0'8"1 Schalks lachend om de V gezichten, verwijderde hij zici voorhuis hoorde hij nog'hoe^lk" f° -r'' lid verklaarde, vast besloten te xi' atnil'1N van de plaats te wijken, wijl zij eddmoedigen doode verschuldigd waren bS zijn lijk te blijven, totdat het aan d aarde zou zijn toevertrouwd. Eindelijk was de begrafenisdag aange broken en allen bevonden zich in de gr te voorkamer, met een aantal genoodi^ nit het dorp. Diepe stilte heerschte in de kamer en aller blikken waren op den notaris ge. richt, die met een boosaardige flikken™ m zijne bruine oogen de familieleden over- zag en eindelijk begon „Thans zal ik het testament van den overleden Grinzenberger voorlezen. „Op den huidigen dag, nu ik mijn laat- ste wil bekend maak, bezit ik mijne hof stede met daarbij 'oehoorende wei- en bouw- landen, tuin en vrachtboomenhof, ter ge. zamenlijke waarde van f 25.000 verder ia verschillende spaarkassen 10,000 gulden waarvan de boekjes bij den notaris in be waring zijneindelijk bevinden zich in mijn dikken stok 8 rollen elk van honderd dukaten; wordt de ring er van onderen af geschroefd, dan vindt men eene holte waar in dingen zijn, die ik later zal bespreken. Aan wie zal ik dit vermogen door vlijt en spaarzaamheid verworven, nalaten Mij ne vrouw en kinderen zijn dood en in hoe ver mijne overige verwanten er aanspraak op kunnen maken, kan uit het volgende beoordeeld worden. Voor ruim twintig jaar zat ik in'diepen nood om f160; mijn huisje zoude verkocht worden, als ik dit geld niet binnen eene week betaalde. Waar zonde ik het vandaan halen O, ja bij mijn rijken broeder en zuster, die zullen u wel helpen 1' zoo reide men mijen daarom ging ik eerst naar mijne zuster,de rijke noerin van Bernardhof. Zij liet mij huis en hof zien en alle» blonk van welvaart, maar toen ik om geld vroeg, had ze nog zooveel te verbeteren en te veranderen, dat er voor mij geen cent afkon. Ik wilde weggaan. „Hoor eens, een bord je broodsoep moet je toch eerst eten, maat wij hebben geen ei er in, die zijn in den winter zoo duur." Ik ging naar mijn broeder, den graan handelaar, maar die had ook allerlei be zwaren, hij bad aan het nieuwe gesticht zooveel te geven en moest ook een span paarden met wagentje voor zijne vronw koopen en hij moest haastig weg, ma" 'k mocht niet weggaan vóór ik een bord zuurkool met spek genuttigd had, het was mij van harte gegund! Toen ging ik op de neven en nichten los. Eerst naar neef Godfried, lid van den gemeenteraad en een zeer „vroom* man, die gaf mij een klein gebedenboekje en vermaande mij meer aan den hemel te denken dan aan aardsche goederen. Jawel» maar ik bleef daarom de f 160 schuldig- De audere neven en nichten waren oo allen van hetzelfde kaliberbij mijn nee i die thans kantonrechter is, werd ik beleef ontvangen, maar geld In Oct. had hij mi) wel 1000 gulden kunnen geven, maar ca zat hij zelf in ongelegenheden. Voor ik ging, moest ik echter een glaasje keizer l* keur drinken het smaakte mij als ga' Lieve hemel wat nu te doen Eind'bJ viel mg nog den „stumper" te binnen- Deze neef heette eigenlijk Robert maar hij wilde niet werken zooals het de familie gebruikelijk was; bij zat a in de boeken en schreef mooie verzen - verhalen, daarom had zijn vader hem n de reaidentie gezonden en toen ik bij kwam en mijn nood klaagde, ach hoe treurig was hij toen. Zijn vader^ hem zelf zoo krap en hij bezwoer me haaldelijk met tranen in de oogen, dat spoedig hij meerderjarig was en zijn n» ders nalatenschap ontving, hij mij 1311 zou helpen. Ik kon het hem aanzien, het hem ernst was, maar wat baatte dat Toen ik op het punt stond *e^e^ gaan, bracht de post hem een brief geldswaarde, dit was het aalaris novelle, die hij geschreven had. Vol vr de gaf hij mij de verlangde flöü en konde weer met moed en nieuwe lus zaken drijven. Jaren zijn sedert dien dag voorbij gaan eu ik ben een welgesteld =.g worden; maar ik ben niet ?e.r3eU"ffeeSt mijn vriend iu den nood is 8

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 2