Uit en voor de Pers.
Gewetensvrijheid.
GEMENGD NIEUWS.
Het Testament van fDommen
Driek".
en Wilhelmus van Nassauwen, die rond
gedeeld en na de openingsrede gezongen
werden met begeleiding van bet orgel.Met
begeleiding van het Fanfare-corps zongen
de kinderen de voor deze gelegenheid ge
leerde liederen en daarna ging iren over
tot het oitreiken der getuigschriften aan
de leerlingen, die met 1 Mei de school
hebben verlateu,en der prijzen voor de kinde
ren, die minder dan tien willekeurige ver
zuimen hadden.
Ieder kind ontving den prijs, dien het
vooraf had mogen opgeven, en aan de
vroolijke gezichten kon men zien, dat al
len tevreden waren. De prijzen zagen er
dan ook allen even keurig uit. Uit de
Kerk ging men in optocht door de ge-
meeute, Waarbij onophoudelijk het fanfa
re corps zijue opwekkende tooen liet hoo-
ren en zijne mooiste stukken ten best:
gaf. En zoo kwam men op het feestter
rein, den boomgaard van den heer P.
Vries, waar de kinderen werden onthaald
en aan verschillende spelen kouden deel
nemen. Allen brachten hier eenige uren
gezellig door en voor de leden van Volks
onderwijs was ruimschoots gelegenheid
alles bij te wonen, waarvan natuurlijk een
druk gebruik werd gemaakt. Het weder
was den geheelen namiddag prachtig en
de kinderen hebben dan ook volop geno
ten. Dat dit feest ook nu weder zoo goed
gislaagd is, daarvoor komt het bestuur
der afdeeling met zijnen wakkeren voor
zitter en het fanfare-corps een woord
van dank toe.
Wij ontvangen van den
heer G. van Deth een schrijven, waaruit
blijkt, dat hij den strijd tegen Neerbosch
hier opgeeft om dien te gaan voortzetten
„aan de andere zijde van den Oceaan, in
Amerika, waar een roep om reebt nooit
onbeantwoord blijft.'
Over ongeveer drie maanden zal hij te
rug komen om van 't Lindenhout „de on
echtheid van al die mooie getuigenissen
uit Amerika voorde voeten ie slingeren.'
(TeL)
Cholera!
De weduwe Augustijn te HELDER,
die aan cholera lijdende was, is overleden.
Haar lijk is terstond begraven. De woning
der overledene is onder politietoezicht ge
steld.
Te AKKERWOUD E, inde
gemeente Dantnmadeel viel het 8-jarig
dochtertje van den cichoreifabrikant Anne-
ma, spelende in de zoogenaamde wascb.
De moeder, het ongeluk ziende, sprong te
water, om hot kind te redden, met het
droevig gevolg, dat beiden in de diepte
verdwenen en r.a eenigen tijd levenloos
werden opgehaald.
Op de volgende lenke
manier heeft men te APELDOORN een
kippendief gevat.
Gedurende de geheele week werden te
Apeldoorn aan de Brinklaan en Eendracht
steeds kippen vermist. Er werd besloten
door een paar flinke lui, om op den loer
te gaan liggen. Zaterdagnacht kwam de
kippendief weer. Zij lieten hem stil begaan
tot hij in het hok zat en sloten hein toen
op. De eene der wachters, een slager, hield
met een hakmes de wacht voor het hok,
terwijl de andere de marechaussees ging
halen. Toen hij uit het hok kwam, bleek
de dief zekere v. D. te zijn, die naar het
buis van arrest te Zutfen is overgebracht.
Aandeel inde winst.
Het stelsel, om het personeel eener on
derneming aandeel te geven in de winst,
wordt reeds in tal van indnstrieele onder
nemingen toegepasthier te lande is voor
al door den heer Van Marken in deze lof
felijk voorbeeld gegeven.
Ook bij enkele groote landbouw-onder-
nemingen (bij kleine stuit het vooralsnog
op groole practische bezwaren) is het par
ticipatie-stelsel in de laatste tijden inge
voerd en met gnnstig gevolg zoowel voor
de grondeigenaars als voor hunne pachters
en de arbeiders.
Een enkel voorbeeld, dat wij aan een
Duitsch tijdschrift ontleenen, komt ons
merkwaardig geuoeg voor, om het onder
de aandacht vaa onze lezers te brengen.
Een Fransche grondbezitter heett in het
departement Ille-et-Bilaine 24 boerderijen
van een gezamenlijke oppervlakte van 1600
H.A. Tengevolge van de laatste landbouw
crisis was de toestand van zijne pachters
zoo hachelijk geworden, dat zij hunDe ver
plichtingen tegenover hem niet meer kon
den nakomen. De in zijn inkomen bedreig
de graaf nam nu de exploitatie in eigen
beheer en als redmiddel richtte hij een
groole melkerij op, met aandeel in de
winst. Bij liet n.1. twee groote kamers
voor boterbereiding met stoom boawen,
vulde de stallen met duizend koeien en
vaarzen van het beroemde Jersey-ras en
maakte zijn vroegere pachters tot een soort
compagnons, die de opdracht hadden, een
zoo groot mogelijk kwantum melk te pro-
duceeren zij mochten alle opbrengsten vaa
de bouwerij hunner boerderijen ten eigen
bate aanwenden en behoefden slechts de
melk af te leveren, waarvoor zij in den
zomer 4% en in den winter 5*/2 centimes
(respectievelijk 2*/j0 cent en 24/io cen0
per liter ontvingen. Het jaarlijksch inkomen
van eiken pachter van melk alleen be
draagt meer dan de hanr, die hij vroeger
moest betalenbovendien ontvangt hij
een derde en zijn personeel 2/( van de
waarde der op zijn boerderij geboren die
ren. Overtreft het netto bedrag van den
verkoop vsn de boter eener boerderij de
vroegere pacht, de vcor de melk betaalde
som, de intrest en de amortizeericg van
het bedrijfskapitaal, dan komt daarvan de
helft aan den grondbezitter en aan den
l>achter nu geworden beheerder eener boer
derij, en zijn personeel elke een vierde.
Een gedeelte van het aandeel in de winst
van het personeel wordt gestort in een
fonds ter verzekering tegen ouderdom. De
ze wijze van exploitatie is in 1886 op 11
boerderijen en sedert langzamerhand op de
overige in Monthorin, als mede op een
deel der andere goederen van den graaf
met gunstig gevolg toegepast.
Een paar voorbeelden mogen voldoende
zijn
De boerderij La Bouletière (27 H. A.)
i bracht vroegor een pacht op van 2270 fres;
reeds in het eerste jasr onder de nieuwe
wijze van beheer ontving de eigenaar 2786
en in de volgende jaren resprctievelijk
S436Vj, 5072, 5369'/j en 6000 >/2 francs.
Aan den beheerdei(de vroegere pachter)werd
27133/4)2974l 2, 3175V2, 3590 en 3731»/4
francs uitbetaald, terwijl het persmeel jaar
lijks 180710 francs als aandeel ont-
ving.
Van La Berhaudais (19 H. A..) die vroe
ger een pacht van 1300 francs opbracht,
ontving in hel bedrijlsjaar 189091 de
graaf 3103, de expachter 1749y4, de ar
beiders ieder 190 francs.
Goddartl (8 H. A. vroegere pachtsom
760 francs) gaf in hetzelfde bedrijfsjaar
1659, 1054 en 100 francs. En wat de
moreele en sociale vruchten betreft, zoo
schrijft Louis Hervé, thans verheugt zich
de landelijke bevolking der grafelijke do
meinen in een buitengewone welvaart, die
haar door de geheele streek wordt benijd.
De vijandige houding tusschen landheer eu
pachters heeft plaats gemaakt voor achting
en genegenheid. De arbeiders koesteren de
dezelfde gevoelens, ook heeft bij hen de
natuurlijke onverschilligheid vaD een loou-
arbeider plaats gemaakt voorden ijver, aan
eigenbelang verbonden.
De Nederlander.
Tengevolge van de paniek, bij de re
geeringen ontstaan naar aanleiding van den
moord op president Carnot, siju door die
regeeringen en vooral door de Fransche
regeering bete ngelings wel ten* gedecre
teerd, die in het wezen der zaak groot ge
vaar opleverea voor de individueele vrij
heid.
Deze omstandigheid gaf de Arnhemsche
Cl. aanleiding daartegen eenig protest te
doen hooren. Het Kathol, orgaan de lijd'
capittelde de Arnhemsche en deze geeft in
haar no. van Zondag 1.1. aan de lijd de
volgende krachtige repliek:
Het Amsterdamsche blad gaat van de
meening uit, „dat de overheid van alle
eeuwen volkomen in haar recht was, wan
neer zij tegen de ontluikende dwaling de
kracht aanwendde van den wettelijken arm,"
en dat zij, die met ons instemmen, veel
eer moeten dankbaar zijn, dat de inquis-
tie eenige eeuwen geleden rechtmatige
pogingen heeft aaugewend om toestanden
te voorkomen „gelijk het einde dezer
eeuw ze te zien geeft'. Deze meening
stemt in 't geheel niet met de onze over
een wij kennen geene overheid het recht
toe om uit te maken wat rontluikende
dwaling" is, veel minder zich daartegen
te wapenen en aldus de vrijheid van den
ken en oordeelen want daarop komt
het neder te onderdrukken met geweld,
Wat de historische toespeliog op de zege
ningen der inqnisitie, het werktnig waar
mede Kerk en Staat -ontluikende dwalin
gen* wisten te beteugelen, aangaat, zij het
ons vergund op te merken, dat niet uit
sluitend en voor bet eerst het einde der
negentiende eeuw toestanden te zien geeft
zooals die, waartegen men wil zien woeden.
In vroegere eeuweD, nagenoeg in alle be
kende landen, hadden er maatschappelijke
beroeringen, standenoorlogen met moord
en gruweltooneelen plaats, zelfs in landen
waar de Kerk met hare krachtige onder
drukking van „ontluikende dwalingen" on
betwist hel gezag voerde, zonder dat deze
geestelijke politie die uitspattingen, gezwe
gen nog van de „dwalingen* waaruit ze
voortkwamen, heett kunnen voorkomen.
Wij houden du eenmaal niet van
officieele waarheid, uoch van oiflcieele
dwalingde geschiedenis, zelis van die
Kerken, die op hare onveranderlijkheid van
leer veel laten voorstaan, leert dat de waar
heid van heden niet zelden de dwaling
van morgen is, en omgekeerd. Wie aan de
lessen der geschiedenis hecht, moet wel tot
de overtuiging komen dat alleen in de
volkomen vrijheid van den meoschelijken
geest de waarborg voor ontwikkeling en
beschaving gelegen is, geenszins in het
officieel stempel van waarheid en dwaling,
door de kerkelijke overheid verleend, om
niet eens te spreken van de gewelddadige
onderdrnkking van de laatste door den
sterken arm. In zooverre koD de lijd deze
opvatting billijken, want ook bij de Katho
lieken is bet woord bekend, dat in het
bloed van martelaren de grondslagen vau
de Kerk gevestigd worden.
Op een ander gebied heeft het Amster-
damsch blad onze bedoeling slecht gevat,
en daardoor eeoe voorstelling van onze be
schouwingen gegeven, die niet strookt met
den inhoud, zelfs niet van de daaraan ont
leende critaten. Onze gedachtengaDg was j
deze het gebrek aan solidariteit onder de
menschen is eigenlijk de oorzaak van de
tegenwoordige omstandigheden, de verschil
lende standen zijn van elkander verwijderd,
vervreemd, en ten slotte elkanders vijanden
gewordeD. Dit is geen verschijnsel van on-
zen tijd alleen, de kwaal dagteekent ai.
▼»n eeuwen her, en gnolgelijk zijn de
uitwerkselen nut als op zichzelf staande
verschijnselen te behandelen en oit te
roeien. Het is geen uit windige wonde die
wï te genezen hebben, maar tene innerlij
ke kwaal de gentzing moet niet gezocht
wordt n io den eanwtndirg van chirorgische
middelen, maar in de langzame bestrijding
der inwendige kwaal.
Hoe nu de lijd bier tegenover de vraag
stelt, of de anarchist niit beweren zal dat
de „de onbewuste loop der historie sldus
den weg moet banen tot de zegepraal van
zijoe theorie", is ons niet duidelijk. Der
gelijke beweringen toch kunnen door nie
mand worden verboden noch voorkomen.
Zelfs de in dit artikel verheerlijkte in
quisitie heeft nooit gevestigde overtuigingen
en doordachte meenii'geu uit de geesten
kunnen verdelgenmen kan de menschen
door moreele en lichamelijke pijnigingen tol
eeoe uiterlijke afzwering van hunne met
de ofEcieele strijdende mesningen dwin
gen, men kan hen ter dood crengen, maar
de zaak is daarmede niet uit. De sterke
arm is machteloos waar het geldt eene
welgevestigde overtuiging, die in de oogen
van de overheid eene „ontluikende dwaling
is, te doen vervangen door eene huldiging
van hetgeen, naar de leering dierzelfde over
heid. de waarheid is. Dwalingen wijken voor
overreding, niet voor geweld. Indien dit
zoo is, indien werkelijk gedachten tolvrij
lijn hetgeen de lijdal is 't onwillig,
zal moeten toegeven dan kan meu niet
voorkomen, dat iemand uit zekere gegc-
veus verkeerde, gevolgtrekkingen maakt, of
zich in zijn inwendigen mensch met barokke
of wanstaltige droombeelden bezig houdt.
Maar wat beteekeet dan de opmerking
Het gesteld geval is evengoed mogelijk onder
de heerschappij van den dwaDg als in het rijk
der vrijheid.
Dat wij meenen voor de waarheid te
strijden, en dus andere achten in dwaling
te zijn, merkt de lijd te recht ophet is
niet alleen de plicht van iedereen, die zich
met de gemeene belangen inlaat, voor zij
ne opvattingen als de juiste te strijden te
genover die van anderen, die hem onjuist
voorkomen, maar het kan ook onmogelijk
anderszijn, en wij we.ten dat het bij de heeren
van de Tijd in dit opzicht evenzoo gesteld is
als bij ons. Maar de gevolgtrekking van het
blad, dat zoo er waarheid en beschaving
en vrijheid is, dus „de ware vrijheid rech
ten heeft, waarop de valsche niet kan bogen;
dat de ware vrijheid gehuldigd dient, ter
wijl de valsche met alle kracht als een
ramp voor de samenleving moet worden
bestreden", nemen wij alleen aan met eene
restriciie, die waarschijnlijk door onze te
genstanders niet zal worden beaamd. Zij
ligt in het woord „bestreden"strijden
met het woord, met alle binnen ons be
reik liggende wapenen vau overreding en
oordeel, vóór de vrijheid en de beschaving
die wij als zoodanig huldigen, en tegen
de wanbegrippen, die anderen onder die
beuamÏDgen aan den man trachten te
brengen, dit beschouwen wij als onzen
plicht. Maar niemand heelt het recht
verder te gaan en den sterken arm van
de overheid in te roepen om andersden
kenden, die voor andere begrippen en op
vattingen strijden, te dwingen voor waar
heid aan te nemen wat in hunne oogen,
naar hunne overtuiging onwaarheid is.
Juist hieriu ligt het verschil 'tusschen
de voorstanders en tegenstanders van ge-
loofsververvolgiDg en ketterjacht op elk
gebiedop dit punt is er geen overeen
stemming, geen toenadering zelfs moge
lijk.
Ten slotte eene persoonlijke opmerking.
„Laat de Arnhemsche Courantdie zoo
zielroerend weet te pleiten voor de „toe-
nadering en bevrediging* waar het de »-
narchisten betreft [hetgeen wij, soit dit
en passant niet hebben gedaan] eerst eens
toonen dat het haar ernst is, door een
woord te spreken, waardoor zij hare ver
ontwaardiging lucht geeft over de
karakterlooze Jesuilen-Uelze* in üuitsch-
laud. Deze insinuatie is zeer te onpas aan
gevoerd tegen ons, die de zoogenoemde uit
zonderingswetten en alwat daarmede samen
hangt nooit in bescherming hebben geno
men dit woord van verontwaardiging zou
ons dus weinig moeite kosten. Maar het
moet ons toch van 't hart, dat de lijd
hier een zeer onhandig argnment gebruikt.
De KulturJcampf in Duitschland is niets
anders daa de door ons veroordeelde ket
terjacht en geloofsvervolging geweestin
de afkeuring daarvan doen wij voor nie
mand onder. Maar de Tijd ziet over 't hoofd
dat de overheidsmaatregelen tegen „ont
luikende dwalingen", die zij in de histo
rie bewondert en voor het heden terug-
wenscht, geheel overeenstemmen met aard
en bedoelingen van hetgeen zij in Dnitsch
land veroordeelt.
Men begrijpt de reden van deze conse
quentie wanneer men aanspraak maakt
op het bezit van de absolute waarheid,
waarnevens alle andere meeningen en
denkbeelden dwaling en lengen zijn,
moet men wel eischen, dat de geheels
wereld zich blindelings onderwerpt, onwil
lig zijnde, naar de wijze der Inqusitiedoor
geweld gedwongen of, ullimum remedium
afgemaakt wordt. Met dit laatste, ook al
volstrekt onoverkomelijk punt van verschil
tusscheD het Amsterdamsch blad en ons,
zullen wij het artikel van de Tijd verder
laten rusten."
„Die domme Driek I die domme
Driek I' zoo lieten zich de dorpelin
gen altjjd ait als er van Driek Griozeu-
berger, den armen koemeier,
En htcr toen de .arme oemelki
zitter van een der »anJeD Qfden waf,
en uit het welvarend uorp g
bleef Grinzenberger nog altyd de
Driek', maar „die er zeer warm i
Ta ia het blijft toch maar al ïjd
».a, j», ug j zoo letg zai
Jommen hebben net g t
iemand van ons nooit overkomen.
Zoo spraken de dorpehngf
spraken ook de familieleden ns Grin»
bergerzijn broeder, de graanhandelaar,
i'.ijle t
hof uit het nabijgelegen dorp, zijn neven
,n nichten, j», «11. d.
de s»ad en neef van Gnnzenberger sprak
„ooit anders over hem dan als de domme
Driek. Overigens had memand van zijne
familie zich ooit om hem bekommerd
eerst toen hij stierf, plotseling stierf, toen
wakkerde de liefdegloed voor den afgestor
vene tot ets hellevlam aan, en broeders
en zusters, neven en nichten, wisten^niet
ze wel naar het
hoe spoedig ze wel naar het sterfhuis
zonden gaan.
Met een vierspan kw»m de boerin van
Bernardhof aanjagen; haastig sprong ze
van den wagen en erbarmelijk huilend nep
ze uit
„Och, heerel hoe akelig! Driek dood
en ik ben er niet eens bij geweestwie
moest hem nu de oogen sluiten zijne
vrouw reeds laDg dood, al zijn kinders
dood, en ik, zijne eenige eigen zuster
Trees, Trees, waarom heb je niet dadelijk
om mij gestuurd", zeide zij tot de huis
houdster.
Och lieve tijd,' jammerde deze, „wan
neer had ik dat moeten doeD 1 van morgen
vroeg was de boer nog zoo gezond als een
visch, om elf gaat hij liggen, om twaalf
uur sterft hij aan een beroerte, zoo
als de dokter zegt, en alles is zoo haastig
gebeurd. Dadelijk ben je hier gekomen,
boerin, en kijk eens, het lijk is nog niet
eens koud
Het lijk van Grinzenberger was ook nog
warm, toen zijn broeder, de graanhande
laar, in razenden galop kwam aanhollen.
Na verloop van twee, drie uren, waren al
de neven en nichten in het sterfhuis en
vóór het avond was, verscheen ook de kan
tonrechter uit de stad en tegelijk
met dezen de „arme stumper" die
door Trees per telegraaf ontboden was.
Het geheele dorp was builen zich zelf
van verwondering „over de groote familie
van domme Driek en over de groote lief
de voor hem, waar vroeger niemand iets van
bespeurd had.
En voorwaar, de eerzame dorpsbewoners
zouden nog meer verwonderd zijn geweest,
indien ze gezien hadden hoe zorgvuldig
de dikke boerin, Drieke's zuster, alles
0 en hanteerde. Geen meubelstuk
bleef onbetast, alleB werd afgestoft, kasten
en laden werden geopend, de inhoud zorg
vuldig nagegaan en netjes terecht gelegen,
en hoe langer zij met dit werk beeig
was, des te verdrietelijker scheen zij sr
over te worden, zooals de hnishonding hier
ingericht was.
„Er is hier bepaald iets niet in orde
zeide ze, met een strengen blik op de
huishoudster zieude.
Wat zou er niet in orde zijn vroeg
deze snel, „misschien met het testament
Sedert jaren reeds draagt de boer een
klein leeren zakje op zijne bloote borst,
daar is een briefje in en dat mag eerst
na zija dood gelezen worden. En wat er
verder gebeuren moet, dat zal notaris Stein
wel weten.'
De boerin was het zich dadelijk bewust,
wat onder zoodaninge omstandigheden haar
plicht was. In een oogenblik was het zak
je van de borst des overledenen in hare han
den en zij las hardop den inhoud van het
briefje aan de omstanders voor
„Ik begeer, dat mijn dikke
wandelstok naast mij in de
kist gelegd wordt.'
Dat was de geheele inhoud van het brief
je. Onmiddellijk vlogen aller oogen zoekend
door de kamer.
„De stok ligt naast den boer', zeide
de huishoudster, „hij heeft dien altijd bij
zich gehouden, over dag hield hij hem in de
hand en's nachts nam hij hem mee naar bed*
De kantonrechter fronsde de wenkbrau-
wen; „zijn slok wil hij mee in 't graf ne
men hm 1 waar is dan die stok
Hij liep naar het bed, maar de boerin
en de dikke graanhandelaar waren hem
voor, wijl, zooals ze zeiden, zij het mee
ste recht hadden bnn lieven broeder den
laatslen liefdedienst te bewijzen.
De stok werd op de aangeduide plaats
gevonden.
„Het is dezelfde dikke knuppel, dien
Driek bij zich had', zeide de boerin met
ontroering en ze kon zich haast niet van
den stok scheiden. Maar helaas, al de
anderen waren ook familielieden van
Gnnzenberger en elk hunner wilde den
„langjarigen getrouwen' van den overledene
nog eens aandachtig beschouwen. Ja, de
kantonrechter kon niet nalaten hem van
de rechter in de linkerhand te laten ba-
anceeren en vond dat hij voor een gewonen
stok al buitengewoon zwaar was.
En dat vonden nn plots ding ook al de
anderende stok ging nogmaals vau hand
tot hand, verwonderd vroeg men elkaar
wat hem toch zoo zwaar konde maken
d«ar klinkt plotseling een schreeuw van
de boerin een rinkelen als van op den
grond vallende goudstukken en aller blik
i- gevestigd op blinkende dukaten, waar
van eenigen op een hoop liggen en eeni
gen nog in de kamer rondrollen.
atj Wat is dat wat is er nu gebeurd
nep e aan de kaluae opmerkzaamheid
gewende kantonrechter, middeD in de con-
aeroatie wt, „de stok van den orerledene
zie ik daaruitgehold en uit'de h'i *at
'.ijk eens, nog meet goudstukken I n
uit. Inderdaad, dat is de a» "'^et
?oort van portemonnaieMa*/ rD!eu*"e
«v 1* OQ W/.
alle dingen, wie heeft den »t0v ,tiA yÜt
Ja, wie? de beide stukken en hï i!"''
je dukaten lagen bij de boerin ,1
graankooper, maar beiden verkl.o.j den
hoog en laag, dat zij niet begrepen
de stok van Driek stok geraakt C
„Wellicht onze neef de verzenm't
meende de boerin, terwijl ze „aar a"'
„armen stamper' wees, ma%r wij' V u®*
eerst uit te maken, wien het oeld t
hoort, mij dunkt, wij moesten dadeliik
den notaris zenden.»
Allen stemden hierin toe en de V
tonrechter gaf den raad, dadelijk een
gen in te spannen, wijl de notaris no* ft|
weg woonde. 0 1
Na lang wachten kwam de r.ota
deze vond het noodig de goodstnku!
te tellen. »Juist zoo, driehonderJ Z Dl
er zijn", zeide hij, terwij! hij het S®"
den zak stak. „Het testament m.„
drie uren vóór de begrafenis geon.^^8'
den, daarom kom ik DonderdL,,
acht uur hier tenrg, om bet voor te!,»0'8"1
Schalks lachend om de V
gezichten, verwijderde hij zici
voorhuis hoorde hij nog'hoe^lk" f° -r''
lid verklaarde, vast besloten te xi' atnil'1N
van de plaats te wijken, wijl zij
eddmoedigen doode verschuldigd waren bS
zijn lijk te blijven, totdat het aan d
aarde zou zijn toevertrouwd.
Eindelijk was de begrafenisdag aange
broken en allen bevonden zich in de gr
te voorkamer, met een aantal genoodi^
nit het dorp.
Diepe stilte heerschte in de kamer en
aller blikken waren op den notaris ge.
richt, die met een boosaardige flikken™
m zijne bruine oogen de familieleden over-
zag en eindelijk begon
„Thans zal ik het testament van den
overleden Grinzenberger voorlezen.
„Op den huidigen dag, nu ik mijn laat-
ste wil bekend maak, bezit ik mijne hof
stede met daarbij 'oehoorende wei- en bouw-
landen, tuin en vrachtboomenhof, ter ge.
zamenlijke waarde van f 25.000 verder ia
verschillende spaarkassen 10,000 gulden
waarvan de boekjes bij den notaris in be
waring zijneindelijk bevinden zich in
mijn dikken stok 8 rollen elk van honderd
dukaten; wordt de ring er van onderen af
geschroefd, dan vindt men eene holte waar
in dingen zijn, die ik later zal bespreken.
Aan wie zal ik dit vermogen door vlijt
en spaarzaamheid verworven, nalaten Mij
ne vrouw en kinderen zijn dood en in hoe
ver mijne overige verwanten er aanspraak
op kunnen maken, kan uit het volgende
beoordeeld worden.
Voor ruim twintig jaar zat ik in'diepen
nood om f160; mijn huisje zoude verkocht
worden, als ik dit geld niet binnen eene
week betaalde. Waar zonde ik het vandaan
halen O, ja bij mijn rijken broeder en
zuster, die zullen u wel helpen 1' zoo reide
men mijen daarom ging ik eerst naar
mijne zuster,de rijke noerin van Bernardhof.
Zij liet mij huis en hof zien en alle»
blonk van welvaart, maar toen ik om geld
vroeg, had ze nog zooveel te verbeteren
en te veranderen, dat er voor mij geen
cent afkon.
Ik wilde weggaan. „Hoor eens, een bord
je broodsoep moet je toch eerst eten, maat
wij hebben geen ei er in, die zijn in den
winter zoo duur."
Ik ging naar mijn broeder, den graan
handelaar, maar die had ook allerlei be
zwaren, hij bad aan het nieuwe gesticht
zooveel te geven en moest ook een span
paarden met wagentje voor zijne vronw
koopen en hij moest haastig weg, ma"
'k mocht niet weggaan vóór ik een bord
zuurkool met spek genuttigd had, het was
mij van harte gegund!
Toen ging ik op de neven en nichten
los. Eerst naar neef Godfried, lid van den
gemeenteraad en een zeer „vroom* man,
die gaf mij een klein gebedenboekje en
vermaande mij meer aan den hemel te
denken dan aan aardsche goederen. Jawel»
maar ik bleef daarom de f 160 schuldig-
De audere neven en nichten waren oo
allen van hetzelfde kaliberbij mijn nee i
die thans kantonrechter is, werd ik beleef
ontvangen, maar geld In Oct. had hij mi)
wel 1000 gulden kunnen geven, maar ca
zat hij zelf in ongelegenheden. Voor ik
ging, moest ik echter een glaasje keizer l*
keur drinken het smaakte mij als ga'
Lieve hemel wat nu te doen Eind'bJ
viel mg nog den „stumper" te binnen-
Deze neef heette eigenlijk Robert
maar hij wilde niet werken zooals het
de familie gebruikelijk was; bij zat a
in de boeken en schreef mooie verzen -
verhalen, daarom had zijn vader hem n
de reaidentie gezonden en toen ik bij
kwam en mijn nood klaagde, ach
hoe treurig was hij toen. Zijn vader^
hem zelf zoo krap en hij bezwoer me
haaldelijk met tranen in de oogen, dat
spoedig hij meerderjarig was en zijn n»
ders nalatenschap ontving, hij mij 1311
zou helpen. Ik kon het hem aanzien,
het hem ernst was, maar wat baatte
dat Toen ik op het punt stond *e^e^
gaan, bracht de post hem een brief
geldswaarde, dit was het aalaris
novelle, die hij geschreven had. Vol vr
de gaf hij mij de verlangde flöü en
konde weer met moed en nieuwe lus
zaken drijven.
Jaren zijn sedert dien dag voorbij
gaan eu ik ben een welgesteld =.g
worden; maar ik ben niet ?e.r3eU"ffeeSt
mijn vriend iu den nood is 8