Augustus 1894.
38ste Jaargang Ho. 2860.
B ij voegsel.
Gemengd Nieuws.
I>e trein wacht niet,
De bewoners van de
Tweede Verdieping.
Achttien jaar, blond haar, 'blauwe,
dwepende oogen, een lach om de roode
lipjes, een charmante gestalte, ziedaar de
benijdenswaardige eigenschappen van Clara
Foemier, die sedert 14 dagen de kostschool
▼erlateu heeft, de eigenschappen van de
eenige dochter van een rijke molenaar uit
den omtrek van D
Niet* is zoo poPtisch als een molen op
heft platteland, waarvan de stilte nagenoeg
niet verstoord wordt door het eentonig ge
tiktak of het regelmatig geklots van het
water. Clara rond die poëzie verrukke-
!ijk- v
Er was een drukte ran belang in huis
gednrende de eerste dagen van haar te-
rogkomst. Men maakte visites, men gaf
diners, alles ter eere van de ex-pensionai-
re. Dat duurde wel een veertien dagen.
Daarna werd alles langzamerhand weer stil
bij den molen, achter welken zich een
groot buiten uitstrekte, met breede, rechte
allóes, vrucht- en andere boomen en een
schaduwrijk boschje.
Daar hield het jonge meisje zich vaak
op.
Bij het laatste Kerstfeest had haar va
der op aanraden van den zoon van een
zijner vrienden, haar als Kerstgeschenk ge
geven, de werken van Lamartine de groo-
te dichter, reeds bijna vergeten, als be-
hoordde hij tot een andere eeuw, opende
der pecsionaire nieuwe gezichtspunten en
deed haar droomen, oneindig droomen.
Eens aan het ontbijt zeide haar moe
der:
Herinnert ge u neef Albert
Dat geloof ik wel 1
Dat was een bekentenis uit het hart
voortgekomen, even vrijmoedig als naïef.
Clara bloosde en, door beur haren, van
het voorhoofd tot den nek, gevoelde zij
die gewaarwording, die veroorzaakt wordt
door een mengeling van verlegenheid en
vreugde.
Hij komt ons dezer dagen bezoeken,
hernam mevrouw Fournier.
„Welk een geluk 1* wilde Clara uitroe
pen. Zij vergenoegde zich met het slechts
te denken. Waarom f Omdat zij de „Mé-
ditations* gelezen had.
Maakt de poëzie iemand geveinsd
Misschien I als het de liefde geldt
Clara antwoordde met een gewilde on
verschilligheid
Het is twee jaar geleden, dat ik hem
niet gezien hebwat zal hij veranderd we
zen
Niet meer dan gij merkte de moeder
op, terwijl zij een blik van bewondering
wierp op haar dochtergij waart aanval
lig toen hij heenging thans zijt ge
schoon.
Clara maakte dat zij wegkwam in den
tuin en in den schaduw van het boschje
verborg zij haar booge gelaatskleur en ge
loofde zij het kloppen voor haar] hart te
bedwingen; zij ging zitlen, opende het ge
liefkoosde boek, maar kon geen letter le
zen.
Albert kwam spoediger dan men verwacht
had; hij kwam terwijl zij nog aan hem zat
te denken. Een kreet van vreugde en
schrik tegelijk ontsnapte haar. Haar wan
gen werden van blozend, zoo rood als een
pioen. Bevend stond zij op.
Albert, de onvergetelijke neef, greep
fSans fapon' haar beiden handen en kuste
haar op de wangen, dat het klapte.
Hij was student in de medicijnen, zon
der eenig secrieus plan noghij had in
zich ontdekt een neiging voor de studie
der geneeskunst, om daardoor eenige jaren
vroolijk in Leiden te kunnen doorbrengen,
waar hij leefde een leven zonder zorgen.
Welnichtje, zei hij, wat ben je
grooten mooiik ben in staat je te
aanbidden 1
Zij zag hem aan, een weinig verbluft.
Hebt ge de heerlijke dagen vergeten,
die we vroeger in dezen tuin doorbrach
ten en de uitstapjes, die we samen hebben
gemaakt
O, neen luidde haar antwoord.
En onze roeitochtjes, waarbij ik je
wel eens bang maakte, door te wiegelen
en je te doen gelooven aan schipbreuk in
de rivierweet je die nog te herinne
ren
Ja, zeker 1
Nu, waarom valt ga me dan niet
om den hals, zooals toen Waarom laat
ge mij u niet omhelzen
Ik weet het niet.
Duivels l wat is ze dwaas, mijn nich
tje, zei de student tot zichzelven. En hij
hernam
Laat eens zien, wat laast ge
Lamartine Dat is heel mooi
Ho ho 1
Vindt u dat niet, neef
Wel, wel, gaat ge me nu al met
,u" aanspreken; ge houdt dus niets meer
van mij
Zij wilde antwoorden Oh zeker
zij hield op, de lippen half geopend en blo
zend als een kers.
Bevalt je dat niet, dat ik niet van
Lamartine houdt P
Ja.
Waarom
Omdat ik van hem houd.
Nu ik vind hem een echte huilebalk
nw geliefkoosde dichter. Als je Fransch
wilt lezen, lees dan Alfred De Musset, dat
is nog iets 1
Zij zag hem aan, zooals men het ora
kel aanziet, in welks uitspraak men vertrou
wen stelt. Hij hield in eens op. Zij vroeg
Waardoor, neef?
Ik zal u zijn werken zenden, dan kunt
ge oordeelen.
De studentikoze neef, de ongeloovige
spotter, gevoelde zich eensklaps minder op
zijn gemak tegenover dit onschuldig kind.
De moeite, het gesprek op een ander on
derwerp te brengen, werd hem bespaard; een
vlugge voetstap deed het zand kraken van
de laan, die naar het boschje voerde, en
bijna terstond daarop kwam een jonge man
met vroolijke glimlach en zachtaardig ui
terlijk het „tlte-a-téte" storen.
Gij versntschuldigt mij mejuffrouw,
zeide hij ik heb gehoord, dat Albert ge
komen was en kon der verleiding geen weer
stand bieden, hem dadelijk de hand te gaan
drukken Mevrouw uw moeder heeft me
overigens permissie gegeven
Het jonge meisje stamelde, men zon on
mogelijk kunnen zeggen welk antwoord, dat
moeielijk haar misnoegen kon verbergen. De
conversatie met een derde scbeen haar wei
nig te behagen. Zij gaf al zeer spoedig bei
den jongenlieden hun vrijheid.
Gij blijft dus alleen protesteerde neef
zwakjes.
Ik ben niet alleen, in de eenzaam
heid, antwoordde zij lachend; terwijl zij Al
bert het door hem gering geschatte boek
deel toonde.
Maar, toen zij alleen was, opende zij het
niet. Zij had genoeg te doen, dcor het
luisteren naar het kloppen van haar hart
en zich rekenschap te geven vsn haar ge
dachten, waarbij het haar bleek, dat zij haar
neet Albert den knapste aller man
nen en den meest gewenschte al
ler aanstaande echtgenooten vond.
Wat zijn vriend Jacques Ronde betreft,
zij liet hem volkomen recht wedervaren
hij was een goede, een knappe jongen zelfs,
maar welk een verschil van geset en van
voorkomen met dien andere I
Gij hebt een allerliefste nichtzsi
Jacques, terwijl hij met zijn vriend voort
liep.
Een beetje kos'.schoolachtig een
bakvischje.
Daarmede wer.sch ik haar geluk. Zij
heeft nog geen maand geleden de kostschool
verlatenge zoudt toch niet willen, dat
zij reeds de vrijmoedigheid en het zelfbe
wustzijn eener vrouw had P Toen ik u bei
den daar straks gadesloeg, wist gij niet
wat ik wel dacht?
Neen.
Dat ge een aardig peaitje zijn
zoudt
Wat heb ik gedaan, Jacques, riep
de student op komiscb-wanhopigen loon,
dat ge er aan denkt mij vóór mijn leeftijd
te ketenen?
Zijt ge niet bijna 25 jaar
Is men dan al oud
Men kan toch uw nichtje, die wel
dra 19 jaar zal zijn, aan geen grijsaard ge
ven.
Over twee jaar zal ze twintig wezen,
wat nog beter zal zijn. Dan zal ik een ern
stig man, een genefsheer misschien gewor
den zijn. Clara is een goede partij ons
fortuin is nagenoeg even groot, de familie
relaties verzekeren mij een goede clientee'.e.
Waarschijnlijk zal ik een gelukkig sterve
ling zijn, maar ik heb den tijd, er over na
te denken.
Het komt mij voor dat uw nicht be
ier verdient, en ik geloofde u dol-verliefd
te vinden óp haar.
Zoo maar in eens vroeg Albert
lachend:
Clara is lief, zeker, maar zij bezit niet
die schoonheid, die hen, die haar zien,
terstond in vuur en vlam zet.
Jacques zeide niets meer dan een paar
banaliteiten, en beide vrienden hielden
zich verder met niets ander bezig, dan met
de wijze, waarop zij het verblijf te D
van den aanstaanden geneesheer zoo aan
genaam mogelijk zoude maken.
Iedereen scheen gelukkig, zelfs de arme
Clara, die zich door de aardigheden en
complimenten van haar neet, gedurende de
weinige oogeublikken, die hij bij haar was,
liet iunemen.
Toch wachtte zij een bekentenis, iets
als een huwelijkssanzoek voor de toekomst,
vergezeld van een eed van trouw. Maar
de laatste dag naderde, zonder dat daarvan
iets werkelijkheid geworden was. Zij hoop
te op het laatste uur dan op de laatste
minuut. Albert omhelsde iedereen en haar,
en haar ah iedereen. Zij beefde zoo, dat de
neef hoe onverschillig ook, het opmerkte.
Ik kom terug, zei bij, binnen een
jaar en ik zal u schrijven tegelijk als ik
u de werken van De Musset zend, die ik
u beloofd heb.
Zij vond den moed, in het oogenblik
tjjdsj slechts dat haar restte, te zeggen
Zoudt ge mij, vóór ge vertrekt, geen
andere belofte doen, neef?
Hij begreep haar; maar hij wilde zich
tot niets verbinden; zijn blik, dien hij o-
veral heen liet dwalen, vestigde hij ein
delijk op de klok.
Nichtje, vergeef mij, zeide hij, de
trein is voor, hij wacht niet
En nogmaals kuste hij haar op haar
brandende wangeD.
Ge hebt gelijk, zeide zij.
Bepaald, zij was dwaas
Albert was reeds buiten.
Hij riep haar toe
„Tot het volgend j^ar, nichtje I"
Het studentenleven, vooral dat van den
student die weinig of niets studeert, heeft
zijn schaduwzijde, ioo goed als elk ander;
er zijn uren, dat zelfs de pijp, htt koffie
huis, de galante avonturen, den student
tegenstaan.
Albert had een dier sombere dagen,
waarin alles mishaagt. Hij was slecht ge
humeurd opgestaan en, met den tabakszak
in de hand, had hij nog geen pijpje ge
stopt. De pijp lag bij hem op een tafel
vol met boeken en stoffige papieren.
De tabakzak herinnerde hem aan Clara.
Zijn nicht had hem geborduurd, geduren
de de acht dagen, dat hij er vertoefde.
Toen ook herinnerde hij zich, dat hij be
loofd had het jonge meisje te schrijven en
haar de werken van Alfred De Musset te
zendenhij gevoelde een soort berouw,
en nam zich voor zijn verzuim te herstel
len, nog dienzelfden dag; een verzuim
van meer dan acht maanden.
Daar werd aan de deur geklopt. Zijn
hospita overhandigde hem een orief, dien
Albert terstond aan het handschrift her
kende, als komeude van zijn moeder.
Nauwelijks had hij een paar regels ge
lezen, of hij stond op, de 'tafel en alles wat
er opstond bijna omverwerpend.
Clara Fournier, zoo schreef zijn moeder
hem, ging binnen veertien dagen trouwen
hij zou wotden uitgenoodigd tegenwoordig
te zijn, en men rekende er op, dat hij niet
zou mankeeren.
Albert gevoelde dat hij boos werd.
Men zeide beat niet wie zijn nicht zou
huwen. Een vlegel, een lomperd waarschijn
lijk, die niet voor haar kon bestemd zijn.
Want Albert zag haar niet meer als pec-
sionnaire, maar als een jonge, bekoorlijke
vrouw. Hij had haar genegligeerd het was
stellig uit spijt, volgens hem, dat zij in het
huwelijk zich ging begeveD.
Maar ik kan toch uiet gedoogen, dat
zij zich aldus opoffertdacht hij Diet zon
der verwaandheid.
Twee uur Liter vertrok hij met een va
lies aan de hand eu een pakje onder den
aim, de werken van Alfred De Musset,
die hij in der haast had gekocht, om aan
ziju belofte te voldoen.
Clara ontving hem.
Hij vond haar vroolijk en opgewekt, wat
hij toeschreef aan zijn onverwachte komst.
Zij was bijna vrouw, wat minder verlegen
dan het vorig jaar, bevalliger van voorkomen,
en met een blik en een glimlach, die dui
delijk de hoedanigheden van verstand eu
hart verrieden.
Is het waar, dat ge gaat trouwen,
uicht vroeg Albert.
Zeker, ik wilde u juist uitnoodigen
om op mijn bruiloft tegenwoordig te zijn.
Dat is onmogelijk
Toch is het zoo.
Met wien
Met Jacques.
Ach de bedrieger Jacques
Ronde Van je vrienden moet je het toen
maar hebben
Ochwat hebt ge een slecht geheu
gen, neef! Hij is iD tegendeel zulk een
edel mensch, die arme J cqaes, dat hij mij
niet van zijn liefde heeft durven spreken,
vóór hij u ondervraagd had. Als hij u
verliefd had gevonden, zou hij rijn geheim
hebben bewaatd. Ik ben u dos dat.kbaar
dat ge hem gerustgesteld hebt en gevoel
mij innig gelukkig, mij bemind te weten
door zulk een edel gemoed
Albert wierp het pak, dat hij bij zich
had, op tafel.
Wat is dat? vroeg Clara.
De werken van De Mnsset ik had
ze n beloofd.
Dat is een beetje laat, neef! Jacques
heeft ze mij al gegeven, toen ik hem over
uw verzuim klaagde,
Kom, nicht, dat alles is slechts een
droom, niet waar Ge zult niet trou
wen met Jacques. Ik smeek u
Zij lachte.
Waarom
Omdat ik u bemin omdat ik, als
gij bij uw besluit blijft, met den eersten
trein vertrek en nooit weer hier terug
kom
Zij keek mar de klok, zooals bij een
jaar geleden gedaan had.
Neef, zeide zij, de trein is voor en
wacht niet.
Rolt. Nbld.
Het is schemeravond. Ik zit aan het
venster. Ik denk niet, ik droom niet. Ik
staar naar bet huis aan de overzijde van
de straat.
Ik kijk een poos lang na de beslagen
ruiten van het huis, dat er daardoor zoo-
zooveel te droefgeestiger uitziet. Ik hou
niet van dat huis, misschien omdat het er
verveloos, vervelend, als uitgestorven uit
ziet, als ware het een gesticht, waarin
droefgeestigheid en nijdigheid gehuisvest
worden of een pensionnaat ware van levens
moede menscbenhaters, eene kazerne voor
pessimisten. Toch weet ik dat er heel ge
zonde en verstandige mer.schen in woneü.
Beneden de dikke, welgestelde slager,
die in weerwil van zijne zestig jaren ratt
zijne kleine ingeknepeD, grijsblauwe oogen
nog even vroolijk de wereld inkijkt als een
dertiger. Zijn haar is wel wat dun, wat
sporadisch en grijs geworden en de beenen
willen zoo goed, uiet meer mee als vroeger,
maar dat trekt hij zich niet aaD.
Zijne vlasharige dochter is ook reeds
diep in de twintig en nog absoluut vrij,
hoewel de vader haar een mooien uitzet
kan meegeven, maar ook dit treurige feit
stoort den slager niet in zijne optimistische
wereldbeschouwing, hij tioost er zich me
de, dat de rechte voor zijne dochter, wel
den ceueii of anderen dag zal komen, Helst
een slager ratuurlijk; maar het vlasharig
dochtertje, een echt Westfriesch kind van
uitzicht en gemoed, heeft zich vast voor
genomen om slechts uit liefde te trouwen
en als een Fries of Friezin zich wat vast
voornemen dan blijft het daarbij. Anders
zou de erfdochter van den zeer wclgestel-
den slsger natuurlijk ook allang getrouwd
kunnen zijn. Dat leert het leven in eene
greote stad wel.
Op de eerste verdieping woont... ja wie
eigenlijk? Zijn naam ken ik niet, maar
het is een oude, zonderlinge heer, die el-
ken dag precies op hetzelfde unr de deur
uitgaat met een ouden mageren hond aan
een touwtje, om eene wandeling te doen