merlijk wachtwoord dat tegenwoordig alles beheerscht en niet alleen maar eene reis met den spoortrein.' Een heer op jaren, die in den coupé zat, grinnikte bij deze opmerking en een verachtelijke blik van de oude vrouw trof zijn geel, verlept gezicht. De oude vrouw was in den rouw en dit wekte met de verbittering die uit hare stem sprak, mijne deelneming. „Het reizen valt u zeker zwaar", zeide ik. Zij knikte zwijgend en zuchtte„Wat helpt het', liet zij er op volgen. Een klein kransje van cypressen met een paar bloesems er in, dat zij in de hand had, viel op den grond. Ik bukte en reikte het haar toe. Een kort, bijna onvriende lijk „dank u' was mijn loon. Iu het vol gende oogenblik echter, als berouwde haar den toon van haar antwoord, zeide zij, op het cypressentakje wijzende„Ze zijn van de doodkist van mijne kleindochter; ik keer van hare begrafenis terug.* Ik gaf haar mijne deelneming te kennen en voegde er de opmerking bij „dat de gestorvene zeker nog zeer jong was ge weest.' Zeer jong en vroolijk en even bloei end als dit roosje", zuchtte zij .„Ze waste mooi, begrijpt ge Begeerlijk strekte menig een zijn hand naar mijne lieveling uit en eindelijk gelukte het een om de bloem te breken. Zij geloofde aan liefde en aan trouw, als aan het evangelie der menschenliefde, omdat dat liefde en trouw voorschrijft; maar onze haastige tijd vergeet het evangelie en de liefde en de trouw en het onervaren kind boette die met schande, ellende, waan zin en eindelijk met den dood." „Dat zijn de gevolgen. Wat goed is wordt bespot en veracht, de goede is het slacht offer. Het kwaad kent eerbied noch ontzag voor jeugd, liefde, vertrouwen, schoonheid en hoop." Onwillekeurig greep ik door medelijden gedrongen de hand der oude grootmoeder. „Het arme kind', zeide ik aangedaan. De oude zag mij met smartelijken blik aan en een paar groote tranen vielen over haar gerimpeld gezicht. „Het arme kind jawel...' zeide zij met trillende stem. „Wee ieder, die zoo jongen zoo verlaten de wereld in moet.' Van de tegeaovergestelde zijde van den coupé kwam gelijk een antwoord, een die pe zucht. Wij zageu beiden op en ontmoet'en de oogen van een joDg meisje dat tegenover den ouden heer zat en nu haar vriendelijk schuldeloos gezichtje, waar diep leed uit sprak, ons toewendde. De jonge reizigster was ook in den rouw en geDoot, naar ik opmerkte, de grootste attentie van haren begeleider. Was deze haar vader of bloedverwant, in wiens gezelschap zij, die naar mijn toe-, scheen, weinig vroolijke reis ondernam Eerst scheen mij het eerste het geval te zijn, spoedig echter niet meer, om de ei genaardige wijze waarop hij zich t genover haar gedroeg en ook omdat het meisje met zekere bevangenheid zijne ai nsten aan- nam. Het kwam mij voor, dat ik het gele verlepte, onsympathieke gezicht van dien heer meer had gezien. Met eene lachende opmerking over de zonderlinge kleeding van e\-ne spoorweg— wachter js, scheen hij de aandacht van het jonge paar van ons te willen afleiden. Dat gelukte hena echter miar halt. Hoewel wij derde klasse reisden, bleek het dat de oude heer een biljet tweede klasse had en deze ontdekking deed mij besluiten om mijne waarnemingen voort te zetten. „Juffrouw...' hoorde ik hem nu duide lijk zeggen. Dns geen bloedverwant. Hij bleef onophoudelijk met het meisje praten en wat ik verstaan kon was zoo vaderlijk, zoo eenvoudig en goed, dat het wel vertrouwen moest wekken als men zijn tong alleen geloofde en zijn listige oogen niet zag, waarvoor het meisje dikwijls hare oogen neersloeg. Ik kreeg medelijden met het kind; waarom, wist ik zelf niet recht. Zoo spoorden wij voort tot Amster dam. Daar moesten wij uitstappen en hadden eenigen tijd, voor de trein naar Botterdam vertrok. De oude heer nam den regenmantel van het jonge meisje en legde toen vaderlijk hare hand op zijn rechterarm. „Laat ons hier wat gebruiken,' bood hij beleefd aari. Maar zij schudde het hoofd. „Ik dank u," zeide zij vriendelijk maar op vasten toon. „Ik heb geen eetlust en zou niet gaar ne den trein veiznimen". „En zou dat dan zulk een groot onge luk zijn vraagde bij. „Gij wordt in de residentie toch niet verwacht, zooals gij mij zelf gezegd hebt en vindt in mij zoo als nu, ook later eun beschermer.* „In elk geval reist het op den dag toch beter dan 's avonds," mengde ik mij ik mii in hun gesprek. De oogen van den ouden heer vlamden op en keken mij nijdig aan. In dit oogen blik herinnerde ik mij, wie hij was en ik kon niet nalaten om spottend te glim lachen. „Verzorgt u vrij uwen innerlijken mensch," zeide ik, en laat de jonge dame in mijne hoede. Zij behoeft dan niet te vreezen dat zij den trein zal missen. Ik geef u mijn woord er op mijnheer X,« liet ik er met nadruk op volgen. Hij beet zich op de lippen en met een schuwen, vragenden blik naar het meisje en van deze geene aanmoediging ondervinden de, nam hij n et feu boos gezicht zijn hoed af, groette en trad de restauratiezaal bin nen. Ik zag den man peizend na, die, zooals in zijne woonplaats algemeen bekend was, met behulp vau zijn rijkdom en zijn list alles wist r.eer te halen wat goed en rein was, om daarna zijn kwaaddoen bij den wijn weder ta vergeten. „Vtel genoegen l ij den maaltijd, onde heer,' bromde dc oude vrouw hem na. Een zachte, warme hand greep mijne rechterhand en het jonge meisje zeide „Gij meent liet goed met mij. Het is mij als hen ik bevrijd van een last. „Ik was zoo bang in zijne tegenwoordig heid en toch was ik daarover ontevreden op mij zelf, als hij mij zoo vriendelijk toe sprak en mij v.tn zijne hulp verzekerde, die ik wel kon gebruiken in de groote, vreemde stad.' Wij liepen langzaam het perron op en neder. „Gij kent niemand in de residentie vroeg ik haar. Het jonge, mtisje schudde het hoofd. „Wel heb ik er verre bloedverwanten, maar ik weet nog niet waar zij wonen. Ik heb geen middelen, ben een wees en zeek naar een betrekking." „Zooals eens mijn gestorven lieveling deed,„ zeide de oude vrouw peizend. Toen zag deze de jonge vreemdelinge lang, on- deizoekend en met diep treurigen blik aan en plotseling stil blijvende staan zeide ze tot haar „Als ge wilt, arm kind, dan bied ik u een verblijf aan, tot ge eene passende be trekking gevonden hebt. Ik woon wel heel bescheiden bij mijn zoon, eene kleinen amb tenaar, die ook kinderen heeft, maar er is nog wel plaats voor u en daarom bied ik het u aan.' Een oogenblik staarde de aangesprokene de oude vrouw ongeloovig aan, toen kwam een traan iu haar oog en op haar gezicht je eene uitdrukking van de roerendste vreug de. Met trillende stem zeide zij „Zou het mogelijk zijn? „Ja, o toe, neem mij mee en God vergulde het u duizendmaal.' „Ja, lief kind,' antwoordde de oude vrouw, haar eigen ontroering achter een resolu.en toon trachtende te verbergen. „Maar wij zullen den menschen hier geen scène te zien geven, kom maar mee, kind." Wij stegen weder in. Aan het eerste station moest ik van de oude vrouw en het meisje scheiden, wat ik deed met den wensch dat het kind onder de hoede en met be hulp van de oude, trouwe grootmoeder ee ne goede betrekking mocht vinden. De oude vrouw knikte mij toe als wilde zij zeggen „dat kind zal ik beschermen, zooals het he laas mijn lieveling niet heb kunnen doen." Zhl. KL Ct. vRolt, Zonderlinge zedenhervor- mers, zich noemende „De Witmutsen," hebben in West-Virginië van zich doen spreken. Des nachts zijn namelijk in Min- nova veertig gemaskerden de woning eener vrouw van verdachte zeden binnengedron gen, sleepten haar het bed uit en gaven haar, terwijl twee haar vasthielden, elk twee stokslagen op den rug, waarna zij haar bebloed en bewusteloos voor dood lieten liggen. De buren, gevraagd waarom zij dit had den laten begaan, zeiden zeer wel te weten dat de daders tot de invloedrijkste ingeze tenen behoorden, en geen lust te hebben met heu in onmin te geraken. De keuken op het platte land in Limburg. Het matrieele leven in den boerenstand hangt geheel af van den bouw en deszelfs opbrengsten, dus van de plaatselijke ge steldheid. Voorschriften van bizondere, krachtige voeding, houdt een landbouwer er niet op na. Zoools de voorouders op schepten, doet moeder de vrouw het heden ten dage nog. Vooral in Limburg blijven zij zeer eenvoudig. Ieder gezin verhouwt rogge voor eigen gebruik en bakt daar gerezen brood van ouderwetsch zuur deeg, maar dat voedzame, licht verteerba re brood in den vorm van een ronde mik lijkt mij het goedkoopste en beste voedsel' tot onderhoud van zoo'n voortreffelijke gezondheid. Het zijne stoere lni, die zwaar torsen tegen de heuvelachtige bouwlanden op. Behalve hunne vier malen slappe koffie met brood, gebruiken zij niet eens altijd een goed warm maal. Het bestaat dan uit sop (soep) waarin van alles gekookt wordt, zooals aardappelen met wat groenigheid' behalve van vleescb, of uit aardappelen' met stipsaus. Men beweert, dat het veelvuldig ge bruik van zoo'a soortje van nagemaakte koffie, ongezond moet zijn, maar als men hier de kinderen met rozen op de wangen ziet, die toch na hun eerste levensjaar er al trouw van meêdrinken, dan spreekt zich dat bepaald tegen. De bnitenmm is spaar zaam in het gebruik vau vleesch. Het vetgemaakte varken, wordt vóór den winter geslacht, bizonder sterk inge zouten bewaard en dient maanden lang in het grootste gezin. Behalve met het spek vet, besmeren zij de tweede helft van een toegeslagen snede brood, met een eigen bereid soort kaas van koe-, geiten- of schapenmelk. Zij hangen die op om te verzuren in een toegebonden doek en laten er alle waterdeelen nit weg loopen, persen die massa verder uit tusschen 4 plankjes met gaatjes en met zout bestrooid. Verder wor den de vierkante kaasjes sterk uitgedroogd om zc te bewareu en om de twee dagen met slappe pekel afgewassehen. Dit in- heemsche kostje is hunne lekkernij en alhoewel voor fijnproevers geen direct re cept om aan te bevelen, wil ik er maar mee zeggen, dat zulk paté gezonder is, dan alle sterk gekruide, om eetlust op te wekken die maag en ingewanden overprik kelen. Fijn bereide vleeschspijzen met dubbele, ja tiendubbele voedingswaarde, zullen toch nooit zoo tot hun recht komen als de voornaamste faktoren ontbreken, n 1. veel beweging in de fiissche lucht, eenvoudige voeding, die een rustigen, verkwikkenden slaap bevorderen. De hoeveelheid water, op- geslorpt door wortels der planten van de tropische luchtstreken, bereikt een ontzet tende hoogte. Deze planten zijn tot nu toe niet anders bestudeerd dan in serres. Maar een onzer geleerdste natuurkundigen, Henri Lecomte, heeft gedurende een ont dekkingstocht in Fransch-Congo opgemerkt, dat er in die streek vele voorbeelden be staan ten bewijze daarvan, en onder ande re heeft hij gevonden, dat een boom behoorende tot het geslacht Musanga, van de familie der Urticacieën, geplaatst dicht bij een waterpijp, om de hoeveelheid te meten, ter hoogte van I M. 60 c.M. le verde gedurende de 18 eerste uren 9y< liter water. Nog moet opgemerkt worden, dat die enorme hoeveelheid algescheiden was door den stam, buiten al 't geen af gescheiden was door de bladeren. Het schijnt, dat de gorilla die eigen schap van den fonteinboom zeer goed kent. Met zijn reusachtig kracht gelakt 't hem werkelijk dikwijls, de takken van dien boom uit te rukken, met 't doel zich te verzadigen san 't w^ter, dat uit den boom stroomt. Een weesmeisje te Brest, Le Hir genaamd, die met groote moeite door haren arbeid iu het levensonderhoud van zichzelve en twee broertjes voorzag, heeft van een in Cochinchina overleden oom 4 mil- lioen fres. geërfd. De man was als kajuits jongen van veertien jaar de wijde wereld ingegaan ea had alles verdiend met een door hem uitgevonden vernis. Een luitenant komt op een landgoed en zegt tot den bezitterBaron, i's heb gehoord, dat u een paard verkoo- pen wilt, mag ik het zien Nadat de luitenant het paard gezien heeft, komt hij bij den baron terug. Nu luitenant, hoe bevalt u het dier? Ik heb uw paard gezien oaron, het b.valt mij zeer goed. De freuie uwe dochter heb ik ook gezien, die bevalt mij nog beter. Mag ik u om hare hand verzoeken?' Hevige storm heeft in den omtrek van Ni mes groote verwoes tingen aa i oe wijnbergen toegebracht. De schade wordt op een millioen francs bere kend. Snelpersdruk van J. Winkel te Schagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 6