Zondag 16 September 1694. 38ste Jaargang 2STo. 2866. )t EiMdki. LOMBOK. KOSTELOOS onderricht in den Wapenhandel Dit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en lte r d a g a v o n d. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTEXTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Uitgever J. WINKEL Kureau: iCHAOKK» I<aan, D 4. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTEXTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25iedere regel meer 5ct Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. Zij die zich met 1 OCTOBER op dit Blad abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschij nende nummers gratis. Gemeente S c h a g e n. Bekendmakingen. Maken bekend, dat, tot nader be richt, op de veemarkt te Schagen: FEUILLETON. Nationale Militie. Vrijwillige Oefeningen in den W apenhande I. AÜttttltit- UlilMl Burgemeester en Wethouders van Scha- gen Overwegende de wenschelijkheid dat de verspreiding van mond - en klauwzeer zoo veel mogelijk wordt tegengegaan, en vee beslagen van anderen niet worden in ge vaar gebracht. a. Geen herkauwende dieren, noch varkens worden toegelaten uit Zuid-Holland en Utrecht; b. Uit de gemeenten in Noord Hol land ten zuiden van het IJ en het Noord zeekanaal, terwijl uit de overige gemeen ten in die provincie, waar besmettelijke ziekte onder de herkauwende dieren of varkens voorkomt, deze alleen worden toe gelaten op vertoon van eene verklaring, niet ouder dan tweemaal vierentwintig uren, afgegeven door den Burgemeester der be trokken gemeente, dat op de hoeve en in de daarbij behoorende ot in gebruik zijn de weiden, waarvan de aangevoerde dieren afkomstig zijn, geen besmettelijke veeziek te voorkomt. Schagen, 7 September 1894, Burgemeester en "Wethouders van Schagen S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Roman van August Niemann. 27 Wolf reisde niet dadelijk af, maar begaf lich eerst naar zijnen vrieDd. Dr. Lampert. .Aangename zaken 1* zeide hg, zich in een stoel werpend. Dr. Lampert was uit zijn stoel opgestaan en zag zijn vriend medelijdend aan. .Ik ging iu buis," zeide Wolf. „Bij het binnengaan en ook weder, toen ik er nit kwam, bespiedde mij een kerel, met echte argus oogen. Ik kom mijzelf reeds als een dief en moordenaar voor.* „Bet is een verschrikkelijke geschiedenis*, merkte de natuurvorscher op. „Maar wat moest gij daar doen „Ik dacht, dat ik de dames een weinig kon troosten, maar men was in geen stem- ®bgi om getroost te worden.* Wolf had zijn huwelijk met GeertrBida "ooit medegedeeld, en verheugde er zich over. Slechts zijn instinkt bad bem doen gevoelen, dat het beter was, een maD, al® Dr. Lampert, geen deelgenoot te maken 'au een dergelijk geheim, nu eveüwel dacht kg aan de ontvangen waarschuwing van ehcitaa en was zeer verheugd, dat bij ,f0€8er gezwegeu had. »Ik ben in een beroerde stemming,* voegde er nog aan toe. *^'et gij, mijn waarde,* sprak de geleerde, «Du ondervindt gij het reeds persoonlijk, dat beter is, te doen zooals ik, en je bezig houden met mijn kleine insecten, in plaats geveg°*a'8 ^uor u me' Trouwen a' te miHgemakkelijk praten, maar zeg r*9 oever, wie kan dezen moord bedreven "ebben „Hoe moet ik dat weten.* gv* hebt toch het verhoor bijgewoond, gehoord ï'°Cb eRapraken der getuigen „Zeer weinig evenwel.* WrnW )e 8e?a"en meer dan ik. Welken ver.» 8Ü omtrent die geschiedenis t. 8en. Verdenkt gij DiemnodP' 'iet f altijd weinig aanleg voor detec- ^fjebsd. ik „oof n)y g|a voor een raadsel, 'au ik zelt niet het geringste begrijp." <UèktVcbünt wel' ot men de nichten ver. i de misdaad bedreven te hebben. Da Burgemeester en Wethouders der gemeente SCHAGEN Brengen, ter voldoening aan de derde alinea van Art. 26 der Wet op de Natio nale Militie van den 19den Augustus 1861 (Staatsblad N° 72), ter kennisse van de belanghebbenden, dat het overeenkomstig Art. 25 dier Wet afgesloten Inschiijvings- Register van 1894, voor de lichting 1895, met de daarnit opgemaakte alphabetische naamlijst, op heden ter Secretarie der Ge meente voor een ieder ter lezing is neder- gelegd tot en met den 19den dezer van des morgens 9 tot des namiddags 4 ure. SCHAGEN, den 11 September 1894. Burgemeester eu Wethouders voornoemd, S. BERMAN. De Secretaris, DENIJS. Alle Jongelieden, die den leeftijd van 17 jaren hebben bereikt en den militie- plichtigeu leeftijd Dog niet hebben over schreden, kannen na de loting voor de Na tionale Militie ontvangen in de Gemeente hunner inwo ning of in eene naburige Gemeente. Zij, die aan dat onderricht wenschen deel te nemen behooren zich zoo spoe dig mogelijk en uiterlijk voor 22 SEP TEMBER a. s. aan te melden bij den Burgemeester (Raadhuis of Secretarie) der Gemeente waartoe zij behooren ot der na burige gemeente. Schagen 14 September 1894. De Burgemeester, S. BERMAN. is toch te gek,* zeide Wolf laDgzaam. Geertruida's zonderling gedrag stond hem weder voor deD geest, en deed hem de dwaaste veronderstellingen maken. Wat had Geertruida toch met het bloed san z:jn hand bedoeld. Bij bad meer dan één duel gehad, ook zoogenaamde amerikaansche; zon het soms daarmedo in verband staan P Dr. Lampert zweeg. „Zeg, houdt gij het voor mogelijk, dat een jong meisje zoo iets doeu kan „Ja, wie weet?* antwoordde Dr. Lampert. Wolf sprong op. „Dat meent gij niet 1'' riep hij. „Gij kant niet gelooven, dat een schoon, lief en aan vallig wezen als Geertruida, het wapen in de band nemen kan, en een menscb, en dat nog wel haar oom, vermoorden zal.* „Mijn lieve vriend, ik heb eigenlijk weiuig ondervinding van vrouwen opgedaan," sprak de geleerde voorzichtig. „Maar toch kan ik u wel zeggen, dat men in de nataur de zonderlingste tegenstrijdigheden aanschouwt. Door een schoone verschijning mag men zijne meeniDg niet doen veranderen. Jk heb meermalen ontdekt, dat de schoonste, heer lijkste wezens, somtijds de wreedaardigste wezens zjjn. Zelfs de tjjger, de panter en vele andere wreedaardige verscheurende dieien, zijn ook gelijktijdig de schoonste. Wat wij schoon noemen, is voor onze oogen schoon, wat wij slecht, wat wij boos noemen, is voor ons begripsvermogen slecht en boos. Maar of de hoogere natuor dat met ons eens zal zijn, weten wij volstrekt niet. Ja, zelfs bij de menschen is dat reeds het geval; hoe wilt gij anders verklaren, dat het mooi en leelijk, bet goed en slecht, in vele landen en bij vele volken zoo verschil lend is. Is bet niet merkwaardig, dat in Indië een der grootste godheden, tegelyk de god der voortbrenging en der verwoes ting is en dat de Thugs, de moord voor een godwelgevallig werk boudeD Ook de mensch behoort tot het natuurrijk en kan gten uitleg of oordeel geveD, omtrent veler barer geheimen." „Gij rijt een verschrikkelijk menscb,* zeide Wolf. „Maar hier hebben wij het niet over een Tbug, wij leven in Dnitschland, en uwe redeneeringen zgn te buitengewoon." Ik weet niet, of schoonheid en wreedheid alt'd hand aan hand gaan. Zooals ik n zeg, weten doe ik het natuurlijk uiet, maar ge dacht heb ik het zeer dikwijls,sprak Dr. Lampert nadenkend, .denk evenwel maar eens wat de coquetterie is, die de vrouwen bijna allen onder 1 are gebreken tellen, maar niet alleen de vrouwelijke wezens, bij de menscbeu alleen. Dat aanlokken en afstoo- De verpletterende tijdingen uit Lom bok hebben groote verslagenheid in den lande teweeggebracht, en niet weinigen waren bovendien dadelijk gereed met de min of meer luide uitgesproken beschul diging, dat men zich door het aanvan kelijk succes tot zorgeloosheid zou heb ben laten verlokken. Het w mogelijk. De tijd tot oordeelen is echter nog niet gekomen, omdat de noodige gegevens nog niet zijn onvangen. Wel is waar oppert men nu de ver onderstelling, dat de vijand de onzen zonder slag of stoot het land liet bin nentrekken, om de meening te doen ont staan, dat de Baliörs van verzet hadden afgezien, en dat deze die betrekkelijke gerustheid hebben uitgelokt, juist om daarvan partij te trekken voor een ver raderlijken overval. Maar die veronder stelling, dat de aanvankelijke onderwor penheid der Baliërs een krijglist zou zijn, ligt zóó voor de hand, dat het wel wonder zou mogen heeten, als de leger aanvoerder op Lombok daarop niet bedacht zou zijn geweest. Daarbij dient in aanmerking genomen te worden, dat de onzen op vier afzonderlijke plaatsen overvallen zijnte Tjakra Negara, te Mataram waar troepen gekampeerd la gen, voorts de twee kolonnes, die in de binnenlanden op verkenning waren uitge zonden. Men zou dus, om grond voor eene beschuldiging te kunnen hebben, moeten aannemen, dat bij ieder dier vier afzonderlijke afdeelingen zorgeloosheid geheerscht had, in waakzaamheid te kort geschoten was. Dit zonder voldingend bewijs aan te nemen, terwijl de leiding in bij uitstek beproefde handen was, is eene voorbarigheid, waartegen wij met ernst moeten opkomen. Onze dapperen hebben er aanspraak op, dat men zelfs niet veronderstellendewijze een afkeurend oordeel over hen uitspreke, zoolang men niet zeker is, dat daarvoor afdoende gronden bestaan. Wat bekend geworden is, geeft o. i. veeleer grond om aan te nemen, dat de ten, dat genoegen over het lijden van anderen, en de triomf over hnnne overwin ning, vindt men bijna ook bij alle diersoor ten, zoover men dat kan nagaan. Ik ben evenwel zeer bang er voor, om mij voor speelbal haror coquetterie te laten gebruiken. Het mag kleingeestig en bespottelijk klin ken, maar ik wacht mjj voor die wreeden, die onder bet masker van schoonheid ons toelachen. „En hieruit wilt gij de gevolgtrekking afleiden, dat Geertruida wel de daad bedreven kan hebben?* „Gij gaat voortdurend verder, als een practisch menscb; ik blijf bij de theorie,* antwoordde Dr. Lampert. „Over Geertruida spreek ik geen oordeel uit, alleen zeg ik, dat scboono vrouwen, tot groote wreedheden in staat zijn. De markiezin von Brin vil liers en menige andere vrouw denk eens aan Lacrezia Borgia en Catbarina de Medici waren scboone, goddelijke wezens. „Kunt gij doorgronden, wat het hart der vrouwen verbergt? Het schijnt mij altijd toe, als hadden zij bijzondere eigenschappen en bezitten zij andere gevoelens en begeer ten dan wij. Zij hebben opwekking noodig, zij haten den stillen ijver van een man aan, zijn beroep gewijd, zij schrikken bare eebt- genooicn uit hun rust op, zij maken hen wispelturig, zooals zij zciven allen zijn. Dat heb ik menigmaal bjj mijne bekenden aan schouwd en derhalve ben ik alleen gebleven. Ik bemin vnrig mijne wetenschap, en men kan toch geen twee meesters tegelijk lief hebben.* „Met n is niet te praten, beste vriend,* zeide Wolf. „Ik bad gehoopt, dat gij mij aan verstandige denkbeelden omtrent die zaak geholpen zondt hebben, want ik zelf ben op het oogenblik tot niets verstandigs in staat. Maar in plaats daarvan, brengt gij mij nog meer onrust in mijn hart, door uw denkbeelden, omtrent scboone vrouwen. Ik ben van plan, nog beden avoDd naar Berlijn te vertrekken, en ik wilde u verzoe ken, mij op de hoogte te houden van den stand der zaken hier. Maar wanneer ik uwe woorden naga, zoo verlies ik alle hoop daarop. Dat is zeer vervelend, want wie zal mij nu onpartijdig op de hoogte houden?* „Gij hebt gelijk, daartoe deug ik geen zins. Ik ga vrijwillig niet eenmaal meer in dat buis. Eenmaal heb ik u bet offer gebracht naar den ouden Bennewitz te gaan en voor huwelijksmakelaar te spelen. Ik ben de deur gewezen. Toen heb ik ais getuige voor bet gerecht gestaan. Daarmede kan bet best toe, en ik gevoel zeer goed, al wilde ik, dat ik er niet voor deug, jonge dames te Baliërs hunne verraderlijke plannen met zooveel geveinsdheid hebben bedekt ge houden, ze met zooveel list hebben voor bereid, ze met zooveel bekwaamheid hebben uitgevoerd, dat eerlijke krijgers, ook al nameu zij de noodige voorzorgen in acht,daardoor wel verrast moesten worden. Ook wordt de beteekenis van het voor gevallene o.i. overschat,wanneer men daar in eene nederlaag ziet, die aanleiding geeft tot sombere verwachtingen over den ver deren loop van zaken. Er zijn groote ver liezen geleden, en de slag, den onzen toe gebracht, was groot. De indruk, dien de tijding daarvan maakte, was verpletterend, vooral omdat zij onverwacht kwam. Doch wanneer wij op die tijding waren voorbereid door den loop van den oorlog, dan zou zij minder diepen indruk ge maakt hebben, doch inderdaad van meer beteekenis zijn geweest. Want dan zou gebleken zijn, dat wij in den strijd tegen de Baliërs niet opgewassen waren, dat zij ons te machtig waren. Hiervan is nu geen sprake. De onzen zijn verraderlijk overvallen en er is onder hen eene groote slachting aangericht. Dit is een treurig incident, maar niet meer dan een incident, dat aan een sluipmoordenaarstaktiek doet denken, doch over de kracht der strij dende partijen zelfs geen aanwijzing geeft. Het incident is aan den andere kant van belang voor ons, omdat het ons recht geeft, de Baliërs openlijk als onze vijanden te behandelen. En, het verheugt ons op deze zijde der zaak te kunnen wijzen, zoo den onzen door verraders een gevoelige slag is toegebracht, als soldaten hebben zij zich onmiddellijk daarna kranig gehouden. Wel verre van zich te laten terneder.-laan door den onverhoedschen en zoo goed geslaagden overval, hebben zij zich zoo spoedig mogelijk hersteld en zijn zij on middellijk tegen de vijanden met kracht en met beleid weer opgetreden. Yeel meer dan op de nog niet bewezen mogelijkheid van gebrek aan waakzaam heid in den beginne, dient het licht te vallen op de kloeke houding van aan voerders en troepen beiden, na een ramp, die menigen troep tot rade loosheid zou gebracht hebben, daar zij wel verre van den moed te laten zakken, onverwijld de overgebleven krachten verzamelden en den vijand de den gevoelen, dat han kracht niet gebro ken was. Terwijl de Baliërs van het be haalde voordeel blijkbaar niet eens par tij wisten te trekken, traden de onzen reeds dadelijk na den overval, en zonder versterkingen af te wachten weder han delend op en toonden alzoo, dat zij wel geslagen, maar niet verslagen waren. Mannen, die ondanks den ondervonden tegenspoed, tegenover den vijand zóó hun plicht opvatten en volbrengen, moesten gevrijwaard zijn tegen de bedilzucht van hen, die oordeelen zonder te weten. Zonder den ernst van het gebeurde te miskennen, is daarin dus nog volstrekt geen reden te zien, om aan een gunsti- gen afloop der expeditie te twijfelen. Veeleer voorde verwachting, dat, nu het op vechten aankomt, den Baliërs hun ver- radelijke streek duur te staan zal komen. Er is daarom, met het oog op den feitelijken toestand, ook geen reden voor de eenigszins zenuwachtige opgewondenheid waarvan sommige, overigens goed gemeen de, voorstellen hier te lande blijk geven; het denkbeeld van een student om een vrijwilligerskorps op te richten, van een kolonel van het Ned. leger om met officieren en manschappen tijdelijk naar Indië te gaan, van een gepensionneerd Indisch militair om met andere gepensi- onneerden het Indische leger te verster ken, zijn welkome verschijnselen van een warm en opgewekt vaderlandslievend ge voel, van een goed hart voor Indië en zijn leger en die dan ook weerklank blijken te vinden, maarzij houden geen rekening met den toestand. Voor de uitvoering van al die plannen is tijd noodig en die juist is er niet. De expeditionnaire macht op Lombok moet dadelijk versterkt worden, en het is een gelukkig verschijnsel dat wordt gedaan met een prijzenswaardige geestkracht. Daar heeft men troepen en weermiddelen noodig, die onmiddellijk te gen den vijand kunnen aangewend wor den. Daarin wordt voorzien. Nu wordt bezoeken, en n berichten te zenden. Ik zal je een raad geven, ofschoon ik weet, dat het het ondankbaarste werk is, andere menschen en vooral zijn vrienden raad te geven.* „Welke raad is dat?* „Denk alleen aan je paarden, en vergeet de blondine.' „Hm Het was wellicht het beste. O mijn onde vriend,ik denk dikwijls,wat voor nut ons gebeele leven eigenlijk heeft; mij zweeft zoo dikwjjls voor oogen het gezegde van Salomo: het is alles gdelheid. Wanneer ik n zoo hoor praten, denk ik somtijds: ja, hij heeft waarlijk het be9te deel gekozen. Gjj leeft voor de wetenschap, en wat gij u verwerft of eigen maakt, kan niemand u ontnemen. Ik wandel rond als een waan zinnige en wat nnt trek ik van mijn leven Ook de paarden zou ik kunnen ver- koopen, on mij in de diepste eenzaamheid terugtrekken." „Gij moet werkelijk zeer onder de zaak gebogen gaan, mijn waarde Wolf, dat gij zoo spreken kunt. Maar ik voor mij geloof, dat als gij na het dessert uw flescb wijn gedronken bebt, het wel weder zal voorbij lijn* „Dat wil das zeggen, dat gij mij voor een groote zwakkeling houdt. Maar bij God, gij moogt mjj een zwakhoofd noemen, en ik durf het u niet eens kwalijk te nemen. Ik heb in mijn leren een daad geiaan, die slechts een dwaas- of een zwakhoofd doeo zon. Doch hoe zingt de dragonder in het gouden krnis? „Men dient zich in het onver mijdelijke te schikken*. Dr. Lampert zag, dat de oogen van zgn vriend, koortsachtig gloeiden, en bij be greep niet zeer dnidelgk, hoe deze ijzersterke man zoo in de war zijn kon. Zeker, bet was erg, dat er in de familie van het meisje, dat hij lief bad, zulke dingen gebeurde, maar zat de pijl van Amor dan zoo diep en met zulke groote weerhaken in zijn hart? Dr. Lampert ging naar zijn vriend toe, legde bem de band op den schonder en zag bem zoo trouwhartig aan, dat Wolf er geroerd door werd< „Ik zeg n dit niet, omdat ik medelijden „Dan kan ik gein andere uitlegging daar- met je heb,, of je troosten wij, beste Wolf," aan geven, dan dat Geertruida de daad be- zeide de vriend, „Daarboven zijt gij verbeven, dreven heeft, want gij zjjt er toch niet se- Ik heb je dikwijls om je natuur bewonderd weest." en dan slechts betreurd, dat gij nooit iets „Das een van ons beiden moet het geweest Wolf was bewogen. Zijn vriend toonde zich na geheel anders dan hij bem zoo dik wijls gezien had. Hij had hem voor een dom en weiuig gevoelend mensch gehou den, waar bet levenskwestiën betrof, en daarom bad bij hem niets omtrent Geertrui da medegedeeld. Maar nu, nu waren Wolfs gedachten daaromtrent gebeel veranderd en hij verlangde er naar, om na voor iemand, dien hij kon vertrooweD, zijn hart eens uit te storten. „Lieve vriend," zeide hij. „Gij weet nog niet, hoe ver de zaken staan. Ik ben met Geertruida getrouwd.* Doktor Lampert deinsde achternit. „In Engeland zijn wij heimelijk getrouwd, En toen is de avontuurlijke geschiedenis ge baard. Geertruida heeft mijne afwezigheid op mijn trouwdag ik verliet haar namelijk voor eenige uren, om naar een diner te gaan bij don prins von Wales zoo kwaljjk ge nomen, dat z j mijn huis verlaten heelt. Daar op werden de uiebtuu door den ouden Ben newitz teruggehaald en zoodoende is Geer truida mijn vrouw en ook weder niet mijn vronw.Ik heb den oude geschreden, dat ik z jne nicht van hem terug verlaagde, en tengevol ge van dat schrijven, heelt de oude Benne witz Geertruida met onterving gedreigd, en hedenmorgen werd de oude man doodgevon- den. Mj heeft mijn vroow, toen ik haar troosten wilde niet willen zien, en toen ik trots haar weigering toch tot haar doordrong, heelt zij mg hoogst zonderling ontvangen. Zoo is de samenhang der gebeurtenissen.Wat heelt n zoo doen ontstellen? Wat staat gij daar te staren." „O, bet is niets slechts wanneer ik alles bij elkander neem ik heb he den morgen reeds zoo veel ondervonden, ook met den boekhouder Wegelin gesproken, die een soort van factotum in het huig Bonue- witz schijnt te zijn; deze informeerde zeer naar n en orienteerde zich in 't bijzonder omtrent aw uiterlijk ja, wanneer ik dat alles bg elkander voeg en mij bet verhoor ▼oor den geest roep, dan..,." „Wat dan?* zgn.' beters gevondea hebt, om awe krachten aan te wijden dan aan sport vrouwen en spel,] „Wanneer ik rechter van instructie was Nu vraag ïk u evenwel: wat kan u zoo zoa ik zoo mijue gevolgtrekking maken! treurig maken? Wat gy gezegd hebt, dat gg Niemand anders bad belang bij zijn dood n in de eenzaamheid terugtrekken wildet, is en nicm»nd anders dan gg kunt door wn' opzichzelf reeds een zeer wijs denkbeeld opgewoodea gemoed gedreven zgn geworden reeds een zeer slechts past bet niet voor u.' eu dat kan erg genoeg zgn, om zulk een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 1