Zord Zondag 14 OctoTjer 1894. 38ste Jaargang ITo. 2880. Bij dit nummer behoort n Hijvoegsel. ni e e n t e S c h a g e n. "rfnielta, Li f Ja t? bad aan een hemelache lief- (i Bitiij-, COURANT. iüntiitit- k L ha i. pit blad verschijnt tweemaal per weekWoensdag- en jttrdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure, worden jfERT ENTTEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. GEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Uitgever J WINKEL Bureau: SCHAGEKi liaan, D 4. Prijs per jaar f 3.Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cents. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25; iedere regel meer 5et Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. |lte ken <1 m a k iiae n. ginnen met 1895, alle tapperijen zullen worden gesloten gedurende den tijd waarop de loting plaats heeft. Schagen, den 10 October 1891, De Burgemeester voornoemd, 8. BEKMAN. voor Indië geopend zag, kon niet be schuldigd worden van luchtkasteelen te bouwen Burgemeester der gemeente Schagen: jtlet op de circulaire van den Heer •gjjssaris der Koningin in deze provin- d.d. 5 September 1894, No. 8/2096 S. 4e Afdeeling (verz. no. 37) waarin, I betrekking tot de aanstaande loting de Nationale Militie, onder meer glooit bet volgende: (Daar overigens de ondervinding jtft geleerd, dat vele lotelingen op n dag der loting zich schuldig ma- aan het misbruik van ster- rn drank, zoo verzoek ik den irgemeesters om al de hun ten dien- staande middelen te bezigen om misbruik zooveel mogelijk tegen n"; nnert aan de geldboeten en ge ;enisstraflen, waarmede bij de art. 252, 426453 en 454, van het boek van Strafrecht worden bedreigd,zij ih in kennelijken staat van dronken- p op den „opetibaten weg" bevinden, en staat het openhaar verkeer be meten, de orde verstoreo, of eens anders heid bedreigen. engt ter algemeene kennis, dat door Burgemeester, met den meesten na am het verzoek van den Heer Com- ris voornoemd gevolg zal worden ge- en mitsdien gedurende den dag loting alhier de voornoemde wetsbepa- !Q ten strengste zullen worden toege- tn slotte wordt aan de tappers in her ring gebracht de strafbepalingen der genoemde wet op het verstrekken \an ;en drank aan personen, kennelijk reeds «rende in beschonkeu toestand, en dat, op Woensdag 17 dezrr gevallen van dronkenschap onder [lotelingen voordoen, te be Waarheen De benoeming van den heer v. d. Vijck tot gouverneur-generaal van Ned.-Indië geschiedde onder de beste vooruitzichten. De toenmalige Minister van Koloniën sprak, van hem afscheid nemende, de hoop uit, dat door zijn beleid en beheer over vijf jaren, wanneer H. M. de Ko ningin zelve de regeering zou hebben aanvaard, Indië zou zijnde schoonste pa rel aan Haar Kroon. En wijzelven durf den de verwachting uitspreken, dat de nieuwe landvoogd aan zijnen opvolger het bestuur zou overgeven van een Indië, schooner, welvarender, tevredener dan hij het van zijn voorganger overnam. Er was alle grond voor die goede verwachtingen. Want er was overeen stemming omtrent doel en richting bij het opperbestuur en bij den nieuwen gou verneur-generaal. De portefeuille was in handen van een Minister, die met geest kracht, met volharding, met beleid de belangen van Indië behartigde, wetende, dat slechts door land en volk daar tot ontwikkeling en bloei te brengen, iu de koloniën welvaart kan worden verspreid en tevens de belangen van het Moeder land het beste worden gediend op den duur. Met denzelfden geest was de heer Van der Wijck bezield en aan den wil paarde hij door grondige kennis en veel zijdige ervaring het vermogen om veel voor Indië te doen. En op den weg, dien beiden met vasten tred bewandelden, mochten zij den steun ondervinden der volksvertegenwoordiging, welker samen stelling toen aan de Regeering eene meerderheid waarborgde, waarop zij re kenen en waarmee zij werken kon. Waarlijk, wie toen een goede toekomst FEUILLETON. Roman van Angust Niemann. j 35. loen de vicaris in het ziekenvertrek 1 waar op verlangen van Geertruida Nempt Lcht beerschte, zag hij de ■"Mn zoo sehoone vrouw slechts schaduw van vroeger terug. Het ff tam diep aan. Toen bij zich streng •zocht op dat oogenblik, gevoelde hij d te goed, dat het slechts liefde was, «ni hierheen gedreven had. Sedert hij V»0lf in Engeland leelde en Geer- T»n hem gescheiden, gebnkt ging "vare verdenking, was zijn verlan- tam te sterk geworden. Nu zag hij op het witte kussen liggen, zelve bijna als het sneeuwwitte linnen. W„t meu.ehelijk vleesch in zijne ~tad? Smolt het niet weg en ver- tat niet Wat was het lichaam t licht weefsel. Wat had hij be- at beminde hij truida ik ben het,* zeide hij en trad bet bed. en hare oogen aan zijn gelaat, een won- Le blauwe sterren hadden c™ Szer glans. Zij sprak niet, maar zag y &,8®broken aan. En het werd haar e moede als voorheen, toeD zij hem D)aa' me* vergeleken L "or gelaat veranderde, het opge- y, 60 0*erapannene verdween daar- 1 bljf11 "tandelyk lachje speelde om "Ppeu. «8Ur ubem ha,e 8malle dacht1; 6n 8Prak a*®«t h-. 8fcn°ver n geweest, maar 6Ü mg vergeven bebt.* 1 t«n 'to 1,6 weor de oude coqoet- ^Ootd k' faannede zij hem vroeger ha te a"i maar hare woorden had- 1 'pfai e '6P karakter; een edel vertrou- 'u^te' S"' en ZÜ waren treffend in tan s y ontlokten tranen aan de 'ii'"*. 1 ta upj r T1Dgers met zijn linker w?.? de achter od het s hand .Ik toe, ben boold. kind,« 2eide t Ik menach. op bet sehoone, ander wezen streef." „Gij zijt zoo goed, en ik ben zoo slecht geweest," sprak zg verder. „Ik was zoo dwaas, en ik weet niet wat plaats ik daar boven krijgen zal, wanneer ik heenga. O ja,* ging zij voort, toen zg zag, dat de vicaris er iels tegen wilde zeggen, „ik ge voel duidelijk, dat ik sterven moet.* „Gij wiüdt u te veel op,* zeide Felicitas, en wilde haar wederleggen. „O, neen,* zeide Geertrni, „ik gevoel mjj zeer krachtig.* Felicitas hield hare schouders omvat, om haar te ondersteoDeD, en het viel den vi caris op, welk een tegenstelling er tusschen de twee nichten bestond. Het had hem reeds vroeger getroffen, maar nu was het in hoo- ge mate treffend. „Ik heb altijd goed willen zijn," zeide Geertruida, „maar ik beu het niet geweest. Het valt zoo zwaar om geen zonden te doen, want het leven is zoo gewoon. Wat zal het na mijn dood zijn P Kant gij mij dat zeggeD, vicaris?" „Mijn lieve juffrouw, onze 'eer geeft ons de vaste overtuiging, dat de lieve God onze zielen ontvangen en zalig maken zal. Hoe gij ook gezondigd moogt hebben,reeds de wensch: goed te willen zijn, en het nadenken, over wat het hiernamaals zal zjjn, geeft n zeker heid voor de goddelijke helde.* „Ik weet het niet,* antwooidde Geer truida. „Ziet ge, ik kon met niemand er over spreken, maar wanneer ik u zie, kan ik het harte gerust uitstorten. Wellicht was alles wel anders geworden, als )k eens met n had kunuen praten. Maar ik wist niet recht wat ik deed, en ik heb het wellicht nooit geweten. Wij ondervinden en bemer ken altijd te laat, wat het rechte geweest sou zijn." „Gij praat te veel,* zeide Felicitas. „Gij zult u te veel vermoeien.» Ik gevoel mij licht en vrij,* antwoordde Ge'ertruida, „en wat zal het mij hinderen, wanneer ik mij vermoei Daarna zal ik lang zeer lang slapen. Ik zal immers dan altgd slapen, en ik ben er niet bevreesd voor Ik wil niets meer van de wereld zien, ook niet van die, waarvan ik niet weet, hoe zg zijn zal. Dat zal u nu wel weer zondig in de ooren klinken, maar ik vul nn mets meer, dan eindelijk gelukk.g worden, en rk geloot, dat een eindelooze nacht zonder droomen, het gelukkigste zgn zal. Meent gg dat ook niet De vicaris zette zieb voor bet bed neder Helaas Helaas 1 Het zijn toch luchtkasteelen geweest. Aan de zucht om de kiesrechthervor- ming van den heer Tak tegen te wer ken, is veel in Nederland, maar alle» in Indië ten offer gebrachtDe gouverneur- generaal is dezelfde gebleven, maar hij vermag weinig, zoo al iets, als hij niet uit den Haag gesteund wordt. En in den Haag zijn de hekken verhangen. De richting besprekende, waarin, bij het optreden van den heer v. d. Wijck het bestuur in Indie zoude gevoerd wor den, zeiden wij toen, niet te verwachten, dat Indië zou beschouwd worden „als een wingewest van Nederland, welks be stuur als eerste en hoofddoel de taak heeft te zorgeu rechtstreeksche baten te verschaffen aan Nederland*. Men zou daarentegen uitgaan van het besef „dat, wil men de belangen van Nederland en Indië beiden behartigen, niets meer noo- dig is dan Indië, land en volk te ontwikkelenden landbouw tot hoo- ger bloei te brengen, de nijverheid aan te moedigen, den handel te bevorderen.* Nu zouden wij en daarom halen wij die woorden aan om den nieu wen koers aan te geven, dien de Mi nister Bergsma volgt, het omgekeer de moeten zeggen. Dat blijkt uit zijn begrooting, met hare toelichting, die cij fers bevat, over cijfers handelt, waarin van geen beginselen sprake is, maar die, in haar geheele strekking duidelijk maakt, dat de steven is gewend. Men heeft gezegd, dat deze Minister van Koloniën geen hervormend Minister is. Bleef het maar daarbij. Dan zou men na eenige jaren van stilstand op zich zelf erg genoeg, waar zooveel te doen is, den arbeid kunnen hervatten, waar men hem nu gestaakt heeft. Maar wij blijven niet stil liggen, wij gaan den an deren kant uit, wij gaan achteruit en, het is ongelukkig, achteruit gaat men altijd sneller dan vooruit. En wanneer wij dus den goeden koers weer willen volgen, hij, „wat is deien nam hare beide hat-den iu de .,z i\D f Gij weet wel, °aM de vergeving van een tJII UhlU Uttic a/v, imv „Wellicht,zeide hg, „wellicht wee dal;Le beste. Ik begrip zeer goed, dat gg den nacht wenscht, want gij zijt moede van uw levens reis, hoe kort die ook geweest mag zijn; maar het is toch ook mogelijk, dat wij met frissche krachten toegerust, ontwaken en I niet meer van de vermoeienis gevoelen, die I ons aan den avond van ons leven zoo machteloos doet zijn." „Dat klinkt zeer schoon, lieve vicaris. Maar zijt gij zelf waarachtig overtuigd, dat wij weder ontwaken zullen Ach, wanneer wij weder zullen ontwaken, en wij ons herinne ringsvermogen nog hebban, kannen wjj niet gelukkig zgn.* „Ik ben er van overtuigd, dat wij ont waken znllen; of wij ons het verleden zul len kunnen herinneren, geloof ik niet. Even als de vlinder nit de raps ontstaat, zoo zal ook nit ons, een nieuw wezen te voor schijn treden, en dat schepsel, zal van het aardsche leven niets meer weten. Evenwel zal ons vroeger bestaan er invloed op uit oefenen, omdat wij in ons nieuw leven de vrucht van onze aardsche vergankelijkheid oogsten zullen. En zoo zal het leven na onzen dood zici vastknoopen aan het aardsche. Ik geloot echter dat een goede God ons begeleidt, en daar ons niet gevraagd wordt, of wij leven of gelukkig leven willen, maar het een nood wendig iets is, zoo kan de goede God on mogelijk hard met ons omgaan, ofschoon wij toch maar arme zondaars zijn; indien hij ons dit leien doet verlaten, heeft hij er een lieldevolle en genadige bedoeling mede gebad, en alles, wat wij ondervinden, goed on slecht, is zgn wijze beschikking geweest, om onze zielen te louteren." Geertruida's blik hing nog lang, nadat de vicaris geëindigd had, als 't ware aan zijne lippen, en bij gevoelde bij alle smart, toch eeu verbeven geluk, in de nabijheid en tot troost te kannen zijn, van dit zoo zeer geliefde wezen. Eindeljjk leunde tij achter over. „Ik beo zeer moede,* zeide tg zacht. Felicitas legde haar behoedzaam ceder en trok zich op den achtergrond van de kamer terag, waar zg, door het lampenscherm, bescbadnwd, voor zich nit zat te staren. Zg dacbt er over na, of zij ooit wederliefde zoo ondervinden, die Geertrnida zco gemak kelijk won. Zij was na oiet meer jaloerscb. Medelijden had al de andere gevoelens, die haar dikwijls ten opzichte van hare sehoone nicht beheer6cht hadden, verdreven. Maar diep bedroefd was zij dd, niet al leen om het vreeselijk lijden van Geertrni da, maar otk over baar eigen noodlot. Zjj zag, boe Geertrnida daar lag, dood ziek, maar zoo het scheen, toch gelukkiger dan moeten wij een heel eind weegs in ha len, eer wij weer zijn, waar wij nu geko men waren. Meent men, dat wij overdrijven Wijst men ons er op, dat er toch wel voor werken van openbaar nut gelden zijn uit getrokken Het is zoo. Maar dat is alles ter voltooiing van wat onder den voor ganger begonnen was. Geen enkel nieuw werk, geen enkel nieuw plan, geen en kele nieuwe gedachte in de goede richting is uit de begrooting en hare toelichting op te diepen. Ons althans mocht het niet gelukken. Wat er nieuws is, is in de verkeerde richting, strekt om „recht streeksche baten" te bekomen, ten koste van de bevolking, ten koste van handel, landbouw en nijverheid. De Troonrede besprekende, meenden wij de zinsnede omtrent Indië alleen te kunnen verklaren uit de aanwezigheid van den heer Spren- ger van Eyk in het kabinet. Het blijkt nu, dat deze Minister Bergsma verhoo gingen van invoerrechten en van uit voerrechten voorstelt, waartoe in 1886 de heer Sprenger van Eyk, die in zake belastingheffen niet bijzonder schuchter was, den moed miste. Welke gronden hebben nu zijne be zwaren van toen overwonnen? Welke krachtige beweegredenen hebben den heer van Houten, wien de heer van Dedem nog niet snel genoeg vooruitging, kun nen bewegen om nu met Bergsma ach teruit te gaan Zoo zulke gronden en beweegredenen bestaan, wij kennen ze niet en in de stukken vinden wij ze niet. Het gansche regeeringsbeleid van dezen Minister schijnt hierop neer te komen er is meer geld noodig, en als de be lastingen verhoogd worden, komt er meer geld. Afgezien daarvan, dat de finan- ciëeele toestand nog in geenen deele noodig maakt alle middelen goed te ach ten om aan geld te komen, berust de verwachting, dat belastingverhooging hooger opbrengst zal geven, op een zeer wankelen grond. Als de opdrijving te ver gaat, en dat doet zij, naar de inzichten van den heer Sprenger van Eyk van 1886 wanneer men de in- zij. De hand van Geertrnida lag nog al tijd ia die van deo vicaris, en deze man tag baar onafgewend aan, zooals Felicitas nog nooit aangezien was. Zgn sterke ziel scheen een bron van medegevoel te zijn, waaruit zij, de zwakke, troost en hnlp kon pntteo. Eo Geertruida ondervond daar reeds den invloed van. Zij was zoo rnstig, zoo verheven, zoo waarachtig, zoo gelukkig. Had zij dan Wolf niet liet, dat zij in staat was, door de nabijheid van den vicaris, zoo veel beter te worden „O, zij is aanvallig, zoo geheel en al vroow, en dat ben ik niet,* zeide Feliaitas zuchtend. De tijd verstreek, de avond viel en nog altijd zat bet paar onveranderd. Slechts wei nige woorden spraken zij met elkander; het scheen hen overbodig toe. „Gij zijt zoo edel,' zeide Geertrni en drokte zijn hand tegen hare lippen. De vicaris murmelde eenige liefdevolle woorden. Daarna hief Geertruida het hoofd een weinig op en riep: „Fét* Felicitas kwam bij haar. „Fé,* zeide Geertrui nog eenmaal en wenkte haar, naderbij te komen, waarbij zij te gelijk de band van den vicaris los liet. Felicitas boog zich over haar heen. „Lieve Fé,' zeide Geertruida, „wanneer ik dood ben, znlt gij hem de diamanten terug brengen.* „Gij znlt niet sterven, gij zult weder sterk worden.* „Ik weet niet, of dat over mij beslist zal ■jjn,* fluisterde Geertrui na een poos. „Ga naar Engeland en groet hem van mij. Denk ook altijd vriendelijk over mij, wanneer gij golnkkig znlt zijn. Het was mijn schuld niet, dat ik tnsschen n beiden stond.* Felicitas antwoordde niet; de keel was baar als toegesnoerd. Geertruida zonk weder achterover en scheen in te slapen. De vicaris zat bewe gingloos naast het bed. Felicitas ging zacht de kamer uit. „Betty,' zeide zij tot het meisje, „loop dadelijk naar dr. Fischer. „Het gaat zeer slecht met mijne nicht. Hij moet zoo spoe dig mogelijk komen.* Yer volgens keerde zij naar de kamer terug. De vicaris stond zachtjes op. „Zij slaapt, baar adem is rustig,* zeide hij. Felicitas zette zich met hem in een hoek der kamer, waar zij Geertrnida zien, maar toch ook met elkander fluisteren konden. „De dood is een vriend,* zeide de vicaris, voorrechten van aardewerk van 6 op 10°lO brengt en die van manufacturen van 6 tot 8 0 0 verhoogt en het uitvoerrecht van koffie verdrievuldigt, dan handelt men in strijd men de beginselen, die de heer Kappeyne van de Coppello in 1872 bij de toenmalige behandeling van het tarief verkondigde, en die zich loen (nu niet meer?) in de instemming van den heer van Houten verheugen mocht„invoer rechten in het algemeen, waar zij als accijnzen werken, niet af te keuren, al leen onder bijzondere omstandigheden schadelijkuitvoerrechten in het alge meen af te keuren, alleen onder bijzon dere omstandigheden toe te laten." "Wij zouden wel eens willen weten, door welke middelen de heer Van Hou ten, die de lucifers-belasting van den heer Van Dedem nog bestreed, er toe gebracht is, om tot deze verhoogingen zijne toestemming te verleenen want het is toch niet aan te nemen, dat de hee- ren, die zich zóó bezwaard gevoelden, omdat de heer Tak naar hunne meening zijne ambtgenooten te veel voorbijging, nu zich er bij zouden hebben neergelogd, dat voor Indië van koers veranderd werd, zonder, dat zij er in gekend wa ren De rechtstreeksche nadeelen van deze koersverandering zijn al zeer groot, maar jammer genoeg nog niet de ergste. Nog erger is in onze oogen, dat die geheel ongerechtvaardigde verandering in be stuursrichting, die met Indische belan gen hoegenaamd geen rekening houdt, die niet niet eens een gevolg is van strijd over Indische zaken, maar van een on zalige twist, geheel buiten de Indische staatkunde om, io Indië de ontevreden heid doet toenemen, het wantrouwen weer doet opleven, het geloof aan de toekomst ondermijnt. De ondernemingsgeest wordt gedoofd, het kapitaal vreesachtig gemaakt, de gehechtheid aan bet Moederland ver vangen door wrevel en bitterheid. Arm Insulinde, dat bij voortgezetten arbeid op de gelegde grondslagen de schoonste parel had kunnen worden aan de kroon onzer jeugdige Koningin, zoo- „voor deze reine ziel een betere vriend,dan or ooit iemaud op de wereld zijn kan." Felicitas vertrok de lippen een weinig. De vicaris mocht gelooven, dat de dood beter voor Geertruida paste dan Wolf, maar zou hij ook gelooven: beter dan hij zelf Dr. Fischer kwam zeer spoedig. Betty was hem op straat tegengekomen. Hij trad, door Feilcitas gewaarschuwd, op zijne teenen binnen, en zette zich aan bat bed van de slapende neder. Hij zag haar langen tijd aan, vervolgens stond hg op, wenkte Felici tas en den geestelijke en ging met hen in de kamer daarnaast. „Wat zegt gg ervan, Dokter P Kont gij er nog iets tegen doen?' vroeg Felicitas. „Lieve juffrouw,* zeide de arts, „iets doen kan mco bij deze soort zieken niets. Deze zenuwziekten drijven den spot met onze kunst.* „Zoo, dos alles is voorbij „Integendeel,zeide dr. Fischer op boop- vollen toon. „Er is iets opgetreden, ik weet niet wat, waardoor de stemming, de toe stand van de zieke geheel veranderd is. „Reeds, dat zij slaapt, en zonder hulpmid delen slaapt, zooals ik zie, is een zeer goed teeken. Mij schijnt het toe, als is er een crisis ingetreden en overwonnen.* „Wat bedoelt de dokter?* vroeg de vica ris, die geen dnitsch verstond, maar die het gelaat van den dokter scherp op nam. Felicitas verklaarde bet hem. De vicaris sloeg de oogen neder. Een smartelijk gevoel doordrong hem. Was hij dan niet zoo edel, als hij hoopte ie zijn Ondervond hg werkelijk ijverzucht bij de gedachte, dat dit meisje niet sterven zon en naar den hemel gaan zou, waar hg haar later ais de zijne wederzien zon „Wjj kunnen niets doen, dan de natanr behulpzaam zijn,* voer de arts voort. „Zij moet ongestoord slapeD, en wanneer zij ontwaakt, moet men haar geven, wat zij verlangt zooderling, hoogst interes sant 1* „Wat?* „Dit zenuwlijden. Geheel en al ondoor grondelijk. Weet ge, ik hond het voor zeer goed mogelijk, dat zij den geheelen nacht slaapt en morgenochtend honger heeft. Haar kienr is geheel anders dan hedenmorgen. Het bloed is een klein weinig naar de wan gen gestegen en de smartelijke, krampach tige trek om den mond is verdwenen.* „Na ja, omdat zij slaapt,* zeide Felici tas „Zekerlijk, maar wij kunnen nu ho pen l*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1894 | | pagina 1